31.
Er stond een jonge vrouw bij de ingang van de aardhut, ze keek zenuwachtig naar de mensen binnen. Jondalar zag onmiddellijk dat ze heel jong was, nauwelijks meer dan een meisje; Ayla zag dat ze hoogzwanger was.
'Wat is er, Cavoa?' vroeg S'Armuna.
'Epadoa en haar jageressen zijn zojuist teruggekeerd, en Attaroa loopt tegen haar te schreeuwen.'
'Ik ben blij dat je het me bent komen zeggen,' zei de oudere vrouw. Toen wendde ze zich weer tot haar gasten. 'De wanden van deze aardhut zijn zo dik dat er bijna niets van buiten doordringt. We kunnen maar beter naar buiten gaan.'
De zwangere vrouw wilde haar buik intrekken om hen te laten passeren. Ayla lachte tegen haar. 'Duurt het nog lang?' vroeg ze in het S'Armunisch.
Cavoa lachte nerveus en keek naar de grond.
Ayla vond dat ze er angstig en ongelukkig uitzag, dat was niet normaal voor een aanstaande moeder, maar toen redeneerde ze dat de meeste vrouwen die hun eerste verwachten een beetje zenuwachtig zijn. Zodra ze buiten waren hoorden ze de stem van Attaroa.
'...hebt gevonden waar ze hebben overnacht. Je hebt je kans gemist! Je bent een waardeloze Wolven vrouw als je niet eens een spoor kunt volgen,' schimpte de hoofdvrouw.
Epadoa had haar lippen op elkaar geklemd en een woedende blik in haar ogen, maar ze gaf geen antwoord. Er had zich een menigte verzameld, niet al te dichtbij, en de jonge vrouw in de wolvevacht zag dat de meesten een andere richting uitkeken. Ze wierp ook een blik die kant uit om te zien wat hun aandacht had getrokken en was stomverbaasd toen ze de blonde vrouw naar hen toe zag komen en tot haar nog veel grotere verbazing werd ze gevolgd door de lange man. Ze had nog nooit meegemaakt dat een man terugkwam als hij eenmaal was gevlucht.
'Wat doe jij hier?' stamelde Epadoa.
'Ik zei het je toch, je hebt je kans gemist,' spotte Attaroa. 'Ze zijn uit zichzelf teruggekeerd.'
'Waarom zouden we hier niet zijn?' vroeg Ayla. 'We zijn toch voor een feestmaal uitgenodigd?' S'Armuna vertaalde.
'Het feestmaal is nog niet klaar. Vanavond,' zei Attaroa kortaf. Toen zei ze tegen haar hoofd-Wolvenvrouw: 'Kom binnen, Epadoa. Ik moet je spreken.' Ze draaide alle aanwezigen de rug toe en ging haar hut binnen. Epadoa staarde naar Ayla met een diepe frons in haar voorhoofd. Toen volgde ze de hoofdvrouw naar binnen.
Zodra ze weg was, keek Ayla enigszins bezorgd uit over het veld. Uiteindelijk jaagden Epadoa en de jageressen op paarden. Ze voelde zich opgelucht toen ze Whinney en Renner een eind verder opmerkte, aan de andere kant van de glooiende weide met het droge, dorre gras. Ze keek ook de andere kant uit, naar de bossen en het kreupelhout langs de helling buiten het Kamp, in de hoop Wolf te ontdekken, maar ze was toch blij dat hij zich niet liet zien. Hij moest zich schuil blijven houden, maar ze ging wel zo in het zicht staan dat hij haar zou kunnen zien.
Terwijl de bezoekers met S'Armuna terugliepen naar haar hut, moest Jondalar denken aan een opmerking die ze al eerder had gemaakt en die zijn nieuwsgierigheid had geprikkeld. 'Hoe heb je Brugar van je af kunnen houden?' vroeg hij. 'Je zei zojuist dat hij een keer geprobeerd heeft je te slaan, net als de andere vrouwen. Hoe heb je hem kunnen tegenhouden?'
De oudere vrouw bleef even staan, keek de jongeman doordringend aan en daarna ook de vrouw naast hem. Ayla voelde de aarzeling van de sjamaan, dat deze overwoog hoeveel ze hun zou vertellen.
'Hij duldde mij omdat ik een genezeres ben - hij noemde me altijd de medicijnvrouw,' zei S'Armuna, 'maar bovenal was hij bang voor de wereld van de geesten.'
'Bij de Stam hebben medicijnvrouwen een bijzondere status,' zei Ayla, 'maar zij zijn alleen genezeressen. Het zijn de Mog-urs die met de geesten in verbinding staan.'
'Misschien de geesten die bekend zijn bij de platkoppen, maar Brugar was bang voor de macht van de Moeder. Ik vermoed dat hij wel besefte dat Zij afwist van het onrecht dat hij deed en van het kwaad dat bezig was zijn geest te verderven. Ik denk dat hij bang was voor Haar vergelding. Toen ik hem had laten zien dat ik over Haar kracht kon beschikken, heeft hij me niet meer lastiggevallen,' zei S'Armuna.
'Hoe kun jij over Haar krachten beschikken?' vroeg Jondalar.
S'Armuna stak haar hand in haar hemd en haalde er een klein beeldje van een vrouw uit, niet meer dan twaalf centimeter hoog. Zowel Ayla als Jondalar had vaak dit soort beeldjes gezien, meestal uit ivoor, been of hout gesneden. Jondalar had er zelfs een paar gezien die met veel zorg en liefde uit steen waren gebeeldhouwd, en waarbij uitsluitend stenen gereedschap was gebruikt. Het waren Moederfiguurtjes en met uitzondering van de Stam, maakten alle volksstammen, van de Mammoetjagers in het oosten tot Jondalars volk in het westen, wel een of andere beeltenis van Haar.
Sommige beeldjes waren vrij ruw, andere waren met groteverfijning uitgesneden; sommige waren zeer abstract, andere waren volmaakt geproportioneerde voorstellingen van volwassen vrouwen, afgezien van enkele abstracte aspecten. Bij alle beeldhouwwerkjes werden de kenmerken van moederschap overvloedig benadrukt: grote borsten, ronde buiken, brede heupen en andere opzettelijk aangedikte kenmerken. De armen werden vaak slechts vaag aangeduid, en de benen eindigden in een punt in plaats van voeten, zodat het beeldje in de grond kon worden geprikt. En altijd ontbraken de gelaatstrekken. De beeldjes waren niet bedoeld als portret van een vrouw in het bijzonder, geen enkele kunstenaar kon het gezicht kennen van de Grote Aardmoeder. Soms was het gezicht helemaal weggelaten, of het kreeg een paar raadselachtige tekens, soms werd het haar tot in details uitgebeeld en werd het hoofd er rondom mee bedekt, zodat het gezicht verborgen was.
Hoewel de Moederbeeldjes dikwijls mooi werden gevonden, waren ze niet bedoeld om een voor mannen aantrekkelijk schoonheidsideaal uit te drukken. Het waren symbolische voorstellingen van de Vrouw, van haar vermogen om leven te scheppen en uit haar lichaam voort te brengen en dit leven te voeden met haar eigen overvloed, en overeenkomstig hiermee symboliseerden ze de Grote Aardmoeder, Die al het leven schiep en voortbracht uit Haar lichaam, en Die al Haar kinderen met Haar wonderbaarlijke overvloed voedde. De figuurtjes vormden ook de vruchtbodem voor de geest van de Grote Moeder van Allen, een geest die vele vormen kon aannemen.
Maar dit Moederbeeldje was iets heel bijzonders. S'Armuna gaf de munai aan Jondalar. 'Zeg mij eens waar dit van gemaakt is,' zei ze.
Hij keek S'Armuna onzeker aan. 'Ik heb nog nooit zoiets gezien,' zei hij.
Jondalar gaf het beeldje aan Ayla. Zodra ze het aanraakte ging er een huivering door haar heen. Ik had mijn bontparka moeten aantrekken toen we naar buiten gingen, zei ze bij zichzelf, maar onwillekeurig had ze het gevoel dat het niet alleen de kou was die haar had doen huiveren.
'Deze munai is begonnen als het stof van de aarde,' zei de vrouw.
'Stof?' vroeg Ayla. 'Maar dit is toch steen!'
'Ja, dat is het nu. Ik heb het in steen veranderd.'
'Heb jij dit in steen veranderd? Hoe kun je nu stof in steen laten veranderen?' vroeg Jondalar ongelovig.
De vrouw glimlachte. 'Als ik het je vertel, zou je dan geloven in mijn macht?'
'Als je me kunt overtuigen,' antwoordde de man.
'Ik zal het je vertellen, maar ik zal niet proberen je te overtuigen. Je moet jezelf overtuigen. Ik ben begonnen met harde, droge klei van de oever van de rivier helemaal tot stof te stampen. Toen heb ik er water doorheen gedaan.' S'Armuna zweeg even en overlegde bij zichzelf of ze er meer over zou vertellen. Ze besloot het nu nog niet te doen. 'Toen het de juiste dikte had, heb ik het vorm gegeven. Vuur en hete lucht hebben het in steen veranderd,' zei de sjamaan, afwachtend hoe de twee jonge vreemdelingen hierop zouden reageren, of ze minachting zouden tonen of onder de indruk zouden zijn, of ze haar zouden geloven of niet.
De man sloot zijn ogen en probeerde zich iets te herinneren. 'Ik heb ooit weieens zoiets gehoord... van een Losaduniër, geloof ik... iets over Moederbeeldjes die van modder werden gemaakt.'
S'Armuna glimlachte. 'Ja, je zou kunnen zeggen dat we mu- nai van modder maken. Ook dieren, als we hun geesten willen aanroepen, allerlei soorten, beren, leeuwen, mammoeten, neushoorns, paarden, wat we maar willen. Maar ze zijn alleen maar modder zolang ze gevormd worden. Een beeld dat gemaakt is van stof van de aarde vermengd met water, zelfs als het daarna hard is geworden, zal in water smelten en weer dezelfde modder worden waar het van gemaakt werd, en dan wordt het weer stof. Maar als het eenmaal tot leven is gebracht door Haar heilige vlam, is het voorgoed veranderd. Als ze door de verzengende hitte van de Moeder zijn gegaan, worden de beeldjes zo hard als steen. De levende geest van het vuur maakt ze duurzaam.'
Ayla zag een gloed van opwinding in de ogen van de vrouw, het deed haar denken aan Jondalars opwinding toen hij voor het eerst een speerwerper had ontworpen. Ze besefte dat S'Armuna opnieuw de spanning van een ontdekking beleefde, en dat overtuigde haar.
'Ze zijn breekbaar, meer dan vuursteen,' vervolgde de vrouw. 'De Moeder heeft Zelf getoond hoe ze gebroken kunnen worden, maar water kan ze niet veranderen. Als een van modder gemaakte munai eenmaal door Haar levende vuur is aangeraakt, kan hij buiten in de regen en in de sneeuw blijven, kan hij zelfs in het water liggen, en nog zal hij niet smelten.'
'Je beschikt inderdaad over de macht van de Moeder,' zei Ayla.
De vrouw aarzelde even en vroeg toen: 'Zouden jullie het willen zien?'
'O, ja, graag,' zei Ayla, en tegelijk met haar antwoordde Jondalar: 'Ja, ik zou het graag willen zien.'
'Kom dan maar mee.'
'Kan ik even mijn parka halen?' vroeg Ayla.
'Natuurlijk,' zei S'Armuna. 'Eigenlijk moeten we allemaal warme kleren aantrekken, hoewel, bij de Vuurceremonie wordt het zo warm, dat je bijna geen kleren nodig hebt, zelfs niet op een dag als deze. Alles is bijna gereed. We hadden eigenlijk het vuur al moeten aanleggen als we vanavond met de plechtigheid hadden willen beginnen. Maar dat vergt tijd en de juiste concentratie. Laten we liever tot morgen wachten. Vanavond moeten we aan een belangrijk feestmaal deelnemen.'
S'Armuna bleef even staan en sloot haar ogen, alsof ze luisterde, of een gedachte overwoog die haar net te binnen was geschoten. 'Ja, een heel belangrijk feestmaal,' herhaalde ze, waarbij ze Ayla strak in de ogen keek. Kent ze het gevaar dat haar bedreigt? vroeg de sjamaan zich af. Als ze is die ik denk dat ze is, dan kent ze het.
Ze doken de hut van de sjamaan weer binnen en trokken hun bovenkleren aan. Ayla zag dat de jonge vrouw was vertrokken. Toen leidde S'Armuna hen een eind van haar hut vandaan, naar de verste hoek van de nederzetting, waar een aantal vrouwen aan het werk was rondom een klein, onopvallend bouwsel dat nog het meest weg had van een aardhut met een schuin dak. De vrouwen brachten er gedroogde mest, hout en beenderen naar binnen. Allemaal voor het vuur, begreep Ayla. Onder hen herkende ze de zwangere jonge vrouw en ze glimlachte tegen haar. Cavoa lachte verlegen terug.
S'Armuna bukte zich om de lage ingang van het bouwsel binnen te gaan, maar draaide zich om en wenkte de bezoekers die waren achtergebleven en die niet wisten of ze moesten volgen of niet. Binnen was een klein min of meer cirkelvormig voorvertrek dat goed werd warm gehouden door een haard waarin speelse vlammen tussen de gloeiende kooltjes lekten. Bijna de hele linkerhelft van de ruimte was gevuld met stapels hout, beenderen en mest. Langs de rechter gebogen muur waren een aantal ruwe schappen aangebracht, min of meer vlakke schouder- en heupbeenderen van mammoeten, gesteund door stenen, waarop een heleboel kleine voorwerpen stonden.
Ze liepen ernaartoe en zagen tot hun verbazing dat het van klei gevormde figuurtjes waren die er lagen te drogen. Verscheidene ervan stelden vrouwen voor, Moederfiguurtjes, maar sommige waren niet compleet, met alleen de kenmerkende delen van het vrouwenlichaam, bijvoorbeeld het onderlijf met de benen, of de borsten. Op andere schappen stonden dieren.
Tegenover de ingang was een kleinere opening die leidde naar een besloten ruimte binnen het bouwsel, die uit de löss- grond van de heuvel was gegraven. Deze deed Ayla denken aan een grote grondoven, zo een die in de aarde werd gegraven, met hete stenen werd verhit, en die gebruikt werd om eten in klaarte maken, maar ze begreep wel dat er in deze oven nooit voedsel was bereid. Toen ze naar binnen keek zag ze een vuurhaard in de tweede ruimte.
Uit de verkoolde stukjes die in de as lagen, maakte ze op dat als brandstof beenderen werden gebruikt, en toen ze nog beter keek zag ze dat het precies zo'n vuurkuil was als de Mamutiërs gebruikten, maar dan nog dieper. Ayla keek om zich heen en vroeg zich af waar de luchttoevoer vandaan kwam. Om beenderen te kunnen verbranden, was een ontzaglijk heet vuur nodig, en daarvoor moest lucht aangevoerd worden. De vuurkui- len van de Mamutiërs werden gevoed door de altijd waaiende wind buiten, die naar binnen werd geleid door open sleuven en gedoseerd werd door dempers. Jondalar had de binnenkant van het tweede vertrek nauwkeurig bekeken en kwam tot dezelfde conclusie: gezien de kleur en de hardheid van de muren moesten er al lange tijd zeer hete vuren in die ruimte hebben gebrand. Hij vermoedde dat de kleivoorwerpen op de schappen voor dezelfde behandeling bestemd waren.
Jondalar had gelijk toen hij zei dat hij nog nooit zoiets had gezien als het Moederbeeldje dat S'Armuna hem had getoond. Het beeldje, gemaakt door de vrouw die hier voor hem stond, was niet tot stand gekomen door natuurlijke materie om te vormen, te bewerken, te modelleren en te polijsten. Het was gemaakt van ceramiek, gebakken klei. Het was de eerste materie die ooit door mensenhand en mensenbrein werd gecreëerd. De vuurruimte was niet een oven om voedsel in te bereiden, het was een pottenbakkersoven.
De eerst-ontworpen pottenbakkersoven was niet bedoeld om er nuttige, waterdichte potten in te maken. Lang daarvoor al was hij bestemd om klein beeldhouwwerk van aardewerk hard en waterbestendig te maken. De beeldjes die ze op de schappen hadden zien staan, hadden gelijkenis met dieren en mensen, maar de beeltenissen van vrouwen - die van mannen werden niet gemaakt - en andere levende wezens werden niet als een natuurlijke voorstelling beschouwd. Het waren symbolen, metaforen, die meer moesten uitdrukken dan hun gelijkenis, ze moesten overeenkomst in lichaam en geest suggereren. Het was kunst; kunst die belangrijker was dan bruikbaarheid.
Jondalar wees naar de vuurhaard en vroeg aan de sjamaan: 'Hier zal het heilige vuur van de Moeder branden?' Het was meer een bevestiging dan een vraag.
S'Armuna knikte, ze wist dat hij haar nu geloofde. De vrouw had het al geweten voor ze hier was, de man had wat meer tijd nodig gehad.
Ayla was blij toen de vrouw hen weer naar buiten bracht. Zewist niet of het kwam door de hitte in die kleine ruimte, of door de kleifiguurtjes, of door iets anders, maar ze voelde zich slecht op haar gemak. Ze had het gevoel dat het daarbinnen wel eens gevaarlijk kon zijn.
'Hoe heb je dit ontdekt?' vroeg Jondalar, terwijl hij met een breed gebaar op de ceramische voorwerpen en de oven wees.
'De Moeder heeft het me gewezen,' zei de vrouw.
'Dat begrijp ik, maar hoe?' vroeg hij opnieuw.
S'Armuna glimlachte omdat hij zo aanhield. Het was zo typerend voor een zoon van Marthona om alles te willen begrijpen. 'Ik kwam voor het eerst op de gedachte toen we een aardhut bouwden,' zei ze. 'Weet je hoe we die maken?'
'Ik geloof het wel. Jullie hutten lijken erg op die van de Mamutiërs, we hebben Talut en de anderen geholpen bij het uitbreiden van het Leeuwekamp,' zei Jondalar. 'Ze zijn begonnen met een steunend geraamte van mammoetbeenderen, en daaroverheen een dikke laag wilgetenen, gevolgd door weer een laag gras en riet. Dan nog een laag plaggen, en als laatste smeerden ze er een laag dunne modder uit de rivier overheen, die keihard werd als hij opgedroogd was.'
'Dat is ongeveer hetzelfde wat wij doen,' zei S'Armuna. 'Het was tijdens het aanbrengen van die laatste laag klei dat de Moeder het eerste deel van Haar geheim aan mij openbaarde. We waren met het laatste stuk bezig, maar het begon donker te worden, dus toen hebben we een groot vuur aangelegd. De klei- modder begon dikker te worden, en er vielen per ongeluk een paar klodders in het vuur. Het was een heet vuur, waarbij we een heleboel beenderen als brandstof gebruikten, we hebben het het grootste deel van de nacht aangehouden, 's Morgens moest ik van Brugar de vuurplaats schoonmaken en toen ontdekte ik dat een deel van de klei hard geworden was. Een stuk viel me speciaal op, want het leek op een leeuw.'
'Ayla's beschermende totem is een leeuw,' zei Jondalar.
De sjamaan keek haar aan, toen leek het of ze tegen zichzelf knikte, en daarna vervolgde ze: 'Zodra ik ontdekte dat het leeuwebeeldje niet zachter werd in het water, besloot ik te proberen er nog meer te maken. Ik heb heel wat probeersels gemaakt, ik had nog meer aanwijzingen van de Moeder nodig voordat ik het eindelijk voor elkaar had.'
'Waarom vertel je ons je geheimen? Waarom wil je ons je macht tonen?' vroeg Ayla.
De vraag was zo direct dat de vrouw erdoor werd overrompeld, maar toen glimlachte ze. 'Jullie moeten niet denken dat ik jullie al mijn geheimen vertel. Ik laat jullie alleen de voor de hand liggende dingen zien. Brugar dacht ook al dat hij mijn geheimen kende, maar hij heeft al gauw zijn lesje geleerd.'
'Brugar moet wel gemerkt hebben dat je experimenteerde,' zei Ayla. 'Je kunt geen hete vuren maken zonder dat iedereen het weet. Hoe kon je iets voor hem geheim houden?'
'In het begin kon het hem niets schelen wat ik deed, zolang ik maar voor mijn eigen brandstof zorgde, totdat hij een paar resultaten te zien kreeg. Toen besloot hij om zelf ook beeldjes te maken, maar hij wist niet alles wat de Moeder mij had geopenbaard.' De glimlach van de Ene Die Diende verried haar gevoel van rechtvaardiging en triomf. 'De Moeder heeft zijn pogingen in hevige gramschap verworpen. Brugars beeldjes barstten met veel lawaai uit elkaar en ze braken in duizend stukken toen hij probeerde ze in het vuur te leggen. De Grote Moeder heeft ze met zo'n snelheid rondgesmeten dat de mensen die erbij stonden er pijnlijk door gewond werden. Sindsdien is Brugar bang geweest voor mijn macht, hij heeft nooit meer geprobeerd mij in zijn macht te krijgen.'
Ayla kon zich voorstellen hoe het geweest moest zijn in dat kleine voorvertrek waar gloeiend hete stukken klei rondvlogen. 'Maar daarmee heb je nog niet uitgelegd waaróm je ons dit alles vertelt. Het is toch mogelijk dat iemand anders die de wijzen van de Moeder kan begrijpen ook jouw geheimen leert kennen.'
S'Armuna knikte. Zoiets had ze wel verwacht van de vrouw en ze had al besloten dat het het beste was om helemaal eerlijk te zijn. 'Je hebt natuurlijk gelijk. Ik heb inderdaad een reden. Ik heb jullie hulp nodig. Door deze magie heeft de Moeder mij grote macht verleend, zelfs over Attaroa. Zij is bang voor mijn magie, maar ze is sluw en onvoorspelbaar, en op een dag zal ze haar angst weten te overwinnen, daar ben ik zeker van. En dan zal ze me doden.' De vrouw keek naar Jondalar. 'Mijn dood is niet zo belangrijk, behalve voor mezelf. Het gaat om de rest van mijn volk, dit hele Kamp, ik vrees vooral voor hen. Toen jij zei dat Marthona het leiderschap aan haar zoon had overgedragen, ging ik beseffen hoe slecht de zaken er hier voorstaan. Ik weet dat Attaroa nooit uit vrije wil het leiderschap zou overdragen aan wie dan ook, en tegen de tijd dat zij er niet meer is, is er helemaal geen Kamp meer over, vrees ik.'
'Hoe kun je daar zo zeker van zijn? Als zij zo onvoorspelbaar is, zou ze er dan niet plotseling genoeg van kunnen krijgen?' vroeg Jondalar.
'Ik ben er zo zeker van omdat ze al iemand heeft gedood aan wie ze het leiderschap had kunnen doorgeven, haar eigen kind.'
'Heeft ze haar eigen kind gedood?' vroeg Jondalar. 'Toen jij zei dat Attaroa de dood van die drie jonge mensen had veroorzaakt, nam ik aan dat het een ongeluk was geweest.'
'Dat was helemaal geen ongeluk. Attaroa heeft ze vergiftigd, ook al zal ze dat niet toegeven.'
'Haar eigen kind vergiftigd! Hoe kan iemand zijn eigen kind vermoorden!' zei Jondalar. 'En waarom?'
'Waarom? Omdat hij stiekem had geprobeerd een vriendin te helpen. Cavoa, die jonge vrouw die jullie hebben ontmoet. Ze was verliefd op een man en was van plan om met hem te vluchten. Haar broer heeft ook geprobeerd hen te helpen. Ze zijn alle vier betrapt. Attaroa heeft Cavoa alleen maar gespaard omdat ze zwanger was, maar ze heeft al gedreigd dat als de baby een jongetje is, ze hen beiden zal doden.'
'Geen wonder dat ze er zo ongelukkig en bang uitziet,' zei Ayla.
'Ik ben er ook schuldig aan,' zei S'Armuna. Terwijl ze het zei werd ze doodsbleek.
'Jij! Wat had jij dan tegen die jonge mensen?' vroeg Jondalar.
'Ik had niets tegen ze. Attaroa's kind was mijn volgeling, bijna alsof het mijn eigen kind was. En ik voel met Cavoa mee, ik voel dezelfde pijn, maar ik ben net zo verantwoordelijk voor hun dood alsof ik hun zelf het vergif had gegeven. Als ik er niet was geweest, had Attaroa nooit geweten waar ze vergif moest vinden en hoe ze het moest gebruiken.'
Het drong tot hen beiden door dat de vrouw radeloos was, ook al wist ze zich goed te beheersen.
'Maar dat ze haar eigen kind heeft gedood,' zei Ayla en ze schudde haar hoofd als om die gedachte kwijt te raken. Het idee alleen al vervulde haar met afgrijzen. 'Hoe kon ze het doen?'
'Dat weet ik niet. Ik zal jullie vertellen wat ik wèl weet, maar het is een lang verhaal. Ik geloof dat we maar beter naar mijn hut kunnen terugkeren,' stelde S'Armuna voor, terwijl ze om zich heen keek. Ze wilde niet op zo'n open plek over Attaroa spreken.
Ayla en Jondalar volgden haar weer in haar aardhut, trokken hun bovenkleren uit en gingen bij het vuur staan terwijl de oudere vrouw brandstof toevoegde en de kookstenen in het vuur legde om een thee te maken. Toen ze alle drie weer zaten, en door en door warm waren geworden door de hete drank, zweeg S'Armuna nog een tijdje om haar gedachten te ordenen.
"t Is moeilijk te zeggen wanneer het allemaal is begonnen, waarschijnlijk toen er in het begin al moeilijkheden ontstonden tussen Attaroa en Brugar, maar daar hield het niet mee op. Zelfs toen Attaroa's zwangerschap al een eind was gevorderd, bleef Brugar haar afranselen. Toen de weeën begonnen heeft hij mij niet laten komen. Ik wist het pas toen ik haar hoorde schreeuwen van pijn. Ik ging naar haar toe, maar hij stond niet toe dat ik haar hielp tijdens de bevalling. Het was geen gemakkelijke verlossing, en hij wilde niet hebben dat haar pijn verzacht werd. Ik ben ervan overtuigd dat hij haar wilde zien lijden. De baby is misvormd ter wereld gekomen, vermoedelijk door alle slaag die hij Attaroa heeft gegeven. Hoewel je het bij de geboorte niet duidelijk kon zien, bleek al gauw dat de rugge- graat van het kind krom was en zwak. Ik heb nooit toestemming gekregen om de baby te onderzoeken, dus ik weet het niet zeker, maar er kunnen ook nog andere moeilijkheden geweest zijn,' zei S'Armuna.
'Was haar kind een jongen of een meisje?' vroeg Jondalar, toen hij bedacht dat dat nog niet ter sprake was gekomen.
'Ik weet het niet,' verklaarde S'Armuna.
'Hoe bedoel je? Hoe kun je zoiets niet weten?' vroeg Ayla.
'Niemand wist het, behalve Brugar en Attaroa, om de een of andere reden hebben ze het geheim gehouden. Zelfs als kleuter mocht het kind nooit onder de mensen komen zonder kleren aan, zoals de meeste baby's en jonge kinderen, en ze hebben een naam gekozen die geen mannelijke of vrouwelijke uitgang heeft. Het kind heette Omel,' vertelde de vrouw.
'Heeft het kind hierover nooit iets gezegd?' vroeg Ayla.
'Nee. Omel heeft het geheim ook bewaard. Ik denk dat Brugar ze alletwee met de vreselijkste gevolgen heeft gedreigd, als het geslacht van het kind ooit bekend zou worden,' zei S'Armuna.
'Er moet toch wel een aanwijzing geweest zijn, vooral toen het kind ouder werd? Het lichaam dat begraven werd scheen van volwassen afmetingen,' zei Jondalar.
'Omel heeft zich nooit hoeven scheren, maar dat kon ook met een trage ontwikkeling te maken hebben. Je kon ook niet zien of er zich borsten ontwikkelden, Omel droeg losse kleren die alles konden verhullen. Omel werd behoorlijk lang voor een meisje, ondanks de kromme ruggegraat, en heel mager. Attaroa is zelf heel lang, misschien kwam het doordat het kind zwak was, maar het had iets breekbaars, dat zie je meestal niet bij mannen.'
'Heb je zelf niet een bepaald idee over het kind gekregen naarmate het opgroeide?' vroeg Ayla.
Die vrouw is opmerkzaam, dacht S'Armuna, toen knikte ze. 'In mijn hart heb ik Omel altijd als een meisje beschouwd, maar misschien was dat wel omdat ik het graag wilde. Brugar wilde dat de mensen het kind als mannelijk beschouwden.'
'Je hebt vast gelijk wat Brugar betreft,' zei Ayla. 'Bij de Stam wil elke man dat zijn vrouw zoons krijgt. Hij vindt zichzelf een tweederangs man als ze er niet tenminste één heeft. Want dat zou betekenen dat zijn totemgeest zwak is. Als de kleine een meisje was, probeerde Brugar misschien wel te verbergen dat zijn gezellin een vrouwelijk kind had gebaard,' legde Ayla uit, en toen zweeg ze even om over een ander gezichtspunt na te denken. 'Maar misvormde kinderen worden meestal weggehaald en aan hun lot overgelaten. Het kan ook zijn dat Brugar heeft willen verbergen dat de baby misvormd ter wereld is gekomen, vooral als het een jongen was die nooit goed zou leren jagen, wat toch van een man wordt geëist.'
"t Is niet eenvoudig om zijn beweegredenen te verklaren, maar wat ze ook waren, Attaroa was het met hem eens.'
'Maar hoe is Omel dan gestorven? En die twee anderen?' vroeg Jondalar.
'Het is een vreemd en ingewikkeld verhaal,' zei S'Armuna die niet gehaast wilde worden. 'Ondanks alle moeilijkheden en geheimzinnigheid was het kind Brugars lieveling. Omel was de enige die hij nooit sloeg of probeerde te kwetsen. Daar was ik blij om, maar ik heb me dikwijls afgevraagd waarom.'
'Zou hij vermoed hebben dat hij misschien de misvorming op zijn geweten had, omdat hij Attaroa voor de bevalling zoveel had geslagen?' vroeg Jondalar. 'Zou hij hebben geprobeerd iets goed te maken?'
'Dat kan zijn, maar Brugar gaf Attaroa alle schuld. Hij zei dikwijls tegen haar dat ze een onvolwaardige vrouw was, die niet eens een gave baby ter wereld kon brengen. Dan werd hij weer kwaad en sloeg haar opnieuw. Maar zijn geransel was niet meer een voorspel tot Genot met zijn gezellin. In plaats daarvan vernederde hij Attaroa en overlaadde hij het kind met liefde. Omel begon Attaroa op dezelfde manier te behandelen, en omdat de vrouw steeds meer vervreemd raakte, werd ze jaloers op haar eigen kind, jaloers vanwege de liefde die Brugar het kind betuigde, en nog meer vanwege de liefde die Omel Brugar toedroeg.'
'Dat was wel erg moeilijk te verdragen,' zei Ayla.
'Ja, Brugar had nu een nieuwe manier gevonden om Attaroa pijn te doen, maar zij was niet de enige die door hem moest lijden,' vervolgde S'Armuna. 'Na verloop van tijd werden alle vrouwen steeds slechter behandeld door Brugar en de andere mannen. De mannen die probeerden tegen zijn gedragingen in te gaan werden soms ook in elkaar geslagen, of ze werden weggejaagd. Tenslotte, na een heel ellendige ervaring, waarbij Attaroa een gebroken arm en een aantal gebroken ribben opliep, doordat hij op haar was gesprongen en haar had geschopt, kwam ze in opstand. Ze zwoer dat ze hem zou vermoorden, en ze smeekte me haar daarvoor iets te geven.'
'Heb je dat gedaan?' vroeg Jondalar, die zijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen.
'Een Die de Moeder Dient leert vele geheimen, Jondalar,
dikwijls gevaarlijke geheimen, en vooral iemand die bij de ze- landonia heeft gestudeerd,' legde S'Armuna uit. 'Maar zij die tot het Moederschap worden toegelaten moeten bij de Heilige Grotten en de Oude Legenden zweren dat de geheimen niet misbruikt zullen worden. Een Die de Moeder Dient doet afstand van naam en identiteit en neemt de naam en de identiteit aan van haar volk. Zij wordt de verbindende schakel tussen de Grote Aardmoeder en Haar kinderen, het middel waardoor de Aardkinderen met de wereld van de geesten communiceren. En daarom betekent het Dienen van de Moeder ook het dienen van Haar kinderen.'
'Dat begrijp ik,' zei Jondalar.
'Maar misschien begrijp je niet dat het volk in de geest gegrift wordt van de Ene Die Dient. De behoefte om hun welzijn te behartigen wordt heel sterk; alleen de behoeften van de Moeder gaan nog vóór. Het is dikwijls een kwestie van leiderschap. Meestal niet direct, maar meer in de zin van de weg te wijzen. Een Die de Moeder Dient wordt de gids naar begrip, en naar het zoeken van de betekenis van het onbekende. Een deel van de opleiding bestaat uit het kennis nemen van overleveringen, van de wetenschap die de Ene in staat stelt tekens, visioenen en dromen te verklaren, die naar Haar kinderen worden gezonden. Er zijn instrumenten om daarbij te helpen, en manieren om leiding te krijgen van de wereld der geesten, maar uiteindelijk komt het allemaal neer op het eigen oordeel van de Ene. Ik heb vreselijk geworsteld met de vraag hoe ik het best zou kunnen Dienen, maar ik vrees dat mijn oordeel werd overschaduwd door mijn eigen verbittering en woede. Ik ben hier teruggekeerd met een haat tegen mannen, en als ik naar Brugar keek, ging ik ze nog meer haten.'
'Je zei dat je je verantwoordelijk voelde voor de dood van de drie jonge mensen. Heb je haar alles over vergif geleerd?' vroeg Jondalar die de zaak niet kon laten rusten.
'Ik heb Attaroa vele dingen geleerd, zoon van Marthona, maar zij was niet in opleiding om Een Die Dient te worden. Echter, ze begrijpt de dingen snel en ze is misschien wel in staat om meer in zich op te nemen dan de bedoeling is... maar dat wist ik ook al.' Toen zweeg S'Armuna, ze zweeg precies op het moment dat ze bijna een ernstige overtreding had toegegeven. Ze maakte het duidelijk en liet hen toch hun eigen conclusies trekken. Ze wachtte tot ze Jondalar bezorgd zijn wenkbrauwen zag fronsen, Ayla knikte dat ze het had begrepen.
'Hoe dan ook, ik heb inderdaad Attaroa in het begin geholpen macht over de mannen te krijgen - misschien wilde ik zelf wel macht hebben over hen. Eigenlijk heb ik nog meer gedaan. Ik heb haar aangespoord en aangemoedigd, ik heb haar ervanovertuigd dat de Grote Aardmoeder wil dat vrouwen de leiding hebben, en ik heb haar geholpen de vrouwen, in ieder geval de meesten onder hen, daar ook van te overtuigen. Na de vreselijke manier waarop Brugar en de mannen hen hadden behandeld, was dat niet erg moeilijk. Ik heb haar iets gegeven om de mannen in slaap te brengen, en ik heb haar gezegd dat ze dat in hun lievelingsdrank moest doen - een brouwsel van berkesap dat ze lieten gisten.'
'De Mamutiërs kunnen ook zo'n drank maken,' merkte Jondalar op. Hij had met stijgende verbazing geluisterd.
'Toen de mannen sliepen hebben de vrouwen hen vastgebonden. Ze deden het graag. Het was bijna een spelletje, een manier om de mannen een lesje te leren. Maar Brugar werd niet meer wakker. Attaroa wilde me laten geloven dat hij gewoon gevoeliger was geweest voor de slaapdrank, maar ik weet zeker dat ze er iets anders in had gedaan. Ze had gezegd dat ze hem wilde doden en ik geloof dat ze dat inderdaad heeft gedaan. Ze geeft het nog steeds niet toe, maar wat de waarheid ook is, ik was het die haar deed geloven dat vrouwen beter af waren zonder mannen. Ik was het die haar ervan heeft overtuigd dat als er geen mannen waren, de geesten van vrouwen zich zouden moeten mengen met de geesten van andere vrouwen om nieuw leven te doen ontstaan, en dat er dan alleen vrouwelijke baby's geboren zouden worden.'
'Geloof je dat werkelijk?' vroeg Jondalar met een ernstige blik.
'Ik denk dat ik bijna mezelf ervan heb overtuigd dat ik dat geloofde. Ik heb het niet met zoveel woorden gezegd - ik wilde de Moeder niet kwaad maken - maar ik weet dat ik haar wel die gedachte gaf. Attaroa denkt dat de zwangerschap van enkele vrouwen hiervan een bewijs is.'
'Ze heeft ongelijk,' zei Ayla.
'Ja, natuurlijk heeft ze ongelijk, en ik had beter moeten weten. De Moeder heeft zich door mijn list niet laten misleiden. In het diepst van mijn hart weet ik dat de mannen bestaan, omdat de Moeder het zo gewild heeft. Als Ze geen mannen wilde hebben, had Ze ze niet geschapen. Hun geesten zijn onontbeerlijk. Maar als de mannen zwak zijn, zijn hun geesten niet sterk genoeg om door de Moeder gebruikt te worden. Daarom zijn er maar zo weinig kinderen geboren.' Ze glimlachte tegen Jondalar. 'Jij bent zo'n sterke jongeman, ik twijfel er niet aan dat jouw geest door Haar al eens gebruikt is.'
'Als de mannen werden bevrijd, zou je waarschijnlijk ontdekken dat ze sterk genoeg zijn om de vrouwen zwanger te maken,' zei Ayla, 'zonder hulp van Jondalar.'
De lange blonde man keek haar even grijnzend aan. 'Maar ikben ten volle bereid om te helpen,' zei hij, precies wetend wat ze bedoelde, maar zich afvragend of hij het met haar eens was.
'Misschien moet het ook,' zei Ayla. 'Ik zei alleen dat ik niet dacht dat het nodig zou zijn.'
Plotseling lachte Jondalar niet meer. Het viel hem in dat wie er ook gelijk mocht hebben, hij geen reden had aan te nemen dat hij in staat was een kind te verwekken.
S'Armuna keek naar hen beiden, ze begreep dat ze toespelingen maakten op iets waar ze niets van afwist. Ze wachtte, maar toen het duidelijk werd dat zij op haar wachtten, vertelde ze verder. 'Ik heb haar geholpen en ik heb haar aangemoedigd, maar ik wist niet dat het met Attaroa als leider nog erger zou worden dan het met Brugar was geweest. Het werd alleen beter... voor de vrouwen, toen hij er niet meer was. Maar niet voor de mannen, en niet voor Omel. Dat kind was de enige die om hem treurde. Cavoa's broer begreep het, hij was een goede vriend van Omel.'
'Dat is te begrijpen, onder die omstandigheden,' zei Jondalar.
'Attaroa dacht er anders over,' zei S'Armuna. 'Omel was ervan overtuigd dat Attaroa Brugars dood had veroorzaakt. Hij werd vreselijk kwaad en daagde haar uit, waarna hij werd afgeranseld. Attaroa heeft me een keer verteld dat ze Omel alleen maar wilde laten inzien wat Brugar haar en de andere vrouwen had aangedaan. Hoewel ze het niet met zoveel woorden heeft gezegd, toch geloof ik dat ze dacht of hoopte dat Omel weer bij haar zou komen, van haar zou houden, nu Brugar er niet meer was.'
'Afranselen is niet bepaald een middel om liefde af te dwingen,' zei Ayla.
'Je hebt gelijk,' zei de oudere vrouw. 'Omel was nog nooit eerder geslagen, zijn haat voor Attaroa werd daarna alleen maar sterker. Ze waren moeder en kind, maar ze konden elkaar niet verdragen. Toen heb ik aangeboden om Omel als mijn volgeling bij me te nemen.'
S'Armuna zweeg, nam haar kom om een slok te nemen, zag dat hij leeg was, en zette hem weer neer. 'Attaroa leek eerst opgelucht dat Omel uit haar hut weg was. Maar terugdenkend besef ik dat ze het heeft afgereageerd op de mannen. Eigenlijk is Attaroa steeds erger geworden sinds Omel haar hut verliet. Nog wreder dan Brugar ooit is geweest. Dat had ik moeten voorzien. In plaats van hen te scheiden had ik moeten proberen ze met elkaar te verzoenen. Wat gaat er nu gebeuren, nu Omel er niet meer is? Door Attaroa's eigen hand gedood?'
De vrouw staarde naar de trillende lucht boven het vuur alsof ze iets zag dat niemand anders kon zien. 'O, Grote Moeder!
Ik ben blind geweest!' zei ze plotseling. 'Ze heeft Ardoban laten verminken, ze heeft Omel en de anderen gedood. Attaroa is haar verstand kwijt. Ik vrees voor ons allemaal.'
'Laten verminken?' vroeg Ayla. 'Die kinderen in die omheinde gevangenis? Is dat met opzet gebeurd?'
'Ja, om de jongens zwak te maken, en angstig,' zei S'Armuna, terwijl ze haar hoofd schudde. Plotseling stortte ze in en verborg haar gezicht in haar handen. 'Waar zal dat toe leiden? Al die pijn, dat lijden dat ik veroorzaakt heb,' snikte ze.
'Jij hebt het niet alleen op je geweten, S'Armuna,' zei Ayla. 'Je hebt het misschien toegelaten, zelfs aangemoedigd, maar je mag niet alle schuld bij jezelf leggen. Het kwaad is van Attaroa afkomstig en misschien van diegenen die haar zo slecht hebben behandeld.' Ayla schudde haar hoofd. 'Wreedheid baart nieuwe wreedheid, pijn verwekt pijn, mishandeling kweekt mishandeling.'
'En hoeveel jongeren die zij zoveel schade heeft toegebracht zullen dat niet doorgeven aan de volgende generatie?' riep de oudere vrouw uit, alsof ze zelf pijn had. Haar lichaam wiegde heen en weer en ze huilde van verdriet. 'Welke jongens achter die omheining heeft zij veroordeeld tot het doorgeven van haar vreselijke erfenis? En wie van de meisjes die nu tegen haar opkijken zullen later net zoals zij willen worden? Toen ik Jondalar zag moest ik terugdenken aan mijn opleiding. Ik ben de laatste die dit had mogen toelaten. Daardoor ben ik verantwoordelijk. O, Moeder! Wat heb ik gedaan?'
'De vraag is niet wat je hebt gedaan, maar wat je nu doen kunt,' zei Ayla.
'Ik moet ze helpen. Op de een of andere manier moet ik ze helpen, maar wat kan ik doen?'
'Het is te laat om Attaroa te helpen, maar ze moet tegengehouden worden. Het zijn de kinderen en de mannen binnen de omheining die we moeten helpen, maar eerst moeten ze bevrijd worden. Daarna moeten we bedenken hoe we ze kunnen helpen.'
S'Armuna keek naar de jonge vrouw die op dat moment zo positief en zo machtig leek en vroeg zich af wie ze werkelijk was. De Ene Die de Moeder Dient was gaan inzien hoeveel schade ze had berokkend, hoe ze misbruik had gemaakt van haar macht. Ze vreesde zowel voor haar eigen geest als voor het leven van het hele Kamp.
Er viel een stilte in de hut. Ayla stond op en nam de grote kom die gebruikt werd om thee in te bereiden. 'Laat mij nu eens de thee maken. Ik heb een heerlijk kruidenmengsel bij me,' zei ze. Toen S'Armuna knikte zonder een woord te zeggen, reikte Ayla naar haar medicijnbuidel van otterhuid.
'Ik heb zitten denken aan die twee kreupele jongens binnende omheining,' zei Jondalar. 'Zelfs als ze niet goed kunnen lopen, zouden ze vuursteenkloppers kunnen worden of zoiets, iemand moet ze dat leren. Er zal toch wel iemand onder de S'Armuniërs zijn die dat kan?' Misschien kunnen we zo iemand vinden op jullie Zomerbij eenkomst.'
'We gaan niet meer naar Zomerbij eenkomsten met de andere S'Armuniërs,' zei S'Armuna.
'Waarom niet?' vroeg hij.
'Attaroa heeft er geen zin in,' zei S'Armuna op doffe toon. 'Andere mensen zijn nooit erg vriendelijk tegen haar geweest; haar eigen Kamp wilde haar nauwelijks hebben. Toen ze leider was geworden, wilde ze niets meer met anderen te maken hebben. Kort nadat ze de macht had overgenomen stuurden sommige Kampen een delegatie om ons uit te nodigen met hen samen te gaan. Ze hadden gehoord dat we een heleboel vrouwen hadden zonder metgezellen. Attaroa beledigde hen en stuurde hen weg, en binnen een paar jaar had ze iedereen van ons vervreemd. Nu komt er niemand meer, geen familie, geen vrienden. Ze mijden ons allemaal.'
'Ik vind het nog wel meer dan een belediging als je als doelwit aan een paal wordt opgehangen,' zei Jondalar.
'Ik heb je al gezegd dat ze steeds erger wordt. Jij bent de eerste niet. Wat ze met jou heeft gedaan, is al eerder gebeurd,' zei de vrouw. 'Een paar jaar geleden kwam ons een man bezoeken die op een Grote Tocht was. Toen hij zoveel vrouwen zag die kennelijk alleen waren, werd hij arrogant en neerbuigend. Hij veronderstelde dat hij niet alleen welkom zou zijn, maar zelfs zeer in trek. Attaroa heeft met hem gespeeld zoals een leeuw met zijn prooi, en toen heeft ze hem gedood. Daar heeft ze zo van genoten, dat alle bezoekers voortaan werden opgesloten. Ze genoot ervan met hun leven te spelen: nu eens beloftes dan weer martelingen, tot ze hen uit de weg ruimde. Dat was ze ook met jou van plan, Jondalar.'
Ayla rilde en deed meteen wat rustgevende middelen bij de ingrediënten voor de thee. 'Je had gelijk toen je zei dat ze onmenselijk is. Mog-ur vertelde wel eens over kwade geesten, maar ik had altijd gedacht dat het volksverhalen waren, sprookjes om kinderen bang en waakzaam te maken, om iedereen een huivering te bezorgen. Maar Attaroa is geen volksver- haaltje. Zij is het Kwaad.'
'Als er geen bezoekers waren, dan speelde ze met de mannen binnen de omheining,' vervolgde S'Armuna, alsof ze niet meer kon ophouden nu ze eenmaal was begonnen met vertellen over wat ze altijd voor zich had gehouden. Alsof ze het beslist kwijt moest. 'Ze nam de sterksten het eerst, de leiders, of de opstan- digen. Er zijn nu veel minder mannen, en degenen die nog overzijn, zijn hun vechtlust kwijt. Ze zijn half uitgehongerd, ze moeten kou en regen verduren. Attaroa stopt ze in kooien of bindt ze vast. Ze kunnen zich niet eens wassen. Er zijn er al heel wat van honger en kou gestorven. En er worden bijna geen kinderen geboren om ze te vervangen. Met de mannen sterft ook het Kamp uit. We waren allemaal stomverbaasd toen Cavoa zwanger werd.'
'Ze is vast binnen de omheining bij een man geweest,' zei Ayla. 'Waarschijnlijk de man op wie ze verliefd werd. Dat weet je toch, hè?'
S'Armuna wist het inderdaad, maar vroeg zich af hoe Ayla het wist. 'Er zijn vrouwen die naar binnen glippen om mannen te bezoeken, soms brengen ze eten mee. Dat zal Jondalar je wel verteld hebben,' zei ze.
'Ik heb haar niets verteld,' zei Jondalar. 'Maar ik begrijp niet waarom de vrouwen het slikken dat de mannen gevangen gehouden worden.'
'Ze zijn bang voor Attaroa. Er zijn er een paar die uit vrije wil met haar meedoen, maar de meeste vrouwen zouden graag hun man terug willen hebben. En nu dreigt ze dat ze hun zoons zal verminken.'
'Zeg tegen de vrouwen dat de mannen bevrijd moeten worden en dat er anders geen kinderen meer worden geboren,' zei Ayla op een toon die Jondalar en S'Armuna beiden een koude rilling bezorgde. Ze keken haar met grote ogen aan. Jondalar herkende de afstandelijke, min of meer uitdrukkingsloze blik die ze had als ze met haar gedachten bij een zieke of gewonde was, maar nu zag hij tegelijkertijd een kille, harde woede, die hij nog nooit eerder bij haar had gezien.
Maar de oudere vrouw zag in Ayla iets anders en vatte haar verklaring op als een voorspelling of een veroordeling.
Toen Ayla haar drank had rondgedeeld, zaten ze alle drie in gedachten verzonken. Plotseling kreeg Ayla behoefte om naar buiten te gaan en de heldere, pittige, koude lucht in te ademen. Bovendien wilde ze zien of alles in orde was met haar dieren, maar toen ze ongemerkt S'Armuna observeerde, voelde ze dat dit niet het juiste moment was om weg te gaan. Ze wist dat de oudere vrouw volledig gebroken was en een houvast nodig had.
Jondalar zat aan de mannen te denken die hij binnen de omheining had achtergelaten. Ze wisten ongetwijfeld dat hij terug was, maar hij was niet bij hen teruggezet. Hij had graag met Ebulan of met S'Amodun willen praten en ook Doban willen geruststellen. Maar hij had zelf behoefte aan geruststelling. Ze bevonden zich op gevaarlijk terrein, ze hadden tot nu toe niets anders gedaan dan praten. Aan de ene kant wilde hij hier zo snel mogelijk vandaan, aan de andere kant wilde hij graag helpen. Als ze iets gingen ondernemen, wilde hij graag dat het snel zou gebeuren. Hij vond het vreselijk om hier maar te zitten.
Uiteindelijk zei hij wanhopig: 'Ik wil iets doen voor die mannen. Hoe kan ik ze helpen?'
'Jondalar, dat heb je al gedaan,' zei S'Armuna, die nu ook de behoefte voelde om een plan te maken. 'Toen je Attaroa afwees, hebben de mannen weer moed gevat, maar dat alleen is nog niet genoeg. Het is al eerder gebeurd dat mannen weerstand boden, maar dit is de eerste keer dat een man gewoon is weggelopen, en wat nog belangrijker is, weer is teruggekeerd ook,' zei S'Armuna. 'Attaroa heeft haar gezicht verloren, en dat geeft de anderen hoop.'
'Maar hoop alleen helpt ze niet uit hun gevangenschap,' antwoordde hij.
'Nee, en Attaroa laat ze heus niet vrijwillig gaan. Als het aan haar ligt, komt geen man hier levend vandaan, hoewel het een paar mannen is gelukt, maar vrouwen gaan niet vaak op een Grote Tocht. Jij bent de eerste hier, Ayla.'
'Zou ze een vrouw doden?' vroeg Jondalar en onbewust schoof hij beschermend wat dichter naar de vrouw van wie hij zoveel hield.
'Het lijkt me voor haar moeilijk te rechtvaardigen een vrouw te doden, of haar zelfs maar binnen de omheining te zetten, ook al worden veel vrouwen hier tegen hun wil vastgehouden. Ze heeft genoeg dreigementen geuit tegen hun geliefden, de vrouwen blijven hier vanwege hun zoons of metgezellen. Daarom is jouw leven in gevaar, Ayla,' zei S'Armuna en keek Ayla recht in de ogen. 'Jij hebt geen banden met dit Kamp. Zij heeft geen greep op jou en als ze erin zal slagen jou te doden, wordt het gemakkelijker voor haar om andere vrouwen te doden. Ik zeg dit niet alleen om jou te waarschuwen, maar omdat het hele Kamp gevaar loopt. Jullie kunnen nu nog weggaan, allebei, en misschien is dat ook maar het beste.'
'Nee, ik kan niet weggaan,' zei Ayla. 'Hoe zou ik die kinderen in de steek kunnen laten? Of die mannen? De vrouwen hebben ook hulp nodig. Brugar noemde jou een medicijnvrouw, S'Armuna. Ik weet niet of jij weet wat dat betekent, maar ik ben een medicijnvrouw van de Stam.'
'Ben jij een medicijnvrouw? Dat had ik kunnen weten,' zei S'Armuna. Ze wist niet precies wat een medicijnvrouw was, maar Brugar had haar met zoveel respect behandeld nadat hij haar in die categorie had ingedeeld, dat ze een heel bijzondere betekenis had toegekend aan die benaming.
'Daarom kan ik niet weggaan,' zei Ayla. 'Het is niet zozeer iets dat ik zelf wil doen, maar iets dat een medicijnvrouw moet doen, het is haar wezen. Het komt van binnenuit. Een deel vanmijn geest is al in de volgende wereld.' Ayla greep naar de amulet die om haar hals hing. 'Gegeven in ruil voor de geestelijke verplichting jegens die mensen die mijn hulp nodig hebben. Het is moeilijk uit te leggen, maar ik kan niet toestaan dat Attaroa hen langer mishandelt, en dit Kamp zal zeker hulp nodig hebben als de mannen weer vrij zijn. Ik moet blijven zolang ik voel dat het nodig is.'
S'Armuna knikte, ze voelde dat ze het had begrepen, het was niet gemakkelijk uit te leggen. Ze vergeleek Ayla's behoefte om te genezen en haar barmhartige drang om te helpen met haar eigen gevoelens over haar roeping de Moeder te Dienen, ze kon zich vereenzelvigen met de jonge vrouw.
'We zullen blijven zolang we kunnen,' corrigeerde Jondalar, want hij dacht eraan dat ze die winter nog een gletsjer moesten oversteken. 'De vraag is, hoe krijgen we Attaroa zover de mannen vrij te laten?'
'Voor jou is ze bang, Ayla,' zei de sjamaan, 'en ik geloof dat de meesten van haar Wolvenvrouwen dat ook zijn. Degenen die niet bang voor je zijn, hebben ontzag voor je. De S'Armuniërs zijn paardejagers. Wij jagen ook op andere dieren, zoals mammoeten, maar toch het meest op paarden. Naar het noorden is een hoge rotswand waar wij al generaties lang paarden overheen jagen. Je kunt niet ontkennen dat jullie macht over paarden magische kracht heeft. Zo sterk dat je het haast niet kunt geloven, ook al kun je het zien.'
'Er is niets magisch aan,' zei Ayla minachtend. 'Ik heb die merrie grootgebracht sinds het een veulen was. Ik leefde helemaal alleen, zij was mijn enige vriendin. Whinney doet wat ik wil, omdat ze dat zelf graag wil, omdat we vrienden zijn,' legde ze uit.
Doordat ze zolang met Jondalar en de dieren had gereisd, was ze weer teruggevallen in de oude gewoonte om Whinney's naam op de oorspronkelijke manier uit te spreken. Het gehinnik dat door de vrouw werd voortgebracht deed S'Armuna schrikken, ook het idee dat je vrienden kon zijn met een paard vond ze onbegrijpelijk. Hoewel Ayla had gezegd dat het geen magie was, had ze zojuist S'Armuna ervan overtuigd dat het dat wel was.
'Misschien,' zei de vrouw. Maar ze dacht: hoe eenvoudig je ook probeert te zijn, de mensen zullen zich blijven afvragen wie je werkelijk bent en waarom je hier bent gekomen. 'Maar de mensen willen graag denken dat je hier bent gekomen om hen te helpen,' vervolgde ze. 'Ze zijn bang voor Attaroa, maar ik denk dat ze met jouw hulp en die van Jondalar bereid zullen zijn tegen haar op te staan en haar te dwingen de mannen vrij te laten. Hopelijk weigeren ze nog langer door haar geïntimideerd te worden.'
Ayla voelde weer behoefte om naar buiten te gaan om te zien of de dieren het goed maakten, maar ook om de hut te verlaten die haar begon te benauwen. 'Al die kruidenthee,' zei ze terwijl ze opstond. 'Ik moet even een plas doen, waar kan dat, S'Armuna?' Ze luisterde naar de aanwijzingen en zei tenslotte: 'We moeten beslist naar de paarden kijken als we toch buiten zijn. Even zien of ze op hun gemak zijn. Is het goed dat we de manden hier even achterlaten?' Ze had een deksel opgelicht en naar de inhoud gekeken. 'Dit eten koelt snel af. Jammer dat we het niet heet kunnen opdienen. Dat zou beter zijn.'
'Natuurlijk, laat ze maar hier,' zei S'Armuna, die haar beker opnam en het laatste restje opdronk terwijl ze de twee vreemdelingen zag weggaan.
Misschien was Ayla niet een incarnatie van de Grote Moeder, en misschien was Jondalar werkelijk de zoon van Marthona, maar het idee dat de Moeder op een dag Haar straf zou opleggen drukte zwaar op de Ene Die Haar Diende. Zij was uiteindelijk S'Armuna. Zij had haar persoonlijke identiteit ingeruild voor de macht van de wereld der geesten, en dit Kamp was haar verantwoordelijkheid, alle mensen, mannen en vrouwen. Aan haar was de zorg van dit Kamp toevertrouwd, en Haar kinderen waren van haar afhankelijk. S'Armuna bezag de situatie vanuit het standpunt van de vreemdelingen, van de man die haar aan haar roeping had herinnerd, en van de vrouw met haar bijzondere macht, en ze wist dat ze in hun ogen had gefaald. Ze kon alleen maar hopen dat ze een kans zou krijgen om iets goed te maken, een kans om het Kamp te helpen weer een normaal en gezond leven te leiden.