9e maand

Dag 5

Vanmorgen kwam ik tot de conclusie dat ik lang niet genoeg heibel schop bij het aankleden. Ik kan nauwelijks geloven dat het me zoveel tijd heeft gekost dat te beseffen. Per slot van rekening stribbel ik al van het begin af aan geweldig tegen wanneer ik in het autozitje gezet word – ik heb er zelfs een tactiek voor ontworpen die ik de ‘zeester-positie’ heb gedoopt.

De zeester-positie, als u mij een kleine afdwaling permitteert, is heel eenvoudig – louter een zaak van de rug zo stijf mogelijk houden en zowel armen als benen recht uitstrekken zodat ze een Maltezer kruis vormen, dat vrijwel onmogelijk in het zitje is te wurmen.

In elk geval ga ik van nu af aan een zelfde tactiek toepassen als verzet tegen aankleden. Daarbij moet je erop letten dat geen van de ledematen recht in het gat terecht komt waar de ouder hem in probeert te steken, en dat ledematen die per ongeluk in een mouw of broekspijp belanden, er weer zo snel mogelijk worden uitgetrokken (bij voorkeur met zoveel gedraai en gekronkel dat het kledingstuk een onontwarbare knoedel wordt).

Dit proces dient vergezeld te gaan van zoveel mogelijk gekrijs, gespuug, gekwijl en gekrabbel. Ik moet zeggen dat het vanmorgen prima ging. Het aankleden, dat Ze anders in vijf minuten doet, kostte Haar nu twintig minuten.

En ik denk wel dat ik dat al gauw zal kunnen uitbouwen tot een half uur als ik een beetje werk aan mijn techniek. Misschien zelfs nog wel langer. Maar je moet ze altijd een stap voor blijven: als je te lang doorgaat met dit ergerlijke gedrag, zul je merken dat je ouders steeds meer geweld gebruiken bij hun pogingen je in je kleren te wurmen. En wanneer het op een echte krachtmeting aankomt, dan winnen zij. Ze zijn groter dan jij, ze zijn sterker dan jij, en daar kun je niet veel aan veranderen. Maar wat je wel kunt doen is ervoor zorgen dat ze denken dat ze jou ECHT PIJN hebben gedaan. Verdubbel je gegil wanneer de laatste arm op zijn plaats is geduwd en laat hem gelijktijdig helemaal slap hangen. Als ze proberen of je hem nog kunt bewegen, houd hem dan slap, maar zorg ervoor dat je het uitgilt wanneer ze er ook maar naar wijzen. Ouders hebben maar bitter weinig zelfvertrouwen. Ze zijn zó in paniek en stellen zich voor dat ze met jou naar het ziekenhuis moeten en zien de ongelovige blikken van de dokters al voor zich en van de horden achterdochtige sociaal werkers die ze aan de deur zullen krijgen om je op de lijst van mogelijke gevallen van kindermishandeling te zetten. (Denk maar aan het succes dat ik had bij de dokter van het consultatiebureau.)

Ja heus, er is geen kunst aan om je ouders de stuipen op het lijf te jagen.

Dag 10

Haar vriendin met baby – je weet wel, het stel waar we mee naar het zwembad gingen – kwam vandaag weer opdraven. De twee moeders zijn er nog steeds op gebrand dat we vriendschap sluiten – je zou er tranen van in je ogen krijgen..

Maar de zaken zijn erop vooruitgegaan sinds de vorige keer. Door mijn nieuwe beweeglijkheid kan ik zo dichtbij komen dat ik het mormel eindelijk te grazen kan nemen. Ze bleven niet lang.

Naar het schijnt, volgens Haar dan, die altijd graag namen voor alles wil hebben, en het liefste namen die overeenkomen met de namen in die beruchte inhoud van dat boek, heet mijn huidige wijze van voortbewegen ‘bibs-schuiven’.

Dag 11

Vandaag gebeurde er iets waar ik al de hele tijd bang voor was, en dat het einde betekende van mijn zwaarbevochten vrijheid. Ze haalde de box te voorschijn uit de kast onder de trap en zette me erin.

Ik schreeuwde de hele boel bij elkaar, maar het hielp niets.

Dag 12

Weer gevangen gezet in de box vanmorgen.

Het is onmenselijk iemand op te sluiten in een ruimte van één meter twintig bij één meter twintig zonder een eerlijk proces.

Ik vraag me af hoe ik in contact kan komen met Amnesty International.

Dag 14

Ik negeerde het plastic speelgoed, de rammelaars en andere rommel om mee te spelen die mijn cipier mijn cel ingooide, en concentreerde me op het telraam met de kralen dat aan de zijkant van de box vastzit. De hele ochtend eraan gerammeld en getrokken.

Het komt steeds losser te zitten. Het gaat tijd kosten, maar ik houd vol.

Ik zou best een ontsnappingscomité willen vormen zoals in de krijgsgevangenkampen, maar dat lijkt een beetje mal met maar één lid. Misschien moet ik de kat vragen lid te worden.

Dag 16

De gedachten aan ontsnappen zijn even op een zijspoor gezet door de nieuwe vaardigheid die ik heb ontwikkeld.

Ik heb ineens gemerkt dat ik mijn vingers in dingen kan steken. Of, liever gezegd, één vinger in dingen kan steken. Het viel me plotseling in. Toen Ze me vanmorgen uit de box tilde, stak ik een vinger in Haar oog.

Daar zag Ze de lol niet van in, dus stak ik mijn vinger in Haar andere oog, zodat Ze er helemaal niets meer in zag.

Dag 17

Een vinger in Zijn oog gestoken.

Dag 18

Een vinger in het oog van de kat gestoken. Nu is er helemaal geen kans meer op dat hij lid wordt van het ontsnappingscomité.

Dag 19

Een vinger in het oog van Haar moeder gestoken. Het had nog meer succes door het feit dat Hij moest lachen toen ik het deed. De verhouding tussen Haar moeder en Hem ijziger dan ooit.

Dag 20

Probeerde mijn vinger in het stopcontact te steken, maar werd prompt door Haar weggerukt waarbij Ze allerlei vreselijke dingen schreeuwde.

Ik probeer het wel een andere keer wanneer ze niet kijkt.

Dag 22

Vandaag mijn nieuw verworven vaardigheid in het oppakken van kleine dingetjes tot grote hoogte opgevoerd. Ik was vanmiddag in Haar slaapkamer waar Ze zich verkleedde na een extra-knoeierige lunch, toen er gebeld werd.

Ze holde naar beneden omdat de wasmachine kapot is en Ze dacht dat het de reparateur was. (Sinds ik er ben neemt het kapotgaan van de wasmachine de proporties aan van een nationale ramp. De snelheid waarmee ik mijn kleren en die van alle anderen in mijn buurt vuil maak – vooral door mijn virtuoze precisie-spugen – betekent dat ze wel vier wassen per dag doet. Wanneer de wasmachine niet aanstaat zit Ze binnen een paar uur tot aan Haar nek in de vuile was.)

In ieder geval was het inderdaad de reparateur, dus bracht Ze hem naar de keuken om de schade op te nemen, terwijl Ze mij aan mijn lot overliet. Mijn lot leidde me in dit geval schuifelend op mijn bibs naar de kleedtafel, waar Haar bijouteriedoos op stond. Ik trok me omhoog aan de kruk waarop Ze altijd zit wanneer Ze zich opmaakt (bij de zeldzame gelegenheden dat ik Haar genoeg tijd laat zich op te maken). Ik was te ver af om bij de doos te kunnen, maar ik slaagde er wel in een ketting van ronde glazen kraaltjes beet te pakken.

Mijn vingers sloten zich in een ijzeren greep om de ketting, maar hij leek ergens aan vast te zitten. Ik trok, maar ik kreeg hem niet los.

Op dat ogenblik verloor ik mijn evenwicht. Al word ik steeds beter in overeind staan, ik sta nog steeds een beetje wankel, vooral wanneer ik me met maar één hand vasthoud. Dus draaide ik als het ware om de hand heen waarmee ik me aan de kleedtafel vasthield, viel en landde op mijn achterwerk.

Het voordeel was dat mijn andere hand nog steeds de ketting vasthield. De ketting brak onder mijn gewicht en alle glazen kraaltjes rolden over het kleed. Ik scharrelde over de vloer en pakte de kraaltjes tussen duim en wijsvinger en vroeg me af wat ik ermee kon doen. Ik gooide er een tegen de muur. Het raakte de muur met een bevredigend getinkel. Leuk spelletje. Ik had er waarschijnlijk een minuut of vijf mee gespeeld toen Zij binnenkwam. Ik keek lief naar Haar op met mijn rechterhand stevig in mijn mond. Zij gilde: “Nee, hè! Dat heb je toch niet gedaan! Je hebt ze toch niet in je mond gestopt, hè?” Ik bleef liefjes naar Haar opkijken. Ze rukte mijn hand uit mijn mond en zag dat hij leeg was. Ik begon te huilen, deels omdat ik het niet leuk vond dat er zo aan mijn hand werd getrokken en deels vanwege het dramatische effect. Ik heb altijd veel gevoel voor theater gehad.

“O mijn God!” riep Ze en Ze liet zich op Haar knieën neervallen om de kralen op te rapen. “Heb je kralen in je mond gestopt?”

Ik krijste nog harder om Haar paniek te evenaren. Ze ging door met overhaast kralen oprapen. “Hoeveel waren het er? Hoeveel waren het er?” kreunde Ze de hele tijd.

Ze hield de kralen bij de draad en kwam tot een conclusie die Haar nog angstiger leek te maken. Ze tilde me op en begon me op de rug te kloppen. Ik verdubbelde het volume van mijn gekrijs, op die speciale manier waardoor ik paars aanloop. Ze klemde me tegen zich aan en rende naar beneden om de dokter te bellen en binnen een paar minuten, zo leek het tenminste, stond er een ziekenauto voor de deur.

In de ziekenauto hield ik plotseling op met krijsen en werd rustig. Van al die opwinding was ik erg slaperig geworden. Daar schenen ze zich nog bezorgder om te maken.

Nou, je weet hoe dat gaat in ziekenhuizen. Een hoop wachten en rondrennen voor er eindelijk een röntgenfoto van me werd gemaakt. Ik bracht de tijd door met afwisselend krijsen tot ik paars werd en stil zijn. Dat leek het niveau van ongerustheid om me heen bevredigend hoog te houden.

Op de foto was niets te zien, maar er werd toch besloten me die nacht in het ziekenhuis te houden ter observatie.

Dag 23

Ik heb niets gemerkt van enige observatie door het ziekenhuispersoneel. De enigen die mij observeerden waren Zij en Hij.

Als ik ooit nog twijfelde aan mijn macht over hen (wat ik natuurlijk toch al nooit deed), dan had de uitdrukking op hun gezicht mij daar wel van afgeholpen. ‘s-Morgens werd ik vluchtig onderzocht door een dokter (die totaal ongeïnteresseerd leek), en uit het ziekenhuis ontslagen. Maar de hele verdere dag thuis keek Ze naar me alsof Ze bang was dat ik plotseling in rook op zou gaan.

Ik neem aan dat Ze op een goede dag de kraaltjes wel zal vinden die ik onder de rand van het kleed had geduwd.