25e maand

Dag 1

Ik zie mijn derde jaar vol vertrouwen tegemoet. Ik ben veel groter en wijzer. Ik ben buitengewoon behendig met mijn handen. Ik kan met een lepel eten wanneer ik daar zin in heb – alleen is het veel leuker met je vingers. Ik kan goed overweg met een gewone beker – niet zo’n peuterbeker met een tuitje ook dat wanneer ik daar zin in heb, wat meestal wel zo is, want met gewone bekers kun je veel lolliger knoeien. Ik blijf zelfs soms droog in een oefenbroekje – alleen voel ik daar maar heel zelden voor.

En ik bezit nu een woordenschat van bijna tweehonderd woorden – al moet de taal waar sommige woorden toe behoren, nog worden uitgevonden.

Het is gewoon een feit dat een groot aantal hoog ontwikkelde vaardigheden mij heel gemakkelijk afgaan. En waar zal ik die vaardigheden in mijn derde jaar voor gebruiken?

Je raadt het al. Ik ga ze gebruiken voor hetzelfde nobele doel waar ik mijn eerste twee jaar aan heb gewijd: het leven van mijn ouders tot een hel maken.

Je moet het ze anders wel nageven: ze doen soms echt hun best. Vandaag hebben ze bijvoorbeeld een verjaarspartijtje voor me georganiseerd. Ze hebben allebei een middag vrij genomen, en dat zegt wat. Ze hebben het groots aangepakt: massale hoeveelheden cakejes, drilpuddinkjes, chips en dergelijke. En een grote stapel met zakjes snoep voor mij.

Fantastisch, dacht ik. Eindelijk verschaffen mijn ouders mij de levensstijl die ik verdien.

Maar toen moesten ze zo nodig alles weer bederven door een heel stel andere peuters uit te nodigen waar ik al dat lekkers mee moest delen! Ze nodigden zelfs het verachtelijkste object van de hele wereld uit: Baby Einstein, die rond dezelfde tijd geboren is als ik en mij sindsdien gek heeft gemaakt door iedere ontwikkeling maanden eerder door te maken, nog voor ik zelfs maar op het idee kwam.

Vandaag heb ik er in elk geval voor gezorgd dat Baby Einstein wrijvend in betraande, met room en pudding besmeurde oogjes naar huis ging.

Maar het ergste was nog dat mijn ouders mijn zakjes snoep gingen weggeven aan al die andere peuters! Er bleef er maar één voor mij over! Over gemeen gesproken.

Bij mijn volgende verjaarspartijtje stel ik zelf de gastenlijst samen. En daar komt dan niemand anders op te staan.

Daar staat tegenover dat ik op deze manier wel meer cadeautjes krijg. Alle peuters brachten iets voor me mee.

Tussen twee haakjes, eind vorig jaar kwamen mijn ouders met iets waarvan ik alleen maar kan aannemen dat het hun idee van een geintje was: ze deden net alsof ze nog een baby kregen. Ik ben blij te kunnen zeggen dat ik sindsdien niets meer van die onzin heb gehoord. Er is helemaal geen Nieuwe Baby op komst.

EEN STEM UIT DE BAARMOEDER

Kan je net denken, ouwe jongen.

En óf ik besta. Reken maar van yes!

Het is vreemd en donker hier binnen. ‘n Beetje klotserig ook…Maar denk erom: laat niemand proberen mij te negeren, want ik ben hier en ik blijf hier.

Okee, ik ben dan misschien nog maar 2,2 centimeter lang. En misschien lijk ik op het ogenblik meer op een kikkervisje dan op een baby, maar ik besta wel degelijk, en ik hou precies in de gaten wat er daarbuiten gebeurt.

Ik ontwikkel me razendsnel. Nog maar een paar dagen geleden heb ik neusgaten gekregen!

Wow! Wat een belevenis! Ik kan er nog niks in stoppen, maar dat komt nog wel. Dat is alvast iets om naar uit te kijken.

Houd er rekening mee – dit is een embryo dat niet met zich laat sollen. En dit is een moederschoot met weids schootsveld!

Dag 2

Ze hebben ook lef! Je zou toch denken dat mijn gedrag van gisteren mijn ideeën over dat onderwerp onmiskenbaar duidelijk hadden gemaakt, en toch werd ik vanmiddag naar Baby Einsteins verjaarspartijtje gestuurd. (Niet alleen is die kleine griezel verder dan ik, hij is nog een dag jonger ook.) Nou ja, ik had weer dezelfde ammunitie bij de hand, dus zorgde ik ervoor dat Baby Einstein aan het einde van een tweede partijtje opnieuw taart en pudding uit zijn betraande oogjes moest vegen.

Mijn vader kwam vroeger van Zijn werk om me op te halen. Ik kreeg een zakje snoep bij het weggaan en toen zei Hij bij wijze van grapje tegen mijn gastvrouw: “Misschien moet ik er nog maar een meenemen voor de nieuwe baby die op komst is…”

Als ze zo nodig over de Nieuwe Baby willen blijven zeuren, dan gaan ze hun gang maar. Mij maakt het niet uit. Ik hield er twee zakjes snoep aan over.

Dag 4

Zaterdag. Vandaag een meningsverschil met mijn moeder gehad. Het was een kwestie van logica, nooit Haar sterkste punt.

Het ging om mijn kaplaarzen. Zij wilde dat ik mijn sokken aantrok voor ik mijn laarzen aandeed. Maar ik wilde juist eerst mijn laarzen aandoen en daarna kijken of Zij mijn sokken eroverheen aan kon krijgen.

We hebben daar een uur of wat over gediscussieerd. Dat vond ik wel leuk – ik houd er wel van de degens te kruisen in het debat – maar Zij leek er minder van te genieten. Ze bleef maar argumenteren dat mijn sokken nat zouden worden, en dat ik blaren zou krijgen in de laarzen. Maar Ze wilde maar niet begrijpen waar het om ging, namelijk dat wat ik voorstelde veel LEUKER zou zijn.

Ten slotte zei Ze op een toon die bijna boos klonk: “Ik weet wat er met jou aan de hand is. Jij zit gewoon in de ‘peuterpuberteit’.”

Deze uitdrukking had ik nooit eerder gehoord. Maar ach, als Zij denkt dat ik in de peuterpuberteit zit, dan zal ik mijn uiterste best doen aan Haar verwachtingen te voldoen. Per slot van rekening zou ik Haar niet graag teleurstellen.

Dag 10

Mijn dagen vertonen een bepaalde regelmaat. Zij gaat nog steeds naar Haar werk. Ik heb Haar onophoudelijk aan Haar verstand proberen te brengen dat Zij tekortschiet in Haar verplichtingen tegenover mij en dat Ze veel meer voldoening zou vinden als ze zou doen doen wat Ze hoort te doen, namelijk: thuisblijven, toegeven aan elke gril die in mijn hoofd opkomt, en verrukt reageren op elke vordering die ik vertoon. Maar luistert Ze naar mij? Nee.

Het gevolg is dat ik doordeweeks overdag word verzorgd door een hulp die ik het Bakbeest noem. Ze is een jonge vrouw die noch op schoonheid noch op intelligentie kan bogen. In feite zou ze een wel heel droevig geval zijn als ze niet één ding had dat de afgunst van de gehele beschaafde wereld opwekt. Ze heeft de eer voor mij te mogen zorgen.

Dag 12

Ik beschik nu over mijn eigen privézwembad – heel chic. Ja, ik heb al dat vruchtwater om me heen en daarin kan ik net heen en weer wiegen…heen en weer…Heel luxueus.

Heen en weer…heen en weer…

Maar ja, echt interessant is het niet. Ik mag dan veel inzicht hebben, erg veel uitzicht heb ik niet. Ik bedoel, mijn ogen zijn nu volledig ontwikkeld, maar het is een beetje moeilijk erachter te komen of ze ook werken wanneer je alleen maar ronddobbert in het duister.

Nou ja, misschien kan ik wat leven in de brouwerij brengen door wat ingewikkelder bewegingen te maken. Mijn eigen synchroon zwemprogramma, dat lijkt me wel wat. Misschien een of andere moeilijke salto achterover of…

Hela! Ik merk ineens iets. Ik dacht dat ik vrij was, dat ik hier los ronddobberde, maar dat is niet zo. Ik zit in feite vast aan de zijkant verankerd met een soort kabel. Hmm, dat zal mijn bewegingsvrijheid aardig inperken bij de gebruikelijke vruchtwater-aerobics.

Ach nou ja, dat moet dan maar…Veel kan ik er niet tegen doen.

Daar gaan we weer. Heen en weer…heen en weer…

Dag 16

Heen en weer…heen en weer…

Dit wordt behoorlijk saai.

Heen en weer…heen en weer…

Als ik tegen de zijkant schop, zal iemand me misschien horen en me eruit laten…

Een, twee, drie, harde schop!

Niets. Geen barst. Ik geloof niet dat iemand het gehoord of gevoeld heeft. Ik ben te klein, zie je. Ik ben hard gegroeid, maar ik ben nog steeds maar 6,5 centimeter lang. Dat is niet al te groot, hè? Ik

bedoel als een visser me aan de haak zou slaan, zou hij me vast en zeker teruggooien.

Heen en weer…heen en weer…

Dag 21

Vandaag kwam een andere peuter bij me spelen. Als dat klinkt als een hele gebeurtenis, begrijp me dan niet verkeerd. Het is gewoon een systeem dat het Bakbeest met een andere kinderhulp heeft bedacht, zodat ze om beurten de kans krijgen om alleen boodschappen te doen.

Ik kan die andere peuter niet uitstaan en dat schijnt wederzijds te zijn. Ik noem hem Huilebalk, omdat ik hem altijd aan het huilen kan krijgen.

Je zult het misschien ouderwets van me vinden, maar volgens mij gaat er niets boven een goedgerichte vinger in het oog.

Dat brengt de Huilebalk altijd goed op gang.

Dag 24

Ouders hebben één grondregel: ze staan erop om hun eigen glazen in te gooien. Eigen glazen ingooien heeft dezelfde aantrekkingskracht op ouders als een hoge klip voor de gemiddelde lemming.

Neem nou bijvoorbeeld eten. Ik ben een bijzonder kieskeurige eter geworden. En dat heeft Ze helemaal aan zichzelf te danken. Weer een volmaakt voorbeeld van het eigen-glazeningooiensyndroom.

Het ligt aan het soort voedsel dat ik krijg. Wanneer ze eenmaal vast voedsel mogen, eten baby’s vrijwel alles wat de binnenkant van hun kleine mondje niet direct aantast.

En toch is de troep die we te eten krijgen – tenminste in dit land – zo smakeloos alsof het is samengesteld door een Groen Linkse kwakzalver. Het grootste deel van mijn dieet is het afgelopen jaar uit die kleine potjes en pakjes gekomen die namen hebben als een komisch duo: rundvlees – andijvie, kip – appelmoes enz. En zoals ik al constateerde in een eerder werk*, ze smaken allemaal precies hetzelfde, naar nat karton.

Dagboek van een ettertje – Wat zeg je me nou? Heb je dat niet gelezen?

Het probleem is dat een dieet van nat karton de smaakpapillen behoorlijk afstompt. Ze worden slap en lui en ze zijn niet opgewassen tegen de schok plotseling iets te proeven waar SMAAK aan zit.

Dus toen ze vanavond op advies van een van Haar boeken over kinderverzorging, mijn verzwakte smaakpapillen met iets gewaagders wilde laten kennismaken, kreeg Ze een vastberaden weigering.

Ik weet niet precies wat het was. Iets wat zij aten, iets met kruiden, iets waar ik waarschijnlijk dol op zal worden wanneer ik ga studeren en voor het eerst op kamers woon.

Maar er was geen sprake van dat mijn jeugdige smaakpapillen, verslapt door een continu dieet van nat karton, de vreemde ervaring aankonden van VOEDSEL DAT ERGENS NAAR SMAAKT.

Ik drukte mijn ontstemming op de gebruikelijke manier uit, door het bord van mijn kinderstoel af te kieperen. Met het geluk dat je alleen maar hebt wanneer het lot je buitengewoon gunstig gezind is, zag ik het bord precies ondersteboven op de kop van de kat neerkomen.

Sorry, mam. Ik ben bang dat het advies van je boek ‘geleidelijk nieuwe smaken aan het dieet van de baby toevoegen tot hij of zij hetzelfde eet als de rest van de familie’ gedoemd is te mislukken. Nee, je zult tot in lengte van dagen speciale maaltijden voor me moeten klaarmaken. Tjonge, wat een macht!

Dag 25

Besluit genomen over mijn toekomstige dieet. Junkfood uit de diepvries: vissticks, hamburgers, ovenfriet en al die troep. En nooit iets dat ook maar het geringste vleugje groen vertoont.

Niets dat op verse groente lijkt. Bah nee, vergeet het maar.

Het is niet dat ik meer van het ene soort eten dan van het andere houd. Dit is een machtsstrijd, en ik kan geen misverstand laten bestaan over de uitgangspunten.

Bovendien heb ik iets nodig om Haar te laten boeten voor alle schijnheilige uitspraken die ik Haar tegen Haar vriendinnen van de praatgroep heb horen doen, beginnend met “Geen kind van mij zal ooit…”

“Geen kind van mij zal ooit ovenfriet te eten krijgen.”

“Geen kind van mij zal ooit tussen de maaltijden door mogen snoepen.”

O, wat een genot Haar dat in te peperen. Met een baby die verslaafd is aan junkfood zal Ze geen van hen nog recht in de ogen kunnen kijken.

Trouwens ik weet niet waar Ze over klaagt. Afgezien van een korte fase warin ik alleen maar friet en mandarijnen at, heb ik me erg ingehouden op het voedselfront. Mijn moeder weet niet hoeveel geluk Ze heeft.

Dag 26

Hmm, jammer dat ik Haar niet voor gek kan zetten op het oude ‘Geen kind van mij zal ooit mogen roken’ front, maar ze hebben geen sigaretten in huis en bovendien weet ik niet zeker of mijn kleine vingertjes wel een aansteker kunnen hanteren.

Maar maak je niet druk, die dag komt nog wel.

Dag 29

Heen en weer…heen en weer…

Ik verveel me echt te pletter.

Misschien zou ik eens iets anders moeten proberen…?

Heen en weer…heen en weer…

Dag 31

Het Bakbeest heeft vandaag iets onvergeeflijks gedaan. Ze heeft Oevie weggegooid!

Oevie, moet ik even uitleggen, is een knuffelbeest, een kikker. Nee, eigenlijk is dat niet helemaal juist. Oevie was een knuffelkikker.

Ik heb hem van een van Haar vriendinnen gekregen…Eervorige Kerstmis, geloof ik. Toen besteedde ik er geen aandacht aan. Het was mijn eerste Kerstmis en ik deed net alsof ik meer geïnteresseerd was in het inpakpapier dan in de cadeaus – ach, dat vonden ze nu eenmaal leuk.

Maar een paar maanden later wroette mijn moeder diep in de speelgoedkast, wanhopig op zoek naar iets dat mijn aandacht meer dan dertig seconden gevangen zou kunnen houden, en haalde Oevie eruit.

Nou, voor de vorm bleef ik nog even doorkrijsen om te laten zien, dat ik niet zo gemakkelijk af te leiden was, maar ik had eigenlijk wel zin in spelen met een knuffelkikker.

De daarop volgende maanden deed ik net alsof ik erg gehecht raakte aan Oevie. Ik sjouwde hem bijna overal met me mee en ik protesteerde luidkeels als ze me zonder hem in bed wilden stoppen. Niet dat ik nou echt zo verknocht aan hem was – het valt niet mee om een emotionele band aan te knopen met een opgevulde lap – maar omdat ik begreep wat een mogelijkheden hij bood om mijn ouders tot razernij te brengen, ging ik door met net doen alsof.

In feite heeft Oevie ook de plaats ingenomen van mijn denkbeeldige vriendje, Durpie. Denkbeeldige vriendjes zijn allemaal goed en wel, maar daar komt een hoop gepraat aan te pas. Het is heus niet zo gemakkelijk om “Daar kun je niet zitten. Dat is Durpies stoel,” te zeggen. Maar met Oevie hoef ik geen woord te zeggen. Als Oevie op een stoel zit, is het maar al te duidelijk dat het Oevies stoel moet zijn. Dus bespaarde dat me een hoop adem en krijste ik gewoon de hele boel bij elkaar als iemand op Oevie ging zitten of hem probeerde te verplaatsen.

Maar ook al mocht niemand anders aan hem komen, ikzelf onderwierp hem aan elke denkbare vernedering. Aan een touwtje sleepte ik hem overal rond. Ik zat de hele tijd aan hem te zuigen of op hem te kauwen. Ik plaste op hem. Ik poepte op hem. Ik kotste op hem. Ik wreef eten, zand en modder in hem.

Ik gooide hem in de wc. (Hij bleef steken en ze moesten de loodgieter erbij halen. Dat vonden ze enig.) Ik gooide hem uit het wandelwagentje in elke plas waar we langs reden. En als ik maar even de kans kreeg, smeet ik hem in het eten van de kat.

Maar knuffelkikkers zijn over het algemeen niet gebouwd op duurzaamheid, en door mijn behandeling raakte Oevie algauw in een dieptreurige conditie. Die werd nog verergerd door het feit dat hij een groot deel van zijn leven in de wasmachine doorbracht en de rest van de tijd in mijn mond. Mijn moeder zat constant in de zenuwen over BACTERIËN.

“Niet doen!” gilde Ze dan. “Niet in je mond stoppen! Je weet niet waar hij in gelegen heeft.”

Dat was volslagen nonsens. Ik wist precies waar hij in gelegen had. Per slot van rekening had ik hem er zelf in gelegd.

In elk geval doet acht maanden lang dagelijks een volledige wasgang in een wasmachine het gemiddelde knuffelbeest geen goed.

Geleidelijk begon Oevie zijn vulsel kwijt te raken, en door mijn maandenlange kauwen en zuigen liep hij langzaam leeg als een band met een piepklein lekje. Wanneer hij nu plat op de vloer ligt heeft hij veel weg van een verkeersslachtoffer.

Maar weerhoudt deze fysieke achteruitgang mij van demonstraties van genegenheid voor het groezelige vod? Nee, ik ben doller dan ooit op Oevie.

Toen ik vandaag dus met het Bakbeest mee ging boodschappen doen, zorgde ik ervoor dat ik Oevie de hele tijd tegen mijn boezem geklemd hield.

Het was op de terugweg dat de crisis zich voordeed. Ik was het wagentje uitgekomen en liep het laatste stukje naar huis (dat doe ik tegenwoordig als ik zin heb). En op de stoep vlakbij ons huis, lag een enorme verse hondendrol.

Nou, ik deed wat voor de hand lag.

Ik liet Oevie er middenin vallen en zette mijn voet erop om hem er dieper in te drukken.

Het resultaat was dat niet alleen Oevie maar ook mijn schoen onder zat.

Toen het Bakbeest aan kwam rennen om me weg te trekken, verloor ik mijn evenwicht en viel, zodat ik er zelf ook nog middenin kwam te zitten. Mijn speelbroek zat van top tot teen onder de hondenpoep.

Nadat ze mij helemaal schoongemaakt en verkleed had, deed het Bakbeest iets onvergeeflijks.

Ze pakte Oevie op met een houten tang en zei: “Nou, daar krijgen we de bacteriën nooit meer uit. Dus neem maar afscheid van Oevie. Het spijt me maar hij gaat linea recta de vuilnisbak in.” En dat deed ze nog ook.

Wat het nog erger maakte, was dat vandaag het vuilnis werd opgehaald.

Ik brulde de hele rest van de middag.

Niet dat het me echt veel kon schelen, maar zo’n goeie kans om heibel te trappen laat ik me niet ontglippen.

Toen Ze thuiskwam van Haar werk, vertelde het Bakbeest wat er gebeurd was. Ik moet het mijn moeder nageven, Ze zei: “O jee, ik weet niet of je dat wel had moeten doen. Oevie is heel belangrijk voor Baby, zie je.”

Ik was ontroostbaar. Ik bleef de hele avond doorbrullen.

Ik bleef de hele nacht doorbrullen.

En het woord dat steeds terugkwam in mijn jammerkreten was “Oevie! Oevie! Oevie!”

Het had een hart van steen kunnen breken.