4
Toen Wexford gezegd was dat de
vingerafdrukken op de lippenstift beslist niet van mevrouw Parsons
waren, gingen ze naar de boerderij en ondervroegen het personeel
een voor een. Voor allen, op een na, was het een drukke en - zij
het door heel iets anders dan moord - opwindende dinsdagmiddag
geweest.
Prewett had een bedrijfsleider, John Draycott, en die was dinsdagmorgen met een man die Edwards heette, naar de markt in Stowerton gegaan. Ze hadden een vrachtwagen genomen en hadden de hoofdingang van de boerderij gebruikt. Dat was wel een eind om, maar Draycott had er de voorkeur aan gegeven omdat het weggetje naar de hoofdweg naar Pomfret smal en modderig was en een week tevoren de vrachtauto in de diepe voren was blijven steken.
Bysouth en de man die voor Prewetts varkens moest zorgen, waren alleen op de boerderij achtergebleven, omdat het meisje - haar achternaam was Sweeting - dinsdags haar vrije dag had om een college te volgen aan de landbouwhogeschool in Sewingbury. Om half een hadden ze in de keuken warm gegeten, een maaltijd die, zoals gewoonlijk, door mevrouw Creavy die elke dag uit Flagford naar de boerderij kwam om het huishouden te doen, voor hen was klaargemaakt. Om kwart over een, na het eten, had varkensverzorger Traynor Bysouth meegenomen naar een zeug die op het punt stond jongen te krijgen.
Om drie uur waren Draycott en Edwards teruggekeerd en Draycott was onmiddellijk met de boekhouding begonnen. Edwards, tot wiens taak ook het onderhoud van het erf behoorde, ging het grasveld aan de voorkant maaien. De man was niet voortdurend in zijn gezichtsveld geweest, vertelde Draycott aan Wexford, maar het eerste uur had hij de elektrische maaimachine steeds gehoord.
Om ongeveer half vier was Draycott door Traynor gestoord, die hem kwam vertellen dat hij zich ongerust maakte over de toestand van de zeug. Er waren vijf biggetjes geboren, maar ze had moeilijkheden en Traynor wilde dat de bedrijfsleider de veearts belde. Draycott was naar de stallen gegaan, had naar de zeug gekeken en een ogenblikje met Bysouth gepraat die op een krukje naast het dier zat, voordat hij persoonlijk de veearts ging bellen. Die was tegen vieren gekomen en van die tijd tot half zes waren de bedrijfsleider, Edwards en Traynor bij elkaar gebleven. Gedurende die anderhalf uur, zei Traynor, was Bysouth de koeien gaan halen, en had die in de melkschuur gebracht. Om dit te doen, moest hij twee keer langs het bos. Wexford ondervroeg hem scherp, maar hij hield vol dat hij niets ongewoons gezien had.
Hij had geen verdachte geluiden gehoord en er hadden ook geen auto's op het weggetje zelf of langs de weg naar Pomfret geparkeerd gestaan. Volgens de andere drie mannen had hij het vlugger gedaan dan gewoonlijk, wat ze hadden toegeschreven aan zijn bezorgdheid over de zeug en haar biggen.
Het was half zeven eer alle biggetjes geboren waren. De veearts had in de keuken zijn handen gewassen en ze hadden allen een kop thee gedronken. Om zeven uur ging hij weg, langs dezelfde weg als hij gekomen was, de hoofdingang, en hij had Edwards, Traynor en Bysouth een lift gegeven, die alle drie in een gehucht woonden, dat Clusterwell heette, een kilometer of drie buiten Flagford. Als de Prewetts weg waren, bleef mevrouw Creavy 's nachts op de boerderij. De bedrijfsleider had om acht uur voor het laatst de ronde gedaan en was toen naar zijn huis gegaan dat ongeveer vijftig meter verder aan de weg naar Clusterwell stond.
Wexford verifieerde dit bij de veearts en stelde vast dat, wonderen daargelaten, niemand tijd had gehad mevrouw Parsons te vermoorden en haar lijk in het bos te verbergen. Alleen Bysouth had het weggetje langs het bos gebruikt en hij was buiten verdenking, tenzij hij zijn kudde gevaarlijk dicht bij een snelweg in de steek had gelaten. Weliswaar was mevrouw Creavy alleen geweest en van half vier tot half zeven door niemand gezien, maar ze was minstens zestig, dik en, naar algemeen bekend was, reumatisch.
Wexford probeerde precies vast te stellen hoe laat Bysouth op de heen- en terugweg langs het weggetje was gekomen, maar de melker had geen horloge en zijn leven scheen op de zon afgestemd te zijn. Hij sprak heftig tegen dat zijn gedachten bij de geboorte van de zeug waren geweest en dat hij daarom niemand op het weggetje of in het bos of in de wei had zien lopen.
Dorothy Sweeting was de enige die enigszins in aanmerking kwam om een Arctic Sable-lippenstift te bezitten. Maar het gezicht van een vrouw die gewend is zich op te maken, ziet er bijzonder naakt en kaal uit zonder make-up. Het gezicht van Dorothy Sweeting was bruin door de zon en glom; het zag eruit of het nooit door crème en poeder tegen weer en wind beschermd was geweest. De mannen lachten Wexford smakelijk uit toen hij vroeg of ze ooit lippenstift op had.
'U bent de hele dag niet op de boerderij geweest, miss Sweeting?'
Dorothy Sweeting lachte veel. Nu lachte ze hartelijk. Het leek wel of het verhoor voor haar alleen maar een tot leven gekomen aflevering van een feuilleton of een detectiveverhaal was.
'Niet op de boerderij,' zei ze, 'maar ik ben wel in de buurt geweest. Schuldig, edelachtbare!' Wexford lachte niet en daarom ging ze verder: 'Ik ben na college bij mijn tante in Sewingbury op bezoek geweest en het was zo'n mooie middag, dat ik een kilometer te vroeg aan deze kant van Pomfret uitgestapt ben en de rest heb gelopen. Bysouth bracht net de koeien binnen en ik ben even blijven staan om een praatje met hem te maken.'
'Hoe laat was dat?'
'Om een uur of vijf. Ik nam de bus van tien over vier uit Sewingbury.'
'Goed, miss Sweeting. Uw vingerafdrukken zullen vernietigd worden nadat ze bekeken zijn.'
Ze gierde van het lachen. Terwijl hij naar haar grote, brede handen en haar onderarmen als die van de dorpssmid keek, vroeg Burden zich af wat ze van plan was te gaan doen met haar leven als ze was afgestudeerd.
'Bewaar ze in ieder geval,' zei ze. 'U weet nooit.'
Langs de rustige, niet volle weg, reden ze naar Kings-markham terug. Het zou nog een uur duren voor de avondspits begon. De zon was ondergegaan en aan de makreelkleurige hemel kwamen wolken opzetten, tot het leek of hij uit stremsel en wei bestond. De heggen langs de weg droegen nog bloesem, nu met een beetje bruin erin, alsof er een vlam overheen gegaan was.
Wexford ging als eerste het politiebureau binnen en ze lieten de vingerafdrukken van juffrouw Sweeting vergelijken met die op de lippenstift. Ze waren niet gelijk, zoals Wexford al verwacht had. De grove gegroefde vingertoppen van de studente waren meer die van een man dan van een vrouw.
'Ik wil de eigenares van die lippenstift vinden, Mike,' zei hij weer. 'Zoek bij alle parfumeriezaken in de streek. En jij kunt het maar beter zelf doen, omdat het niet gemakkelijk zal zijn.'
'Heeft dat ding wel iets met mevrouw Parsons te maken? Zou het niet door iemand die het pad opging, verloren kunnen zijn?'
'Hoor eens, Mike, die lippenstift lag niet langs de weg. Die lag precies aan de rand van het bos. Behalve dat ze het weggetje links laten liggen, gebruiken Sweeting en mevrouw Creavy geen lippenstift en zelfs als ze het wel deden, zouden ze er waarschijnlijk niet een hebben in zo'n aparte kleur, rozeachtig bruin. Je weet net zo goed als ik dat een vrouw, die alleen op feestdagen en in de vakantie lippenstift gebruikt, een helrode uitzoekt, waarschijnlijk omdat ze vindt dat dat gewaagd is. Dit is een vuile kleur, het soort dat een rijke vrouw koopt als ze al een dozijn lippenstiften heeft en de nieuwste tint voor de grap erbij wil hebben.'
Burden kende Kingsmarkham goed, maar hij pakte toch de plaatselijke zakengids en kwam tot de ontdekking dat er zeven zaken waren waar ze lippenstift verkochten.
Met de woorden van Wexford over een rijke vrouw in gedachten, begon hij in High Street.
De supermarkt had een afdeling cosmetica, maar van de duurdere merken hadden ze maar een beperkte voorraad. De verkoopster kende mevrouw Parsons van naam, omdat ze in een krant gelezen had dat ze vermist werd. Ze kende haar ook van gezicht en was belust op nieuws. Burden vertelde haar niet dat het lijk gevonden was en verdeed geen tijd meer aan vragen toen hij hoorde dat mevrouw Parsons de afgelopen maand voor zover het meisje zich kon herinneren, alleen een busje goedkope talkpoeder had gekocht.
'Dit is een nieuw artikel,' zei de verkoopster in de volgende winkel.
'Nog maar net uit. Het zijn kleuren als van bont, van die zachte, tere, maar wij verkopen ze niet. We hebben er geen markt voor, ziet u.'
Hij liep door in de richting van de Kingsbrook-brug, en ging een pas geopende winkel binnen in een blok met maisonnettes erboven. Het was er licht en schoon, en er stond een verblindende hoeveelheid doosjes en potjes en flesjes parfum. Ze hadden een grote voorraad van het merk, werd hem gezegd, maar zaten nog steeds te wachten op de bontserie.
Het water van de beek stroomde als voorheen en was weer helder. Burden kon de platte ronde stenen op de bodem zien. Hij boog zich over de leuning van de brug en zag een vis opspringen. Toen liep hij verder, tussen groepjes schoolkinderen door, meisjes van de middelbare school met strohoeden en rode blazers, om kinderwagens en boodschappenkarretjes heen. Hij bezocht nog vier winkels voordat hij er een vond die de bontserie verkocht. Maar die had maar één lippenstift verkocht, van de kleur Mutation Mink en ze zetten geen prijzen op hun artikelen. Het meisje in de vijfde winkel, een weelderig type met haar als gesponnen suiker, zei dat ze zelf Arctic Sable op had. Ze woonde in een flat boven de winkel en ging naar boven om de lippenstift te halen. Het was net zo een als die in het bos gevonden was, maar er stond geen prijs onderop.
'Het is een moeilijke kleur,' zei het meisje. 'We hebben van de andere kleuren een paar verkocht, maar die bruinachtige kleur schrikt de klanten af.'
Er waren nu geen winkels meer aan deze kant van High Street, alleen een paar grote huizen, de methodistenkerk -de kerk van mevrouw Parsons - die wat van de weg afstond achter een gebogen oprijlaan met grind, en een rijtje kleine huizen, voordat de weilanden begonnen. Bij de Olive and Dove stak hij de straat over en ging een drogisterij binnen die tussen een bloemisterij en een makelaarskantoor in lag. Burden had weleens scheerzeep in deze zaak gekocht en hij kende de man die uit de apothekersafdeling achterin naar voren kwam. Maar deze schudde meteen zijn hoofd. Ze verkochten geen cosmetica van dat merk.
Nu waren er nog twee over: een obscuur zaakje met potjes haarcrème en tandenborstels in de etalage, en een elegante, grote, dubbele winkel met erkers. De verkoper van de haarcremes had zelfs nog nooit van Arctic Sable gehoord. Hij klom op een laddertje en pakte een kartonnen doos met groene plastic cilinders van een plank.
'Heb in twee weken geen lippenstift verkocht,' zei hij.
Burden opende de deur van de dubbele winkel en betrad het wijnrode tapijt. Alle reukwaters van Arabië schenen daar op de toonbanken en vergulde tafeltjes verzameld te zijn. Muskus, ambergrijs en pas gemaaid hooi deden een aanval op zijn neusgaten. Achter een piramide van dozen, met een laag glitter erop en een lint eromheen, kon hij het achterhoofd van een meisje zien, een meisje met kort, blond krulhaar, die een primulalkleurige pullover droeg. Hij kuchte, het meisje draaide zich om en hij zag dat het een jongeman was.
'Is het geen verrukkelijke tint?' zei de jongeman. 'Zo jong en fris en onschuldig. O ja, beslist een van ons. Ik prijs ze allemaal hiermee.' En hij pakte een paarse ballpoint bij de kassa vandaan.
'Ik denk dat u me wel niet zal kunnen vertellen aan wie u deze verkocht hebt.'
'Maar ik ben dol op speur- en recherchewerk! Laten we dat nu eens grondig aanpakken en er een echt onderzoek van maken.'
Hij opende een la met een glazen knop en nam er een bakje met vergulde lippenstiften uit. Er lagen verscheidene in elk vakje.
'Laat ik eens kijken,' zei hij. 'Mutation Mink, drie verkocht. Ik ben met een dozijn van elke tint begonnen. Trinidad Tiger - lieve hemel, negen verkocht! Een nogal gewone kleur rood, die. Hier, Arctic Sable, vier weg. Nou even mijn grijze cellen laten knarsen.'
Om hem aan te moedigen, zei Burden dat hij erg behulpzaam was.
'We hebben een vaste clientèle, uit de gegoede kringen, kunt u wel zeggen. Ik wil niet snobistisch lijken, maar ik verafschuw goedkope artikelen. Nu herinner ik het me. Juffrouw Clements van het makelaarskantoor heeft er één gekocht. Nee, twee, één voor zichzelf en één als verjaarscadeautje voor iemand. Mevrouw Darrell heeft er ook één gekocht. Dat herinner ik me omdat ze Mutation Mink nam en net toen ze de winkel uitging, van gedachten veranderde. Ze kwam terug om hem te ruilen en terwijl ze nog stond te dubben, kwam er een ander voor een lichtroze lippenstift. Natuurlijk, mevrouw Missal! Ze keek één keer - mevrouw Darrell had de kleur op haar pols geprobeerd - en ze zei: "dat is precies iets voor mij!" Mevrouw Missal heeft een uitstekende smaak omdat, wat u ook mag zeggen, Arctic Sable echt bedoeld is voor roodharige types zoals zij.'
'Wanneer was dat?' vroeg Burden. 'Wanneer heeft u de bontserie ontvangen?'
'Een ogenblikje.' Hij zocht in een orderboek. 'Vorige week donderdag. Ik heb die twee aan juffrouw Clements verkocht, kort nadat ze binnengekomen waren. Vrijdag, zou ik zeggen. Zaterdag was ik hier niet en maandag is altijd slap. De was, weet u. Dinsdags sluiten we vroeg en ik weet dat ik er gisteren geen verkocht heb. Het moet dinsdagmorgen geweest zijn.'
'U hebt me goed geholpen, zei Burden.
'Het was geen moeite. U hebt wat afleiding in mijn alledaags bestaan gebracht. Tussen twee haakjes, mevrouw Missal woont in dat juwelige huisje tegenover de Olive and Dove, en mevrouw Darrell heeft de maisonnette met de roze gordijnen in het nieuwe blok in Queen Street.'
Toevallig had juffrouw Clements beide lippenstilten in haar tas, die van haarzelf gedeeltelijk gebruikt, en de andere die ze als cadeautje had gekocht, nog in cellofaan verpakt. Toen Burden het makelaarskantoor verliet, keek hij op zijn horloge. Half zes. Het was hem gelukt vóór ze allemaal gesloten waren. Hij trof mevrouw Darrell in de maisonnette naast de hare. Ze was aan het theedrinken met een vriendin, maar ze liep de wenteltrap naar de achterkant van het blok af en de volgende op om vijf minuten later met een nog niet gebruikte lippenstift terug te komen. Arctic Sable, met de prijs, zesentachtig penny's, in paarse inkt aan de onderkant.
De bus van Stowerton naar Pomfret reed de heuvel op toen hij Queen Street uitkwam en het pleintje van de Olive and Dove overstak. Hij keek op zijn horloge en zag dat het al later was dan tien over zes. Misschien was de bus laat uit Stowerton vertrokken, misschien gebeurde dat wel vaker. Die stomme vrouwen met hun lippenstiften ook, dacht hij; Parsons zou het wel gedaan hebben. Het juwelige huisje was witgeverfd en oud, met een overdaad aan smeedijzer en plantenbakken in de vensterbanken. De voordeur was geel en werd geflankeerd door blauwe lelies in stenen urnen. Aan een stuk touw hing een scheepsbel met een koperen klepel, die Burden luidde. Maar er kwam niemand te voorschijn, wat hij wel verwacht had. De garage, een verbouwd koetshuis, was leeg en de deuren stonden open. Hij liep de stoep weer af, stak de weg over en ging naar het politiebureau, zich afvragend hoe het Bryant bij het waterleidingbedrijf was vergaan.
Wexford scheen verheugd te zijn over de lippenstift. Ze wachtten tot Bryant uit Stowerton terug was voordat ze naar de Olive and Dove gingen om te eten.
'Het ziet ernaar uit dat dit Parsons van verdenking zuivert,' zei Wexford. 'Hij ging om half zes of iets later bij de waterleiding weg. Zeker niet ervóór. Hij kan de bus van twee over half niet gehaald hebben.'
'Nee,' zei Burden met tegenzin, 'en er is geen andere vóór twee over zes.'
Ze gingen de eetzaal van de Olive and Dove binnen en vroegen een tafel aan het raam zodat ze op het huis van mevrouw Missal konden letten.
Tegen de tijd dat ze het gebraden lamsvlees op hadden en met de kruisbessentaart waren begonnen, stonden de garagedeuren nog steeds open en niemand was het huis in-of uitgegaan. Burden bleef aan tafel zitten terwijl Wexford ging afrekenen, en juist toen hij achter hem aan naar de deur zou lopen, zag hij een blond meisje, in een katoenen jurk High Street inkomen vanuit Sewingbury Road.
Ze liep langs de methodistenkerk, langs de rij huisjes, ging vlug de stoep van mevrouw Missals huis op en deed de voordeur open.
'Kom mee, Mike,' zei Wexford.
Hij gaf de bel een dreun met de klepel.
'Moet je dat rotding zien,' zei hij. 'Ik haat zulke dingen.'
Ze wachtten een paar seconden. Toen deed het blonde meisje de deur open.
'Mevrouw Missal?'
'Mevrouw Missal, meneer Missal en de kinderen zijn er niet,' zei ze. Ze sprak met een sterk buitenlands accent. 'Ze zijn allemaal naar zee.'
'We zijn van de politie,' zei Wexford. 'Wanneer verwacht u mevrouw Missal terug?'
'Het is nu zeven uur.' Ze keek achter zich naar een zwarte staande klok. 'Half acht, acht uur. Ik weet het niet. Komt u straks terug. Dan is ze er.'
'Als u het niet erg vindt, willen we graag wachten,' zei Wexford.
Ze stapten over de drempel op een fluwelig blauw tapijt. De hal was vierkant met in het midden achterin een trap naar boven die zich op de tiende tree splitste. Door een toog aan de rechterkant van deze trap zag Burden een eetkamer met een gladgewreven vloer, die gedeeltelijk bedekt was met Indiase tapijten in zachte kleuren. Achter in deze kamer kwam een dubbele deur, die openstond, uit op een grote en ogenschijnlijk eindeloze tuin.
Het was koel in de hal en het geurde er vaag naar zeldzame en tere bloemen.
'Zou u mij willen vertellen hoe u heet, juffrouw, en wat u hier doet?' vroeg Wexford.
'Inge Wolff. Ik ben de kinderjuffrouw van Dymphna en Priscilla.'
Dymphna! dacht Burden verbluft. Zijn eigen kinderen heetten John en Pat.
'Juist, juffrouw Wolff. Als u ons alleen maar wilt wijzen waar we kunnen zitten, dan kunt u verder gaan met uw werk.' Ze opende de deur links in de hal en Wexford en Burden werden binnengelaten in een grote zitkamer, waarvan de erkers op straat uitkeken. Het tapijt was groen, de stoelen en een enorme bank waren bekleed met groen linnen met roze en witte rododendrons. Echte rododendrons, met bloemen als borden zo groot op lange stelen, stonden in grote bossen in twee witte vazen. Burden had het idee dat mevrouw Missal, als de rododendrontijd voorbij was, de vazen zou vullen met ridderspoor en de bekleding daaraan zou aanpassen.
'Geen gebrek aan ping,' zei Wexford laconiek toen het meisje verdwenen was. 'Dit is het soort omgeving dat ik in gedachten had toen ik zei dat ze Arctic Sable misschien alleen maar voor de grap kocht.'
'Een sigaret?'
'Ben je nou helemaal stapelgek, Burden? Misschien wil je nog je das afdoen ook. We zijn in Sussex, niet in Mexico.'
Burden stopte het pakje weer weg en zwijgend zaten ze tien minuten te wachten. Toen zei hij: 'Ik wed dat ze die lippenstift in haar tas heeft.'
'Hoor eens, Mike, er zijn er vier verkocht, allemaal met paarse inkt geprijsd. Is 't niet zo? Juffrouw Clements heeft er twee, mevrouw Darrell één. Ik heb de vierde.'
'Er zou best een drogist in Stowerton of Pomfret of Se-wingbury kunnen zijn die zijn lippenstiften ook met paarse inkt prijst.'
'Daar heb je gelijk in, Mike. En als mevrouw Missal me de hare kan tonen, ga je morgen direct naar Stowerton en begin je met de winkels daar.'
Maar Burden luisterde niet. Hij zat met zijn gezicht naar het raam en rekte zijn hals uit.
'Er komt een auto aan,' zei hij. 'Een olijfgroene Mercedes, nummer XPQ 189 Q.'
'Goed, Mike, ik koop hem toch niet.'
Toen de wielen op het grind van de oprit knarsten en iemand een van de portieren aan de kant van de ramen opende, trok Burden zijn hoofd terug.
'Verrek,' zei hij. 'het is wel een schatje.'
Een vrouw in een witte lange broek stapte uit de auto en liep langzaam naar de onderste tree van het bordes. De ijs-blauw met donkerblauwe zijden sjaal die ze om haar rode haar gebonden had, paste bij haar blouse. Burden vond dat ze mooi was, al had ze een hard gezicht, alsof de gebruinde huid over een stalen geraamte gespannen was. Hij werd niet betaald om te bewonderen, maar om te observeren. Voor hem was het belangrijkste dat haar mond niet bruinachtig roze, maar helrood geverfd was. Hij keerde zich van het raam af en hoorde haar luidkeels zeggen: 'Ik heb schoon genoeg van die ellendige kinderen! Ik wil er wat onder verwedden, Pete, dat die verrekte Inge nog niet thuis is.'
Er werd een sleutel in de voordeur omgedraaid en Burden hoorde Inge Wolff de hal door hollen om haar werkgevers te begroeten. Een van de kinderen huilde.
'Politie? Met z'n hoevelen? Ik geloof er niets van, Inge. Waar is hun auto dan?'
'Ik neem aan dat ze mij moeten hebben, Helen. Je weet dat ik de Mercedes altijd zonder lichten buiten Iaat staan.' In de zitkamer grinnikte Wexford.
-
Plotseling ging de deur open alsof iemand er met een voet nijdig tegenaan getrapt had, en stuitte terug tegen een van de vazen met bloemen. De roodharige vrouw kwam het eerst binnen. Ze had een zonnebril op met een montuur met rijnkiezel en hoewel de zon onder was en de kamer schemerig, nam ze niet de moeite hem af te zetten. Haar man was lang en fors, met een pafferig gezicht dat al paarse adertjes had. De slippen van zijn overhemd hingen over zijn buik, als een lompe positiejurk. Burden rilde even van het patroon van flessen, glazen en borden op een rood met wit geruit fond. Hij en Wexford stonden op.
'Mevrouw Missal?'
'Ja, ik ben Helen Missal. Wat wenst u?'
'We zijn van de politie, mevrouw Missal, en stellen een onderzoek in naar de verdwijning van mevrouw Margaret Parsons.' Missal staarde hen aan. Zijn dikke lippen waren al nat, maar toch ging hij er met zijn tong overheen.
'Wilt u niet gaan zitten?' zei hij. 'Ik kan me niet voorstellen waarom u mijn vrouw wilt spreken.'
'Ik evenmin,' zei Helen Missal. 'Wat is dit, een politiestaat?'
'Ik hoop het niet, mevrouw Missal. Ik meen dat u dinsdagmorgen een nieuwe lippenstift hebt gekocht.'
'Nou èn? Is dat een misdaad?'
'Als u mij die lippenstift kunt laten zien, ben ik tevreden en zullen we u niet langer lastig vallen. Ik ben ervan overtuigd dat u wel moe zult zijn na zo n dag aan zee.'
'Zegt u dat wel.' Ze glimlachte. Burden vond dat ze plotseling én vermoeider én toeschietelijker leek.
'Hebt u ooit op een ijspepermuntlolly gezeten?' Ze giechelde, en wees naar een heel vage blauwgroene vlek op het zitvlak van haar broek. 'God zij geloofd voor Inge! Ik wil die krengetjes vanavond niet meer zien.'
'Helen!' zei Missal.
'De lippenstift, mevrouw Missal.'
'O ja, de lippenstift. Ik heb er inderdaad één gekocht, een vuile kleur, Arctic en nog iets. Ik heb hem gisteravond in de bioscoop verloren.'
'Weet u heel zeker dat u hem in de bioscoop hebt verloren? Hebt u ernaar geïnformeerd? Er bij de directie naar gevraagd bijvoorbeeld?'
'Wat, voor een lippenstift van zesentachtig penny's? Zie ik er zo arm uit? Ik ging naar de bioscoop...'
'Alleen, mevrouw Missal?'
'Natuurlijk ging ik alleen.' Burden voelde iets van afweer, maar de bril maskeerde haar ogen. 'Ik ging naar de bioscoop en toen ik terugkwam, was de lippenstift niet meer in mijn tas.'
'Is dit hem?' Wexford hield haar de lippenstift voor op de palm van zijn hand en mevrouw Missal stak er haar lange vingers naar uit met zilver gelakte nagels als pantserplaten. 'Ik ben bang dat ik u zal moeten vragen mee naar het bureau te gaan voor uw vingerafdrukken.'
'Helen, wat is dit?' Missal legde zijn hand op de arm van zijn vrouw. Ze schudde die af alsof zijn vingers er een vuile afdruk op achter zouden laten. 'Ik begrijp het niet, Helen. Heeft iemand je lippenstift gegapt, iemand die die vrouw kende?'
Ze bleef naar de lippenstift in haar hand kijken. Burden vroeg zich af of ze besefte dat het ding al vol vingerafdrukken van haar zat.
'Ik neem aan dat die van mij is,' zei ze langzaam. 'Goed, ik geef toe dat die van mij is. Waar hebt u hem gevonden, in de bioscoop?'
'Nee, mevrouw Missal. We hebben hem aan de rand van een bos gevonden, even opzij van de weg naar Pomfret.'
'Wat?' Missal sprong op. Hij staarde Wexford aan, toen zijn vrouw. 'Zet dat verdomde ding af!' schreeuwde hij, en hij rukte de zonnebril van haar neus. Burden zag dat haar ogen groen waren, heel licht blauwachtig groen met gouden spikkels. Even zag hij iets van paniek erin. Toen sloot ze de oogleden, de enige schilden die haar nog overgebleven waren, en keek naar haar schoot.
'Je bent naar de bioscoop geweest,' zei Missal. 'Je zei dat je naar de bioscoop geweest was. Ik begrijp niets van dat bos en van de weg naar Pomfret. Wat is er verdomme aan de hand?'
Heel langzaam, alsof ze het verzon, zei Helen Missal: 'Iemand moet mijn lippenstift in de bioscoop gevonden hebben. Daarna moet ze hem hebben verloren. Dat is het. Het is heel eenvoudig. Ik begrijp niet waar al die drukte om is.'
'Het is toevallig zo,' zei Wexford, 'dat mevrouw Parsons vandaag om half twee in dat bos gevonden is. Gewurgd.' Ze huiverde en greep de stoelleuning vast. Burden dacht dat ze zich moest beheersen om het niet uit te schreeuwen. Tenslotte zei ze: 'Het is zo duidelijk als wat, nietwaar? Uw moordenaar, wie dat dan ook is, gapte mijn lippenstift en verloor die op de... plaats van de misdaad.'
'Dat zou kunnen,' zei Wexford 'als mevrouw Parsons niet dinsdags gestorven was. Ik zal u niet langer ophouden, mevrouw Missal. Nu althans niet. Nog één ding. Hebt u een eigen auto?'
'Ja, ja. Een rode Renault. Die zet ik altijd in de andere garage met de ingang in Kingsbrook Road. Hoezo?'
'Ja, hoezo?' zei Missal. 'Wat betekent dit allemaal? We kenden die mevrouw Parsons niet eens. U wilt toch niet zeggen dat mijn vrouw...? Mijn God, ik wou dat iemand me een verklaring gaf !'
Wexford keek van de een naar de ander. Toen stond hij op.
'Ik zou even naar de banden willen kijken, meneer Missal,' zei hij.
Terwijl hij dat zei, scheen het plotseling te dagen bij Missal. Hij werd nog steenroder en zijn gezicht zat vol rimpels als dat van een baby die op het punt staat te gaan huilen. Er stond wanhoop op te lezen, wanhoop en het soort verdriet waarvan Burden voelde dat hij het niet moest zien. Toen scheen Missal zich te beheersen. Met een kalme, gereserveerde stem die een massa onuitgesproken vragen en beschuldigingen leek te verbergen, zei hij: 'Ik heb er geen bezwaar tegen dat u naar de auto van mijn vrouw kijkt, maar ik kan me niet voorstellen wat voor relatie er zou bestaan tussen haar en die vrouw.'
'Ik evenmin, meneer Missal,' zei Wexford opgewekt. 'Dat is nou juist wat we moeten uitzoeken. Ik tast evenzeer als u in het duister.'
'Ach, geef hem de sleutel van de garage, Pete,' zei mevrouw Missal. 'Ik verzeker je dat ik niet meer weet. Ik kan er niets aan doen dat mijn lippenstift gestolen werd.'
'Ik zou er wat voor over hebben om me achter die rododendrons te verstoppen om te horen wat hij tegen haar zegt,' zei Wexford, toen ze Kingsbrook Road inliepen naar Helen Missals garage.
'En wat zij tegen hem zegt,' zei Burden. 'Denkt u dat we hen vannacht wel zonder toezicht kunnen laten? Ze heeft natuurlijk een geldig paspoort.'
Wexford zei onschuldig: 'Ik dacht wel dat je daarover zou piekeren, Mike, dus ga ik voor vannacht een kamer in de Olive and Dove reserveren. Een karweitje voor Martin. Hij moet de hele nacht opblijven. Ik heb er hartzeer van.'
De tuin van de Missals was groot en ongeveer ruitvormig. Aan de noordkant, aan de kant van de schuine hoek van de ruit, grensde de tuin aan de Kingsbrook en aan de andere kant was hij van Kingsbrook Road gescheiden door een heg van tamarisken. Burden deed de cederhouten garagedeuren van het slot en noteerde het nummer van Helen Missals auto. Het achterraampje werd bijna helemaal in beslag genomen door een speelgoedtijger.
'Ik wil een afdruk van die banden hebben, Mike,' zei Wexford. 'We hebben al een afdruk van het weggetje bij de boerderij van Prewett. Het is een geluk dat de grond vrijwel een en al harde koeienmest is.'
'Verrek,' zei Burden en hij kwam met vertrokken gezicht overeind. Hij deed de deuren weer op slot. 'Dit is hier wel de goudkust.' De opgedroogde modder deed hij in een enveloppe en hij wees naar de huizen aan de andere kant van de weg: een groot huis met torentjes, een bungalow in de stijl van een boerderij met twee dubbele garages en een nieuw huis dat gebouwd was als een chalet, met balkons van donker hout, versierd met snijwerk.
'Fijn als je het zo ver brengt,' zei Wexford. 'Kom mee. Ik ga de auto halen en nog eens met Prewett praten en ook even met de directeur van de bioscoop. Als jij even die sleutel aan Inge, of hoe ze zich noemt, afgeeft, dan kun je naar huis gaan. Morgen zal ik eens met die jongedame moeten praten.'
'Wanneer gaat u weer naar mevrouw Missal?'
'Ik moet me al heel sterk vergissen,'
zei Wexford, 'als die niet bij mij komt vóór ik bij haar ben.'