7

Het kleine beest had hen verbaasd gadegeslagen terwijl ze hun nesten afbraken, op hun rug laadden en wegtrokken naar het oosten. Ze liepen zo langzaam dat ze tegen de avond nog niet zo veel verder waren dan waar ze vandaan kwamen. Ze stopten, maakten een paar kleinere nesten en kropen eronder, om te slapen, nam hij aan. Toen het gat in de hemel opkwam, waren de beesten alweer op de been. Ze braken hun nesten af, liepen voortdurend in het rond en pakten dingen bij elkaar die ze de avond daarvoor hadden afgeladen. Het verwarde hem. Waar gingen ze naartoe? Waarom? Naarmate de dagen verstreken had hij hen alleen in de gaten kunnen houden door steeds grotere afstanden over de heuvelrug af te leggen. Zuster had telkens geweigerd om met hem mee te gaan. Haar gewonde snuit was genezen, hoewel ze een lelijk litteken had overgehouden en een akelig piepende ademhaling. Ze was weer sterk en gezond en had weer een goede eetlust, maar het kleine beest had het idee dat de ervaring haar op de een of andere manier geestelijk had geknakt.

Hij wist altijd een goed plekje te vinden vanwaar hij kon kijken hoe de beesten vorderden, al moest hij soms wel een hele dag en een deel van een nacht lopen voordat hij hen weer in het zicht kreeg. Vandaag had hij wel heel ver gereisd. Zuster zou van streek zijn wanneer hij terugkwam.

Ze was altijd van streek wanneer hij terugkwam! En zolang hij weg was deed ze behalve slapen niets anders dan huilen, tot hij weer kwam en haar door geluiden en liefkozingen geruststelde dat hij haar niet zou verlaten.

Hij probeerde zich te verzetten tegen zijn intens beschermende houding die maakte dat hij niet bij Zuster weg kon gaan. Ze had hem zo nodig. Maar hij had ook behoeften: het nest uitgaan, eropuit trek