Hoofdstuk 6

Het gevaar begon op ongeveer een lichtjaar afstand van het doel: de afstand waarbinnen de directe trillingen in de ruimte, uitgezonden door een vaartuig tijdens een hypervlucht, waarneembaar zijn. Beljagor's schip bevond zich buiten die straal, met haar eigen ontvangers wijd open. Niet dat er een noemenswaardige kans bestond dat een stipje als dat bij toeval zou worden ontdekt. Falkayn, die haar positie kende, zou al genoeg moeite hebben met het rendez-vous. Maar als Beljagor het 'kielzog' van een ander schip zou opmerken zou hij wel zo voorzichtig zijn zijn eigen hulpmotoren niet te starten voor de vreemdeling zich weer op veilige afstand bevond. 

Voor Falkayn bestond die keus niet. Hij schoot met volle quasi-snelheid recht op Beta Centauri af. 

De zon voor hem uit groeide en groeide. Op het vergrotingsscherm kon hij de schijf nu zien, helblauw en verschrikkelijk, ziedend van de nucleaire stormen, waardoor uitsteeksels van wel een miljard kilometer werden gevormd. Elf maal de massa van Sol; veertienhonderd maal zo licht; over een afstand van een volle honderdnegentig lichtjaren een van de helderste sterren aan de Aardse hemel.

Hij probeerde een liedje te fluiten, maar het geluid klonk te zwak en bang.

Dichterbij. Nog dichterbij. Nu kon hij de camera's starten. Zij fotografeerden de beeldschermen, die de afwijkingen en het Doppler effect compenseerden en gaven een stabiele achtergrond van constellaties te zien. Planeten echter kwamen over als een streep meteoren - ja, daar! Falkayn veranderde zijn koers en hervatte zijn waarnemingen. Niet lang daarna had hij de drie coördinaten om zijn computer mee te voeden. 

Hij had nog maar enkele van de rondcirkelende werelden ontdekt, en dat waren lang niet allemaal eventueel bewoonde. Maar wat hij had was toch voldoende, vooral toen bleek dat men zich op bij benadering zevenendertig astronomische eenheden van de zon verwijderd bevond, de goede afstand en de goede diameter voor Neuheim. En, jawel, op zijn schermen waren trillingen te zien van kriskras plaatselijk verkeer, een komen en gaan tussen de sterren onderling. 

Een indicatie was veel te dichtbij naar zijn smaak en kwam nog steeds nader. Een patrouilleschip moest hem op het spoor gekomen zijn en nu op weg zijn om een onderzoek in te stellen. Nu, ze zou verdomd snel moeten zijn om deze kleine schoonheid in te halen! 

Dat was ze.

Terwijl hij de ruimte invluchtte, zag Falkayn hoe de krachtpeilingen steeds sterker werden. Hij fronste, trok eens aan zijn pijp en cijferde. Hij zou een rendez-vous met Beljagor tot stand kunnen brengen voordat hij werd ingehaald, maar tegen die tijd zou de Antoraan op minder dan een lichtjaar afstand van hen beiden zijn en ze alletwee tegelijk in zicht hebben. Misschien zouden ze uit elkaar kunnen gaan ... 

Er begon een tweede naald uit te slaan op het paneel van de detector. Falkayn zei een paar lelijke woorden. Een ander schip naderde. Bij het analyseren van de richtingen en de snelheidstoename kwam hij tot de conclusie dat Nummer Twee hem niét zou kunnen inhalen - maar wel de langzame Holbert van Beljagor zou kunnen rammen.

Dat was dat. Wat hem nu te doen stond was het uitschakelen van alle hulpmotoren en zich koest houden, verborgen in de eindeloze uitgestrektheid van de ruimte. 

Oh-oh. Als deze knapen wisten wat ze deden, zouden ze het punt waar hij gestopt was - op deze afstand - binnen verscheidene miljoenen kilometers kunnen opsporen. Dan zouden ook zij alles uitschakelen wat maar kon en dan afgaan op de neutronenuitstraling van zijn motoren. Of hem eenvoudigweg aftasten met een radarstraal.

"Broer," zei Falkayn bij zichzelf, "je gaat er aan, met uitjes." Hij keek die pracht in, die de ruimte was, zon na zon tot de zonnen zo dik gezaaid waren dat ze opgingen in de grote zilveren vloed van de Melkweg. Hij herinnerde zich hoe het licht wordt gevangen in de bladeren van een door de wind beroerde boom; en hoe goed het bier had gesmaakt in een gek Zwitsers cafeetje; en hoe vaak hij met zijn vrienden had gelachen; en hoe een vrouw aanvoelde; en hij voelde totaal geen ambitie om de held uit te hangen.

Irriteer ze niet. Geef je over. Anders tasten ze je hyperfrequentie af en jagen ze een raketkop tussen je oren. 

Beljagor kon nog altijd rapport uitbrengen aan de Bond, als de vijand naar huis teruggekeerd was. Natuurlijk, dan zou hij geen bevestiging hebben omtrent de aard van Beta Centauri. Het niet komen opdagen van Falkayn was onvoldoende bewijs, want er zou hem ook iets anders kunnen zijn overkomen. Dus de Bond zou eigen spionnen moeten uitzenden, die ook weer ontdekt zouden worden. Als ze ultrasnelle schepen zouden gebruiken, zouden ze kunnen wegkomen, maar de vijand zou gealarmeerd zijn en zeer streng de wacht houden rondom de thuiswereld. Als er dan oorlog van kwam, zou die heviger zijn dan men durfde te denken, hele planeten zouden in vuur kunnen opgaan, Jutta zou in een wolk gloeiend gas verdwijnen, Falkayn zelf - Judas!

Waarom was er geen radio, sneller-dan-het-licht, zodat hij een boodschap naar de factor zou kunnen zenden, voordat hij moest stoppen? Naar de hel met de wetten van de fysica! De hyperracer trilde en gonsde van opgekropte energie. Falkayn werd zich op een gekmakende manier bewust van dorst, jeuk tussen de schouderbladen, de behoefte aan een kapper. Dit was geen ogenblik om mens te zijn. Denk, verdomme. Hij kon het niet. Hij beende de cockpit op en neer, rookte tot zijn tong als leer voelde, wurgde een bord eten naar binnen en kwam weer terug om naar de beeldschermen te kijken. Tot hij tenslotte zei: "Naar de hel er mee," zijn laatste fles Scotch leegde en ging slapen.

Hij werd een paar uur later wakker en toen had hij de oplossing. Hij bleef nog even naar het plafond liggen staren, met ontzag voor zijn eigen genie. Maar volgens de computer zou hij weldra Beljagor bereiken. Wat betekende dat hij nu door zijn achtervolgers waargenomen kon worden en dat de factor uit Jaleel zeker een Beta-kleurig schijnsel zou vervloeken wat hij op zijn instrumenten zag. Hij zou onder deze omstandigheden vast niet slapen - hij niet.

"Pluk de dag," zei Falkayn en bewees dat zijn originaliteit ook zijn grenzen kende. Hij sprong uit zijn kooi en begon aantekeningen op te krabbelen. 

"Oké maat." Hij ging in de stuurstoel zitten. 

Schakel uit die hulpmachines en zet de zaak in het donker. Een minuut later, inschakelen weer. Dertig seconden later, weer uit. Een minuut later, weer aan. Polesotechnische pulseercode. De naalden van welke detector dan ook, die op hem ingesteld zou zijn, zouden heen en weer vliegen, streep-punt-streep-streep-punt. HYPOTHESE BEVESTIGD. F. De hele cyclus nog een keer herhalen, om er zeker van te zijn dat Beljagor het zag. En nog eens. Laat hem zich maar afvragen of die F nog iets anders betekent behalve een initiaal. Hij zou de rest wel begrijpen en dat was alles wat er op aankwam. Als God het wilde, zouden de Antoranen het niet begrijpen; deze speciale code werd geheim gehouden.

De motoren begonnen te protesteren tegen deze mishandeling. Falkayn snoof iets van verschroeide isolatie op en hoorde een dreigend gekerm in het gezoem van de hoofdmachine. Hij veranderde de vectoren, zette onder een scherpe hoek koers naar zijn vorige baan en hield een constante snelheid aan. Uit zijn berekeningen bleek dat, als Vijand Nummer Een naast hem zou opduiken, ze al meer dan een lichtjaar van Beljagor verwijderd zouden zijn. Dan zou Vijand Nummer Twee komen, die heel voorkomend ook zijn kant uit kwam. Falkayn schakelde de automatische piloot in, nam een douche, trok zijn fraaiste kostuum aan en maakte een uitgebreid ontbijt klaar.

Vervolgens vernietigde hij zijn foto's, registers, routekaarten en bepaalde delen van zijn logboek en bracht een aantal vervalsingen op artistieke wijze aan. Schepen van de Bond zijn uitgerust en voorbereid op een grote verscheidenheid aan noodgevallen.

De Antoraan draaide bij, een schip van de Comet klasse met

gemeen-ogende kanonnen. Zijn zoeklicht flitste het signaal voor stoppen. Falkayn gehoorzaamde. De ander deed hetzelfde, paste zijn snelheid aan en bleef dan op een voorzichtige afstand. De radio zoemde. Falkayn schakelde op ontvangst. Een menselijke officier met een lang gezicht en een borst vol lintjes keek hem aan vanaf het scherm.

"Hallo," zei Falkayn. "Spreekt u Anglisch of Latijn?" 

"Ja," zei de man. Hij koos het eerste. "Maak u bekend." 

"FL hyperracer Greased Lightning van Tricorn op weg naar Hopewell, reiziger Sebastian Tombs als enige aan boord. En wie bent u dan wel?"

"Neuheims oorlogsschip Graf Helmuth Karl Bernhard von Moltke. Landeigenaar Otto von Lichtenberg als commandant. Tot u spreekt Oberleutnant Waker Schmitt." 

"Neuheim? Waar voor de donder ligt dat? Nooit van gehoord."

"Wass ist uwe bedoelung? Warum hebt u geprobierd zu entkommen?"

"Mijn bedoeling is," zei Falkayn, "een reis te maken van mijn standplaats op Tricorn om een aantal reserveonderdelen op te halen van het Polesotechnische station op Hopewell. We hebben een overstroming gehad en die heeft er bij ons nogal een puinhoop van gemaakt. En waarom ik voor u op de vlucht ging, goede hemel, als vreemdelingen een knaap achterna gaan zitteri, wat verwacht u dan dat hij zal doen?"

 "U hebt angenommen dass wij unvriendelijk waren," zei Schmitt, meer boos dan verdrietig. "Misschien bent u unvriendelijk zu uns, hè?"

"Nee, hè. Als u uw navigatietabellen nakijkt, zult u zien dat Beta Centauri bijna midden tussen Tricorn en Hopewell ligt. En ik was op weg naar Hopewell in plaats van naar een post dichterbij, omdat Hopewell de dichtstbijzijnde planeet is waarvan ik zeker weet dat ik het materiaal kan krijgen wat we nodig hebben. Toen ik Beta voorbijvloog, merkte ik een onregelmatigheid in de motoren op." Die was er nog steeds, dank zij het feit dat hij ze als radio had-gebruikt. "Om de vectorcontrole te checken, ben ik een paar maal van koers veranderd, zoals u waarschijnlijk wel gemerkt zult hebben. Toen, woesj, ontdekte ik plotseling hier voor me een schip, waar geen schip behoorde te zijn. Misschien was u op een onschuldige wetenschappelijke expeditie, uit op een praatje. Maar ik was niet van plan dat risico te nemen. Piraten bestaan, weet u. Ik ging er vandoor. Mijn motoren begonnen uit zichzelf secundair in en uit te schakelen. Ik probeerde van koers te veranderen in de hoop dat u zou begrijpen dat ik niet op gezelschap gesteld ben. En hier zijn we dan."

Falkayn mat zich een verontwaardigde blik aan erf trommelde op het dashboard. "Het ziet er naar uit dat u degeen bent die iets uit te leggen heeft," blafte hij. "Wat is die Neuheim komedie? Waarom hangen oorlogsschepen rond een blauwe reus? Wat is de bedoeling van het achternazitten van een onschuldige voorbijganger? De Polesotechnische Bond zal hier het een en ander van horen!"

"Misschien," zei Schmitt. "Blijft u stand-by, dan kommt jemand an boord."

"Wel verdomd, u hebt het recht niet - "

"Wij haben verschiedene atoomkanonen op u gerichtet. Ist dass recht genug?"

"Jawel," zuchtte Falkayn.

Hij werkte mee aan het tot stand brengen van een verbinding tussen de luchtsluizen door middel van een buis. Schmitt kwam binnen met een stel wachten, die hun geweren op hem richtten, en eiste zijn papieren in te zien.

Tenslotte: "Alzo goed, Herr Toms. Het zou kunnen dat u ehrlich bent. Ik weet het niet. Wij haben unze orders. Het zal notwendig zijn u op Neuheim te interneren."

"Wat!" bulderde Falkayn. Hij hield zijn adem in tot hij paarsrood werd en zijn ogen uitpuilden. "Bedenkt u goed wie ik ben. Ik ben een gediplomeerd lid van de Polesotechnische Bond!"

"Dat is dan jammer voor u," zei Schmitt. "Kom mee." Hij greep Falkayn's pols.

Falkayn rukte die terug, ging kaarsrecht staan en zegende zijn vader, omdat die hem de juiste manieren had bijgebracht. "Meneer," zei hij, en er droop vloeibaar helium van elk woord, "als ik dan gevangen genomen moet worden, protesteer ik tegen de onwettigheid, maar ik zal me er aan moeten onderwerpen. Niettemin, er bestaat zoiets als oorlogsrecht. Voorts ben ik de rechtmatige opvolger van de Baronie van Dragonshaw, in het Verenigd Koninkrijk van Nieuw-Azië en Radagach. U zult mij behandelen met het respect dat mijn positie vereist!"

Schmitt verbleekte. Hij klapte de hakken tegen elkaar, boog en volgde met een saluut. ,Jawohl mein Herr," hijgde hij. "Ik verzoek u zeer dringend mij te willen vergeven. Wenn u mij dat schlechts eerder had mitgedeeld - de Landheer van Lichtenberg zal gaarne die ehr hebben u voor de thee uit te nodigen."