De Spaanse ridder

Sancho Garcia del Solar reisde heen en weer tussen de plantage en de stad, hij bracht meer tijd op een schip of op zijn paard door dan op een van die twee bestemmingen. Tété wist nooit wanneer hij in het huis zou opdagen, overdag of 's nachts; op een uitgeput paard, altijd lachend, lawaaiig en gretig.
Op een vroege maandagmorgen duelleerde hij op de dolk met een andere Spanjaard, een regeringsambtenaar, in de tuinen van Saint-Antoine, voor heren de gebruikelijke plek om elkaar te vermoorden of tenminste te verwonden; alleen op die manier kon een belediging gewroken worden. Het was een populaire tijdsbesteding en het park bood met zijn weelderige bosschage de benodigde privacy. In het huis was niemand ervan op de hoogte tot het tijd was voor het ontbijt en Sancho met een bebloed overhemd binnenviel en om koffie met cognac vroeg. Schaterlachend kondigde hij Tété aan dat hij slechts een klein schrammetje tussen zijn ribben had opgelopen, terwijl zijn tegenstander er littekens in zijn gezicht aan zou overhouden.
'Waar ging het om?' vroeg Tété toen ze de wond schoonmaakte, die zo dicht bij zijn hart zat dat ze, als hij wat dieper was geweest, hem had moeten aankleden voor zijn begrafenis.
'Hij keek me raar aan,' luidde Sancho's verklaring. Hij was blij dat hij geen dode op zijn geweten had.
Later hoorde Tété dat er om Adi Soupir was geduelleerd, een kwartbloed met opwindende rondingen, om wier gunsten beide mannen dongen.
Sancho kon de kinderen in het holst van de nacht wakker maken om ze kaarttrucjes te leren en als Tété dan protesteerde, tilde hij haar bij haar middel op, zwierde haar door de lucht en legde haar vervolgens uit dat je nu eenmaal niet kon overleven in deze wereld zonder de boel te belazeren en dat het maar beter was het de kinderen zo vroeg mogelijk te leren. Het gebeurde ook wel dat hij zich om zes uur 's morgens in zijn hoofd haalde dat hij trek had in geroosterd zuiglam, en dan moest zij zich naar de markt spoeden om zo'n beest te kopen, of hij kondigde aan naar de kleermaker te gaan, bleef vervolgens twee dagen onder water, waarna hij naar rum stinkend thuiskwam in het gezelschap van verschillende kornuiten, die hij gastvrijheid had aangeboden. Hij kleedde zich eenvoudig maar met zorg, elk detail van zijn verschijning aandachtig in de spiegel bestuderend. Sancho had de loopjongen, een veertienjarige slaaf, geleerd zijn snor te gommen en hem te scheren met het Spaanse mes met het gouden handvat dat al drie generaties lang in het bezit van de familie Garcia del Solar was.
'Ga je met me trouwen als ik groot ben, oom Sancho?' vroeg Rosette hem.
'Morgen als je dat wilt, liefje,' zei hij, terwijl hij haar een paar klinkende zoenen gaf.
Tété behandelde hij als een aan lagerwal geraakt familielid, met veel grapjes en een mengeling van familiariteit en respect. Soms, als hij het idee had dat hij haar geduld te zeer op de proef had gesteld, nam hij een cadeautje voor haar mee dat hij haar met een compliment en een handkus overhandigde, wat zij zich verlegen liet aanleunen.
'Zorg dat je snel groot bent, Rosette, voordat ik met je moeder trouw,' dreigde hij spottend.
's Morgens ging Sancho naar het Café des Émigrés, waar hij andere vluchtelingen ontmoette voor een spelletje domino. Zijn amusante ridderlijke gedrag en onveranderlijke optimisme stonden in scherp contrast met dat van de Franse uitgewekenen, die zich, ontmoedigd en verarmd door hun ballingschap, altijd en eeuwig beklaagden over het verlies van hun bezittingen - of dat nu waar was of niet - en het voortdurend over politiek hadden. Er kwamen slechte berichten uit Saint-Domingue; het geweld vierde er nog steeds hoogtij en de Engelsen, die verschillende kuststeden hadden ingenomen, waren er niet in geslaagd tot het binnenland door te dringen. Vandaar dat onafhankelijkheid voor de kolonie er voorlopig niet in zat. Toussaint, of hoe noemt die klootzak zich tegenwoordig? Louverture? Wat een naam heeft die vent voor zichzelf verzonnen! Goed, die Toussaint, die zich eerst bij de Spanjaarden had aangesloten, is van partij gewisseld en vecht nu onder de vlag van de Franse republikeinen, die zonder zijn steun verloren zouden zijn. Voordat hij overliep heeft Toussaint de Spanjaarden die hij onder zijn bevel had, tot de laatste man laten vermoorden. Zie je nu hoe die lui te vertrouwen zijn? Generaal Laveaux heeft hem tot generaal bevorderd en tot commandant van het westelijk kordon benoemd en nu loopt die aap rond met een pluim op zijn hoed, om je te bescheuren.
Zo ver is het dus gekomen, landgenoten! Frankrijk geallieerd met negers! Wat een historische vernedering!' riepen de vluchtelingen uit tussen twee spelletjes domino.
Maar er waren ook gunstige berichten voor de emigranten, bijvoorbeeld dat in Frankrijk de invloed van de monarchistische kolonisten toenam en dat het volk niets meer wilde weten van rechten voor negers. Als de kolonisten de benodigde stemmen behaalden, zou de Assemblée wel verplicht zijn genoeg troepen naar Saint-Domingue te sturen om een eind aan de opstand te maken. Het eiland was maar een stipje op de kaart, zeiden ze, het zou zich nooit teweer kunnen stellen tegen de overmacht van het Franse leger. Als de overwinning daar was, zouden de ballingen terug kunnen keren en dan was alles weer als voorheen. Dan zou er geen genade gelden voor de negers, die zouden ze allemaal doden en vervolgens vers vlees uit Afrika halen.
Tété hoorde het nieuws zoals het op de Marché Français werd verteld: Toussaint was een tovenaar en een waarzegger, hij kon van een afstand een vervloeking uitspreken en met zijn gedachten doden. Toussaint won de ene na de andere veldslag, en kogels konden hem niet raken. Toussaint genoot de bescherming van Jezus, die buitengewoon machtig was. Omdat ze er met Valmorain niet over durfde te praten, vroeg ze Sancho of ze ooit naar Saint-Lazare terug zouden gaan. Hij antwoordde dat je wel krankzinnig moest zijn om je in die slachtpartij daar te wagen. Dit bevestigde haar voorgevoel dat ze Gambo niet meer terug zou zien, ook al hoorde ze haar meester weieens plannen maken om zijn bezittingen in de kolonie terug te krijgen.
Valmorain richtte zich volledig op het werk op de plantage die op de ruïnes van de vorige was verrezen, het grootste deel van het jaar zat hij daar. Omdat Sancho aandrong op het belang van sociale contacten, verhuisde hij in de winter met tegenzin naar de stad. Tété en de kinderen woonden in New Orleans en bezochten de plantage alleen in de warme maanden en als er epidemieën heersten; dan ontvluchtten alle bemiddelde families de stad. Sancho bracht haastige bezoekjes aan de plantage, want het idee om katoen te gaan verbouwen bleef hem obsederen. Hij had nog nooit ruwe katoen gezien; hij kende alleen de katoen van zijn gesteven overhemden en had een romantisch idee over het project, waarvoor hij overigens niet van plan was zich persoonlijk in te spannen. Hij had een Amerikaanse landbouwkundige in dienst genomen en hoewel de eerste struik nog niet was geplant, overwoog hij een nog maar pas uitgevonden machine om de geoogste katoen te zuiveren aan te schaffen die, daarvan was hij overtuigd, een revolutie op de markt zou betekenen. De Amerikaan en Murphy stelden voor de gewassen af te wisselen: als de grond uitgeput raakte van de suikerteelt, zouden ze katoen planten en omgekeerd.
De enige constante liefde in Sancho's wispelturige hart was zijn neefje. Bij zijn geboorte was Maurice klein en zwak geweest, maar hij was veel gezonder opgegroeid dan dokter Parmentier had voorspeld; het enige was dat zijn zenuwen soms opspeelden. Hij was kerngezond maar raakte makkelijk uit zijn evenwicht. Hij was leergierig, gevoelig en een huilebalk, hij bleef liever in de tuin naar een mierenhoop kijken of Rosette verhaaltjes voorlezen dan mee te doen aan de ruwe spelletjes van de zoons van Murphy. Sancho, die een totaal andere persoonlijkheid had, verdedigde hem tegen de kritiek van Valmorain. Om zijn vader niet teleur te stellen zwom Maurice in ijskoud water, galoppeerde hij op ongetemde paarden, beloerde hij de slavinnen als ze een bad namen en rolde hij vechtend met de Murphy's door het stof tot hij uit zijn neus bloedde, maar hij was niet in staat hazen dood te schieten of een pad levend open te snijden om te zien hoe het dier er vanbinnen uitzag. Hij had niets opschepperigs, oppervlakkigs of gemeens, zoals kinderen die verwend opgroeien vaak zijn. Valmorain maakte zich zorgen omdat hij zo stilletjes was en zo weekhartig, altijd klaar om op te komen voor de meest kwetsbaren; het leken hem tekenen van karakterzwakte.
Maurice vond slavernij schokkend en niet één argument had hem van mening kunnen doen veranderen. Waar haalt hij die ideeën vandaan, terwijl hij zijn hele leven slaven om zich heen heeft gehad? vroeg zijn vader zich af. Het kind bezat een diep, onwankelbaar gevoel voor rechtvaardigheid maar had al jong geleerd daar niet te veel vragen over te stellen omdat het onderwerp vreselijk slecht viel en de antwoorden hem niet bevredigden.
'Het is niet eerlijk!' zei hij vaak, verdrietig om elke vorm van misbruik.
'Wie heeft je verteld dat het leven eerlijk is, Maurice?' antwoordde zijn oom Sancho dan.
Tété zei precies hetzelfde. Zijn vader zadelde hem op met ingewikkelde theorieën over de categorieën waarin de natuur de menselijke wezens had onderverdeeld, omdat dit nodig was voor het evenwicht in de samenleving. Hij zou nog wel merken hoe moeilijk het was om leiding te geven; gehoorzamen was stukken makkelijker.
Het kind was te jong om dit te weerleggen en had er ook de woorden nog niet voor. Hij besefte vaag dat Rosette niet vrij was zoals hij, hoewel het verschil in de praktijk niet waarneembaar was; hij bracht het meisje of Tété niet in verband met de huisslaven en al helemaal niet met de slaven die op het land werkten. Zijn mond was zo vaak met zeep uitgewassen dat hij Rosette niet langer zijn zusje noemde, maar dat was eigenlijk niet vanwege die straf maar omdat hij inmiddels verliefd op haar was. Hij beminde haar met die vreselijke, bezitterige en onvoorwaardelijke liefde waarmee eenzaam opgegroeide kinderen liefhebben, en Rosette beantwoordde zijn gevoelens met een liefde zonder jaloezie of angst. Maurice kon zich het leven zonder haar niet voorstellen, zonder haar onophoudelijke gekwebbel, haar nieuwsgierigheid, haar kinderlijke liefkozingen en haar blinde bewondering voor hem. Bij Rosette voelde hij zich sterk, beschermend en wijs, want zo zag zij hem. Hij was vreselijk jaloers. Hij leed eronder als ze, al was het maar heel even, aandacht aan een van de jongens van Murphy besteedde, als ze ergens het initiatief toe nam zonder het hem eerst te vragen, als ze iets voor hem geheimhield. Hij moest alles met haar delen, tot zijn meest intieme gedachten, angsten en verlangens, hij moest de baas over haar spelen en wilde tegelijkertijd met een totale onbaatzuchtigheid tot haar beschikking staan.
De drie jaar verschil in leeftijd was niet te merken, want zij leek ouder en hij juist jonger; zij was lang, sterk, slim, levendig en brutaal en hij was klein, naïef, in zichzelf gekeerd en verlegen; zij wilde de wereld verslinden en hij werd overweldigd door de realiteit. Hij jammerde bij voorbaat al om alle rampen die hen konden scheiden terwijl zij nog te klein was om een beeld te hebben van de toekomst.
Beiden begrepen instinctief dat hun verbondenheid verboden was, die was van glas, transparant en fragiel, en moest beschermd worden door net te doen of er niets tussen hen bestond. Als er volwassenen in de buurt waren, bewaarden ze een afstand die Tété verdacht vond, daarom hield ze hen in de gaten, en als ze hen ergens in een hoekje betrapte terwijl ze met elkaar zaten te knuffelen, gaf ze de kinderen op hun donder met een woede die buiten proporties was, maar kreeg daar later dan weer spijt van en zoende het af. Ze kon hun niet uitleggen waarom die stiekeme spelletjes, zo gewoon bij andere kinderen, voor hen zondig waren. In de tijd dat ze nog met z'n drieën op één kamer sliepen, hadden de kinderen elkaar altijd op de tast gevonden en later, toen Maurice alleen sliep, kroop Rosette bij hem in bed. Tété werd regelmatig midden in de nacht wakker zonder Rosette naast zich en moest haar dan op kousenvoeten uit de kamer van de jongen vissen, waar ze in eikaars armen lagen, kinderen nog, onschuldig, maar niet zo onschuldig dat ze niet wisten wat ze deden.
'Als ik je nog eens in Maurice' bed vind, geef ik je een aframmeling die je de rest van je leven zal heugen, heb je me begrepen?' bedreigde Tété haar dochter, dodelijk bezorgd om de mogelijke gevolgen van die liefde.
'Ik weet niet hoe ik daar ben gekomen, maman,' huilde Rosette, zo overtuigend dat haar moeder uiteindelijk geloofde dat het kind slaapwandelde.
Valmorain hield het gedrag van zijn zoon nauwlettend in de gaten, hij was bang dat het kind een zwakkeling was, of geestelijk gestoord, zoals zijn moeder. Sancho vond die angsten van zijn zwager absurd. Hij gaf zijn neef schermles en probeerde hem zijn speciale manier van boksen bij te brengen: zo hard mogelijk toeslaan en van dichtbij schoppen en trappen.
'De eerste klap is goud waard, Maurice. Wacht niet tot ze je uitdagen maar schop ze meteen in hun ballen,' legde hij uit terwijl het huilende kind de klappen probeerde te ontwijken.
Maurice was slecht in sport, maar had daarentegen de leeswoede geërfd van zijn vader, de enige planter in Louisiana die een bibliotheek in de bouwplannen van zijn huis had opgenomen. Valmorain verzette zich aanvankelijk niet tegen de boeken, hij verzamelde ze zelf ook, maar langzaamaan vreesde hij dat al dat lezen een fatje van zijn zoon zou maken.
'Wakker worden, Maurice! Je moet een man worden!' En hij vertelde hem dat vrouwen als vrouw worden geboren, maar dat je hard en moedig moest zijn om een man te worden.
'Laat hem toch, Toulouse. Als het zover is, zal ik er wel voor zorgen dat hij wordt ingewijd in mannenzaken,' zei Sancho spottend, maar Tété kon er niet om lachen.