Maar ik heb altijd gedacht dat de Stenen Bijbel, als hij al bestond, in Haran of in Palestina moest zijn, gezien het feit dat Abraham op weg was naar Kanaan.'
'Wanneer vertrek je naar Cairo?'
'Morgenochtend vroeg.'
'En Achmed?' Zonder een spoor van emotie in haar stem vroeg ze haar grootvader naar het lot van haar man. 'Hij heeft een goede reden nodig om Irak te verlaten. Help je hem daarbij?'
'Nee, ik denk er niet over. We hebben samen nog zaken af te handelen. Zodra dat is gebeurd, kan hij voor mijn part naar de hel lopen. Hij moet zijn verplichtingen nakomen en gaat hier niet weg voordat alles rond is.'
'Om wat voor zaken gaat het?'
'Kunst, dat weetje.'
'Ja, maar waarom moet Achmed hier blijven?' 'Het gaat om een lastige deal en ik heb hem nodig.' 'Ik dacht dat je wilde dat hij zo snel mogelijk ophoepelde.' 'Ik heb me bedacht.'
'Je moet zelf maar contact met hem opnemen. We hebben afgesproken dat hij voorlopig bij zijn zus intrekt.'
'Het kan me niet schelen waar hij woont, als hij maar in het land blijft tot de Amerikanen er zijn.'
'Dat wil hij niet.'
'Wat hij wil doet er niet toe.'
'Ik wil niet dat je hem bedreigt.'
'Ik bedreig helemaal niemand. We hebben een zakelijke overeenkomst en dit is niet het moment om op de vlucht te slaan. Achmed heeft dankzij mij veel geld verdiend en ik bepaal of en zo ja wanneer hij vertrekt.'
'Help je hem echt niet als hij nu meteen weg wil?'
'Nee Clara, al vraag je het me nog zo lief. Ik sta niet toe dat Achmed mijn levenswerk vernietigt.'
'Wat moet hij voor je doen? Wat is er zo belangrijk dat niemand anders kan doen behalve hij? Ik wil het weten.'
'Ik heb je nooit in de zaak betrokken en daar ga ik nu niet mee beginnen. Dus als je Achmed ziet, stuur je hem naar mij toe. Ik moet hem spreken.'
'Hij komt vanavond wat spullen halen.'
'Zorg dat hij hier niet de deur uitgaat voordat ik hem heb gesproken.' 'Hij vertrouwt ons niet.' George Wagner sprak op vlakke toon, maar degenen die hem kenden wisten dat dit betekende dat hij zijn woede met moeite inhield. En Enrique Gómez kende hem als zijn broekzak, dus ook al spraken ze over de telefoon en waren ze kilometers van elkaar verwijderd, het kostte hem geen enkele moeite zich zijn vriend voor te stellen, met een krampachtige trek om de mond en de tic in zijn rechteroog die zijn ooglid liet trillen.
'Hij denkt dat dat incident met die Italianen en zijn kleindochter ons werk is geweest,' antwoordde Gómez.
'Dat denkt hij inderdaad en het maakt het er niet beter op dat we nog steeds niet weten wie het wel waren. Yasir laat weten dat Alfred ons allemaal wil spreken en dat de hele operatie wordt afgeblazen als hij de leiding niet krijgt. Hij wil dat Dukais een van zijn mensen stuurt om te bespreken hoe de zaken worden aangepakt en dreigt dat de hele operatie niet doorgaat als het niet op zijn manier gebeurt.'
'Hij kent het gebied, George, wat dat betreft heeft hij gelijk. Het zou waanzin zijn de operatie aan Dukais over te laten. We kunnen niet zonder Alfred.'
'Kan zijn, maar ik sta niet toe dat Alfred dreigementen uit en eisen stelt.'
'We zijn niet op de Stenen Bijbel uit om hem in een museum tentoon te stellen. Hij wil hem hebben voor zijn kleindochter. Oké, wat dat betreft zijn we het niet eens, maar we moeten ons wel op Alfred verlaten, we kunnen moeilijk de hele zaak overboord gooien omdat we allemaal koppige ezels zijn en de een niet voor de ander wil onderdoen. Het risico is te groot dat we fouten maken als we een onderlinge oorlog moeten uitvechten. We zijn enkel en alleen zo ver gekomen omdat we altijd als een orkest hebben samengewerkt, ieder met zijn eigen instrument.'
'Totdat Alfred besloot vals te spelen.'
'Niet overdrijven, George, we begrijpen best dat hij die Stenen Bijbel voor zijn kleindochter wil hebben.' 'Die stomme meid.'
'Kom kom, het is geen domme meid, het is zijn kleindochter. Dat begrijp jij niet, omdat je geen familie hebt.'
'Wij zijn elkaars familie, wij en wij alleen! Was je dat soms vergeten, Enrique?'
Enrique Gómez zweeg en dacht aan Rocio, zijn zoon José, zijn kleinkinderen.
'George, enkelen van ons hebben een gezin gesticht, dat geeft verplichtingen.'
'Zou jij ons verraden voor dat gezinnetje van je?'
'Zo'n vraag kun je niet stellen, daar kan ik geen antwoord op geven. Ik hou van mijn gezin en wat jullie betreft... jullie zijn mijn armen, mijn ogen, mijn benen... het is niet in woorden uit te drukken wat wij vieren voor elkaar betekenen. Laten we ons niet als kleine kinderen gedragen en vragen wie we liever vinden, papa of mama. Alfred houdt van zijn kleindochter en dat maakt hem zwak: hij wil haar de Stenen Bijbel geven. Maar de Stenen Bijbel is net zo goed van ons als van hem. En dus moeten we zien te voorkomen dat zij hem krijgt, maar zonder emotioneel te worden. We vertrouwen hem zoals altijd de leiding toe van de operatie. Als we hem de oorlog verklaren vecht hij terug en dan zijn we verloren.'
'Hij kan ons niets maken.'
'Jawel George, dat kan hij wel. En dat zal hij doen ook, als we hem onder druk zetten.'
'Wat is je voorstel?'
'Jij bent belast met twee transacties. Ten eerste, de geplande operatie, samen met Alfred. Ten tweede de Stenen Bijbel, daar houden we hem buiten.'
'Dat staat op de rit. Paul heeft twee mannen gevonden die geschikt zijn om in het team van Picot te infiltreren.'
'Prima, daar gaat het om; we hebben iemand nodig die Alfreds kleindochter niet uit het oog verliest en er met de Stenen Bijbel vandoor gaat zodra hij is gevonden. We hoeven geen slachtoffers te maken.'
'Dacht je dat die tante zich de Stenen Bijbel laat afpakken? Denk je niet dat Alfred alle mogelijke maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat wij haar die afnemen?'
'Ik ben ervan overtuigd dat hij precies weet wat we van plan zijn, hij kent ons te goed, maar wij kennen hem ook. Het is een kat-en-muisspel, maar als die kerels van Paul het slim spelen, kunnen ze die tabletten jatten en ermee het land uit vluchten.'
'Heb jij wel eens een slimme gorilla ontmoet?'
'Ze moeten er zijn, George, ze moeten er zijn. Hoe dan ook, als het niet anders kan gebruiken we geweld, maar dat is de laatste optie en absoluut niet de eerste.'
'Je weet hoe het is in het veld... wij zijn er niet bij om de zaak in goede banen te leiden, de gorilla's staan er alleen voor en die lui maken maar al te graag hun handen vuil.'
'We zullen ze duidelijke instructies geven dat ze geen blunders maken.'
'Ik zal het met Frank bespreken. Als hij akkoord gaat, spelen we het zo. Hij zal je wel gelijk geven, hij heeft ook een gezin.' 'Had jij daar ook maar voor gekozen, George.' 'Nee, dank je.'
'We hadden afgesproken dat het beter zou zijn.'
'Ja, voor jullie wel, maar ik moet er niet aan denken opgezadeld te zijn met vrouw en kinderen. Dat is me godzijdank bespaard gebleven.' 'Zo verschrikkelijk is het niet, George.' 'Het maakt je zwak en kwetsbaar.' 'We hadden geen keus.'
'Ik weet het en we hebben het gedaan zoals we indertijd hebben besloten, dus laten we er verder geen woorden aan vuil maken. Ik ga Frank bellen.'
'Als Dukais nu maar een intelligente vent stuurt voor dat onderhoud met Alfred.'
'Laten we het hopen.'
'Alfred duldt niemand boven zich, dat weet je.' 'Nou en of.'
'We moeten de zaak goed aanpakken. Ik wil niet dat Alfred iets overkomt, hoor je me, George? Er mag hem niets overkomen. We nemen hem de Stenen Bijbel af, al doet hij er alles aan om het ons te beletten. En meer niet.'
'We doen geen afstand van de Stenen Bijbel, alleen omdat die meid hem voor zichzelf wil houden.'
'Ik heb niet gezegd dat we er afstand van doen, ik zeg alleen dat ik niet wil dat we haar of Alfred ook maar een haar krenken.'
'Maar...'
'Je hebt me gehoord, George. We doen wat nodig is, maar alleen als het niet anders kan.'
14
Yasir stond ervan te kijken dat zo'n ordinaire vent als Dukais zo belangrijk kon zijn. Maar belangrijk was hij en hij wist het.
Dukais had kauwgom in zijn mond. Hij had zijn schoenen uitgetrokken en zijn voeten op tafel gelegd, zonder zich te generen voor zijn sokken, die aan zijn voeten zaten geplakt van het zweet.
'Die schoenen die mijn vrouw voor me heeft gekocht maken gehakt van mijn voeten,' mopperde Dukais.
Yasir leunde achterover in zijn stoel en keek misprijzend naar de vieze sokken van Dukais. Hij was uitgevloerd na twee dagen Washington, de haat tegen Arabieren was voelbaar in de stad. Hij kwam alleen zijn hotelkamer nog uit om de besprekingen te voeren waarvoor hij was gekomen.
De domheid van de Amerikanen irriteerde hem. Ze wisten nauwelijks waar Egypte lag en hadden geen idee wat er gebeurde in het Midden-Oosten. Ze begrepen niet eens waarom ze zo'n hekel aan hen hadden. Het verbaasde hem dat zo'n welvarend land als Amerika met een goed opgeleide bovenlaag, degenen die wereldwijd aan de touwtjes trokken, zoveel domme mensen telde.
Hij zelf was zakenman, hij geloofde uitsluitend in geld, maar Amerika maakte altijd een gevoel van nationalisme in hem wakker. Hij vond de minachting van de Amerikanen onverdraaglijk.
'Egypte? Ligt dat in de buurt van Turkije? Ligt het aan zee? Zijn daar geen farao's?' Dat soort vragen werd hem keer op keer gesteld.
Zijn land was arm, of beter gezegd, het was verarmd door de vele corrupte regeringen die elkaar hadden opgevolgd, dankzij de steun van de grote machthebbers die de aardbol tot schaakbord hadden gereduceerd. Egypte had eerst onder invloed van de Russen gestaan, nu weer onder die van de Amerikanen en zoals zijn zoon Abu het samenvatte: 'Wat voor goed heeft het ons gedaan? Ze verkopen ons dingen die we niet nodig hebben voor een godsvermogen en we staan voor eeuwig bij ze in het krijt.'
Ook al was hij het vaker niet dan wel eens met zijn radicale zoon, wat dit betreft had Abu gelijk. Hij begreep niet waarom zijn zoon, die het aan niets ontbrak, zo nodig de vriendschap moest zoeken van dat stel fanatiekelingen die dachten dat de oplossing van alle problemen in de islam lag.
Voordat hij in het vliegtuig naar Washington stapte had hij woorden gehad met Abu, omdat hij zijn baard liet staan. Voor veel Egyptische jongeren was de baard het symbool van de opstand geworden.
'Alfred neemt de leiding over de operatie,' zei Dukais tegen Yasir, 'dat is het beste. Hij kent Irak en wij niet, dus de mannen staan onder zijn bevel. Als je terugkeert naar Cairo gaat een van mijn mensen met je mee, een voormalig kolonel van de Groene Baretten. Hij heeft een Spaanse achtergrond, dus hij is net zo donker als jullie en zal niet opvallen. Hij spreekt zelfs een mondje Arabisch. Hij neemt de leiding over de jongens, jij stelt hem aan Alfred voor en dan hoort hij van hem hoe hij te werk moet gaan. Hij heet Mike Fernandez, een goede vent. Het is een killer met hersens. Hij is het leger uit gegaan omdat ik beter betaal, veel beter zelfs.'
Dukais opende lachend een zilveren doosje, waar hij een havanna uit nam. Hij bood Yasir er een aan, maar deze weigerde.
'Ik mag alleen op kantoor roken, thuis mag het niet, in restaurants geldt een rookverbod en bij mijn vrienden thuis is het precies hetzelfde liedje, hun vrouwen doen net zo hysterisch als de mijne. Er komt een dag dat ik me hier verschans en nergens meer naartoe ga.'
'Alfred is ernstig ziek, ik vraag me af hoelang hij nog te leven heeft.'
'Is jouw zwager nog altijd zijn behandelend geneesheer?'
'Mijn zwager is directeur van het ziekenhuis waar hij behandeld wordt voor zijn tumor. Hij is geopereerd en ze hebben een deel van zijn lever verwijderd, maar de laatste echo's wezen uit dat wat er nog van over is vol zit met kleine tumoren die hem langzaam maar zeker zullen vellen.'
'Houdt hij het nog een halfjaartje vol?'
'Volgens mijn zwager is dat mogelijk, maar niet zeker. Alfred klaagt niet en leeft niet anders dan anders. Hij weet dat hij stervende is en...' 'En?'
'Het zal hem allemaal worst wezen, het enige wat hem interesseert is zijn kleindochter.'
'Een wanhopig man dus.'
'Wanhopig niet, maar hij weet dat het einde nadert en is voor niets of niemand meer bang.'
'Dat is niet best, je moet altijd ergens bang voor zijn,' mompelde Dukais. 'Het enige wat hem interesseert is zijn kleindochter. Hij wil haar meer nalaten dan alleen zijn vermogen, hij wil dat ze de Stenen Bijbel vindt die jullie al jaren zoeken. Hij beweert dat de Stenen Bijbel haar erfgoed is.'
Paul Dukais mocht dan tekortschieten in de meest elementaire regels van wellevendheid en met zijn voeten op tafel zitten, maar aan intelligentie ontbrak het hem niet, hij had niet voor niets de top bereikt. Het kostte hem dan ook geen enkele moeite te begrijpen waarom Alfred zich gedroeg zoals hij deed.
'Die meid weet niets van hem,' zei Dukais, 'maar als hij sterft zal ze de realiteit onder ogen moeten zien en de enige manier om te voorkomen dat ze gestigmatiseerd wordt is ervoor te zorgen dat ze internationale roem oogst als archeologe. Daarom hebben ze Picot nodig: om de expeditie het cachet te geven dat ze zelf ontberen. Ze zouden die Stenen Bijbel alleen kunnen zoeken, maar dat bevrijdt Clara niet van dat stigma. Als ze die bijbel echter vinden tijdens een archeologische expeditie van internationale faam, ligt de zaak anders. Het heeft me altijd verbaasd dat die vrouw van niets weet.'
'Clara is een intelligente vrouw, maar ze steekt haar kop in het zand omdat ze de relatie tussen haar en haar grootvader door niets wil laten vertroebelen. Ze doet net of ze niets hoort of ziet, maar onderschat haar niet.'
'Ik ken haar niet persoonlijk. Ik heb een heel dossier over haar en ik weet waar ze wel en niet van houdt, wat ze in San Francisco heeft uitgespookt en wat ze academisch gezien heeft bereikt, maar dat betekent niet dat ik weet wie ze is. In deze business heb ik geleerd dat je niet tot de ziel van een menselijk wezen kunt doordringen, al beschik je over kasten vol informatie.'
Yasir was onder de indruk van het inzicht van Dukais. Hij bedacht dat de baas van Planet Security niet zo'n heikneuter was als hij zich voordeed en kreeg waardering voor deze man, ondanks die smerige voeten op tafel.
'Geef me een paar uur de tijd om wat vrienden te bellen en een aantal dossiers in orde te maken voor Alfred. Mijn mannetje gaat met je mee. Ik zal hem zeggen dat hij vanmiddag contact met je opneemt, dan kunnen jullie kennismaken. Heb ik al gezegd dat hij Mike Fernandez heet? Nou ja, maakt niet uit, hij belt je en dan kunnen jullie je vlucht regelen. Hij kan wel wat inside-information gebruiken over wat hem te wachten staat.'
'Is hij er nooit geweest?'
'Jawel, tijdens de Golfoorlog. Maar dat was geen echte oorlog, zoals we allemaal weten. Niets dan krachtvertoon, militair machtsvertoon om Saddam schrik aan te jagen, naast het jatten van wat kunstvoorwerpen die de jongens van het Pentagon zich aanschaffen op kosten van de belastingbetaler. Hij is ook wel eens in Egypte geweest, maar alleen op vakantie, om de piramiden te bekijken en zo, je kent dat wel.'
Toen Yasir vertrokken was belde Paul Dukais Robert Brown, maar deze bleek niet op kantoor te zijn. Hij had een lunchafspraak met de rectors van diverse Amerikaanse universiteiten om de belangrijkste punten van de culturele agenda van volgend jaar te bespreken. Dukais besloot hem niet op zijn mobiel te storen en later terug te bellen.
Fabian was zo druk als een klein baasje. Yves had hem overtuigd van de noodzaak vooruit te reizen naar Irak en hoewel hij enthousiast had gereageerd rende hij al dagen van hot naar haar om de nodige voorbereidingen te treffen en visa te regelen voor de verschillende tussenlandingen die ze moesten maken.
Hij had een team van twintig man bij elkaar weten te brengen. Dat was niet genoeg, maar meer had hij niet kunnen vinden, er was weinig animo om vlak voor het uitbreken van een oorlog aan een opgraving in Irak te beginnen. Zelfs hij vond het waanzin, maar hij hield nu eenmaal wel van wat waanzin in zijn leven.
Hij had net een van zijn vijfdejaars gebeld om haar te vragen een paar maanden mee te gaan, tot kerst. Zij had hem aangeraden eens met een vriend van een andere vriend te praten, een Bosniër die voor zijn studie naar Madrid was gekomen. Hij had geen cent te makken en toen hij had gehoord dat een stel idioten goed betaald werd om naar Irak te gaan, had hij gevraagd of hij misschien mee mocht; hij was bereid elke klus aan te pakken.
Maar wat kon die jongen doen? Een onderwijzer die naar Madrid was gekomen voor een cursus Spaans. Hij had niets beloofd, hij wilde eerst met Picot overleggen. Er zat trouwens ook al een Kroaat bij de expeditie, had Picot gezegd. Hij was erbij gekomen op voorspraak van een Duitse professor, het was een student informatica aan de universiteit van Berlijn. 'Een overlevende van de oorlog die een hekel had aan geweld', maar hij had er kennelijk geen moeite mee naar een land in staat van beleg te gaan als hij er goed geld mee verdiende. Berlijn was een dure stad.
Picot had het geen slecht idee gevonden een informaticus aan te nemen om de werkzaamheden vanaf dag één in de computer te verwerken. Hij was aangenomen. Om nu ook nog een Bosniër aan te nemen was wellicht te veel van het goede. Ze hadden elkaar tot voor kort naar het leven gestaan en het laatste wat ze konden gebruiken waren etnische spanningen in het team. Daarbij, vroeg hij zich voor de zoveelste keer af, wat heb ik aan een onderwijzer?
Picot kwam fluitend Fabians zolderappartement binnen. Hij was duidelijk in een uitstekend humeur. 'Hoi, ben je thuis?' 'In mijn werkkamer,' riep Fabian.
'Ik heb me toch een dag achter de rug, zeg. Alles liep gesmeerd.'
'Gelukkig maar,' antwoordde Fabian, 'want ik word beroerd van al dat gedoe met de douane. Het lijkt wel of we tanks willen verschepen in plaats van een paar kampeertenten. En van die visa word ik ook horendol.'
'Maak je niet zo druk, jongen, het komt allemaal dik in orde.'
'Wat ben jij ineens optimistisch, wat is er gebeurd?'
'Ik sta op het punt een deal te sluiten met Scientific Archeology, voor alle uitgaven maar liefst, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Spaanse... nou ja, allemaal, om de resultaten van ons werk te publiceren. Het is een goede zaak als we redactionele steun krijgen van dit prestigieuze vakblad. We sturen ze materiaal met verklarende artikelen die we zelf schrijven. Ik weet dat het extra werk is, maar we kunnen de publiciteit goed gebruiken.'
'Ja, geweldig. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?'
'Ik ben gebeld door de redacteur in Londen, hij was geïnteresseerd in de expeditie. Hij had gehoord dat Clara Tannenberg tijdens het congres in Rome een verhandeling had gehouden waarin ze verklaarde dat Abraham het scheppingsverhaal had gedicteerd aan een schrijver. Nu ik me eraan verbonden heb denkt hij dat het weleens menens kon zijn en wil hij de exclusieve rechten. Hij publiceert onze vorderingen en alles wat we daar aantreffen.'
'Ik weet niet of ik het wel zo prettig vind met de hete adem van de pers in mijn nek te werken.'
'Ik ook niet, maar gezien de omstandigheden is het beter. Ik heb geen idee in welk wespennest we ons steken.'
'Daar kom je nu mee!'
'Ik vertrouw die lui niet, er is iets raars aan de hand. Ik kan er de vinger niet op leggen, maar er klopt iets niet.' 'Wat bedoel je precies?'
'Ik heb die geheimzinnige grootvader van Clara Tannenberg nog steeds niet ontmoet. Ze hebben me ook niet verteld tijdens welke expeditie of in welk jaar ze die mysterieuze tabletten gevonden hebben. Het is een maf stel.' 'Wie? Clara en haar man?'
'Ja. Volgens mij is hij wel te vertrouwen, hij is in elk geval capabel.' 'Haar mocht je vanaf het begin al niet.'
'Nee, dat is het niet. Maar er is iets met die vrouw, ik weet het niet.'
'Ik ben reuze benieuwd naar haar. Die vrouw is vast een stuk interessanter dan jij wilt toegeven.'
'Interessant is ze, maar ze heeft ook iets vreemds. Hoe dan ook, je zult het met haar moeten uitzoeken nu Achmed zich heeft teruggetrokken. Wist ik maar waarom.'
'Dat intrigeert mij ook; waarom stapt hij juist nu van boord?'
'Ik heb geen idee.'
'O, wat ik nog vergeet te zeggen: Magda heeft gebeld, die vijfdejaars studente die ons helpt studenten te rekruteren. Ze heeft de naam doorgekregen van een Bosniër, een onderwijzer die op Complutense een cursus Spaans volgt voor buitenlandse studenten. Het schijnt dat hij slecht in zijn centen zit en hij wil graag met ons mee, als we hem kunnen gebruiken. Hij spreekt Engels.'
'En zijn cursus Spaans dan?'
'Weet ik het. Ik zeg het alleen omdat we mensen te kort hebben, ik heb geen idee wat deze jongen voor ons kan betekenen in Irak.'
'Wie weet kan hij een handje helpen om kwartier te maken, ik moet erover nadenken. Ik denk niet dat het zo'n goed idee is.'
'Nee, dat vermoedde ik al. Ik heb Magda echter beloofd dat we het in overweging zouden nemen.'
'Hebben we al een goede fotograaf aangenomen?'
'Waarvoor?'
'Voor het vakblad, sukkel. Ze sturen niemand mee, hoor.' 'Dus zo geïnteresseerd zijn ze nu ook weer niet.'
'Jawel, maar ze laten de hele klus aan ons over. Ze nemen niet het risico om zoals het er nu voor staat een stel journalisten naar Irak te sturen. Scientific Archeology is een vakblad, ze brengen geen actueel nieuws.'
'Alsof we niet genoeg te doen hebben!'
'Niet zaniken. Wanneer ga je weg?'
'Over drie dagen, als ik tenminste niet nog een ambtenaar op mijn dak krijg. Maar er ontbreken nog enkele documenten, dus zeker is het niet.' 'Wie gaat er met je mee als assistent?' 'Marta.' 'Welja.'
'Ik heb niks met Marta, hoor.'
'Nee, maar dat zou je wel willen. Ik ook trouwens, ga maar in de rij staan.'
'Je zit er helemaal naast. Marta is een goede vriendin van me, meer niet. We kennen elkaar nog van onze studietijd en geloof het of niet, we hebben nooit iets met elkaar gehad.'
'Ze is anders wel de boeiendste van al die meiden die om je heen hangen.'
'Klopt, maar ze is mijn beste maatje, ongeveer net zoals jij dat bent. En met jou ga ik ook niet naar bed.'
'Schei uit, zeg. Neem haar maar mee, het is een slimme tante.'
'En ze kan met iedereen opschieten, van de minister tot de voddenman.'
'In Irak is dat misschien anders.'
'Marta kent het land goed. Een paar jaar geleden heeft ze er archeologisch onderzoek verricht, op uitnodiging van een groep professoren en gesponsord door een bankinstelling. Ze is er een paar maanden gebleven. Ze spreekt trouwens ook Arabisch en kan dus onderhandelen met de douanebeambten, het dorpshoofd, de Arabische arbeiders, noem maar op.'
'Jij redt je anders ook best in het Arabisch.'
'Zoals je zegt, ik red me wel. Marta en jij spreken het vloeiend, ik niet. Ik vertrouw haar en hecht waarde aan haar mening, ze is superintelligent, maar ze heeft ook een geweldige intuïtie en weet voor elk probleem een oplossing.'
'Prima, jongen. Ik ben het met je eens dat ze een kanjer is. Ik weet niet of ze ook een goede archeologe is, maar als jij het zegt...'
'Absoluut, ze heeft deelgenomen aan expedities naar Syrië en Jordanië, ze kent het gebied rond het oude Haran waar die mysterieuze grootvader volgens jou de tabletten heeft gevonden, dus een geschiktere assistente kan ik me niet indenken.'
'Fabian, ik ben blij dat Marta met je meegaat. Bij zo'n klus is het belangrijk dat je je werk met plezier doet, met mensen op wie je kunt bouwen. De situatie is al moeilijk genoeg.'
'Mooi, ze komt er zo aan.'
'Geweldig, we hebben bergen werk te verzetten.'
15
Robert Brown reed de brede oprijlaan op naar het neoklassieke gebouw, dat diep verscholen lag in een uitgestrekt park met oude eiken en beuken.
Het motregende; toen hij uit de auto stapte snelde de butler naar hem toe en hield een paraplu boven zijn hoofd. Hij was niet de eerste, het geroezemoes van vele stemmen, vermengd met klaterend gelach en het gerinkel van de glazen kwam hem tegemoet.
Zijn mentor stond in de hal om zijn gasten welkom te heten. Lang en slank, met ijskoude helblauwe ogen en wit haar dat ooit goudkleurig was geweest, was hij een imposante figuur. Niemand twijfelde aan de macht van deze man, ondanks zijn hoge leeftijd. Hoe oud zou hij zijn? vroeg Brown zich af en berekende dat hij ver in de tachtig moest zijn.
Diverse ministers, vrijwel de complete staf van het Witte Huis, senatoren, congresleden, juristen en rechters onderhielden zich geanimeerd met bankiers, president-directeuren van multinationals, oliemagnaten en beurshandelaren in de schitterend ingerichte salons, behangen met werken van grote meesters.
Browns favoriet was een Picasso uit de roze periode, een tragische, plagende harlekijn die boven de schoorsteenmantel van de grote salon hing, in gezelschap van een Manet en een Gauguin.
In een andere salon hingen drie schilderijen uit het quatrocento en een Caravaggio. Het landhuis was een klein museum. Schilderijen van de grote impressionisten. El Greco, Rafael en Giotto. Marmeren beeldjes en panelen uit het Babylonische Rijk, twee indrukwekkende Egyptische bas-reliëfs uit de vroege Ramessiden, een gevleugelde Assyrische leeuw... Waar je ook keek viel het oog op een kunstwerk dat getuigde van de smaak van de bewoner.
Paul Dukais slenterde met een glas champagne in de hand op Robert Brown af
'Tjonge, iedereen is er.' 'Hallo, Paul.'
'Wat een party. Het is lang geleden dat iemand zo'n stel kopstukken bij elkaar heeft weten te trommelen. Iedereen die iets in de melk te brokkelen heeft is er. Alleen de president ontbreekt.'
'We missen hem niet.'
'Kunnen we praten?'
'Een betere plek is er niet. Niemand let op ons, iedereen staat te lobbyen. Nu nog een glas in de hand...'
Ze wenkten een kelner en Robert vroeg een whisky-soda; daarna zochten ze een rustig plekje waar ze in het zicht van iedereen konden praten, als twee oude bekenden.
'Alfred bezorgt ons problemen,' zei Paul stellig.
'Vertel me eens wat nieuws.'
'Ik heb gedaan wat je me hebt gevraagd. Een van mijn beste mensen, een voormalig kolonel van de Groene Baretten, Mike Fernandez, gaat met Yasir mee naar Cairo voor een onderhoud met Alfred. Mike is te vertrouwen, hij heeft hersens.'
'Een latino...'
'Er zitten geen Angelsaksische Amerikanen in het leger. Het zijn de zwarten en de latino's die onze vrede bewaken. Er zitten capabele mensen tussen, ze hebben moeten knokken om zover te komen, dus hou je commentaar voor je.'
'Stel je niet aan, ik vraag me alleen af of Alfred een latino wel serieus neemt. Je kent hem.'
'Hij zal wel moeten. Het is de beste die ik heb.'
'Is deze Mike een Dominicaan, Porto-Ricaan, Mexicaan... wat is het?'
'Een Amerikaan van de derde generatie, hij is hier geboren, evenals zijn ouders. Zijn grootouders zijn de Rio Grande overgestoken. Je hoeft je geen zorgen te maken.'
'Ik heb het nu eenmaal niet op latino's.'
'Voor jou moet iedereen zo blank zijn als slagroom, anders deugen ze niet.'
'Klets niet zo stom, ik heb heel goede Arabische vrienden.' 'Jij vindt Arabieren iets anders, al snap ik niet waarom. Het is niet eens politiek correct om Arabische vrienden te hebben.' 'Mijn vrienden zijn geen tapijtenverkopers.'
'Laten we ophouden met die flauwekul. Vertel, hoe ver denk je dat Mike kan komen met Alfred?' 'Hoe bedoel je?'
'Als Alfred niet meewerkt of een vuil spelletje speelt, wat doen we dan?'
'Voorlopig moeten ze elkaar leren kennen, de operatie op de rit zetten en dan zien we wel wat jouw mannetje ons meldt, maar ik moet vooral weten wat Yasir te vertellen heeft.'
'En wat die kleindochter betreft?'
'Als ze de Stenen Bijbel vindt, pikken jullie hem in, met dien verstande dat de tabletten geen schade mogen oplopen. Die kleitabletten zijn niet van Alfred en ook niet van zijn kleindochter. De opdracht is ze hier intact naartoe te brengen.'
'En als die meid tegenstribbelt?'
'Paul, als Clara tegenstribbelt heeft ze pech gehad. Jouw mannen weten wat ze te doen staat, goedschiks of kwaadschiks.'
'Als ze de tabletten vinden voordat de andere operatie is afgerond, krijgen we gelazer met Alfred.'
'Daarom moeten we extreme maatregelen tegen Clara voorkomen, tenzij het absoluut noodzakelijk is om de tabletten in handen te krijgen. In dat geval moet er een plan b klaarliggen om het andere traject buiten Alfred om tot een goed einde te brengen. Yasir zal je laten weten hoe en met wie.'
De mentor was de twee mannen geruisloos genaderd, zodat ze opschrokken toen hij plotseling naast hen stond, met een hatelijke glimlach op zijn gezicht.
'Zaken, heren?'
'We zetten wat puntjes op de i met betrekking tot de operatie. Paul wil weten tot hoe ver hij kan gaan met Alfred en zijn kleindochter.'
'Het is lastig daarin de juiste balans te vinden,' bevestigde de mentor, terwijl hij vaag om zich heen keek.
'Jazeker, daarom heb ik instructies nodig, ik heb liever geen verwijten achteraf of misverstanden. Vandaar dat ik blij ben je hier te zien, ik wil graag weten wat de grens is.'
De bejaarde heer nam Paul Dukais misprijzend op.
'In tijd van oorlog zijn er geen grenzen, beste vriend, alleen de overwinning telt.'
Hij draaide zich om en mengde zich in het gesprek van een groepje andere gasten.
'Ik krijg sterk de indruk dat hij me niet mag,' zei Dukais opgewekt. 'Hij mag niemand, maar hij weet precies wie hij kan gebruiken en wie niet.'
'En ons kan hij gebruiken.'
'Juist. Je hebt hem gehoord, in tijd van oorlog zijn er geen grenzen. Alles kan, alles mag.'
Frank Dos Santos en George Wagner schudden elkaar zonder veel ophef de hand. Het feest had een hoogtepunt bereikt, een strijkorkestje fungeerde als behang voor de geanimeerde gesprekken.
Alleen Enrique ontbreekt,' constateerde George.
'Alfred is er ook niet. Kom, wees niet zo haatdragend.'
'Hij heeft ons verraden.'
'Alfred ziet dat anders.'
'Hoe ziet Alfred het dan? Heb je hem gesproken?' 'Ja, hij heeft me drie dagen geleden in Rio gebeld.' 'Uiterst onverstandig.'
'Ik weet zeker dat hij alle veiligheidsvoorzorgen in acht heeft genomen. Ik zat in een hotel, zijn telefoontje verbaasde me nogal.' 'Wat zei hij?'
'Hij verzekert ons dat het niet in zijn bedoeling ligt ons te verraden en hij wil absoluut geen strijd met ons. Hij herhaalt zijn aanbod: hij leidt de operatie en doet afstand van zijn aandeel in de winst in ruil voor de Stenen Bijbel. Een genereus aanbod.'
'Noem je dat genereus? Weet je wat die tabletten waard zijn als we ze vinden? Weet je hoeveel macht degene krijgt die ze in handen heeft? Kom Frankie, laat je niet voor de gek houden. Ik vind het een kwalijke zaak dat Enrique en jij alles vergoelijken wat Alfred doet. Hij heeft ons verraden.'
'Niet precies. Voordat hij zijn kleindochter naar Rome stuurde heeft hij getracht ons over te halen hem de Stenen Bijbel te geven, aangenomen dat ze hem vinden, in ruil voor alle opbrengsten van die andere transactie.'
'Dat hebben we geweigerd en vervolgens is hij op eigen houtje doorgegaan.'
'Ja, dat was verkeerd van hem. Maar nu is hij woedend, omdat hij ervan overtuigd is dat wij zijn kleindochter hebben laten schaduwen.' 'Dat hebben we niet gedaan.'
'Maar we weten nog steeds niet wie het wel waren en waarom. Ik heb geen rust voor ik dat tot op de bodem heb uitgezocht.'
'Wat wil je dan? Moeten we de directeur van dat Italiaanse beveiligingsbureau ontvoeren om ons te vertellen wie hem heeft ingehuurd? Dat is gekkenwerk, zulke fouten kunnen we niet maken.'
'Ik kan je niet volgen, ik begrijp niet waarom dat incident je geen zorgen baart. Iemand heeft Clara laten schaduwen, dat is toch niet normaal!'
'Clara is getrouwd met een ambtenaar van Saddam. Komt het niet bij je op dat iemand Achmed Hoesseini verdenkt van spionage? Saddam heeft alle grenzen gesloten, maar Hoesseini kan gaan en staan waar hij wil. Ik denk dat een hoop mensen graag willen weten hoe dat zit. Het zou me niet verbazen als de Italiaanse geheime dienst erachter zat, of de NAVO, wie zal het zeggen? Er zijn er genoeg die alle reden kunnen hebben om Hoesseini te laten schaduwen.'
'Het ging niet om Hoesseini, het ging om Clara.'
'Dat weten we niet zeker.'
'Jawel, dat weten we zeker, ga nou niet beweren dat het niet zo is.' 'We houden onze oren en ogen open, zowel hier als daar, dus we hoeven ons nergens zorgen over te maken.' 'Ik begrijp je niet, George...' 'Vertrouw me nu maar, zoals altijd.'
'Dat doen we, maar Enrique en ik hebben een slecht voorgevoel en Alfred is razend.'
'Ik ben degene die razend is. Hij heeft ons verraden! Hij mag die kleitabletten niet houden, ze zijn niet van hem. Hebben jullie werkelijk niet in de gaten wat dit ongehoorde gedrag van Alfred voor ons betekent? Niemand van ons kan het zich permitteren naar eigen inzicht of eigen belangen te handelen. Wij niet en hij niet. Dat is de afspraak. Alfred besteelt ons.'
'Tot hoe ver ben je bereid te gaan?'
'Ik of wij vieren?'
'Wij George, tot hoe ver gaan we?'
'Ik ken geen genade voor verraad.'
'Laatje hem omleggen?'
'Ik laat me niet bestelen.'
Clara keek met haar tas in de hand voor de laatste maal haar kamer rond. Ze had sterk het gevoel dat ze iets vergat, maar met de beste wil ter wereld wist ze niet wat. Achmed stond al klaar om haar naar de militaire basis te brengen, vanwaar ze per helikopter naar Teil Mughayir zou vliegen. Van daaruit reed ze met een terreinwagen door naar Safran.
Ze had Achmeds aanbod om mee te gaan afgeslagen, ook omdat Fatima al meeging. Bovendien had ze genoeg te stellen met de vier lijfwachten, die opdracht hadden gekregen haar geen moment uit het oog te verliezen.
Achmed had het Gele Huis verlaten en was sinds een paar dagen bij zijn zuster ingetrokken.
Ze wist dat hij lang met haar grootvader had gesproken voor diens vertrek naar Cairo. Ze lieten echter geen van beiden ook maar iets van dat gesprek los. Achmed zei alleen dat hij zijn vertrek uit Irak wellicht zou uitstellen tot na het uitbreken van de oorlog, maar haar grootvader kennende was dat nog niet de helft van het verhaal. Ze had eindeloos om uitleg gezeurd, maar hij had zijn lippen stijf op elkaar gehouden. Dat gold ook voor haar grootvader.
'Bel me zodra je er bent, ik wil weten of alles goed verlopen is,' zei Achmed.
'Alles gaat goed, maak je niet druk, het is maar voor een paar dagen.' 'Ja, maar de Britse bommenwerpers schijnen een bijzondere voorkeur te hebben voor dat gebied.'
'Hou toch op, alsjeblieft, er gebeurt heus niets.'
Ze klom in de helikopter en zette de koptelefoon op tegen het lawaai van de rotoren. Ze zou nog voor de middag in Safran zijn en verheugde zich nu al op de stilte in het gebied.
Achmed keek de helikopter na met een gevoel van bevrijding. Hij was blij dat hij een paar dagen rust kreeg, want hij voelde zich schuldig met Clara in de buurt. Hij zag hoeveel moeite het haar kostte niet te laten merken hoe ze zich voelde en hem geen enkel verwijt te maken. Ze legde hem geen strobreed in de weg en maakte het hem zo gemakkelijk dat hij geen enkele kans zag op zijn besluit terug te komen.
Hij stond echter voor de moeilijkste beslissing van zijn leven: zich laten chanteren door Clara's grootvader en zijn medewerking verlenen aan de laatste transactie of een poging wagen uit Irak te vluchten zonder diens hulp.
De hete adem van de kolonel hijgde in zijn nek. Hij wist dat Alfred de militair opdracht had gegeven hem te laten schaduwen, waarmee het een schier onmogelijke zaak was geworden Irak uit te vluchten. Bovendien betekende blijven en meewerken dat hij puissant rijk zou worden; Alfred betaalde hem een fortuin voor zijn deelname aan deze laatste operatie en had hem verzekerd dat hij hem het land uit zou helpen zodra alles rond was.
Clara's grootvader was de enige die dat kon, maar de vraag was of hij hem kon vertrouwen. Werd hij niet gebruikt om zodra hij had afgedaan als een hond te worden afgemaakt? Met Alfred wist je het nooit.
Hij had het met zijn zuster besproken, de enige die momenteel in Bagdad woonde en er net als hij van droomde Irak te verlaten. Ze was pas een jaar geleden teruggekeerd omdat haar man, een Italiaanse diplomaat, naar
Bagdad was gezonden en vertrouwde hem toe dat ze zodra de oorlog uitgeroepen werd geëvacueerd zouden worden.
Voorlopig hadden ze hem liefdevol in huis opgenomen, een ruime etage in de villawijk waar veel westerse diplomaten woonden. Achmed had het kamertje van zijn neefje gekregen, dat nu een kamer moest delen met zijn oudere broer.
Zijn zus had hem aangeraden politiek asiel aan te vragen bij de Italiaanse ambassade, maar dat kon zijn zwager in een moeilijk parket brengen. Het zou een diplomatiek incident veroorzaken en het was niet ondenkbaar dat Saddam zijn vertrek zou weigeren, hoeveel diplomatieke steun hij ook zou krijgen van Italië.
Nee, dat was de oplossing niet. Hij moest op eigen houtje zien te vluchten, zonder wie dan ook in moeilijkheden te brengen, zeker zijn familie niet.
Toen de helikopter op een basis in de buurt van Teil Mughayir landde, had Clara het gevoel dat haar hoofd zou barsten. Haar slapen deden pijn, want tegen het lawaai van de rotorbladen was geen koptelefoon bestand.
Een groot deel van het oorlogsmaterieel van Irak was rijp voor de sloop en dat gold zeker voor de helikopter waarmee ze was gekomen. De kolonel had zich verontschuldigd voor het feit dat dit de enige was die hij haar ter beschikking kon stellen.
Eenmaal in de terreinwagen, onder geleide van een paar soldaten en gevolgd door de vier lijfwachten van haar grootvader, begon ze zich wat beter te voelen.
Het was heet, een droge warmte die als ze een tegenligger tegenkwamen gele stofwolken omhoog joeg dat tussen je tanden kwam, er was geen kleding tegen bestand.
Het dorpshoofd stond haar voor zijn huis op te wachten en nodigde haar uit voor een glas thee. Toen Clara vond dat ze lang genoeg aan de vereiste beleefdheden had voldaan, deed ze hem uit de doeken wat ze kwam doen en wat ze nodig had.
Hij luisterde aandachtig toe en verzekerde haar glimlachend dat hij alles had voorbereid zoals Achmed hem telefonisch had opgedragen. De zaken waren praktisch op orde. Ze hadden huizen gebouwd van leem, dat in overvloed aanwezig was in het gebied, evenals drieduizend jaar geleden. Na het verwijderen van onzuiverheden vermengden ze het met water en voegden er fijngehakt stro, zand, grind of as aan toe. De bouwtechniek was simpel: Ze trokken muren op in verschillende fasen, als één droog was, begonnen ze met de volgende. Om het waterdicht te maken dekten ze het af met stro en palmblad.
Er waren er al zes klaar en in dit tempo zouden er aan het eind van de week twaalf staan.
Het waren eenvoudige, kleine huisjes, maar Achmed had er wel voor gezorgd dat ze allemaal voorzien waren van een douche en sanitair.
Het dorpshoofd was trots op het werk dat hij in die korte tijd had verricht, maar dat was nog niet alles: hij persoonlijk had de arbeiders uitgekozen die hen bij de opgraving zouden helpen.
Clara bedankte hem omstandig en hoopte dat ze hem niet beledigde met haar verzoek alle mannen van het dorp bijeen te roepen, omdat hun arbeiders over bepaalde kwaliteiten moesten beschikken. Ze was ervan overtuigd, zo zei ze hem, dat hij de juiste mensen had uitgekozen, maar toch wilde ze graag alle mannen spreken die bereid waren hun aandeel te leveren aan de archeologische expeditie.
Na lang touwtrekken wierp ze tussen neus en lippen door de naam van de kolonel in de strijd, want het dorpshoofd was er niet van af te brengen dat hij degene moest zijn die de arbeiders uitkoos en niemand anders.
Bij het horen van de naam van de kolonel, haalde hij bakzeil. Hij zou ervoor zorgen dat ze de volgende dag iedereen te spreken kreeg. Hij had ook vrouwen voor haar geregeld om de huisjes schoon te houden, de was te doen en eventueel te koken voor die buitenlandse archeologen.
Clara accepteerde zijn uitnodiging om in zijn huis te overnachten, bij zijn vrouw en dochters, totdat de rest van het team zou arriveren. Ze wilde echter eerst een kijkje nemen bij de ruïnes om na te denken over het werk dat voor haar lag. De man gaf toe. Hij wist dat Clara toch zou doen waar ze zin in had en daarbij was hij niet verantwoordelijk voor haar, want zijn gast werd geëscorteerd door een troep soldaten uit Bagdad.
Clara bedacht dat het dorp ongetwijfeld zijn naam te danken had aan de okergele kleur van het land, het gele stof waar alles mee bedekt was, de gouden kleur van de rotsen. Ze hield van die kleur die dat verlaten oord, zo dicht bij het oeroude Ur, tot één glanzend geheel maakte.
Ze verzocht haar begeleiders afstand te houden. Ze wilde alleen zijn zonder hun aanwezigheid te voelen bij elke stap die ze verzette. Ze reageerden niet op haar verzoek, want Alfred had strikte orders gegeven: ze mochten haar geen moment uit het oog verliezen en als iemand haar kwaad wilde doen, moest hij zonder pardon neergeschoten worden, maar niet voordat ze uit hem hadden gekregen wie hij was en voor wie hij werkte. Geen mens zou Clara ook maar een haar krenken zonder ervoor te betalen met zijn leven.
Wat ze ook probeerde, ze hielden voet bij stuk. Het enige wat ze voor elkaar kreeg was dat ze op enige afstand bleven, maar ze hielden haar nauwlettend in het oog.
Ze liep het hele terrein rond en liet haar handen liefkozend over de oeroude kapotte stenen gaan van het mysterieuze gebouw. Ze bekeek het van alle kanten, schraapte hier en daar wat aarde weg en raapte kleine brokstukken op van kleitabletten, die ze zorgvuldig opborg in een canvastas. Toen ging ze op de grond zitten, met haar rug tegen de oude steen, en het haar verbeelding de vrije loop, op zoek naar een ver vervlogen tijd, op zoek naar Shamas.
16
Maar Abram, zo gaat het ook in het Epos van Gilgamesh,' protesteerde Shamas. 'Weet je dat heel zeker?'
'Maar natuurlijk, dat hebben we toch met Ili bestudeerd?'
'Ik heb je al eerder gezegd dat mensen gebeurtenissen vaak proberen te verklaren aan de hand van verhalen en gedichten.'
'Jawel... nou ja, vertel dan maar verder over die Noach.'
'Het gaat niet zozeer over Noach, maar over Gods toorn over het gedrag van de mens. God zag slechts onrecht op aarde en daarom besloot Hij Zijn dierbaarste schepping te vernietigen: de mens. Maar God is goed en zag dat Noach rechtschapen was, daarom schonk Hij hem genade.'
'En gaf Hij Noach de opdracht een ark te bouwen van pijnhout. Ja, dat heb ik al opgeschreven,' antwoordde Shamas en las een van de tabletten voor die hij aan de voet van een palmboom had neergelegd. 'Hij gaf de maten van de ark precies door, driehonderd el lang, vijftig el breed en dertig el hoog. De ingang zat aan de lengtezijde en God zei dat er een tweede en een derde dek moest zijn.'
'Zo te horen heb je precies opgeschreven wat ik je verteld heb.'
'Natuurlijk. Maar ik vind dit verhaal minder mooi dan het scheppingsverhaal.'
'Is dat zo?'
'Ik heb veel over Adam en Eva nagedacht, hoe ze zich verborgen voor God toen ze zich schaamden voor hun naaktheid. En over de slang, dat God een vloek over hem uitsprak omdat hij Eva had verleid tot ongehoorzaamheid.'
'Shamas, je kunt niet alleen opschrijven wat je mooi vindt. Je hebt me gevraagd je de geschiedenis van de wereld te vertellen. Welnu, het is van belang dat je weet waarom Hij de mens wilde straffen en de zondvloed over de aarde bracht. Als je liever wilt stoppen...'
'Nee, natuurlijk wil ik niet stoppen. Ik herinnerde me alleen ineens het Epos van Gilgamesh en...' De jongen beet op zijn onderlip, bang dat Abram boos op hem zou worden. 'Het spijt me heel erg, wil je alsjeblieft doorgaan?'
'Waar was ik gebleven?'
Shamas las de laatste regels op zijn kleitablet hardop voor: 'De Heer zei tot Noach: "Ga de ark in, samen met je hele gezin, want ik heb gezien dat jij als enige van deze generatie rechtschapen bent." Hij zei ook dat hij van alle reine dieren zeven mannetjes en hun wijfjes moest meenemen en van de onreine dieren slechts twee, een mannetje en zijn wijfje.'
'Schrijf op,' maande Abram hem vriendelijk. 'God zei dat hij van de vogels weer zeven mannetjes en wijfjes moest meenemen, om hun voortbestaan op aarde veilig te stellen. Toen zei de Heer: "Want over zeven dagen zal Ik
het veertig dagen en veertig nachten op de aarde laten regenen; dan zal Ik alles wat er bestaat van de aardbodem wegvagen, alles wat Ik heb gemaakt." Noach deed alles zoals de Heer het hem had opgedragen.
Noach was zeshonderd jaar toen de zondvloed kwam, een watermassa die de aarde overspoelde. Om aan het water te ontkomen ging Noach de ark in, samen met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen. Van de reine en de onreine dieren, van de vogels en van alles wat op de aardbodem rondkruipt, kwamen er telkens twee bij Noach in de ark, een mannetje en een wijfje, in overeenstemming met wat God hem had opgedragen. Toen de zeven dagen voorbij waren, kwam het water van de vloed over de aarde.
In het zeshonderdste jaar van Noachs leven, op de zeventiende dag van de tweede maand, braken alle bronnen van de machtige oervloed open en werden de sluizen van de hemel opengezet. Veertig dagen en veertig nachten lang zou het op de aarde stortregenen.
Diezelfde dag gingen Noach, zijn zonen Sem, Cham en Jafet, zijn vrouw en de drie vrouwen van zijn zonen de ark in... Toen sloot de Heer de deur achter hem.'
De jongen schreef verwoed door, zo geboeid was hij door het beeld van het openen van de hemelsluizen, waardoor het veertig dagen en veertig nachten stortregende op aarde. Hij stelde het zich voor als een in stukken gevallen waterkruik, waar al het water uitstroomde. Zonder zijn blik ook maar één keer op te slaan schreef Shamas op wat Abram hem vertelde.
De vloed overstroomde de aarde veertig dagen lang. Het water steeg en de ark werd opgetild, zodat hij van de aarde loskwam. Het water op aarde nam steeds maar toe, hoger en hoger steeg het, en de ark dreef op het water.