Zarité
Mijn lichaam was warm en
klam, mijn gezicht gezwollen van het kussen en huilen, mijn huid
rook naar wat ik met Gambo had gedaan, maar dat kon me niet
schelen. In de gang stak ik een paar olielampen aan, ik liep naar
zijn kamer en ging binnen zonder te kloppen, wat ik nooit eerder
had gedaan. Hij lag op zijn rug, dronken, zijn mond open met een
sliertje spuug op zijn kin, een baard van twee dagen en zijn lichte
haar in de war. Alle walging die ik voor hem voelde schoot door me
heen en ik dacht dat ik moest overgeven. Het duurde even voor mijn
aanwezigheid en het licht doordrongen in zijn mist van cognac, maar
toen werd hij met een schreeuw wakker en haalde met een snel gebaar
het pistool tevoorschijn dat onder zijn kussen lag. Toen hij me
herkende liet hij de loop zakken, maar hij legde het wapen niet
weg.
'Wat is er,
Tété?' snauwde hij, terwijl hij uit bed sprong.
'Ik kom u een voorstel doen,
meester,' zei ik. Mijn stem was vast en de hand die de lamp
vasthield, trilde niet.
Hij vroeg niet hoe ik het in mijn hoofd haalde om hem in het
holst van de nacht wakker te maken, hij voorvoelde dat het om iets
heel ernstigs ging. Hij ging met het pistool in zijn schoot op bed
zitten en ik vertelde dat de opstandelingen van plan waren
Saint-Lazare over een paar uur te overvallen. Het had geen zin om
Cambray te waarschuwen, alleen een heel leger zou hen tegen kunnen
houden. Net als elders zouden zijn slaven zich bij de aanvallers
voegen, er zou gemoord worden, brand gesticht, en daarom moesten we
onmiddellijk met de kinderen vluchten, anders zouden we morgen dood
zijn - als we geluk hadden, tenminste, het zou erger zijn als we
dan nog lagen te zieltogen. Zo zei ik het tegen hem.
Hoe ik dat wist? Een van zijn
slaven, die meer dan een jaar geleden was ontsnapt, was
teruggekomen om me te waarschuwen. Die man zou ons leiden, want
alleen zouden we Le Cap nooit bereiken, de hele streek was in
handen van de rebellen.
'Wie is het?' vroeg hij, terwijl hij zich haastig
aankleedde.
'Hij heet
Gambo en hij is mijn geliefde...'
Hij sloeg me zo hard in mijn
gezicht dat het me duizelde, maar toen hij aanstalten maakte
opnieuw uit te halen greep ik hem met zo veel kracht bij zijn pols
dat het me zelf verbaasde. Tot dat moment had ik hem nog nooit
recht aangekeken, en ik wist niet dat zijn ogen heel licht van
kleur waren, als de hemel wanneer die bewolkt is.
'We gaan proberen uw leven en
dat van Maurice te redden, maar de prijs daarvoor is mijn vrijheid,
en die van Rosette,' zei ik. Elk woord sprak ik met nadruk uit
opdat hij me goed begreep.
Hij klemde zijn vingers om mijn armen en bracht zijn gezicht
dicht bij het mijne, dreigend. Zijn tanden knarsten terwijl hij me
beledigde, buiten zichzelf van woede. Lange tijd verstreek, een
eeuwigheid, ik voelde me opnieuw misselijk worden maar bleef hem
aankijken. Uiteindelijk ging hij weer zitten, zijn gezicht in zijn
handen, verslagen.
'Smeer hem maar met die klootzak. Je hebt het niet nodig dat
ik je vrijlaat.'
'En
Maurice? U bent niet in staat hem te beschermen. En ik wil niet
altijd blijven vluchten, ik wil vrij zijn.'
'Het is goed, je krijgt je
zin. Kom, schiet op, kleed je aan en zorg dat de kinderen
klaarstaan. Waar is die slaaf?' vroeg hij.
'Hij is geen slaaf meer. Ik
zal hem roepen, maar eerst schrijft u op een papier dat u mij en
Rosette vrijlaat.'
Zonder nog een woord te zeggen nam hij plaats achter zijn
bureau en schreef in grote haast iets op een papier, droogde de
inkt met talk, blies erover en zette er met zijn zegelring zijn
lakstempel onder, zoals ik hem altijd had zien doen met belangrijke
documenten. Hij las het me hardop voor, aangezien ik zelf niet kon
lezen. Mijn keel kneep dicht en ik voelde mijn hart in mijn borst
kloppen: dat stukje papier had de macht mijn leven en dat van mijn
dochter te veranderen. Ik vouwde het voorzichtig vier keer dubbel
en borg het weg in het zakje van de rozenkrans van doña Eugenia,
dat ik altijd om mijn hals droeg, onder mijn bloes. Ik moest de
rozenkrans achterlaten. Ik hoop dat doña Eugenia het me
vergeeft.
'Geef me nu
het pistool,' zei ik.
Maar hij wilde geen afstand doen van het wapen; hij legde me
uit dat hij niet van plan was het
tegen Gambo te gebruiken, want die was
onze enige kans. Ik weet niet meer
precies hoe we het voor elkaar hebben gekregen, maar binnen een
paar minuten was hij bewapend met nog twee pistolen en had hij, in
de tijd dat ik de kinderen laudanum gaf uit een van de blauwe
flesjes van doña Eugenia die nog steeds in huis stonden, al zijn
gouden munten uit het kantoor gehaald. De kinderen leken wel dood,
ik was bang dat ik ze te veel had gegeven.
Ik maakte me niet druk om de
veldslaven, morgen zou hun eerste dag zijn als vrij mens, maar bij
dit soort overvallen werd het huispersoneel vaak even wreed
behandeld als de meesters. Gambo besloot tante Ma-thilde te
waarschuwen. De kokkin had hem indertijd toen hij vluchtte, een
voorsprong van verschillende uren gegeven, en was daar toen voor
gestraft; nu was het zijn beurt om haar die gunst terug te betalen.
Ze moest nog een halfuur wachten, tot wij ver genoeg weg waren; dan
zou ze de huisslaven kunnen verzamelen en met hen opgaan in de
rest.
Maurice bond ik
vast op zijn vaders rug, Gambo gaf ik twee pakken met
voedselvoorraden en zelf droeg ik Rosette. De meester vond het
gekkenwerk om te voet te gaan, we konden paarden uit de stal halen,
maar volgens Gambo zou dat de aandacht van de bewakers trekken en
bovendien was de route die we zouden nemen niet geschikt voor
paarden.
In de
schaduw van de gebouwen staken we de patio over in de richting van
de rietvelden; we meden de oprijlaan met de palmen, waar een
bewaker liep. Het wemelde op de velden van de ratten met walgelijke
staarten, die voor onze voeten wegschoten. De meester aarzelde en
Gambo zette hem zijn mes op de keel maar doodde hem niet omdat ik
zijn arm tegenhield. We hadden hem nodig om de kinderen te
beschermen, herinnerde ik Gambo.
We zonken weg in het
angstwekkende gesis van het suikerriet, dat zwaaide in de wind.
Gefluit, Gambo die voor ons een doorgang kapte, demonen die zich op
het veld verborgen hielden, slangen, schorpioenen, een labyrint
waarin het geluid vervormt, waarin je geen idee meer hebt van de
afstanden en iemand voor altijd kan verdwalen en je, hoe je ook
schreeuwt en schreeuwt, nooit meer wordt gevonden. Daarom worden de
rietvelden in vierkante blokken opgedeeld en kapt men altijd van
buiten naar binnen. Een van Cambrays straffen bestond eruit een
slaaf 's nachts in de velden achter te laten en de volgende morgen
de honden op hem los te laten.
Ik weet niet hoe Gambo ons
heeft geleid, misschien volgde hij zijn instinct, misschien kende
hij de omgeving van zijn strooptochten naar de andere plantages. We
liepen in een rij, vlak achter elkaar om elkaar niet kwijt te
raken, ons zo goed en kwaad als het ging beschermend tegen de
scherpe bladeren, tot we eindelijk, na een hele tijd, de grens van
de plantage bereikten en het oerwoud betraden. We liepen urenlang,
maar schoten niet erg op. Toen het licht werd, konden we duidelijk
zien dat de hemel boven Saint-Lazare oranje gekleurd was door het
vuur en de prikkelende, zoetige lucht die de wind in onze richting
voerde, benam ons de adem. De slapende kinderen wogen zwaar als
stenen op onze schouders. Erzuli, loa, moeder, kom ons te
hulp.
Ik heb altijd
op blote voeten gelopen, maar omdat ik niet gewend was aan dat
terrein, begonnen mijn voeten te bloeden. Ik viel om van
vermoeidheid; de meester daarentegen, twintig jaar ouder dan ik,
liep voort zonder stil te houden, en torste daarbij het gewicht van
Maurice. Eindelijk zei Gambo, de jongste en sterkste van ons
drieën, dat we moesten rusten. Hij hielp ons de kinderen losmaken
en we legden hen op een stapel bladeren, na er eerst met een stok
in gepord te hebben om de slangen te verjagen. Gambo wilde de
pistolen van de meester, maar die wist hem ervan te overtuigen dat
ze in zijn handen van meer nut waren omdat Gambo ze niet kon
gebruiken. Ze kwamen overeen dat hij er een kreeg en de meester de
andere twee zou dragen.
We naderden de moerassen, er drong nauwelijks een straaltje
licht door de dichte begroeiing. De lucht voelde aan als warm
water. Het drijfzand kon iemand in twee minuten verzwelgen, maar
daar leek Gambo zich niet bezorgd om te maken. Hij vond een plas
water, we dronken, maakten de kleren van de kinderen, die nog
buiten kennis waren, nat, deelden wat brood uit onze voorraad en
namen even rust.
Al
snel zette Gambo ons weer in beweging en de meester, die nog nooit
in zijn leven van iemand bevelen had ontvangen, gehoorzaamde
zwijgend. In tegenstelling tot wat ik me ervan had voorgesteld,
waren de moerassen geen grote modderpoelen maar plassen met smerig,
stinkend stilstaand water. De modder zat onderin. Ik moest aan doña
Eugenia denken die nog liever in handen van de rebellen zou zijn
gevallen dan door die dichte muggenwolk te moeten lopen, maar
gelukkig was ze al in de hemel van de christenen.
Gambo wist precies waar je kon
lopen, maar onder het gewicht van de kinderen viel het niet mee hem
te volgen. Erzuli, loa van het water, red ons. Gambo scheurde mijn
tignon aan flarden en bond met de lappen stof bladeren onder mijn
voeten. De meester droeg hoge laarzen en Gambo was ervan overtuigd
dat zijn eigen voeten zo'n dikke eeltlaag hadden dat ongedierte hem
niet kon deren.
Maurice ontwaakte toen we nog in het moerasgebied waren, en
hij schrok. Toen daarna ook Rosette wakker werd, nam ik haar zonder
stil te houden even aan de borst, waarna ze weer in slaap
viel.
Na een hele dag
lopen bereikten we Bois Cayman, waar we niet langer het gevaar
liepen in het drijfzand weg te zakken, maar wel konden worden
aangevallen. Hier had Gambo het begin van de rebellie meegemaakt,
toen mijn madrina, bezeten door Ogun, de oorlog uitriep en de
aanvoerders aanwees. Zo vertelde Gambo het me. Sindsdien trok tante
Rose van het ene naar het andere kampement om mensen te genezen,
ceremonies te houden voor de loa's en de toekomst te voorspellen;
ze werd gevreesd en gerespecteerd door iedereen en vervulde het lot
dat in haar z`étoile geschreven stond. Zij was degene die Gambo had
gezegd zich bij Toussaint aan te sluiten omdat Toussaint koning zou
worden als de oorlog afgelopen was. Gambo had haar gevraagd of we
dan vrij zouden zijn en zij had hem dat verzekerd, maar eerst
zouden alle blanken gedood moeten worden, zelfs de pasgeborenen, en
de aarde zou zo doordrenkt raken van bloed dat de maïskolven rood
zouden kleuren.
Ik
gaf de kinderen nog wat druppeltjes en legde ze tussen de wortels
van een grote boom. Gambo was banger voor meutes wilde honden dan
voor mensen of geesten, maar we durfden geen vuur te maken om ze op
afstand te houden. We lieten de meester met de drie geladen
pistolen bij de kinderen, want we wisten zeker dat hij niet van
Maurice' zijde zou wijken, terwijl Gambo en ik een stukje verderop
gingen doen wat we wilden doen. Het gezicht van de meester vertrok
van haat toen ik opstond om Gambo te volgen, maar hij zei niets. Ik
werd bang voor wat er later zou gebeuren, want ik weet hoe wreed de
blanken zijn als het uur van de wraak is aangebroken, en dat zou
vroeger of later gebeuren. Ik was uitgeput en mijn hele lichaam
deed pijn van het dragen van Rosette, maar het enige wat ik wilde
was Gambo's omhelzing. Op dat moment deed niets anders ertoe.
Erzuli, loa van het genot, maak dat deze nacht eeuwig
duurt.
Zo herinner ik
het me.