interview met Anna Lawrence Pietroni
Hoe ben je op het idee gekomen voor Ruby’s lepel?
Het boek is ontstaan vanuit een oefening voor een schrijfcursus. We moesten een paar willekeurige woorden nemen en kijken welke ideeën dat opleverde. Ik heb mijn gezin toen om suggesties gevraagd en de woorden die ze me gaven waren: heks, vuur, lepel en knopenfabriek. Aan het einde van de avond hadden Ruby en Captin een plek gekregen in de fish-and-chipszaak, zat Isa Fly op haar kruk knopen uit te zoeken en was er sprake van een vuurzee. Daarvoor had ik geen proza van zo’n lengte geschreven, dus het duurde een hele tijd voordat ik goed in het verhaal zat en het een levend geheel werd dat alle kanten uit kon (en nog eens vijf jaar voordat ik het kon voltooien). Ik vind het erg leuk dat veel van wat ik die eerste avond heb geschreven ook in de uiteindelijke versie terecht is gekomen.
Hoe belangrijk was de achtergrond van Ruby’s lepel voor jou?
Ik besloot meteen om het verhaal zich te laten afspelen in een stad in de Black Country zodat ik niet het gevaar liep de plaats te abstract of te bovennatuurlijk te maken.
Toen ik nog maar net begonnen was, ben ik al gaan lezen over mijn geboorteplaats Halesowen en over andere dorpen in de Black Country. Ik wilde dat het verhaal zich afspeelde op een plek die ik goed kende en die sterke emoties bij me opriep. Mijn opa is geboren in de schaduw van de knopenfabriek en mijn voorouders waren spijkermakers en woonden in een huisje vlak bij de plek waar ik ben opgegroeid. Er waren dus meer dan genoeg verhalen waarvan ik gebruik kon maken. Sommige karakteristieken van Halesowen keren terug in Cradle Cross, zoals de steile heuvels, de achteraf gelegen spijkerwerkplaatsen, de taartenwinkel die in de heuvel lijkt te verdwijnen, maar het werd ook snel duidelijk dat Cradle Cross een eigen karakter heeft. Het is veel meer geworden dan alleen maar een samenraapsel van de plaatsen die ik kende en is naar ik hoop ook nadrukkelijk aanwezig in het verhaal. Ik kon me geen andere omgeving voorstellen bij de personages. Daar zouden ze het gewoon niet redden. De omgeving met zijn doorgangen en ‘dellen’ tussen de huizen en zijn vuurkorven beïnvloedt hen en daar reageren ze op. De kanalen rond het stadje weerspiegelen en geven vorm aan Ruby’s innerlijk. Ze beperken haar actieradius en werpen een begrenzing op die zij wil overwinnen.
Door welke schrijvers en romans ben je beïnvloed?
Brian Morse was mijn onderwijzer toen hij zijn eerste kinderboek, The Yonderley Boy, publiceerde. Ik was toen acht en had een geweldig schooljaar. Elke dag mochten we zelf verhalen schrijven en dan schreef hij spannende nieuwe woorden op het schoolbord die we in de verhalen moesten verwerken. Zijn boek speelde zich af in de Clent Hills, die vlak bij onze school lagen. Dit is voor mij van grote invloed geweest omdat ik toen besefte dat schrijvers mensen van vlees en bloed waren en ook dat ik dit later misschien wel wilde gaan doen.
Als het gaat om sterke vrouwelijke hoofdpersonen, ben ik beïnvloed door de romans van Margaret Mahy, Cynthia Voigt en Antonia White (en niet te vergeten door het verrukkelijke Harriet the Spy). Als het gaat om het magische dat doordringt in de alledaagse werkelijkheid en daarmee verweven raakt, dan vooral door De inwijding van Margaret Mahy. Annie Proulx vanwege haar sterke gevoel voor locatie en de beschrijvingen daarvan. Meer in het algemeen: Michael Ondaatje, Kevin Crossley-Holland, Thomas Hardy, Tove Jansson en Philip Pullman.
In veel besprekingen wordt Ruby’s lepel gekarakteriseerd als ‘een duister sprookje’. Vind je dit een goede omschrijving?
Ik vind het een geweldige omschrijving! Als kind was ik gek op sprookjes en volksverhalen en ik denk dat dit van meer invloed op mij als schrijfster is geweest dan welke afzonderlijke auteur ook. Ik vind niet dat Ruby’s lepel de opbouw en het simplisme van een sprookje vertoont, maar het heeft wel elementen gemeenschappelijk. Het is een roman over wegvluchten, onthouding, maatschappelijke ordening, verlies en rouw en niet ingeloste schulden, maar het gaat ook over vermommingen, spoken en gedaanteveranderingen. Er wordt gesuggereerd dat er heksen leven in het doolhof aan doorgangen en vuurkorven, dat er zeemeerminnen door de vervuilde kanalen zwemmen. Het boek gaat over bijgeloof als manier om angst de baas te blijven, over het vertellen van verhalen ten einde sociale controle uit te oefenen: verhalen over naargeestige rituelen, zoals het afsnijden van vingerkootjes die in plakjes gesneden tot knopen verwerkt worden, met de bedoeling kinderen onder de duim te houden. Maar naar ik hoop is het in de kern een roman over de bezweringen die mensen over zichzelf afroepen en die hen inperken, verlammen. Ruby ziet zich voor de taak gesteld uit te vinden welke bezwering ze over zichzelf heeft afgeroepen zodat ze die weg kan nemen en vrij wordt.
Waarom heb je besloten je personages het dialect van de Black Country[1] te laten spreken?
Toen ik eenmaal besloten had dat ze in Cradle Cross woonden, kon ik ze niet meer op een andere manier laten praten. Het dialect van Cradle Cross is met al zijn eigenaardigheden even belangrijk voor Ruby’s lepel als de opbouw van de stad. In mijn jeugd hoorde ik niets anders dan dit dialect – mijn opa begroette ons met ‘Ow bist?’ (‘Hoe gaat het?’) – maar ik heb niet geprobeerd het precies na te bootsen, want dan had niemand er iets van begrepen. Er is in de Black Country ook geen sprake van een specifiek dialect – dat verschilt van plaats tot plaats – dus ik heb volstaan met een paar samentrekkingen en een paar belangrijke werkwoorden om een idee te geven van de vorm en klank.
Het dialect vervult volgens mij ook een belangrijke rol binnen de thematiek: deze gemeenschappen zijn veel ouder dan de fabrieken die de laatste tweehonderd jaar de regio hebben bepaald. In Ruby’s lepel wordt deze industrie bedreigd in zijn bestaan, maar de gemeenschappen en het specifieke dialect zijn nog even vitaal als altijd. En het lukt Moonie Fly al evenmin om van zijn Black Country-dialect af te komen als hij erin slaagt zijn verantwoordelijkheden achter zich te laten.