3. Van kattenkwaad tot erger
Mijn veertiende jaar was heel belangrijk. Het geweld thuis nam hand over hand toe. De klappen waren meer dan raak en meestal was geld de rechtstreekse aanleiding. We werden regelmatig buiten gesloten als mijn vader iets niet beviel. Ik kan me daar nog veel keren van herinneren. We mochten niet meer binnen als wij in zijn ogen te laat thuiskwamen. Mijn moeder viel ook onder die regeling, terwijl het wel haar huis was.
Het kwam zo ver dat mijn vader mijn moeder dusdanig hard geslagen had, dat zij niet meer overeind kon komen door een geknelde zenuw. Mijn vader schrok hevig en zat erbij te huilen.
Op een dag waren wij met mijn moeder meegegaan om een nieuwe collectie kleren voor de sportwinkel in te kopen. Het had langer geduurd dan verwacht, met als gevolg dat we weer eens niet meer binnen mochten. We wisten niet waar we moesten slapen. Ten einde raad gooide mijn moeder een ruitje in, zodat we uiteindelijk naar bed konden.
Een andere keer kwam mijn moeder met een nieuw rokje thuis. Nu ja, thuis, ze kwam het huis niet in. Verder dan de garage lukte niet, want ze mocht van mijn vader met haar nieuwe aanwinst niet naar binnen. Mijn moeder zat in de ondergrondse garage in haar auto. Mijn vader sloeg met een grote hamer de ruiten van haar auto in. Hij kwam razend naar boven en gaf mijn zus het bevel om het glas te gaan opruimen. Ondertussen was mijn moeder in de tuin gevlucht. Ze gebaarde naar mij dat ik de achterdeur open moest doen, zodat ze door de voordeur weg kon vluchten.
‘Laat je moeder niet binnen,’ hoorde ik mijn vader tieren.
Ik riskeerde de rake klappen om haar via de schuifpui naar binnen te loodsen.
Er stond een muur tussen de tuin van buren en onze tuin. Dat was niet altijd het geval. In het begin waren we hele dikke vrienden met de buren. We hadden één grote achtertuin en de pret kon niet op. Een uit de hand gelopen barbecuefeestje, met de nodige drank, maakte een abrupt einde aan deze vriendschap, uiteraard met politie-interventie.
Mijn vader had de onhebbelijke gewoonte om in onze aanwezigheid per telefoon met andere vrouwen te flirten en converseren. Dat gebeurde steevast in het Frans. Ik ergerde me daar groen en geel aan, enerzijds door het gebrek aan respect voor mijn moeder om dat in ons huis te doen, anderzijds en wat me nog meer stoorde: dacht hij nu heus dat ik zo dom was om niet te begrijpen wat er aan de hand was?
Ik begon er bij mijn moeder in die tijd meer en meer op aan te dringen: ‘Waarom gaan jullie niet uit elkaar?’ Zo gemakkelijk ging het blijkbaar niet. Mijn moeder is heel lang uit angst bij mijn vader gebleven.
Op een dag verscheen ‘de verlosser’ in de winkel van mijn moeder, in de gedaante van verzekeringsman Gert. In het begin was er op het oog niets aan de hand. Hij was getrouwd en zo was mijn moeder. Achteraf beschouwd was het van zijn kant liefde op het eerste gezicht. Bij mijn moeder duurde het langer. Zij was gecharmeerd van zijn vrouwvriendelijkheid, zorgzame liefde en betrokkenheid. Kortom: ze viel langzaam maar zeker voor hem.
Geen van beiden vonden het deftig om deze situatie lang aan te houden. Ze werden door mijn vader een handje geholpen. Mijn moeders veranderde houding ontsnapte niet aan mijn vaders aandacht. Hij voelde duidelijk nattigheid en hij zon op een list om mijn moeder te betrappen. Dat was niet zo moeilijk.
Op een vrije middag zat ik bij mijn moeder in de winkel. Na een tijdje kwam haar geliefde een praatje maken. Gert was er nog maar net of er kwam een ‘dame’ binnen. Ze vroeg op hoge toon naar tennisballen. Mijn moeder had al een beetje argwaan omdat ze een van de minnaressen van mijn vader dacht te herkennen. Ze besloot een kijkje te nemen en zag dat deze dame inderdaad in een auto stapte die merkwaardig veel op die van mijn vader leek.
Ze kreeg meteen daarna een telefoontje van de buren: ‘Uw man zit met een vreemd vrouwtje in de auto.’ Uren later stond hij er nog steeds. We moesten naar huis, maar wat te doen, want moeder wilde zich niet laten betrappen. We besloten net te doen of Gert niet bij ons in de winkel was. Demonstratief deed mijn moeder de lichten uit, stapten we naar buiten en deden de winkel op slot. Gert bleef op zijn buik achter de toonbank liggen.
We deden net of we naar huis reden. Eenmaal om de hoek en uit het zicht van vaders auto parkeerden wij onze auto en zetten we het op een holletje, rechtsomkeert weer naar de winkel om Gert uit zijn benarde positie te bevrijden. Moeder had een zaklantaarn uit de winkel meegenomen, zodat we de lichten in de winkel niet meer aan hoefden te doen. Dat zou eventueel de onnodige aandacht van mijn vader trekken mocht hij nog in de buurt zijn. Gehurkt liepen we over straat en slopen we de winkel weer in.
We waren nog maar net in de winkel toen we sirenes hoorden en blauwe zwaailichten zagen.
‘Dat zal toch niet voor ons zijn?’ zei mijn moeder.
Jawel, dat was helaas wel het geval. Mijn vader had de politie gealarmeerd met de melding dat er in de winkel ingebroken werd. De agenten rammelden aan de deur en mijn moeder hoorde ze zeggen: ‘Bel maar een slotenmaker.’ Wij lagen nog plat op onze buik, want we wilden ons niet laten kennen. Uiteindelijk werd de situatie dusdanig penibel, dat we ons op eigen initiatief hebben overgegeven. Er was veel uitleg nodig...
Dankzij deze gebeurtenis was de kogel door de kerk, mijn ouders gingen uiteen. Mijn vader werd met veel toeters en bellen het huis geweigerd, dat was immers van mijn moeder, en Gert maakte zijn entree als stiefvader. Ik was zeer blij, maar toen Gert eenmaal goed en wel gesetteld was, was de pret voorbij. Gert had duidelijke visies, wat het einde van mijn vrije leventje betekende. Ik moest zelfs mijn moeder in het huishouden gaan helpen, ja er werd van mij verwacht dat ik ging stofzuigen. Van zoiets absurds had ik nog nooit gehoord.
Gert heeft een dochter, een jaar ouder dan ik. Zij bracht om de veertien dagen een weekend bij ons door. Het ging heel goed tussen haar en mij, maar zij zat vol onbegrip over de situatie rond haar vader. In haar ogen was alles koek en ei geweest tussen haar ouders. Ook voor mij ging een hele andere wereld open. In plaats van klappen hoorde ik mijn moeder seks hebben met een in mijn ogen vreemde man. Het bed piepte en kraakte en mijn moeder kreunde vol genot.
Tijdens een zoveelste wilde nacht dag vertrok ik om een nieuw café in de buurt te verkennen. Ik riep in het naar buitengaan nog snel: ‘Kan het vannacht wat stiller?’
Het nieuwe café had vooral ’s nacht veel ambiance met heel toffe mensen. De steengoede dj, Jean, woonde boven het café, aan het eind van de avond was het altijd één groot feest bij hem. We maakten spaghetti in de keuken en dronken tot in de vroege ochtend. De vriendin van Jean was er nooit en ik hing als een puppy om zijn nek. We gingen naar de sauna en meestal bleef ik met een vriendin bij hem slapen. Er werd wel eens wat gefriemeld, meer niet.
Tijdens een thema-avond van het café was ik de prinses. Met twintig man zaten we aan de mosselen met te veel drank. Iemand was zo onaardig geweest om mijn stiefvader te waarschuwen. Bij mijn thuiskomst was hij furieus: ‘Waar ben je in godsnaam mee bezig!’ Er volgde een omgangsverbod met Jean en zijn kompanen, wat mij niet echt deerde, er waren genoeg andere fuiven.
Mijn beste vriendin was Merel, drie jaar ouder en we waren onafscheidelijk. Zij woonde tegenover het voetbalveld, dus nooit gebrek aan mannelijke bewonderaars. We ontdekten de lokale disco. Om binnen te komen had ik een vervalste pas van iemand anders op zak. Je moest weliswaar ouder dan 21 zijn om binnen te mogen, maar geen hond heeft ons ooit naar een legitimatiebewijs gevraagd. De rest van onze vriendenkring was rond de twintig, we vielen niet op.
De huiselijke omstandigheden van Merel waren niet florissant. Haar moeder was een alcoholiste. Als ze had gedronken, moesten we haar regelmatig half bewusteloos, stinkend naar kots en drank met een natgepiste broek op bed leggen. Aan haar broer van twintig had Merel weinig steun. Het was een verlegen jongen, die niets durfde en als we iets tegen hem zeiden, werd hij vuurrood en ging hij stamelen.
Ik stond bekend als het ‘Cookie Monster’. Er was volop koek en snoep aanwezig, heerlijk! Als de moeder van Merel nog nuchter was, vroeg Merel alvast of ik mocht blijven slapen. Het mocht altijd. In de achtertuin stond een schuur waarin we gingen feesten met veel flessen drank en cocktails. Stomdronken kropen we op handen en voeten naar het huis.
Als ik ziek was, meestal bronchitis, bleef ik het liefst bij Merel thuis. Haar moeder bakte frieten en bitterballen, terwijl Merel en haar bende uitgingen. Vol verwachting zat ik op hun spannende verhalen over het uitgaansleven te wachten.
In die zomer had ik mijn eerste vakantiebaantje, bij een taverne met terras. Mijn taak bestond uit afruimen, de bar bedienen en terras lopen. Als het een slechte dag was, moest ik ook wel eens helpen met de afwas. Dat vond ik niet erg, want hoe meer ik werkte, hoe meer geld ik had en des te groter mijn vrijheid werd. Op een avond werd ik door een 28-jarige medewerker naar huis gebracht. Ik was niet verliefd op hem, maar vond het fijn om niet met de bus naar huis te moeten. Voor de deur van mijn ouders werd er in de auto wat gescharreld en van het een kwam het ander. Voor ik er erg in had was ik ontmaagd. In mijn ogen was het niet iets prettigs, noch iets bijzonders.
Veel leuker vond ik het om met mijn zus mee te gaan naar het Italiaanse restaurant waar wij in het weekend werkten. Het was midden in Antwerpen en wij gingen er met de tram naartoe. De eigenaar was een geflipte zestigjarige Italiaan, die alleen maar Italiaans en een paar woorden Frans sprak. Meestal troffen we hem slapend tussen de tafels aan als wij om vijf uur ’s middags kwamen werken. Hij zat vol met grappen en jenever en hij had voor iedere vaste gast een speciale grap, kortom een zeer beminnelijk mens.
Het gebeurde vaak dat hij tijdens de service van het avondeten aangeschoten met zijn hoofd op tafel in slaap viel. Als er nieuwe klanten kwamen, moesten we hem wakker maken. Het mooiste moment was de entree van iemand van de Nationale Loterij. Vermomd als heer met een grote zwarte hoed bracht hij zijn loten aan de man. Onze baas was goed voor een stapel krasloten, die hij vervolgens met een royaal gebaar aan ons gaf. Rijk zijn we er niet van geworden.
We gingen die zomer met het gezin op vakantie naar Joegoslavië. Ik was net vijftien geworden en werd smoorverliefd op de kelner van ons restaurant. Wat was hij mooi, groot, knap met donkere haren en fluweelbruine ogen. Ik viel als een blok. De manier waarop hij met zijn dienstkarretje door het restaurant manoeuvreerde, bracht mij totaal van slag. Ik hem ook, want hij reed regelmatig met zijn karretje tegen de muur. Er was geen houden aan. Mijn ouders sloten me op maar ’s nacht kroop ik uit het raam om bij hem te kunnen slapen. Dikke tranen op weg naar huis.
Mijn beste vriend Hendrik woonde twee straten verder. We waren vier handen op één buik. Urenlang zaten we te kletsen, masseerden we elkaars nekken en ruggen. Zijn vriend Jan en hij waren op hun beurt ook weer de beste maatjes. Ik ging al met ze om toen mijn eigen vader nog thuis woonde. Mijn vader kon heel goed met al mijn vrienden opschieten en dat was wederzijds.
In hun puberale snoeverij waren de jongens non-stop met hun lichaam bezig. Gierend van de lach werd de lengte van hun erectie gemeten, onder mijn toeziend oog als onafhankelijk jurylid. Hendrik vergat nooit om mij een ansichtkaartje vanuit zijn vakantieoorden te sturen, gesigneerd: ‘Rick with the big dick’, met een grote piemel erbij getekend.
Schuldiger ging het er in de ‘garage’ aan toe. Wij huurden met een groot aantal jongere buurtgenoten een garagebox die we hadden ingericht met banken, tapijten en een schallend muzieksysteem. Er vonden behoorlijk foute feestjes plaats, zuippartijen, neukpartijen, heel veel drank…
Ik werd opnieuw stapelverliefd: op een brommer. Ik moest en zou hem hebben. Alle klusjes, karweitjes en weekendbaantjes nam ik aan en ik kon alleen maar denken aan die mooie brommer, een unicum. Ik was nog geen zestien, maar kocht mijn ideaal. Hij werd thuis afgeleverd en het eerste wat mijn moeder zei was:
‘Niet rijden jij!’
Natuurlijk antwoordde ik braaf: ‘Nee mama.’
Met ‘fingers crossed’ beloofde ik dat, terwijl ik ondertussen de snelste weg naar Antwerpen bedacht.
Een paar dagen later was ik fier op stap naar een feestje, vanzelfsprekend op mijn nieuwe aanwinst, zonder helm. Ik werd bij een routinecontrole door drie politieagenten tegengehouden.
‘Identiteitskaart?’ vroegen ze
‘Thuis, ben ik vergeten.’
‘Rijbewijs?’
‘Uh, heb ik nog niet.’
‘Gelijkvormigheidsattest?’
‘Wat? Nog nooit van gehoord.’
‘Verzekeringsbewijs?’
Een aanzienlijk groter probleem, want ook dat had ik niet.
‘Is dat jouw brommer?’
‘Natuurlijk,’ snoefde ik.
Ik werd meegenomen naar het bureau alsof ik een moord had begaan. Vanuit het politiebureau belde ik mijn moeder, die niet beter wist dan dat de brommer veilig achter slot en grendel in de garage stond. De politie nam de brommer in beslag. Na een stevige boete mocht ‘Rick with the big dick’ hem een paar maanden later voor mij ophalen.