hoofdstuk 17

 

Mijn vader en Marjorie hadden een bestelbusje gekocht, waarvan het portier openschoof in plaats van zwaaide, zoals bij onze oude stationwagon. Dat type voertuig was pas sinds kort op de markt, wat betekende dat mijn vader en Marjorie al een paar maanden op een wachtlijst hadden gestaan voor er een beschikbaar was. Toen het zover was, had het exemplaar dat bij de Dodge-dealer was verschenen een soort kastanjebruine kleur gehad die Marjorie niet mooi vond. Ze wilde een witte, vanwege een artikel dat ze ergens had gelezen, waarin werd gemeld dat witte auto’s de minste kans hadden om bij ongelukken betrokken te raken.

‘Richard en Chloe zijn mijn kostbare lading,’ zei ze. Er was een stilte gevallen voor ze daaraan toevoegde: ‘En Henry, natuurlijk.’

Uiteindelijk namen ze toch de kastanjebruine. ‘Je vader,’ merkte Marjorie op, ‘heeft een vlekkeloos rijverleden.’ Alsof een van ons zich zorgen maakte dat we zouden omkomen op de snelweg. In mijn geval hadden mijn zorgen meer te maken met niet in auto’s rijden. De hele tijd thuisblijven, dáár maakte ik me zorgen om. Niet dat ik met mijn vader en Marjorie naar Friendly’s gaan nou zo’n geweldig uitje vond.

Ze stopten altijd om stipt halfzes voor mijn moeders huis. Ik zat op het stoepje op hen te wachten. Deze keer wilde ik zéker niet het risico lopen dat mijn vader helemaal naar de deur zou lopen en naar binnen zou kijken.

Richard zat achterin naast Chloe in haar kinderzitje met zijn koptelefoon op naar een cd te luisteren. Hij keek niet op toen ik instapte, maar Chloe wel. Ze was inmiddels een paar woordjes gaan praten. Ze had een stukje banaan in haar hand, dat ze deels opat, maar voornamelijk uitsmeerde over haar gezicht.

‘Geef jullie broer eens een kus, grutjes,’ zei Marjorie.

‘Dat hoeft niet, hoor,’ zei ik tegen haar. ‘Het gaat om het idee.’

‘Wat vind je van die hitte, jongen?’ zei mijn vader. ‘Het is maar goed dat we airco hebben genomen. In een weekend als dit wil ik alleen maar in de auto blijven.’

‘Goed idee,’ zei ik.

‘Hoe gaat het met je moeder, Henry?’ vroeg Marjorie. De stem die ze opzette als ze naar mijn moeder vroeg, klonk alsof ze vroeg naar iemand die kanker had.

‘Geweldig,’ zei ik tegen haar.

Als er íémand op de wereld was die ik niet wilde bijpraten over het onderwerp van mijn moeder, was het Marjorie wel.

‘Nu de scholen weer beginnen, zou dit een geweldig moment voor je moeder zijn om werk te gaan zoeken,’ zei Marjorie. ‘Nu al die studenten weer naar college gaan en zo. Een paar avonden per week als serveerster werken of iets in die geest. Dat komt ze het huis tenminste een beetje uit. En brengt ze wat geld binnen.’

‘Ze heeft al werk,’ zei ik.

‘Ik weet het: die vitamines. Ik dacht meer aan iets met wat vastigheid, misschien.’

‘Nou, jongen,’ zei mijn vader. ‘De tweede klas. Wat vind je daarvan?’

Daar viel niet veel op te zeggen, dus dat deed ik ook niet.

‘Richard denkt erover dit seizoen te proberen bij het lacrosseteam te komen, hè Rich?’ zei mijn vader.

In de stoel naast me zat Richard met zijn hoofd te knikken op de maat van een liedje dat we verder geen van allen konden horen. Als hij al wist dat mijn vader hem een vraag had gesteld, liet hij daar niks van merken.

‘En jij, ouwe jongen?’ ging mijn vader verder. ‘Lacrosse is misschien wel wat voor je. Of anders voetbal. American football waarschijnlijk niet, als je niet eerst wat meer vlees op je botten krijgt. Wat jij?’

‘American football blijft waarschijnlijk de hele komende eeuw niks voor mij,’ zei ik. ‘En lacrosse waarschijnlijk ook niet.

Ik zit erover te denken me op te geven voor moderne dans,’ zei ik tegen hem.

Gewoon om te kijken hoe hij zou reageren.

‘Ik weet niet of dat wel zo’n goeie zet zou zijn,’ zei mijn vader. ‘Ik weet hoe je moeder over dansen denkt, maar misschien krijgen mensen dan de verkeerde indruk van je.’

‘Verkeerde indruk?’

‘Wat je vader probeert te zeggen, is dat ze misschien gaan denken dat je homo bent,’ zei Marjorie.

‘Of misschien denken ze wel gewoon dat ik graag een heleboel meisjes in strakke balletpakjes om me heen heb,’ zei ik tegen haar. Richard keek op toen ik dat zei, waardoor ik begon te vermoeden dat hij waarschijnlijk alles had gehoord. Hij hield zich er alleen liever buiten, wat begrijpelijk was.

We waren inmiddels bij Friendly’s. Richard sprong aan zijn kant uit het bestelbusje.

‘Kun jij je zusje voor me pakken?’ zei Marjorie.

Ik had een tijd geleden al uitgevogeld dat dit een onderdeel van haar strategie was om een band tussen mij en Chloe te kweken.

‘Misschien moet jij haar maar nemen,’ zei ik. ‘Volgens mij heeft ze iets in haar luier.’

Ik bestelde altijd hetzelfde: een hamburger met friet. Richard nam een cheeseburger. Mijn vader nam een biefstuk. Marjorie, die op haar lijn lette, nam de Healthy Living Special, salade met vis.

‘En, knabbelbabbels, hebben jullie er zin in om weer naar school te gaan?’ zei ze.

‘Niet echt.’

‘Maar dat komt vanzelf als jullie er weer zijn. Dan zien jullie al je vrienden weer.’

‘Yep.’

‘Voor je het weet gaan jullie uit met meisjes,’ zei ze. ‘Twee hartenbrekers zoals jullie. Als ik nog in de tweede klas zat, zou ik jullie het leukst vinden.’

‘Gatver, ma,’ zei Richard. ‘En trouwens, als jij nog in de tweede klas zat, was ik nog niet geboren. En als ik dat wel was, en jij zou mij het leukst vinden, dan was dat incest.’

‘Waar leren ze dat soort woorden toch?’ zei Marjorie.

Haar stem klonk heel anders als ze tegen mijn vader praatte dan het stemmetje dat ze opzette als ze het tegen Richard, Chloe of mij had. Wat weer een heel andere toon was dan ze aansloeg als het onderwerp van mijn moeder ter sprake kwam.

‘Marjorie heeft een punt,’ zei mijn vader. ‘Jullie beginnen in die fase te komen: de wilde en waanzinnige wereld van de puberteit, zoals ze dat noemen. Het wordt waarschijnlijk tijd dat we een keertje van man tot man over al die dingen praten.’

‘Daar heb ik het al over gehad met mijn echte vader,’ zei Richard.

‘Dan blijven jij en ik alleen over, jongen, denk ik,’ zei mijn vader.

‘Dat hoeft niet hoor,’ zei ik tegen hem. ‘Ik ben op de hoogte.’

‘Je moeder zal de basisdingen wel met je hebben doorgenomen, maar sommige dingen moet je van een man horen. Het kan moeilijk zijn zonder een man in huis.’

‘Er is wel een man!’ schreeuwde ik, maar alleen in gedachten. Het kan óók moeilijk zijn als er wél een man in huis is, als hij elke nacht het hoofdeind van het bed van je moeder tegen de muur laat bonken. Als hij met je moeder onder de douche staat. Ze waren het waarschijnlijk op datzelfde moment thuis aan het doen.

De serveerster kwam met de dessertkaart en ruimde onze borden af.

‘Heerlijk is dit, hè?’ zei Marjorie. ‘Zo met het hele gezin om de tafel zitten. Zodat jullie elkaar beter leren kennen, jongens.’

Richard had zijn koptelefoon weer op. Chloe zat met haar handje aan mijn oor. Ze trok eraan.

‘Nou, wie heeft er nog plek voor een ijsje?’ vroeg mijn vader.

Alleen hij en de baby wilden er eentje, hoewel haar ijsje voor het grootste deel op haar gezicht terechtkwam. Ik dacht er al aan dat ze zouden willen dat ik haar gedag kuste als we weer thuis waren; dan moest ik een plek zoeken waar geen chocoladesaus zat. Op haar achterhoofd of haar elleboog of zo. En dan zo gauw mogelijk wegwezen.

 

Frank stond af te wassen toen ik thuiskwam. Mijn moeder zat aan de keukentafel met haar voeten op een stoel.

‘Die moeder van jou kan behoorlijk dansen,’ zei hij. ‘Ik kon haar niet bijbenen. De meeste mensen zouden zich met dit weer niet aan een Lindy hop wagen, maar de meeste mensen zijn haar ook niet.’

Haar schoenen – haar dansschoenen – lagen op de vloer onder de tafel. Haar haar zag er klam uit – misschien van het dansen, misschien van het leven. Ze dronk een glas wijn, maar toen ik de kamer in kwam, zette ze het neer.

‘Kom eens hier. Ik wil met je praten.’

Ik vroeg me af of ze mijn gedachten had gelezen. We waren zo lang met z’n tweetjes geweest dat ze misschien wel had uitgevogeld waar ik over had zitten nadenken, wat mijn plan was. Misschien wist ze wel dat ik het er met Eleanor over had gehad om het meldnummer te bellen. Ik zou alles ontkennen, maar mijn moeder zou weten hoe het zat.

Ik stelde me even voor wat er daarna zou gebeuren. Dat Frank me vastbond. Niet met sjaaltjes, maar met touw of tape, of misschien een combinatie van die twee. Ik kon me niet echt voorstellen dat mijn moeder Frank zoiets zou laten doen, behalve dan dat Eleanor had gezegd dat alles veranderde zodra er seks in het spel was. Kijk maar naar Patty Hearst, die banken ging beroven, terwijl haar ouders thuis rijk waren. Kijk maar naar die hippievrouwen die Charlie Manson leerden kennen, en voor je het wist smerissen afslachtten en mensen vermoordden. Seks was wat hen allemaal over het randje duwde.

‘Frank heeft me ten huwelijk gevraagd,’ zei ze.

‘Ik weet dat het een ongewone situatie is. Er zijn problemen. Maar het is voor geen van ons allen nieuws dat het leven ingewikkeld is.’

‘Ik begrijp dat je me nog niet zo lang kent, Henry,’ zei Frank. ‘Misschien heb je de verkeerde indruk van me gekregen. Dat zou ik je niet kwalijk nemen.’

‘Toen je vader wegging,’ zei mijn moeder, ‘dacht ik dat ik voorgoed alleen zou blijven. Ik had niet gedacht dat ik ooit nog om iemand zou geven,’ zei ze. ‘Om iemand anders dan jou. Ik had niet verwacht dat ik ooit nog ergens hoopvol over kon zijn.’

‘Ik zou nooit tussen jou en je moeder willen komen,’ zei Frank, ‘maar ik denk dat we een gezin zouden kunnen vormen.’

Ik wilde vragen hoe dat dan moest, als zij samen op Prince Edward Island zaten en ik elke avond met mijn vader en Marjorie zat te eten. En met die kostbare vracht van haar die te goed was om in een auto te rijden als die niet wit was. Ik wilde zeggen: ‘Misschien moet je er maar eens goed bij stilstaan wat er de vorige keer gebeurde toen deze vent een gezinnetje had, ma. Zijn verleden op het gezinsfront lijkt me niet al te best.’

Maar zelfs op dat moment, hoe kwaad ik ook was, en hoe bang, wist ik dat dat niet eerlijk was. Frank wás geen moordenaar. Ik wilde gewoon niet dat hij mijn moeder van me zou afpakken en zou weggaan.

‘We moeten hier weg,’ zei mijn moeder. ‘We zouden onder een andere identiteit moeten leven. Opnieuw beginnen onder een andere naam.’

Hij en zij, met andere woorden. Met z’n tweeën. Ervandoor.

Eerlijk gezegd had ik ervan gedroomd dat te doen. Soms, als ik op school aan de Siberië-tafel zat, had ik me voorgesteld hoe het zou zijn als de nasa vrijwilligers vroeg om op een totaal andere planeet te gaan wonen. Of als we bij het Vredeskorps gingen of met Moeder Teresa gingen werken, of in een getuigenbeschermingsprogramma werden opgenomen, waarbij we plastische chirurgie zouden krijgen om onze gezichten te veranderen en nieuwe identiteitskaarten zouden krijgen met compleet andere namen erop. Dat ze dan tegen mijn vader zouden zeggen dat ik was omgekomen bij een tragische brand. Hij zou verdrietig zijn, maar er wel overheen komen. Marjorie zou blij zijn. Geen alimentatie meer.

‘Canada leek ons wel wat,’ zei ze. ‘Ze spreken er Engels, en we hebben geen paspoort nodig om de grens over te komen. Ik heb wat geld gespaard. En Frank trouwens ook, van toen hij het huis van zijn grootmoeder verkocht. Alleen zouden ze hem vinden als hij probeerde dat op te nemen, dus daar kunnen we niet aankomen.’

Al die tijd had ik niks gezegd. Ik keek naar haar handen. Ik dacht terug aan hoe ze altijd over mijn hoofd wreef als we samen op de bank zaten. Ze stak nu ook haar hand uit om mijn haar aan te raken, maar ik duwde haar weg.

‘Geweldig,’ zei ik. ‘Goede reis. Ik zie jullie wel weer, denk ik. Ergens in de toekomst, zeker?’

‘Waar heb jij het over?’ zei ze. ‘We gaan met z’n allen, sukkel. Hoe zou ik nou ooit zonder jou kunnen gaan?’

Dus ik had het mis dat ze mij zouden achterlaten. Als je haar zo hoorde, gingen we samen een groot avontuur tegemoet, met z’n drieën. Eleanor had me idiote dingen aangepraat. Ik had beter moeten weten.

Tenzij het een truc was. Als dat zo was wist mijn moeder het misschien zelf niet eens. Misschien was dit wel Franks manier om haar over te halen met hem mee te gaan: zeggen dat ik later ook zou komen, alleen zou dat dan nooit gebeuren. Plotseling wist ik niet meer wat ik moest geloven. Ik wist niet wat er echt was. Hoewel één ding zeker was: mijn moeders handen trilden niet, zoals meestal.

‘Je zou van school moeten,’ zei mijn moeder, alsof dat me zwaar zou vallen. ‘En je mag tegen niemand zeggen waar je heen gaat. We zouden gewoon de auto inpakken en vertrekken.’

‘En de wegafzettingen dan? De politie? Die foto’s in de krant en op het journaal?’

‘Ze zoeken naar een man die alleen reist,’ zei ze. ‘Een gezin verwachten ze niet.’

Daar had je dat woord weer dat me steeds dwarszat. Ik keek eens goed naar haar gezicht om te zien of ik een spoor van een leugen zag. Vervolgens keek ik naar Frank, die nog steeds bezig was met de afwas.

Tot dat moment was het me niet opgevallen, maar hij zag er anders uit. Hij had natuurlijk nog hetzelfde gezicht en hetzelfde lange, slanke, gespierde lichaam. Maar zijn haar, dat bruin met grijs was geweest, was nu helemaal zwart. Geverfd. Zelfs zijn wenkbrauwen. Hij leek een beetje op Johnny Cash. Ik kende zijn platen van toen Evelyn en Barry nog weleens langskwamen. Om de een of andere reden was Barry dol op Live from Folsom Prison , dus die zetten we heel vaak op.

Nu stelde ik me ons met z’n drieën voor op een of ander eiland – Prince Edward Island, nu ik erover nadenk. Mijn moeder zou een bloementuin hebben en op haar cello spelen. Frank zou de huizen van mensen schilderen en dingen repareren. ’s Avonds zou hij voor ons koken en na het eten zouden we in ons boerderijtje zitten te kaarten. Ik zou zelf een vriendinnetje hebben en met haar de bossen in gaan, of naar een steile rotswand aan zee, waar de golfstroom langskwam. Als zij naakt uit het water kwam, zou ik de handdoek voor haar vasthouden en haar afdrogen.

‘Ik moet jou om toestemming vragen,’ zei Frank. ‘Jij bent in je eentje je moeders hele familie. Jij moet het goedvinden.’

Ze hield zijn hand vast terwijl hij dat zei. Maar ze had de mijne ook vast, en op dat moment leek het heel even mogelijk, logisch zelfs, dat iemand van haar zoon en van haar minnaar kon houden, en dat niemand aan het kortste eind zou trekken. We zouden allemaal gelukkig zijn. Dat zij gelukkig was, was voor mij alleen maar voordelig. Dat we elkaar hadden gevonden – niet alleen dat hij haar vond, maar wij alle drie elkaar – was het eerste beetje mazzel dat we in een hele tijd in ons leven hadden gehad.

‘Ja,’ zei ik. ‘Ik vind het goed. Canada.’