Voorwoord van de auteur

Laat ik eerst zeggen dat dit geen fictie is. Dit zijn verhalen over gebeurtenissen die mensen in de Tweede Wereldoorlog werkelijk hebben meegemaakt, mannen die ik heb geleid en soldaten met wie ik de strijd ben ingegaan. Nog steeds onderhoud ik contact met velen die na deze zestig jaar nog in leven zijn.

Stephen Ambrose noemde ons in zijn boek een ‘Band of Brothers’. Maar zoals wij voor elkaar zorgden, elkaar beschermden, met elkaar lachten en huilden, hadden we eigenlijk een nog nauwere band dan broers. We waren net tweelingen: wat een van ons overkwam, overkwam ons allemaal, en wij allen deelden de gevolgen en gevoelens.

Toen Ambrose het boek had geschreven, wilde hij zijn bureau, en zijn vloer, opruimen om aan zijn volgende boek te beginnen, het grote D-Day: The Climactic Battle of World War II. Dat opruimen hield in dat hij mij een grote doos stuurde met alle herinneringen van de mannen die een bijdrage aan Band of Brothers hadden geleverd. Mijn studeerkamer werd dus de bergplaats voor al die herinneringen. Ik deed er een hele winter over om de papieren te sorteren en ze toe te voegen aan de gegevens die ik al over de mannen had. Ambrose had de gegevens ruwweg ingedeeld naar de hoofdstukken waarin hij ze gebruikte, en dus had ik heel wat te lezen en te sorteren om de herinneringen van elke man bij elkaar te krijgen.

Toen ik de papieren las, stuitte ik op veel goede verhalen die niet in het boek waren opgenomen omdat er geen ruimte voor was. Ik vond toen, en nu nog steeds, dat het zonde is om zoveel van die verhalen ‘onverteld’ te laten. Sinds de publicatie van dat boek en vooral na de televisieserie Band of Brothers, geproduceerd door Tom Hanks en Steven Spielberg, ben ik bedolven onder brieven van mensen met vragen en mensen die om meer verhalen vroegen, zowel van mij als van de mannen.

Dit boek is de enige manier die ik ken om al die mensen uit de hele wereld te bereiken, de mensen die ernaar hunkeren om meer te horen. Of ik nu brieven van mensen lees of ergens een lezing houd, ik krijg steeds weer te horen: ‘Vertel ons meer! Vertel ons meer!’ Ik kan onmogelijk brieven aan al die mensen sturen of met hen praten, maar één briefschrijver gaf bondig weer waarom de mannen met wie ik diende zovelen aanspreken en welke boodschap ik wil overbrengen: ‘De generaals Eisenhower, Patton en Montgomery, president Roosevelt en premier Churchill waren reuzen op een wereldtoneel. Maar u en uw mannen waren voor mij anders. U kwam uit de steden, achtergrond en plaatsen waar ik ook vandaan kom. U had met sommige van dezelfde problemen en situaties te maken gehad. Uw overwinning was meer een kwestie van karakter dan van talent en kundigheid. Hiermee wil ik niet zeggen dat het u en uw mannen aan talent en kundigheid ontbrak, alleen dat ik me met uw talenten en kundigheden kon identificeren. Ik zal nooit spreken als Churchill, of de ambitie van Patton hebben, maar de kalme vastbeslotenheid van de Easy-compagnie is voor mij misschien wel weggelegd. Ik kan een leider zijn; ik kan loyaal zijn; ik kan een goede kameraad zijn. Dat zijn eigenschappen die u en uw mannen onder de zwaarst mogelijke omstandigheden aan de dag legden. Ik moet in mijn normale leven hetzelfde kunnen doen.’

Een andere jongeman schreef uit Engeland en zei dat hij geen bijzondere band met de Tweede Wereldoorlog had, ‘geen interessante oorlogsverhalen in de familie, geen familieleden die onder heroïsche omstandigheden zijn omgekomen’. Toch was zijn betrokkenheid bij de oorlog zo groot dat hij op een avond in tranen naar de ‘Band of Brothers’-documentaire We Stand Alone Together zat te kijken. Hij probeert tot uiting te brengen hoe dankbaar hij de mannen van de Easy-compagnie is: ‘Wat is mijn band met mannen als u, die ik nooit heb ontmoet? Is het respect omdat u uw leven op het spel hebt gezet opdat jongere mensen als ik de wereld zouden hebben waarin wij nu leven? Is het ontzag omdat u dagelijks zag hoe vrienden werden neergemaaid of uiteengereten en dan toch de volgende dag bereid was dezelfde verschrikkingen onder ogen te zien? Of is het fascinatie omdat u en uw kameraden na de oorlog naar een relatief normaal leven konden terugkeren, terwijl de geesten van de doden keken naar wat u van het leven maakte dat hun werd ontzegd?’

De ouderdom besluipt me en eist zijn tol. Nog één keer wil ik opgaan in wat oorlogscorrespondent Ernie Pyle ‘de oude broederschap van de oorlog’ noemde. Door de ‘onvertelde verhalen’ zo goed mogelijk te vertellen wil ik de mannen eren met wie ik heb gediend. Veel van deze verhalen zijn afkomstig van mannen die niet meer onder ons zijn, en denkend aan hen en hun families kan ik me geen betere nalatenschap voorstellen. En wat nog belangrijker is: ik wil mijn persoonlijke herinneringen vertellen in de hoop dat mijn ervaring als voorbeeld zal dienen voor hedendaagse leiders en diegenen die in de toekomst moeilijke beslissingen moeten nemen en hun leven voor het behoud van vrijheid op het spel moeten zetten.

Memoires zijn uiteraard erg persoonlijk. Gaat het om gevechtssituaties, dan kan een soldaat alleen maar vertellen wat hij zelf in zijn schootsveld heeft gezien. Als gevolg daarvan gaan de verslagen van de soldaten en onderofficieren in het algemeen volledig voorbij aan het feit dat het leger wel degelijk een hiërarchische structuur heeft en dat die structuur meestal werkt. Onderofficieren gaan meestal voorbij aan het feit dat het leger luitenants heeft. Soms wordt er een compagniescommandant genoemd, een heel enkele keer een bataljonscommandant. Maar in de meeste memoires wordt geen melding gemaakt van een bataljons-, regiments- of divisiestaf. Gewoonlijk lijkt het of de mannen alleen met de regimentscommandant communiceren.

Bij het ordenen van mijn gedachten heb ik voortdurend geprobeerd me niet schuldig te maken aan bovenstaande neigingen. Mijn memoires zijn gebaseerd op een oorlogsdagboek dat ik bijhield en de brieven die ik in de oorlog verstuurde. Ik heb de mededelingen over feiten naast operationele rapporten uit die tijd gelegd. Hoewel ik veel van deze herinneringen met Stephen Ambrose gemeen heb, bevatten deze memoires veel ongepubliceerd materiaal. Het is mijn oprechte hoop dat deze memoires ieder van u zullen helpen om in een turbulente wereld uw persoonlijke vrede en rust te vinden.