3

De winter werd grimmiger. Het volk van Cheanah kon zich niet herinneren dat er ooit een koudere, stormachtiger tijd van lange duisternis was geweest.

Zhoonali zei niets over de windgeest die in het kamp was binnengedrongen of over het feit dat Cheanah hem niet had achtervolgd. Ze bewaarde zijn geheim; zolang hij hoofdman was zou zij een plaats hebben in de stam, hoe lang de winter ook duurde. Wat het verlies van enkele van zijn beste speren betrof, maakte hij snel andere. Maar de winter bleef maar aanhouden, en zo de zon heel even boven de bergen in het oosten uitkwam om de terugkeer van de lente aan te kondigen, zagen ze hem niet vanwege het aanhoudende slechte weer. En nu was het volk van Cheanah op de Plaats Van Overvloedig Vlees aan de laatste van de schimmelende voorraden begonnen. 'Misschien zijn de geesten boos op ons,' opperde Anak. 'Misschien had Honee wel aan Teean moeten worden gegeven, zoals de oude gebruiken dat willen. Dan hadden we tenminste niet naar haar gezeur hoeven luisteren. En misschien was het ook niet zo'n goed idee om de huid van de Wanawut mee te nemen en...' 'Zo is het genoeg! Ik wil van jou geen kritiek horen, welp!' Cheanah bracht de jongen tot zwijgen met een uitbarsting die geen discussie toeliet.

'Ik heb honger,' zei Honee klaaglijk.

Xhan bekeek het meisje met openlijke minachting. 'Jij en ieder ander!'

De oude Teean was de hut van de hoofdman binnengekomen in de hoop dat tenminste één van de vrouwen een klein knaagdier of een eekhoorn zou hebben gevangen waarvan hij kon mee-eten. Hij hoorde de klachten van Honee en kwam dichterbij. 'Je mag nog steeds naar mijn slaapvachten komen, dochter van Cheanah, om deze hongerige oude man 's nachts warm te houden. Ik zal mijn vlees met je delen.'

Het meisje keek vol walging naar hem. 'Geef je nooit op? Ik zou nog liever verhongeren dan mijn benen voor jou spreiden!' De oude man schudde bedroefd zijn hoofd terwijl hij huiverde in de aanhoudende koude wind. 'Misschien verhonger je inderdaad wel voordat deze winter voorbij is. Misschien verhongeren we allemaal wel!'

De stemming in het kamp werd ernstig. Iedereen raakte snel geïrriteerd en mannen, vrouwen en kinderen werden zwak en ziek. 'We hadden meer voorraden moeten aanleggen en minder moeten eten,' zei Ekoh kortaf. 'Cheanah had daarop moeten staan!' 'We hebben nog wat voorraden over!' bracht de hoofdman hem in herinnering.

'Stinkende vis, halfvergane vogels en vet dat zo rot is dat het eruit ziet als pus en ook zo ruikt!' snauwde Bili.

'Hou je mond, vrouw van Ekoh, want anders zullen jij en de jouwen de komende dagen niets te eten krijgen, dat verzeker ik je!' waarschuwde Zhoonali.

Bili keek haar dreigend aan. 'Ik heb anders op eigen initiatief meer voorraden aangelegd dan welke andere vrouw in dit kamp dan ook! En ik heb die voorraden trouwens ook met jou en alle anderen gedeeld. Bedreig me dus niet, ouwe heks. Als er nog vlees op je botten zit, komt dat door mij!'

Zhoonali draaide haar hoofd op haar dunne, pezige nek snel om naar Cheanah om steun bij hem te zoeken. 'Neem het op voor je moeder, mijn zoon! Laat je deze vrouw zo tegen mij praten?' Cheanah zweeg en keek Zhoonali lang en doordringend aan. Ze had hem zojuist zonder het te weten de mogelijkheid gegeven om de verantwoordelijkheid voor deze eindeloze winter van zich af te schuiven en bij haar neer te leggen. Hij glimlachte en haalde zijn schouders op.

'Bili hoort natuurlijk altijd eerbiedig tegen de wijze vrouw te spreken, maar wat dit betreft heeft ze gelijk, mijn moeder. Jij bent inderdaad de wijze vrouw van deze stam. De sprekende botjes voorspellen door middel van jou. Maar ik kan me niet herinneren dat je de stam hebt gewaarschuwd dat de winter zo streng zou zijn... of dat je de vrouwen hebt aangeraden om extra voorraden aan te leggen.' De oude vrouw richtte zich op in haar berenvel. Cheanah zag haar gezicht verstrakken en daarna weer ontspannen. 'De sprekende botjes voorspellen via mij. Niet ik spreek. Zij spreken. Als iemand twijfelt aan de wijsheid van deze vrouw, laat die dan tegen de sprekende botjes praten! Misschien zullen de botjes door hun mond grote wijsheid verkondigen... of misschien zullen ze helemaal niet spreken!