9  Blijdschap

De meeste mensen zullen de emotie blijdschap niet associëren met iets dat niet-productief of schadelijk is en waar je misschien iets aan zou moeten doen. Het is zeker zo dat iemand sneller last heeft van zijn boosheid, verdriet of angst. Toch is het ook mogelijk om ‘niet-productief blij’ te zijn.

Peter kan alles aan. Lol hebben is het belangrijkste in het leven, want je leeft maar één keer. Hij maakt zich niet druk om zaken, en laat zich leiden door waar hij zin in heeft. Hij doet altijd vrolijk en als er problemen ontstaan, haalt hij zijn schouders op en loopt weg. Peter heeft niet veel op met mensen die moeilijk doen en die overal problemen zien. Je leeft maar één keer, is zijn devies en hij neemt het er graag van. Als er een feestje is, is hij van de partij, en blijft zolang het leuk is en zolang de drank nog niet op is. Mocht het feest tot in de kleine uurtjes doorgaan, dan komt hij de volgende dag maar wat later op zijn werk: de baas kan wel wachten.

Het is wel vervelend dat diezelfde baas de laatste tijd helemaal niet zo ontspannen reageert. Hij spreekt Peter steeds vaker aan op zijn nonchalante werkhouding en tijdens zijn beoordelingsgesprek kreeg hij ook veel kritiek te horen over zijn functioneren. Maar goed, die gemiste promotie is dan maar jammer.

Laatst deed zijn baas ingewikkeld over het feit dat Peter zonder afzeggen niet was komen opdagen bij een belangrijke klant. Peter snapte dat niet; er komt toch zeker wel weer een nieuwe klant … Hij zette het maar snel uit zijn hoofd allemaal; er gaat namelijk niets boven een goed humeur.

Geert werkte bij een organisatie, waar door een reorganisatie gedwongen ontslagen zouden vallen. Het management had Geert aangeraden om zelf ontslag te nemen, en niet te wachten totdat hij ontslagen zou worden. Hij zag daar wel iets positiefs in en heeft dus zelf zijn baan opgezegd. Een vriend vertelde hem later dat dat niet verstandig was, omdat hij zich daarmee financieel in de vingers sneed. Geert heeft er maar niet te veel meer over nagedacht; hij wil geen problemen veroorzaken. Bovendien bedoelden ze het vast goed: de afscheidsreceptie was in elk geval erg hartelijk, en mensen die hem eerst niet zagen staan deden nu heel joviaal. Negen maanden werkloos thuiszitten was ook weer niet zó erg. Je kunt wel somber worden en klagen, maar wie zit daar nu op te wachten? Geert onderneemt eigenlijk weinig om een nieuwe baan te vinden; hij staat ingeschreven bij het arbeidsbureau, dus daar komt vast wel iets uit. Hij heeft steeds één sollicitatiebrief uitstaan, en als hij na een paar weken schriftelijk of na een gesprek wordt afgewezen, dan schrijft hij na twee weken weer één nieuwe sollicitatie. Hij heeft af en toe een ongemakkelijk bezorgd gevoel, maar vertelt zichzelf dan maar meteen dat het allemaal wel mee zal vallen, en dan houdt het voor hem op.

Om rond te komen moest hij wel tegen een hoge rente geld van de bank lenen, maar geld is ook niet alles, en als je de dingen maar steeds positief bekijkt, dan komt het vanzelf wel weer goed.

Peter en Geert zijn positiever gestemd dan goed voor hen is. Ze denken te positief, in plaats van realistisch. Blijdschap en een optimistische levensstijl zijn natuurlijk geen dingen om je zorgen over te maken. Maar het gevaar bestaat dat het doorschiet naar euforie of onbezorgdheid en er geen ruimte meer overblijft voor functionele, waarschuwende emoties als bezorgdheid of twijfel.

Overmatige blijdschap kan komen van de irrationele gedachte dat de wereld altijd goed is, dat mensen altijd het beste met je voor hebben, dat alles weer goed komt, dat het allemaal wel meevalt. Hieronder, wat dieper verstopt, liggen natuurlijk ook onrealistische eisen. De eis van Peter is: dat het leven zo leuk mogelijk moet zijn. Geert heeft ook zo’n eis: de wereld moet vol met mensen zitten die het goed bedoelen. De eis naar zichzelf toe van Geert is dat hij niet mag klagen en geen problemen mag maken. In het voorbeeld van Geert is het overigens aannemelijk dat hij eigenlijk angst heeft om afgewezen te worden door zijn omgeving. Peter kan mogelijk last krijgen van woede, omdat de wereld toch niet zo in elkaar zit als hij eist. Ze kunnen deze eisen bestrijden als ze zich die bewust zouden zijn. Maar beiden zullen niet zo snel op het idee komen om te gaan werken aan het veranderen van hun manier van reageren, omdat ze zich nog niet bewust zijn van de nonproductiviteit van hun tevredenheid. De eerste stap voor hen is om in te zien dat hun blije emotie een slechte raadgever is voor het hanteren van sommige situaties waarin ze terechtkomen. Vervolgens kunnen ze formuleren wat een meer adequate emotie is in dergelijke situaties. Geert zou, terugdenkend aan zijn werkloosheid, zichzelf de vraag kunnen stellen in hoeverre zijn emotie hem helpt om optimaal in actie te komen. Misschien helpt het om erover door te denken aan de hand van het gedrag van een ander. Welk advies zou hij zijn zoon geven, als deze werkloos zou zijn? Zou de emotie van berusting en tevredenheid zijn zoon kunnen helpen? Welke emotie hebben de meeste mensen als ze geen baan hebben?

Zo’n interne dialoog kan leiden tot het inzicht dat hij de zaken te positief inschat. Een derde stap is om de eigen interpretaties van de werkelijkheid eens kritisch te bekijken. Klopt het wel, dat alles goed komt? Hoe logisch is het dat nieuwe banen je in de schoot worden geworpen als je je minimaal inzet?

Alleen maar positief denken kan misschien voor een tijdje garant staan voor een goede nachtrust, maar met de realiteit heeft het niets te maken. Wie realistische emoties als raadgever niet serieus neemt en daardoor alles maar als positief beschouwt, loopt het risico los te komen van de werkelijkheid.

Interne dialoog van Geert bij het nadenken over het verlies van zijn baan

Geert: Mijn probleem is eigenlijk dat ik me geen zorgen maak. Ik vind het niet erg als er iets gebeurt, waarvan andere mensen zeggen dat het wel erg is.
Dialoog: Hoe zouden deze andere mensen zich voelen?
Geert: Ik denk dat ze wat ongerust zouden zijn, of misschien wel boos.
Dialoog: Waarom?
Geert: Nou, misschien dat ze denken: vind ik nog wel een baan, of: red ik het financieel nog wel, na mijn ontslag?
Dialoog: Wat voor effect heeft deze situatie op het gedrag van andere mensen?
Geert: Nou, ze kunnen gaan piekeren en daardoor slecht slapen … Maar dat is nu precies waar ik geen last van heb! Een andere mogelijk is, dat ze iets ondernemen om hun situatie te veranderen.
Dialoog: Welk gevoel zou ik wensen dat mijn zoon had, als hem hetzelfde overkwam? Is tevredenheid dan goed?
Geert: Tsja, ik zou niet willen dat hij slapeloze nachten had, maar tevredenheid … Als hij zijn baan verliest, moet hij wel actie ondernemen!
Dialoog: Is tevredenheid de emotie die hem helpt om iets te doen?
Geert: Eh …

Het antwoord op de laatste vraag is natuurlijk: nee. De iets te grote tevredenheid van Geert is het gevolg van zijn gedachte dat er vanzelf wel iets gebeurt waardoor hij uit de werkloosheid komt. Helaas is dit voor de meeste mensen vaker niet dan wel het geval. Zolang banen niet door het open keukenraam binnenkomen, is het realistischer om bezorgd te zijn en vanuit die bezorgdheid de impuls te krijgen om wat intensiever te solliciteren. Een meer helpende gedachte voor Geert is dan ook een gedachte in de vorm van: ‘Ik vergroot mijn kansen op een nieuwe baan door meer sollicitatiebrieven te schrijven. Niets doen helpt mij in dit geval niet.’

‘Maar nu weet ik zéker dat ik het geluk gevonden heb!’

Sandra leeft en beleeft haar leven, zowel werk als privé, zeer intens en vol overgave. Dat leven kent veel pieken en dalen, maar je hoort pas over de dalen als Sandra weer in een nieuwe piek zit. Stralend vertelt ze dan over de moeilijke periode die ze achter de rug heeft, en hoe blij ze ermee is om dat ene boek te hebben gelezen, of die ene cursus te hebben gevolgd, want nú weet Sandra eindelijk hoe ze het moet aanpakken. Ze is weliswaar voor haar dertigste al twee keer failliet gegaan met een eigen onderneming, maar dat was voordat ze haar nieuwe levensfilosofie ontdekte: ‘Je moet gewoon op jezelf vertrouwen.’ Dit besef heeft Sandra zich nu zo eigen gemaakt, dat het kraken van de markt met een nieuw bedrijfje alleen maar een kwestie van tijd is. Met haar nieuwe instelling, waar ze zich zo vreselijk goed bij voelt, kán ze alleen maar succes hebben! Ter ondersteuning van haar nieuwe zelfvertrouwen volgt ze een cursus Oosters lichaamswerk’ en ze is ook naar een nieuwe psychotherapeut gegaan, die heel anders werkt dan de vorige.

Pim heeft twee huwelijken en een aantal relaties achter de rug, sommige langdurig en sommige wat korter. Steeds voldeed de relatie niet aan zijn verwachtingen. Nu heeft hij éindelijk de ideale vrouw gevonden, naar wie hij al die tijd zocht. Er is niets aan haar dat niet perfect is: ze heeft alleen maar goede eigenschappen, ze begrijpt hem altijd volkomen en is simpelweg ideaal. Ze kennen elkaar pas vijf weken, maar nu al heeft hij haar ten huwelijk gevraagd, want hij wist - na vele dagen samen te hebben doorgebracht, na urenlange telefoongesprekken, zeven liefdesgedichten en bijna elke dag een grote bos bloemen - niet meer hoe hij haar nog verder kon overtuigen van zijn liefde. Bovendien weet hij het zó zeker dat uitstel geen optie is.

Wolf in schaapskleren

Irrationele blijdschap zoals beschreven bij Peter, Geert, Sandra en Pim is als een wolf in schaapskleren: het lijkt zo plezierig maar het is volstrekt niet onschuldig. Sommige mensen zouden weliswaar iets kunnen leren van deze vier optimisten. Aannemelijk is ook dat Peter en Geert, door hun levensstijl, weinig kans hebben op hartklachten, omdat ze zich niet snel opwinden. De nieuwe filosofie van Sandra (vertrouw op jezelf) is op zichzelf een hele nuttige. En Pim is verliefd, wat natuurlijk geweldig is …

Maar daar waar overmatig optimisme een steeds terugkerend patroon wordt en niet meer strookt met de werkelijkheid, werpt de wolf zijn schapenvacht af en toont zijn ware aard. De realiteit stemt niet altijd tot blijdschap.

Sandra denkt dat het reëel is om te verwachten dat succes en geluk vanzelf wel haar kant op komen, als ze maar de juiste instelling weet te vinden. De economische realiteit is totaal anders. Klanten komen niet binnen omdat ze weten of voelen dat de ondernemer een cursus in Oosters lichaamswerk doet, of omdat ze nu zoveel vertrouwen in zichzelf heeft. Een nieuwe instelling heeft misschien positieve invloed op de wereld om haar heen, maar de overdreven verwachting dat ze hiermee zeker zal slagen heeft niets met de realiteit te maken, en helpt haar ook niet om haar doel te bereiken. Het is verstandiger voor Sandra eens te kijken naar de feiten. Gegeven de vele eerdere dalen, hoe weet ze zo zeker dat ze ditmaal wel succesvol is? Hoe logisch is het dat ze, na twee eerdere faillissementen, met haar nieuwe bedrijfje wel gaat slagen, met als enige bagage zelfvertrouwen?

Een rationelere manier van denken kan haar helpen om zowel haar enthousiasme en zelfvertrouwen te behouden als haar kans op slagen te vergroten. Misschien kan ze beter het volgende tegen zichzelf zeggen:

‘Vele filosofieën, cursussen, boeken en wijsheden hebben positieve elementen in zich, maar geen enkele geeft garantie op geluk en succes. Zelfvertrouwen zal mij goed van pas komen bij het eigen ondernemerschap, mits dit zelfvertrouwen gerechtvaardigd is, en niet alleen maar een al te positieve oppepper. Een juiste instelling is niet voldoende om een bedrijf succesvol te maken, het is waarschijnlijk slimmer om dit eerst allemaal uit te zoeken, voordat ik mij in een nieuw avontuur stort.’

Pim weet het ditmaal zeker: zijn nieuwe vriendin is de ideale vrouw. Het probleem is dat hij dat bij zijn eerdere huwelijken en relaties ook steeds dacht. Zijn gevóel zegt hem ditmaal: ‘Maar nu is het écht!’ Maar het is maar de vraag of zijn gevoel voor hem in het verleden een goede raadgever was op het gebied van relaties. Bestaat er wel zoiets als een ideale vrouw? Ziet zijn vriendin zichzelf als de ideale vrouw voor hem? Is ze wel gelukkig met zijn torenhoge verwachting van de relatie? Hoe is dat te meten? Wat is ideaal, perfect eigenlijk?

Niemand, ook wij niet, willen Pim zijn verliefdheid laten wegduwen, wegrelativeren of ontkennen. Maar realistisch kijken naar het verband tussen zijn verwachtingen en de realiteit is wel iets dat Pim zou moeten doen. De ideale relatie bestaat niet, net zomin als honderd procent perfectie bestaat. De feiten tonen aan dat Pim in het verleden wel erg optimistisch was in het denken dat hij de perfecte vrouw had gevonden, en dat had waarschijnlijk iets te maken met zijn hoge verwachtingen. Wel zijn er waarschijnlijk vrouwen met wie Pim gelukkig kan worden, maar hij moet beseffen dat geen enkel mens alleen maar goede eigenschappen bezit. Er is een goede kans dat hij een vrouw treft die hem vaak begrijpt, maar de kans dat iemand Pim altijd volledig begrijpt is nihil. Mogelijk is zijn nieuwe vriendin degene met wie hij gelukkig wordt, maar misschien ook niet. Er is niets op tegen om te genieten, als hij maar niet te hard van stapel loopt. Gezien zijn eerdere ervaringen kan hij beter de trouwerij nog even uitstellen, totdat de dagelijkse realiteit zich wat meer gaat aftekenen door de roze wolken van de verliefdheid.