Het sirenenbal
Jean-Martin bekende Isidore
Morisset met tranen van schaamte wat Valmorain had gezegd, en dat
zijn moeder het niet had tegengesproken; ze had eenvoudigweg
geweigerd het er nog met hem over te hebben. Morisset reageerde met
een spottend schaterlachen op die woorden: 'God, jongen, wat doet
dat er nu toe!' maar voelde zich meteen daarna aangedaan en trok
zijn secretaris tegen zich aan om hem tegen zijn brede borst te
laten uithuilen. Hij was geen gevoelsmens en stond zelf verbaasd
over de emoties die die jongeman in hem wekten: hij wilde hem
beschermen, kussen. Hij duwde Jean-Martin zachtjes van zich af,
pakte zijn hoed en ging een wandeling maken over de dijk, met grote
schreden, tot zijn geest weer helder was.
Twee dagen later gingen ze
terug naar Frankrijk. Jean-Martin nam met de vormelijkheid die hij
normaal in het openbaar in acht nam afscheid van zijn kleine
familie, maar sloeg op het laatste moment zijn armen om Violette
heen en fluisterde dat hij zou schrijven.
Het Cordon Bleubal verliep net
zo geweldig als Violette zich had voorgesteld en de anderen hadden
gehoopt. De mannen verschenen in gala, op tijd en correct, en
verspreidden zich in groepjes onder de kroonluchters, in het licht
van honderden kaarsen, terwijl het orkest speelde en de bedienden
drankjes en champagne aanboden; sterkedrank werd niet geschonken.
De tafels met het banket stonden klaar in een aangrenzende ruimte,
maar het zou van lompheid getuigen om zich voortijdig op de schalen
te storten. Violette Boisier, stemmig gekleed, heette hen welkom;
korte tijd later namen de moeders en de chaperonnes op de stoelen
plaats. Het orkest schetterde, aan een kant van de zaal werd een
gordijn opengetrokken en de meisjes maakte hun entree op het
plankier, langzaam achter elkaar lopend. Er zaten een paar donkere
mulatjes tussen, enkele meisjes van gemengd bloed die voor blank
konden doorgaan - twee of drie van hen hadden zelfs blauwe ogen -
en een aantal kwartbloeden in diverse tinten; stuk voor stuk
aantrekkelijk, bescheiden, zachtaardig, elegant, en opgevoed in het
katholieke geloof, sommigen zo bedeesd dat ze hun blik op het
tapijt gericht hielden, anderen, stoutmoediger, wierpen zijdelingse
blikken naar de rij heren langs de muur. Eén meisje was echter
stijf en ernstig, met een uitdagende, haast vijandige uitdrukking
op haar gezicht. De luchtige jurken in heldere kleuren waren in
Frankrijk besteld of tot in de perfectie nagemaakt door Adèle, de
eenvoudige kapsels lieten de weelderige haren van de meisjes goed
uitkomen, hun armen en hals waren bloot en het was net of ze geen
make-up op hadden. Alleen de vrouwen wisten met hoeveel moeite en
inspanning dat onschuldige uiterlijk tot stand was
gekomen.
De eerste
meisjes werden met een respectvolle stilte ontvangen, maar na een
paar minuten barstte er een spontaan applaus los. Zo'n prachtige
collectie sirenen had men nog nooit gezien, zouden de gelukkigen
die aanwezig waren geweest later in cafés en taveernen vertellen.
De kandidates voor de placage gleden als zwanen door de zaal, het
orkest liet de trompetten voor wat ze waren en speelde verder
dansmuziek, en de blanken begonnen hun avances te maken met een
ongewoon vertoon van goede manieren; er was geen sprake van de
gedurfde familiariteit waarmee ze zich gewoonlijk op de feesten van
kwartbloeden misdroegen. Als ze om het terrein te verkennen een
paar zinnen met een meisje hadden gewisseld, konden ze haar ten
dans vragen. Ze mochten kiezen wie ze wilden, maar er was duidelijk
gesteld dat als ze twee of drie keer met hetzelfde meisje dansten,
ze moesten beslissen. De chaperonnes hielden alles met een
adelaarsblik in de gaten. Geen van die arrogante jongemannen, zo
gewend om te doen wat in hen opkwam, waagde het de regels te
overtreden. Ze voelden zich voor het eerst in hun leven
geïntimideerd.
Maurice keek niemand aan. Het idee alleen al dat die meisjes
aan de blanken werden aangeboden, maakte hem ziek. Hij
transpireerde hevig en voelde zijn slapen hameren. Hij was alleen
gekomen vanwege Rosette. Sinds hij een paar dagen eerder in New
Orleans van boord was gestapt, had hij op het bal gewacht, alleen
om met haar samen te kunnen zijn, zoals ze in hun geheime
correspondentie hadden afgesproken; maar hij had haar zo lang niet
gezien dat hij bang was dat ze elkaar niet zouden herkennen. Zijn
instinct en zijn diepe heimwee naar haar, die tussen de stenen
muren van het internaat in Boston alleen nog
maar groter was geworden, vertelden
Maurice al bij de eerste aanblik dat het hooghartige, in het wit
geklede meisje, het mooiste van allemaal, zijn Rosette was. Toen
hij zijn voeten eindelijk in beweging kreeg, was ze al omringd door
drie of vier kandidaten die ze aandachtig opnam, zoekend naar de
enige die ze wenste te zien.
Ook zij had reikhalzend naar
dat moment uitgekeken. Sinds haar kindertijd had ze haar liefde
voor Maurice beschermd door te veinzen, door net te doen alsof het
liefde tussen broer en zus was, maar ze peinsde er niet over
daarmee door te gaan. Dit was de nacht der waarheid.
Stijfjes baande Maurice zich
een weg naar Rosette en kwam met glanzende ogen tegenover haar
staan. Ze keken elkaar aan, op zoek naar degene die ze zich
herinnerden: zij de magere jongen met de groene ogen, die
huilebalk, die haar in haar kindertijd als een schaduw was gevolgd,
en hij het bazige meisje dat bij hem in bed kroop. Ze ontmoetten
elkaar op de sintels van hun herinneringen en werden op datzelfde
moment de kinderen van weleer: Maurice woordeloos, bevend,
afwachtend, en Rosette die de regels aan haar laars lapte door zijn
hand te pakken en hem mee te trekken naar de dansvloer.
Door haar witte handschoentjes
heen voelde het meisje de ongewone warmte van Maurice' huid die
door haar lichaam kroop, van haar hals naar haar voeten, alsof ze
naast een vuur was gaan staan. Ze voelde haar benen slap worden,
verstapte zich en moest zich aan hem vastklampen om niet door haar
knieën te zakken. De eerste wals was voorbij zonder dat ze er erg
in hadden, ze kregen er geen woord uit; alleen elkaar aanraken en
naar elkaar kijken, zich niet langer bewust van de dansparen om hen
heen. De muziek stopte maar zij dansten gewoon door, in elkaar
opgaand, onhandig bewegend tot het orkest weer begon te spelen en
ze de maat weer oppakten. Inmiddels wierpen verschillende mensen
spottende blikken op het stel en Violette Boisier merkte dat er
iets gaande was wat de strikte regels van haar feest
bedreigde.
Toen het
laatste akkoord wegstierf, schoof een jongeman die wat dapperder
was dan de rest zich tussen hen in om Rosette ten dans te vragen.
Zij merkte het niet eens, vastgeklemd aan Maurice' arm, haar ogen
in de zijne, maar de ander bleef aandringen. Toen draaide Maurice,
die uit een soort slaapwandelaarstrance leek te ontwaken, zich
ineens om en gaf zijn rivaal zo'n onverwachte duw dat de jongen
struikelde en op de grond terechtkwam. Iedereen begon te schreeuwen
en de muzikanten vielen stil. Maurice stamelde een
verontschuldiging en stak zijn hand uit om de ander overeind te
helpen, maar de belediging was te evident geweest. Twee vrienden
van de jongen hadden zich al op de dansvloer begeven en gingen
tegenover Maurice staan. Voordat iemand over een duel had kunnen
beginnen, zoals maar al te vaak gebeurde, kwam Violette Boisier
tussenbeide in een poging de druk van de ketel te halen met wat
grapjes en tikjes van haar waaier, en Sancho Garcia der Solar nam
zijn neef stevig bij een arm en sleepte hem mee naar de eetkamer,
waar de volwassen heren al van de heerlijkste gerechten in de beste
traditie van de creoolse keuken genoten.
'Waar ben je mee bezig,
Maurice. Weet je niet wie dat meisje is?' vroeg Sancho.
'Rosette natuurlijk, wie
anders. Ik heb zeven jaar moeten wachten om haar te
zien.'
'Maar met haar
kun je niet dansen. Zoek een ander, er zitten genoeg leuke meisjes
tussen, en als je je keuze hebt gemaakt, regel ik de
rest.'
'Ik ben alleen
voor Rosette gekomen, oom,' verklaarde Maurice.
Sancho haalde diep adem in een
poging zijn longen te vullen in de door sigarenrook en zoete
bloemengeuren benauwde atmosfeer. Hier had hij niet op gerekend,
hij had zich nooit kunnen voorstellen dat hij degene zou zijn die
Maurice de waarheid moest vertellen, en al helemaal niet dat zo'n
melodramatische onthulling tijdens een gebeurtenis als deze zou
plaatsvinden, en zo halsoverkop. Hij had hun liefde al geraden toen
hij Maurice en Rosette in 1793 in Cuba voor het eerst samen had
gezien, toen ze net uit Le Cap waren ontsnapt, hun kleren
gescheurd, de as van de brand nog in hun haren. Het waren nog
kinderen geweest die hand in hand liepen, geschokt door alle
verschrikkingen waarvan ze getuige waren geweest. Maar toen al was
duidelijk dat ze met elkaar verbonden waren door een vurige,
koppige liefde. Sancho begreep niet hoe het mogelijk was dat het
anderen was ontgaan.
'Vergeet Rosette, ze is de dochter van je vader. Rosette is
je zus, Maurice,' zuchtte Sancho terwijl hij naar de neuzen van
zijn laarzen staarde.
'Dat weet ik, oom,' antwoordde de jongen kalm. 'Dat hebben
we altijd geweten, maar het is voor ons geen reden om niet met
elkaar te trouwen.'
'Je bent gek, jongen. Dat kan niet.'
'Dat zullen we nog wel eens
zien, oom.'
Hortense Guizot had nooit
durven dromen dat de hemel, zonder direct ingrijpen van haar kant,
haar van Maurice zou verlossen. Ze bevredigde haar wrokgevoelens
met het verzinnen van allerlei manieren om haar stiefzoon uit de
weg te ruimen, de enige fantasieën die die praktische vrouw zich
permitteerde- die hoefde ze immers niet te biechten omdat
dergelijke hypothetische misdaden niet meer waren dan dromen, en
dromen zijn niet zondig. Ze had zo haar best gedaan een wig tussen
de jongen en zijn vader te drijven en Maurice te vervangen door de
zoon die ze maar niet ontving, dat ze zich, toen hij zijn eigen
ondergang bewerkstelligde en de kust voor haar vrij was om op haar
eigen manier over de bezittingen van haar echtgenoot te beschikken,
lichtelijk belazerd voelde. Ze had de avond van het bal
doorgebracht onder de cupidootjes van haar hemelbed - dat
naargelang het seizoen van de plantage naar het huis en vice versa
werd gesleept - woelend tussen de lakens, zonder de slaap te kunnen
vatten, in gedachten bij Maurice, die op datzelfde moment een
concubine uitzocht, het definitieve bewijs dat hij zijn kinderjaren
achter zich had gelaten en zijn intrede in de wereld van de
volwassenen zou doen. Haar stiefzoon was inmiddels een man en zou
zich uiteraard gaan bezighouden met de familiezaken, waardoor haar
eigen macht zou slinken omdat zij op hem niet dezelfde invloed had
als op haar echtgenoot. Het laatste wat ze wenste was dat hij in de
boekhouding zou gaan wroeten of grenzen stellen aan haar
uitgaven.
Pas tegen
de morgen, toen ze uiteindelijk een paar drupjes laudanum nam, vond
Hortense de rust om zich over te geven aan een onrustige droom vol
angstwekkende beelden. Ze werd tegen het middaguur wakker,
ontregeld door die slechte nacht en akelige voorgevoelens, en trok
aan het touw om Denise te roepen voor haar po en haar kop
chocoladedrank. Ze meende een verdieping lager vage stemmen een
gesprek te horen voeren, in de bibliotheek, schatte ze. De buis met
het touw om de slaven te ontbieden, die van de zolderverdieping
naar de begane grond liep, was haar wel vaker van pas gekomen om te
luisteren naar wat er elders in het huis gebeurde. Ze bracht haar
oor dichterbij en hoorde boze stemmen, maar omdat ze niet kon
verstaan wat er werd gezegd, glipte ze stilletjes haar kamer uit.
Op de trap kwam ze haar slavin tegen, die zich toen ze haar
meesteres in haar nachthemd en op blote voeten ontwaarde,
onzichtbaar en stom tegen de muur drukte.
Sancho was vooruitgegaan om
Toulouse Valmorain te vertellen wat er tijdens het Cordon Bleubal
was gebeurd en hem voor te bereiden, maar had geen idee hoe hij
Maurice krankzinnige plan om met Rosette te trouwen tactvol kon
aankondigen en bracht de boodschap dus maar in één zin
over.
'Trouwen?'
herhaalde Valmorain vol ongeloof. Hij vond het idee ronduit komisch
en barstte in schaterlachen uit, maar toen Sancho hem duidelijk
maakte hoe vastbesloten Maurice was, verging het lachen hem en
raakte hij bevangen door een hevige verontwaardiging. Hij schonk
zich ondanks Parmetiers verbod een grote bel cognac in, de derde
die morgen, en verslikte zich toen hij die in één teug
achteroversloeg.
Vlak
daarop arriveerde Maurice. Valmorain ontving hem staand, druk
gebarend, met zijn vuist op tafel bonkend, met dezelfde litanie aan
argumenten als altijd, maar ditmaal schreeuwend: dat hij zijn enige
erfgenaam was, voorbestemd om de titel van chevalier met trots te
dragen en de met zo veel moeite vergaarde macht en het
familiefortuin te vergroten; dat hij de laatste mannelijke telg was
en de dynastie moest voortzetten, met dat doel was hij opgevoed,
daartoe had hij hem zijn principes en zijn eergevoel ingeprent, en
hem alles gegeven wat je een zoon maar kon geven; dat hij niet zou
toestaan dat Maurice door een jeugdige bevlieging de illustere naam
Valmorain zou bezoedelen. Nee, nee, geen bevlieging, verbeterde hij
zichzelf, een zonde, een perversiteit, het was niet minder dan
incest. Hij plotte terug in zijn leunstoel, snakkend naar
adem.
Aan de andere kant van de
muur, met haar oor tegen haar afluistergaatje geplakt, smoorde
Hortense Guizot een kreet. Ze had niet gedacht dat haar echtgenoot
zijn zoon het vaderschap van Rosette, dat hij voor haar zo
zorgvuldig had verborgen, zou toegeven.
'Incest, monsieur? U hebt mij
gedwongen zeep te eten als ik Rosette mijn zusje noemde,' betoogde
Maurice.
'Je weet
best wat ik bedoel!'
'Ik trouw met Rosette, al bent u haar vader,' zei Maurice,
die zijn best deed niet oneerbiedig te klinken.
'Hoe haal je het in je hoofd
om met een kwartbloed te willen trouwen!' brulde
Valmorain.
'Het lijkt
erop, monsieur, dat u zich drukker maakt om Rosettes kleur dan om
onze verwantschap. Maar als u bij een gekleurde vrouw een dochter
hebt verwekt, zou het u niet moeten verwonderen dat ik er een
bemin.'
'Brutale
vlerk!'
Sancho
probeerde hen met verzoenende gebaren te kalmeren. Valmorain, die
ook wel begreep dat ze op die manier geen stap verder kwamen,
probeerde kalm en redelijk te lijken.
'Maurice, je bent een beste
jongen, maar overgevoelig en een dromer,' zei hij. 'Het was fout om
je naar dat Amerikaanse internaat te sturen. Ik weet niet met welke
ideeën ze je daar hebben besmet, maar het lijkt erop dat je niet
meer weet wie je bent, wat je positie is en welke
verantwoordelijkheden je hebt ten opzichte van je familie en de
maatschappij.'
'Het
internaat heeft me een bredere kijk op de wereld bezorgd, monsieur,
maar dat heeft niets met Rosette te maken. Mijn gevoelens voor haar
zijn nog dezelfde als vijftien jaar geleden.'
'Zulke opwellingen zijn
normaal op jouw leeftijd, jongen,' verzekerde Valmorain hem. 'Je
bent de eerste niet. Niemand trouwt al op zijn achttiende, Maurice.
Zoek een concubine, net als iedere jongeman van jouw stand. Dat zal
je tot rust brengen. Als er ergens genoeg van is in deze stad, dan
zijn het wel knappe mulattenmeisjes...'
'Nee! Rosette is de enige
vrouw die ik wil,' onderbrak zijn zoon hem.
'Incest is heel ernstig,
Maurice.'
'Slavernij
is veel erger.'
'Wat
heeft dat met elkaar te maken?'
'Veel, monsieur. Zonder de
slavernij, waardoor u misbruik hebt kunnen maken van uw slavin, zou
Rosette mijn zus niet zijn,' probeerde Maurice hem duidelijk te
maken.
'Hoe durf je
zo tegen je vader te praten!'
'Het spijt me, monsieur,'
antwoordde Maurice spottend. 'Natuurlijk kunnen de fouten die u
hebt begaan niet als excuus dienen voor de mijne.'
'Je bent ziek, jongen,' zei
Valmorain met een theatrale zucht. 'Volkomen begrijpelijk. Je moet
doen wat we in dergelijke gevallen allemaal doen.'
'Wat, monsieur?'
'Ik veronderstel dat ik je dat
niet hoef voor te kauwen, Maurice. Ga met dat meisje naar bed, voor
eens en altijd, en vergeet haar. Zo doe je dat. Wat kun je anders
met een negerin?'
'Is
dat echt wat u wilt voor uw dochter?' vroeg Maurice, bleek en met
opeengeklemde kaken. Het zweet droop van zijn gezicht, zijn
overhemd was nat.
'Zij is het kind van een slavin! Mijn kinderen zijn blank!'
riep Valmorain uit.
Er viel een ijzige stilte in de bibliotheek. Sancho trok
zich terug, zijn nek wrijvend. Hij had het gevoel dat alles
verloren was. De lompheid van zijn zwager leek hem
onvergeeflijk.
'Ik
trouw met haar,' herhaalde Maurice uiteindelijk, en hij beende weg,
zich niets aantrekkend van de reeks dreigementen die zijn vader hem
nariep.