Hoofdstuk 1

Het gangpad lijkt ontiegelijk lang.

En wat zit mijn diadeem strak! Kun je ook aankomen om je hoofd; heb ik soms zwembandjes rond mijn schedel?

En mijn schoenen doen vreselijk pijn. Hoe prachtig of peperduur ze ook mogen zijn, mijn voetzolen voelen alsof ze over een kaasrasp zijn gehaald en daarna in zoutzuur zijn gedoopt.

Ik zag Mark aan het begin van het gangpad staan. Hij keek vrolijk en ontspannen. Maar ja, hij hoefde hier ook niet te lopen, op tien centimeter hoge Christian Louboutins en in een strak toelopende maxi-jurk. En je ziet die rotschoenen niet eens, Angela, foeter ik tegen mezelf. Niet eens het puntje van de neuzen!

Nu voelen mijn handen ook nog eens zweterig aan. Zou ik al vlekken in mijn oksels hebben? Ik probeerde stiekem te gluren, zonder dat er iets belangrijks in mijn boeket verschoof.

‘Angela? Alles goed?’ zei Louisa fronsend. Zij was een toonbeeld van perfectie: doodkalm, smetteloze make–up;, kaarsrechte rug.

En ze droeg nog hogere hakken dan ik!

‘Mm-mm,’ antwoordde ik, welbespraakt als altijd. Godzijdank is het haar bruiloft, niet de mijne. En, alstublieft God, nu ik het er toch over heb: wilt u zorgen dat Mark niet ziet wat een waardeloos bruidsmeisje ik ben, voor het geval dat hem zo afschrikt, dat hij voor óns geen datum meer wil prikken?

Zo hobbelde ik dus achter Louisa aan door het gangpad. Ik schonk mijn vader en moeder een klein glimlachje, vergezeld van een op de gelegenheid toegesneden vrolijke maar evengoed plechtige blik. Althans, dat hoopte ik—het kon ook zijn dat het eruitzag alsof ik me intussen liep af te vragen of ik mijn steiltang wel had uitgezet.

Shit, had ik mijn steiltang wel uitgezet?

Het valt me altijd op hoe kort een trouwplechtigheid eigenlijk duurt. Na maanden van verloofd zijn, uren plannen en organiseren, en maar liefst een heel weekend voor het vrijgezellenfeest, is het afsluiten van een levenslang contract binnen twintig minuten en een beetje gezang gepiept. Zelfs het maken van de foto’s nam meer tijd in beslag dan de feitelijke plechtigheid.

‘Niet te geloven dat ik nu een getrouwde vrouw ben!’ hijgde Louisa.

We waren inmiddels aanbeland bij het absoluut-niet-kitscherige (maar niet heus) onderdeel ‘bruid en bruidsmeisje glimlachend bij fontein’. Mijn god! Over de poses hoefden we allang niet meer na te denken: wij oefenden hier samen al voor sinds we oud genoeg waren om kussenslopen aan ons achterhoofd te bevestigen.

‘Angela, kun jij het geloven?’

‘O, jawel hoor,’ zei ik en trok haar tegen me aan, de instructies van de fotograaf even negerend. ‘Jij en Tim zijn al sinds jullie veertiende zo goed als getrouwd.’

We veranderden van pose en zwegen even voor een brede glimlach.

Klik, flits.

‘Het voelt gewoon zo onwerkelijk, weet je?’ Ze gooide een zachtblonde krul over haar schouder en duwde een verdwaalde lichtbruine lok terug in mijn wrong. ‘En toch is het nu echt.’

Klik, flits.

‘Nou, bereid je maar alvast voor,’ zei ik, dwars door een parel-witte glimlach. ‘Straks zijn Mark en ik het bruidspaar en ben jij degene in de bruidsmeisjesjurk.’

‘O ja: hebben jullie het nog over het prikken van een datum gehad?’ vroeg Louisa, worstelend met haar modderige sleep.

Mmm, moest ik dat eigenlijk niet voor haar doen?

‘Niet echt,’ zei ik, terwijl ik mijn hoofd schudde. ‘Ik bedoel, we hadden het er constant over toen jullie twee eindelijk een datum hadden, maar sinds Marks promotie hebben we amper tijd gehad om met onze ogen te knipperen. Je kent dat wel.’

Louisa gebaarde naar de fotograaf dat ze even wilde stoppen. ‘Mmm…ik bedoelde eigenlijk: denk je nog steeds dat je gaat trouwen…met Mark, bedoel ik?’

Klik, flits —mislukt.

Ik moest mijn handen boven mijn ogen houden om iets te kunnen zien. De augustuszon achter Louisa vormde een stralenkrans van springerige blonde krullen rond haar beschaduwde gezicht.

‘Natuurlijk!’ zei ik. ‘We zijn toch verloofd?’

Ze zuchtte en schudde haar hoofd. ‘Ik maak me gewoon zorgen over je, lieverd. Door al dat gedoe rond onze trouwerij heb ik het gevoel dat we het al in geen eeuwen meer over jou en Mark hebben gehad.’

‘O, maar er is ook helemaal niets nieuws te vertellen. En jij ziet hem waarschijnlijk nog vaker dan ik: jij tennist elke week met hem.’

‘Tja, ik heb mijn best gedaan jou over te halen ook te gaan dubbelen,’ mompelde ze, opnieuw klooiend met haar jurk. ‘Ik wil gewoon dat jij net zo gelukkig wordt als ik nu. Sorry, dat klinkt geloof ik nogal stom. Maar je snapt wel wat ik bedoel, schat: zorg jij maar dat je gelukkig wordt.’

‘Joh, dat bén ik al,’ verzekerde ik haar. En ik pakte haar hand en trok haar naar me toe voor een stevige omhelzing. Haar jurk zat als een bouwsteiger tussen ons in. ‘Echt, ik ben heel gelukkig.’

Meteen na de laatste speech en net vóór de opening van het bal, lukte het me eindelijk naar het toilet te ontsnappen.

Louisa en Tims feest werd gehouden in een verbouwde schuur met maar twee damestoiletten, waarin je ook nog je kont amper kon keren, dus was ik naar onze kamer gegaan. Ik keek naar mijn spullen, die overal verspreid lagen. Ik droeg altijd mijn hele leven bij me in één grote, gehavende tas: laptop, iPod, telefoon, een paar beduimelde boeken en werkelijk overal lag make–up; en kleding. Dit alles in schril contrast met Marks zorgvuldig ingepakte koffer: een plek voor alles en alles op zijn plek, zelfs in een hotel.

Ja, ik ben gelukkig, dacht ik bij mezelf, liet me op het bed vallen en bladerde lui met mijn tenen door een van mijn boeken. Ik had een leuke, flexibele baan; ik had Louisa, de beste vriendin van de hele wereld, en ik was voor dit feest maar liefst negen kilo afgevallen, waardoor ik nu met gemak in deze jurk—maat 40!—paste. Ik kon mezelf (maar niemand anders) zelfs wijsmaken dat maatje 38 nog beter zou hebben gezeten. Ik zag er bepaald niet slecht uit: lang lichtbruin haar, groenblauwe ogen en nu ik dat extra gewicht kwijt was, bleek ik ook nog een stel mooie jukbeenderen te hebben. En ik had natuurlijk Mark nog. Wie wilde er nu geen knappe, veelbelovende bankier als vriend?

En hij moest toch ook vinden dat hij bofte, probeerde ik mezelf te overtuigen. O, zeker: hij heeft nog al zijn haar, geen erfelijke ziekten, een bankierssalaris, een auto en een hypotheek, maar ik had het afgelopen halfjaar een afschuwelijk vernederende afslank-cursus gevolgd (het waren niet zozeer de weegsessies die je braken—die vielen best mee—nee, het was de teamleider, die bijkluste als hondentrainer), ik kon lekker koken én ik poetste elke zondag helemaal uit mezelf de badkamer. Ik was dus geen heilige, maar ook geen rotvriendin en we waren al eeuwen bij elkaar: sinds ons zestiende. Tien jaar dus.

En toch zat wat Louisa had gezegd me een beetje dwars. Was ik echt wel gelukkig? Misschien eerder tevreden dan dat ik extatisch op de bank wilde stuiteren à la Tom Cruise. Maar da’s toch nog steeds gelukkig?

Ik keek naar mijn verlovingsring: een klassieke solitair. Niet gigantisch, niet ordinair opzichtig, maar ook niet uit de categorie ‘mag-ik-even-een-vergrootglas?’. Mark had hem van zijn eerste salaris gekocht en hem op vakantie in Sevilla aan me gegeven—na dat ritje met die ponywagen en vóór die heerlijke vrijpartij op de hotelkamer. Dat had ik destijds waanzinnig romantisch gevonden; nu leek het gewoon waanzinnig lang geleden. Moest hij inderdaad niet eens aansturen op een datum, al was het maar een beetje?

‘Ach, doe toch niet zo stom!’ zei ik hardop tegen mijn beduusd kijkende spiegelbeeld. Louisa liep gewoon een beetje op de zaken vooruit. Zij was nu immers getrouwd (al had ik eerlijk gezegd niet gedacht dat die smalende getrouwde-vrouwenhouding nog voor ze de kerk uit was in werking zou treden). Er mankeerde helemaal niks aan mijn relatie met Mark. Er mankeerde zelfs al tien jaar niks aan ons, dus waar zou ik me druk over maken?

Toen ik mijn voeten weer in mijn magnifieke hakken wilde laten glijden, leek mijn linkervoet ineens de helft van mijn verloren kilo’s te hebben opgeslurpt. Na vijf minuten vruchteloos onze suite te hebben afgezocht naar mijn noodballerina’s, moest ik wel accepteren dat mijn schoenentas in de auto was achtergebleven. Er zat niets anders op: ik zou alle dronken ooms en dankzij de mierzoete bruidstaart extra druk rondspringende kinderen (ik had zelfs ballonnen gezien: ze waren dus nog gewapend ook) moeten trotseren, wilde ik op de parkeerplaats komen.