4 Het raadsel van Nijmegen
In de hal van het stadhuis in Nijmegen hangt een raadselachtig schilderij, dat gemaakt is in 1619. Kunt u het raadsel oplossen?
Nijmegen, 1619, door een van onze correspondenten – Het schilderij toont acht figuren in een geblokte zaal, met een doorkijkje naar de straten van het zeventiende-eeuwse Nijmegen. Ver op de achtergrond is de kerktoren zichtbaar.
Het raadselachtige is in dit geval zeer letterlijk: de afbeelding van het schilderij is een raadsel. De figuren staan paarsgewijs opgesteld en boven elk van de paren staat een bijschrift waaruit een zeer ingewikkelde familieverwantschap blijkt. Boven het eerste paar, een jonge vrouw en een zeer oude man die bij haar steun zoekt, staat het raadsel opgeschreven. Het is de vrouw die spreekt:
‘Merckt wel en siet op dit verclaren myn
De twee in ’t rood myns vaders broeders syn
De twee in ’t groen syn myn moeders broeders
De twee in ’t wit myn kinders
Ick moeder
Heb van dese ses den vader tot myn man
Dat ’s maegschaps graet my niet beletten kan.’
Hieruit leren we het volgende: afgebeeld is een echtpaar met zes kinderen (twee in het rood, twee in het groen en twee in het wit). Vier zoons waren ook ooms van hun moeder en ook broers van haar vader en moeder. De twee jongste kinderen waren bovendien achterneven van de andere broers.
Aanwijzingen worden gegeven boven elk paar figuren. Als eerste boven twee mannen van middelbare leeftijd in het rood, de ooms van de vrouw die als eerste sprak:
‘’t Waer ons leet soo ’t waer achter bleven
Onse nicht en waer onsen vader gegeven
Want sy en is niet onses vaders nicht
’Twelck niemant en sal geraden licht.’
Schuin achter hen staan twee mannen in het groen, ook ooms van de jonge vrouw die als eerste sprak. Ze hebben het volgende te melden:
‘Het is wonder te mercken in dese figuren
Want hy is onsen vader inder naturen
Ende heeft onse nicht getrout
Nochtans ons des niet en berout.’
Helemaal rechts op het schilderij staan twee kinderen in het wit. Ze zijn de natuurlijke kinderen van de jonge vrouw. Boven hen staat het volgende bijschrift:
‘Onser aller vader is den ouden man
Onser tweer moder is die joffrou dan
Maer segt my hoe het doch kan komen
Dat ons broeders syn ons moders omen.’
Weet u de oplossing?
De oplossing van deze familiepuzzel is als volgt:
De oude man, die op het schilderij zijn hoofd ter ruste heeft gelegd in de vrouwenschoot, was in zijn jonge jaren getrouwd met een weduwe die al een zoon (Adriaen) had. Dit huwelijk werd gezegend met twee zoons, die in het rood staan afgebeeld. Ze worden in het tweede vers omschreven. De moeder stierf jong en de man ging een tweede huwelijk aan met een weduwe die al een dochter (Bregje) had.
Uit dit huwelijk werden de twee zoons geboren, die in het derde vers ter sprake komen: de mannen in het groen. Ook dit huwelijk eindigde door het overlijden van de echtgenote. Zoon Adriaen en dochter Bregje trouwden met elkaar en kregen een meisje. Zij zit naast de taaie weduwnaar, want hij trad later met haar in het huwelijk.
Uit deze derde echtverbintenis werden de twee zoons geboren, die in het vierde vers aan het woord zijn.