16



Doon had precies honderdvierendertig brieven aan Minna geschreven. Niet één was er verzonden of zelfs verder dan Quadrants bibliotheek gekomen waar, in de la van een schrijftafel, Wexford ze die zondagmiddag vond. Ze waren in een roze sjaaltje gewikkeld en er lag een bruine portemonnee naast met een vergulde knip. Hij had de avond tevoren op dezelfde plaats gestaan, geheel onwetend, met zijn hand op centimeters afstand van het sjaaltje, de portemonnee en die hartstochtelijke brieven.

Toen Burden ze vluchtig doorlas, begreep hij pas waarom Doon de opdrachten in Minna's boeken in drukletters had geschreven. Het handschrift schrikte hem af. Het waren moeilijk te ontcijferen hanenpoten.

'We kunnen ze maar beter meenemen, geloof ik,' zei hij. 'Moeten we ze allemaal lezen?'

Wexford had ze wat nauwkeuriger bekeken en de belangrijke gescheiden van de duidelijk waanzinnige.

'Alleen de eerste en de laatste twee, denk ik zo,' zei hij. 'Arme Quadrant. Een leven als een hel. We nemen de hele bende mee naar het bureau, Mike. Ik heb het onaangename gevoel dat de kinderjuf aan de deur staat te luisteren.'

Buiten hadden de hitte en het heldere licht het huis van zijn karakter beroofd. Het was net een staalgravure. Wie zou het willen kopen als hij wist wat er zich had afgespeeld? Het zou een school kunnen worden, veronderstelde Burden, of een hotel of een bejaardentehuis. De ouden van dagen zou het misschien niet kunnen schelen dat ze zaten te babbelen, herinneringen op te halen of naar de televisie te kijken in de kamer waar Fabia Quadrant aan de vrouw had geschreven die ze zou vermoorden.

Ze liepen over het grasveld naar hun auto.

"Verdriet en vreugde, mateloos",' zei Wexford. 'Dat zegt zo ongeveer alles over dit huis.'

Hij ging naast Burden zitten, die achter het stuur had plaatsgenomen en ze reden weg.

Op het politiebureau hadden ze het er allemaal over, terwijl ze wat rondhingen in de hal. Het was een opwindend nieuwtje dat net op het juiste ogenblik gekomen was, net toen iedereen genoeg had van het praten over de hittegolf. Een moord en dan nog wel een vrouw die het gedaan had... In Brighton was dat tot daar aan toe, dacht Burden, maar hier! Voor brigadier Camb maakte het de zondagsdienst draaglijk; voor de onervaren Gates, die bijna had besloten zijn ontslag te vragen, was de weegschaal nu doorgeslagen naar blijven.

Toen Wexford binnenkwam, de deuren wijd opengooide en zo wat frisse lucht binnenliet, verspreidden ze zich. Het was net of iedereen plotseling dringend iets te doen had.

'Last van de hitte?' zei Wexford kortaf. Hij stapte dreunend zijn kamer binnen.

De ramen waren opengebleven, maar geen papier op zijn bureau was verschoven.

'De jaloezieën, Mike. Laat de jaloezieën neer!' Wexford smeet zijn jasje op een stoel. 'Wie heeft verdomme die ramen opengelaten? De airconditioning raakt erdoor van slag.'

Burden haalde zijn schouders op en liet de gele blinden zakken. Hij wist dat het geklets waar hij zo het land aan had, Wexford kortaf en woedend had gemaakt. Morgen zou de hele stad gonzen van de speculaties, van wijs achteraf gepraat. Morgen zouden ze haar op de een of andere manier voor het speciale hof moeten zien te krijgen... Maar het was zijn vrije dag. Hij fleurde op bij de gedachte dat hij met Jean naar zee zou gaan.

Wexford was gaan zitten en legde de stapel brieven, dik als het manuscript van een lijvige roman of een autobiografie, Doons autobiografie, op zijn bureau. Het was nu schemerig in de kamer, met strepen licht die door de blinden kierden.

'Denkt u dat hij het geweten heeft toen hij met haar trouwde?' vroeg Burden. Hij begon de brieven uit te zoeken en pikte er hier en daar een leesbare zin uit. Hij las in een soort gegeneerde verbazing: 'Je hebt waarlijk mijn hart gebroken en het wijnglas tegen de muur verpletterd...'

Nu de temperatuur wat bekoeld was en zijn humeur ook, draaide Wexford zich met zijn stoel om.

'God zal het weten,' zei hij. 'Ik denk dat hij altijd gedacht heeft dat hij voor iedere vrouw een geschenk uit de hemel was en dat zij, door met hem te trouwen, Minna wel zou vergeten.' Hij wees met zijn wijsvinger naar een van de brieven. 'Ik betwijfel of het ooit een echt huwelijk is geweest.' Burden keek alsof hij er misselijk van werd, maar Wexford ging door: ' "En voor dat andere dat in mij huist, was mijn vlees als een onaangestoken kaars..." ' Hij keek Burden aan. 'Enzovoort, enzovoort. Ik ben het met je eens, Mike, het is enigszins weerzinwekkend.' Als het minder warm was geweest, zou hij met zijn vuist op zijn bureau hebben geslagen. Heftig voegde hij eraan toe: 'Ze zullen ervan smullen op de rechtszitting.'

'Het moet vreselijk geweest zijn voor Quadrant,' zei Burden. 'Vandaar mevrouw Missal en consorten.'

'Ik heb me in haar vergist. In mevrouw Missal, bedoel ik. Ze was echt verliefd op Quadrant, ze was gek op hem. Toen ze begreep wie mevrouw Parsons was en zich herinnerde wat zich op school had afgespeeld, dacht ze dat Quadrant haar had vermoord. Toen bracht ze het natuurlijk in verband met zijn gedrag in het bos. Zie je haar niet vóór je, Mike?...' Even zat hij in gedachten voor zich uit te staren. 'Je kunt je toch wel voorstellen hoe koortsachtig haar hersens gewerkt hebben toen ik haar vertelde wie mevrouw Parsons was? Ze zal zich herinnerd hebben dat Quadrant erop gestaan had naar dat weggetje te gaan, dat hij haar in de auto had laten zitten. En toen hij lang wegbleef, is ze hem achterna gegaan, zag het vlammetje van de lucifer onder de struiken en heeft hem misschien wel geroepen. Ik wed dat hij zo wit als een doek was toen hij bij haar terugkwam.

Toen ik gisteren nog eens met haar kwam praten, overviel dat haar. Een fractie van een seconde wilde ze me van Fabia gaan vertellen, van haar ambities die allemaal op niets waren uitgedraaid. Dat zou ze me ook gezegd hebben, maar toen kwam Missal binnen. Ze heeft Quadrant opgebeld in de vijf minuten die ik nodig had om zijn huis te bereiken, en ging hem tegemoet. En ik vroeg haar of ze naar de bioscoop ging! Hij kwam niet opdagen. Waarschijnlijk omdat hij het te druk had met Fabia. 's Avonds belde ze hem weer en zei hem dat ze wist dat Fabia Doon was, wist dat die als schoolmeisje dol op mevrouw Parsons was geweest. Toen zal hij wel gezegd hebben dat hij in Parsons' huis wilde binnendringen om de boeken te halen, voor het geval wij die over het hoofd hadden gezien. Bedenk wel, hij had ze nooit gezien - hij wist niet wat erin stond. Mevrouw Missal had de aankondiging op het bord van de kerk gelezen. Die is vlak bij haar huis. Ze zei tegen Quadrant dat Parsons weg zou zijn...'

'En Fabia had een sleutel van Parsons' huis,' zei Burden. 'De sleutel die mevrouw Parsons in de auto had laten liggen voor ze vermoord werd.'

'Ouadrant moest het voor Fabia opnemen,' zei Wexford. 'Hij kon dan wel geen echtgenoot zijn, maar wel een beschermer. Hij moest ervoor zorgen dat niemand erachter kwam hoe de zaken tussen hem en haar er in werkelijkheid voorstonden. Ze was gek, Mike, stapelgek, en zijn hele bestaan zou in rook opgaan als het bekend werd. Bovendien had zij het geld. Wat hij met zijn praktijk verdient, is maar een schijntje vergeleken met wat zij bezit.

Maar het is geen wonder dat hij er 's avonds altijd tussenuit kneep. Afgezien van het feit dat hij kennelijk veel temperament heeft, was alles beter dan naar die eindeloze verhalen over Minna te luisteren. Het moet bijna ondraaglijk geweest zijn.'

Hij zweeg even en dacht terug aan zijn twee bezoeken aan het huis. Hoe lang waren ze getrouwd? Zo n jaar of negen, tien? Eerst de zinspelingen en de verontschuldigingen; daarna de stormen van hartstocht, de herinneringen die zich niet kapot lieten maken, de bittere wrok over een noodlottige bevlieging die een heel leven had verwoest.

Met een uiterst raffinement, dat erger is dan welke lompheid ook, had Quadrant natuurlijk geprobeerd de ban te breken. Wexford dwong zich daar nu niet aan te denken en hij probeerde zich weer die vrouw op het zolderkamertje voor te stellen en herinnerde zich hoe haar hart tegen zijn borst bad gebonsd.

Burden, die de Quadrants persoonlijk minder goed kende, voelde wel waarom zijn chef ophield. Hij zei praktisch: 'Toen kwam Minna terug als mevrouw Parsons. Fabia kwam haar tegen en ze gingen samen uit rijden in Quadrants auto. Hij had hem dinsdags niet nodig, dan had zij hem. Toen ze dinsdagavond thuiskwam, vertelde ze hem dat ze mevrouw Parsons vermoord had. Waar hij altijd bang voor was geweest, namelijk dat haar geestelijke toestand tot geweld zou leiden, was nu een feit geworden. Zijn eerste gedachte zal geweest zijn om haar erbuiten te houden. Ze vertelde hem waar het lijk lag en hij dacht aan de banden van de auto.'

'Precies,' zei Wexford, en hij trad opnieuw uitvoerig in details. 'Alles wat ik op het zolderkamertje van Parsons tegen hem zei, was waar. Hij ging naar het bos om verse modder op zijn banden te krijgen en om naar het lijk te kijken. Niet uit nieuwsgierigheid of sadisme - al zullen zijn gevoelens tegenover mevrouw Parsons wel sadistisch geweest zijn, en nieuwsgierig, mijn God! - maar alleen om zich ervan te vergewissen dat ze daar werkelijk was. Want voor zover we weten, was Fabia niet altijd even helder. Toen liet mevrouw Missal haar lippenstift vallen. Ze is wat Quadrant een zorgeloze tante noemt en dat was alleen maar nonchalance.

Hij hoopte dat we Fabia niet zouden ondervragen, in ieder geval voorlopig niet. Toen ik vrijdagavond mevrouw Missals zitkamer binnenkwam...'

'U had het tegen Missal,' viel Burden hem in de rede, 'maar keek Quadrant aan, omdat we allebei verbaasd waren hem daar te zien. U zei: "Ik zou graag even uw vrouw spreken" en Quadrant dacht dat u het tegen hem had.'

'Tot gistermiddag heb ik hem verdacht,' zei Wexford. 'Toen ik hem vroeg of hij mevrouw Parsons gekend had en hij begon te lachen, wist ik dat hij Doon niet was. Ik zei tegen hem dat ik koud werd van zijn gelach en geen wonder. Die lach betekende veel, Mike. Hij had gezien dat mevrouw Parsons dood was en had haar foto in de krant gezien. Hij zal wel verbitterd geweest zijn toen hij bedacht wat voor een vrouw het was die zijn vrouw krankzinnig had gemaakt en zijn huwelijk had verwoest.'

'Hij zei dat hij haar tijdens haar leven nooit gezien had,' zei Burden. 'Ik vraag me af waarom niet. Waarom hij niet geprobeerd heeft haar te ontmoeten.'

Wexford dacht na. Hij vouwde het sjaaltje op en legde het weg bij de portemonnee en de sleutel. In de la raakten zijn vingers iets glads en glimmends aan.

'Misschien durfde hij niet,' zei hij.

'Misschien was hij bang voor wat hij zou gaan doen.'

Hij nam de foto uit de la, maar Burden was naar een andere aan het kijken, die Parsons hun gegeven had.

'Ze zeggen dat liefde blind is,' zei Burden. 'Wat heeft Fabia toch in haar gezien?'

'Ze is niet altijd zo geweest,' zei Wexford. 'Kun je je niet voorstellen dat een rijk, intelligent, knap meisje als Fabia misschien nou net de achtergrond waar ze naar zocht, vond in dat...' Hij ruilde de foto's en trok er twaalf jaar af. 'Je vriendin, juffrouw Clarke, heeft deze gebracht,' zei hij. 'Die had me aan het denken gezet, nog voor we iets uit Colorado gehoord hadden.'

Margaret Godfrey was een van de vijf meisjes op de stenen bank en ze zat in het midden. De meisjes die erachter stonden, hadden hun handen op de schouders van de meisjes die zaten, gelegd. Burden telde twaalf gezichten. De anderen glimlachten allemaal, maar haar gezicht was sereen. Het blanke voorhoofd was heel hoog, de ogen groot en uitdrukkingsloos. Haar lippen waren samengeknepen, de mondhoeken krulden iets naar boven en ze keek bijna net zo naar de camera als de Mona Lisa van Leonardo...

Burden zocht Helen Missal eruit, met haar haar in ouderwetse pijpenkrullen, Clare Clarke met vlechten. Allen, behalve Fabia Quadrant, staarden naar de camera. Zij stond achter het meisje dat ze had liefgehad, neerkijkend op een geopende handpalm, op een slap neerhangende hand, weggetrokken van de hare. Ze glimlachte ook, maar met gefronste wenkbrauwen en de hand die vastgehouden en gestreeld had, hing als een nutteloos ding tegen de mouw van haar vriendin. Burden keek ernaar en was er zich van bewust dat het toeval de eerste schaduw op het gezicht van de liefde voor hen had vastgelegd.

'Nog één ding,' zei hij. 'Toen u gisteren bij mevrouw Quadrant was, zei u dat ze zat te lezen. Ik vraag me af of... ik vraag me af wat voor boek dat was.'

Wexford grinnikte. 'Sciencefiction,' zei hij. 'De mens is een en al tegenstrijdigheid.' Toen trokken ze hun stoelen dichter bij het bureau, legden de brieven voor zich en begonnen te lezen.