12. Vallen en opstaan
Eline ging terug naar haar computers maar onze vriendschap leed daar niet onder. Dirk moest in de weekenden werken en Eline en ik deden dan meestal iets samen. Ze kreeg het op een gegeven moment in haar bol dat ze wilde gaan parachutespringen, trommelde een aantal mensen uit haar vriendenkring bijeen en kreeg ons zo gek dat we met haar meegingen.
Even later zaten we met acht op een zaterdagmiddag in de Paraclub te Zoersel. In de ochtend kregen we een uitvoerige uitleg. Bij de ‘static line’ word je op 3500 voet uit het vliegtuig geleid, waarbij de parachute vanzelf opengaat. Bij de tandemsprong (het woord zegt het al) ga je met een instructeur met het vliegtuig tot 12.000 voet. Je springt samen en zweeft dan in een vrije val tot 3500 voet waar vervolgens de parachute opengaat. Als enige koos ik voor de tandemsprong, de rest ging op safe.
Ik leerde de gewelfde houding op de grond van de hangar en kreeg daarna een aerodynamisch pak met links en rechts een grip aangemeten. Mijn haar moest strak naar achteren weggestoken worden om de instructeur en mijzelf te beschermen. Losse haren snijden als messen tijdens de vrije val. Gedurende de lunch zag ik toch wel wat witte neuzen.
De hemel was strakblauw en het vliegtuig stond al klaar. Er werd wat zenuwachtig gelachen. Het interieur leek niet op dat van een lijntoestel. Een totaal gestripte binnenkant met de attributen voor de static line. Wij zaten opeen gepropt op de kale vloer. Als eerste sprong Eline met een triomfantelijke kreet het vliegtuig uit. De volgende, een grote, stevige kerel, was te bang voor woorden. Hij werd spierwit, begon erg te zweten en zag van de sprong af.
Het vliegtuig klom naar de hoogte van 12.000 voet. We waren met drie parachutisten overgebleven: een cameraman, mijn instructeur en ik. Het moment was daar, ik moest toch wat zenuwachtig lachen. Het was wel heel diep als je naar beneden keek. Veel tijd om me te bedenken had ik niet, ik hoorde de instructeur in mijn oor razen: ‘Ene, tweeë, drieë, HOP.’ De cameraman dook ons achterna.
Die eerste sensatie van de vrije val is met geen pen te beschrijven. Door de adrenaline was ik volledig in trans. Whoowww, ik wist niet dat dit bestond. Ik was even van de wereld, een ‘sensory overload’, te veel externe prikkels voor woorden. Mijn oren deden pijn, maar dat deerde me niet. Deze ervaring was zo overweldigend dat ik daar nauwelijks aandacht aan besteedde. Ik vond het jammer dat op 3500 voet de parachute open moest en vond het nog spijtiger dat we uiteindelijk landden. Ik was volledig euforisch, ik had het gevonden: parachutespringen!
Dezelfde dag nog schreef ik me in voor een cursus. Mijn instructeur was niet dezelfde als die van de tandemsprong. We trokken veel met elkaar op. Na een tijdje merkte ik tot mijn verbazing dat ik me voor iemand anders open kon stellen. Een gewaarwording die ik me niet kon heugen.
Een paar weken later was er een feestje op de paraclub. Eline had geen zin om er naar toe te gaan. Ik kende inmiddels enkele medecursisten en ging toch eens polshoogte nemen. Het sfeertje was heerlijk, beetje jongens onder elkaar. Tegen het einde van de avond was het duidelijk dat Kurt, de instructeur, een oogje op mij had. We hadden wat gedronken en begonnen te zoenen. Gaandeweg de avond werd het zelfs serieuzer. Dit kon dus niet, ik woonde samen en had een kind, ik moest niet aan een andere relatie denken. Het overkwam ons toch en we volgden ons gevoel. Op datzelfde moment besliste ik dat ik in ieder geval bij Dirk wegging. Ook speelde ik die avond open kaart met Kurt en vertelde hem meteen welk beroep ik had. Hij vond het spannend.
Thuis bleef ik op in de woonkamer wachten totdat Dirk van zijn werk kwam. Ik had de koffer voor mijzelf en voor mijn kindje al gepakt. Dirk keek me verbaasd aan, normaal gesproken lag ik te slapen als hij van zijn werk thuiskwam.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij.
‘Ik ga weg, ik voel niets meer voor je.’
Dirk begon als een klein kind te huilen. Hij wierp zich smekend op zijn knieën voor mijn voeten. Het was te laat. Terwijl hij zich in alle bochten wrong om me over te halen om bij hem te blijven, maakte ik in mijn achterhoofd een lijstje van de dingen die ik niet mocht vergeten.
Hoewel ik over een volledig ingericht appartement bij Antwerpen beschikte, kon ik daar niet naartoe. Dat was mijn werkplaats en helemaal niet geschikt voor een kindje van anderhalf. Bovendien wisten mijn ouders nog steeds niet welk beroep ik had, die wisten niet beter dan dat ik boven een frituur werkte. Die nacht ging ik met mijn kind naar mijn moeder. Zij was niet verbaasd, ze had de bui allang zien hangen.
Het volgende weekend bleef ik bij Kurt in een caravan op de paraclub slapen. We lagen de hele nacht met elkaar te praten, we hadden elkaar zo veel te vertellen.
Zondagochtend om negen uur ging mijn gsm. Een vrouwenstem vroeg:
‘Spreek ik met de vrouw van Dirk?’
Ik wist niet wat er gaande was en antwoordde aarzelend: ‘Jawel.’
‘U spreekt met Cindy van de Spoed in het Stuivenbergziekenhuis. Uw man is bij een hevige vechtpartij betrokken geweest. Hij heeft ernstige verwondingen en we zijn hem momenteel aan het hechten. Kunt u komen?’
Hier begreep ik dus helemaal niets van. Dirk wilde zelf nooit uitgaan. De dancing waar hij werkte was al uren gesloten en bevond zich veertig kilometer van Antwerpen. Ik besloot toch maar naar het ziekenhuis te gaan en was totaal niet voorbereid op wat ik daar aan zou treffen. Ik meldde me bij de receptie van de spoed en werd meteen meegenomen naar een behandelkamertje. Dirk lag op een brancard en zag mij niet aankomen. Hij lag in een kostuum, althans in wat daar van over was, met een voormalig wit overhemd dat nu vuurrood was.
De stank in het kamertje was overweldigend. Ik liep tegen een walm van alcohol, sigaretten, zweet en bloed. De behandelende arts stapte bij de brancard weg en vertelde me dat Dirk meer dan veertig hechtingen in zijn schedel had. Ik keek hem vol verbazing aan en wees voorzichtig naar de kaak van Dirk, die nog volledig openlag. Alle pezen en spieren waren duidelijk zichtbaar.
‘Wij kunnen dit helaas nog niet hechten,’ zei de dokter, ‘omdat we niet vast kunnen stellen of de pezen zich wel aan het bot gaan hechten, daar moeten we morgen meerdere tests voor gaan doen.’
Slik, een eng gezicht. Daar lag de vader van mijn kind, een boom van een vent, helemaal in de vernieling. Het spookte door mijn hoofd: ‘En dat moet hét grote voorbeeld voor mijn kind zijn?’ Opeens dacht ik eraan dat Dirk de komende dinsdag een afspraak had bij een plastische chirurg om het litteken op zijn wang te corrigeren. Die kon wel afgebeld worden.
Dirk lag te huilen. De pijn aan zijn gezicht was nog het minste, hij leed veel heviger aan zielenpijn. Het interesseerde me niets, ik had genoeg onder zijn juk geleden. Ik dacht terug aan die keer, dat hij me zo hard tegen de deur had geslagen dat mijn mascara er in een streep op afgetekend stond. De dag daarop ontkende hij in iedere toonaard dat hij mij maar met een vinger had aangeraakt. Toen ik hem met de bewijs van mijn blauwe oog en de streep op de deur confronteerde, haalde hij onverschillig zijn schouders op. Zo veel hield hij dus van mij.
Hij moest twee dagen op intensive care blijven, daarna mocht hij naar huis onder de voorwaarde dat er iemand was om voor hem te zorgen. Ik ben een week bij hem gebleven totdat hij weer een beetje zelfstandig kon functioneren. Hij vertelde de ware toedracht van de vechtpartij. Tegen zijn gewoonte in was hij na zijn werk uitgegaan. Hij kon en wilde niet alleen thuis zijn. Tegen het ochtendgloren kwam hij bij een ‘underground’-café met veel Albanezen. Intussen had hij al zo veel gedronken dat hij niet besefte dat hij zich in het territorium bevond van alles en iedereen die hij bij zijn deur geweigerd had. Dat kwam hem duur te staan, hij werd herkend en kreeg jaren weigering over zich heen. De wraak werd met boksijzers en baseballbats uitgevoerd. Meer dood dan levend was hij door de gealarmeerde politie bij de spoed afgeleverd.
Inmiddels had ik een appartement gevonden. Veel spullen om te verhuizen waren er niet. Het was goed toeven bij mijn moeder, maar op een gegeven moment ben je daar te oud voor. Ik woonde nog maar een paar dagen in mijn nieuwe appartement en reed van mijn werk naar huis. Aan het begin van de straat dacht ik een bekend figuur te herkennen, maar kon hem niet meteen plaatsen. Ik reed door en wie zag ik tot mijn grote verbijstering in míjn straat lopen? Inderdaad, Henry, de komkommerman. Ik kon mijn ogen niet geloven, moest uitgerekend die lul in mijn straat wonen? Dat werd voortaan een andere route nemen en het begin van de straat vermijden.
Onder de bezielende leiding van Kurt volgde ik een spoedcursus parachutespringen. Hij stimuleerde me om zo snel mogelijk gevorderd te zijn, zodat ik met hem en zijn vrienden mee kon springen. Na een paar weken deed ik mee met een wedstrijd precisielanden. Hierbij wordt iedereen op dezelfde plek uit het vliegtuig gedropt om vervolgens zo dicht mogelijk bij een vooraf bepaalde plaats te landen. Dit gaat de hele dag door en in de avond wordt de winnaar bekendgemaakt.
De weersomstandigheden waren onverantwoord. Er stond een straffe, snijdende wind. Om twaalf uur mocht ik mijn eerste sprong doen. Voorzien van de radiobegeleiding sprong ik uit het vliegtuig. Ik trok de parachute open. In eerste instantie was er niets aan de hand. Pas na een minuut kwam ik erachter dat ik, in plaats van te zakken, steeds meer afdreef. Ik had het niet meer onder controle. De wind had vat gekregen op mijn parachute. Voor een lichtgewicht zoals ik stond er veel te veel wind. Wanhopig zocht ik contact via de radio. Op de grond wisten ze niet wat ze met de situatie aan moesten en ze gaven mij het advies: ‘Zoek maar een veilige landingsplaats.’
Daar ben je klaar mee als je parachute je meevoert. Ik zag bossen, water, dorpen, wegen, autosnelwegen onder mij en wist absoluut niet meer waar ik was. Uiteindelijk zag ik nog maar één huis, verder niets meer en had ik nog maar een ultiem doel: proberen daar zo dicht mogelijk bij te landen om iemand te kunnen bellen om me op halen. Ik heb nog steeds geen idee hoe lang de wind mij heeft meegevoerd.
Met een smak belandde ik op het eternieten dak van de boerderij. Mijn parachute lag aan de ene kant van de nok, ik aan de andere kant. Ik wist niet hoe snel ik mijn parachute moest loskoppelen, doodsbenauwd dat de wind er weer vat op zou krijgen.
De geschrokken bewoners lieten niet lang op zich wachten. De boer en boerin gaapten mij aan alsof ik van mars kwam. De boerin snelde naar binnen en belde een ambulance. De boer dacht slechts aan zijn broodwinning. Onder mij bevonden zich duizenden kuikens.
‘Blijf liggen waar je ligt en beweeg je niet.’
Hij spoedde zich naar de schuur en kwam tergend langzaam terug met een tractor met grijper. Ik kreeg nauwkeurige instructies waar ik mocht staan en hoe ik me mocht bewegen tot ik veilig en wel in de grijper zat. Intussen was de ambulance gearriveerd. Ik had enorme pijn aan mijn scheenbeen, dat helemaal open lag, en aan mijn voet. Ik moest mee naar het ziekenhuis. De ambulancebroeders vroegen: ‘Mevrouw, is dat rugzakje ook van u?’
‘Rugzakje? Dat is mijn parachute.’
Dat begrepen ze niet helemaal.
Kurt was eerder in het ziekenhuis aangekomen dan ik. Het vliegtuig had mijn landing op het dak gesignaleerd en hem van de situatie op de hoogte gesteld. Bij de spoed bleek dat er een stukje bot in mijn voet was afgescheurd, mijn voet moest in het gips. Mijn scheenbeen moest gehecht worden.
Ik was niet de winnaar van het precisielanden, maar ik kreeg wel als grap een medaille voor diegene die het verst was geland. Achteraf konden we er vreselijk om gelachen, er werd ter plekke besloten dat ik voortaan met een gsm zou springen.
Er verscheen een groot artikel met foto in de krant: ‘Parachutiste springt kilometertje te ver’. Ook dat nog.
De volgende dag moest ik gewoon weer aan het werk. Sarah met het witte voetje. Ik voelde me niet erg sexy in lingerie met die gipsvoet. En al schenen de klanten er weinig last van te hebben, ik voelde me in sommige standjes ronduit belachelijk.
Het leven bestond uit werken en de weekends waren voor de paraclub. Ik werd ‘one of the boys’ en hoorde al die heroïsche verhalen aan. Het werd me duidelijk dat alle instructeurs graag een tandemsprong deden met een vrouwelijke beginneling. Het was voor hen een sport om, op het moment dat er uit het vliegtuig werd gesprongen, de vrouwelijke duospringer bij de borsten de grijpen. Die heeft door het shockeffect toch niets in de gaten. Ook een manier om aan je gerief te komen.
Ik was niet geschrokken van mijn onfortuinlijke landing en ging door. Ik schreef me in voor de snelcursus AFF, sneltempo alleen vrije val springen. Mijn moeder verklaarde me volledig voor gek. ‘Deborah, waar ben je in godsnaam mee bezig? Als je te pletter slaat, wie gaat er voor je kind zorgen?’
Ik sloeg het in de wind tot enkele sprongen later. Ik deed een solo vrije val, de parachute ging open en de wind kreeg mij weer te pakken. Deze keer belandde ik in een straat waar een brave burger zijn auto stond te wassen. Hij raakte volkomen in paniek toen ik tussen de twee auto’s naast hem op straat belandde. De vrienden van de paraclub hadden mijn probleem gesignaleerd en kwamen me ophalen.
Dezelfde dag nog zat ik in het vliegtuig voor een volgende sprong. Opeens moest ik aan de wijze woorden van mijn moeder denken. Ja, wat als?
‘Zet mij maar beneden af,’ zei ik tegen de piloot.
Einde parachutecarrière.