28
‘Mevrouw Brennan!’
Ik maakte mijn veiligheidsriem vast en zette me schrap tegen het dashboard terwijl Woolsey keerde en bliksemsnel Clarkson op reed.
‘Wat is er verdomme aan de hand?’
Slidells stem klonk geagiteerd.
Ik bracht de gsm weer naar mijn oor.
‘Ik heb net Darryl Tyree gezien.’
‘Hoe weet u dat het Tyree is?’
‘Ik heb hem herkend van de polaroidfoto bij Gideon Banks.’
‘Waar?’
‘Hij heeft iets te eten opgehaald bij de Coffee Cup.’
‘Die kant op,’ zei ik tegen Woolsey, en ik wees op Morehead.
‘Wat bent u van plan?’ Slidell.
‘Hem volgen.’
De banden piepten zacht toen Woolsey snel linksaf Morehead op draaide, tegen de verkeersregels in. Ik kon de zwarte Lexus anderhalf huizenblok verderop zien. Ook Tyree respecteerde de verkeersregels niet.
‘Laat hem niet merken dat we hem volgen,’ zei ik tegen Woolsey.
Ze schonk me een dank-voor-je-advies-blik en concentreerde zich op het rijden, met haar handen op tien voor twee op het stuur.
‘Jezus Christus! Bent u gek geworden?’ bulderde Slidell.
‘Hij kan ons misschien naar Tamela Banks brengen.’
‘Blijf uit de buurt van Tyree, verdomme. Die mafketel zal u zonder met zijn ogen te knipperen naar de andere wereld helpen.’
‘Hij zal niet weten dat we achter hem aan zitten.’
‘Waar bent u?’
Ik zette me schrap toen Woolsey weer een bocht nam.
‘Freedom Drive.’
Ik hoorde Slidell iets naar Rinaldi roepen. Toen klonk zijn stem alsof hij aan het joggen was.
‘Jezus! Waarom kunt u niet gewoon met uw vriendinnen naar het winkelcentrum gaan?’
Ik verwaardigde me niet daarop te reageren.
‘Ik wil dat u hier meteen mee ophoudt en dit aan de rechercheurs overlaat.’
‘Er is een rechercheur bij me.’
‘Wie?’
‘Terry Woolsey. Ze heeft een penning, en ze is hier vanuit South Carolina op bezoek.’
‘U kunt verdomd lastig zijn, mevrouw Brennan.’
‘In die mening staat u niet alleen.’
Ik hoorde portieren dichtslaan, gevolgd door het starten van een motor.
‘Zeg me waar u precies bent.’
‘We rijden in oostelijke richting over Tuckaseegee,’ zei ik. ‘Wacht even.’
Woolsey zag remlichten en ging langzamer rijden. Tyree draaide naar rechts. Woolsey meerderde vaart en sloeg eveneens rechtsaf. Bij het volgende kruispunt draaide Tyree linksaf.
Woolsey reed snel verder en ging de bocht om. Nu was de Lexus in geen velden of wegen meer te bekennen.
‘Shit!’ Tegelijkertijd.
‘Wat is er?’ Slidell.
We waren in een buurt met kronkelende straten en doodlopende wegen. Ik was al vaak in zulke labyrinten de weg kwijtgeraakt.
Woolsey reed door tot een smalle straat links.
Geen Lexus.
Terwijl Woolsey weer gas gaf, keek ik naar opritten en geparkeerde wagens.
Geen Lexus.
Bij het volgende kruispunt keken we allebei naar links en toen naar rechts.
‘Daar!’ zei ik.
De Lexus stond een eindje verderop rechts geparkeerd. Woolsey draaide de straat in en stopte langs de stoeprand.
‘Waar zijn jullie verdomme?’ Slidell klonk alsof hij een beroerte had gehad.
Ik drukte de gsm tegen mijn oor en gaf hem het adres.
‘Niets doen! Helemaal niets! Niks, verdomme!’ krijste Slidell.
‘Is het oké als ik Chinees eten bestel? Misschien kan ik wat loempia’s bij onze auto laten bezorgen.’
Met mijn duim verbrak ik de tirade.
‘Je vriend heeft zo zijn eigen idee over het feit dat we hierheen zijn gegaan?’ vroeg Woolsey, die aandachtig naar de straat keek.
‘Hij zal er nog wel warm voor lopen.’
‘Is hij een beetje star?’
‘Skinny dankt zijn bijnaam niet aan de maat van zijn boxershort.’
Ik nam de omgeving in me op.
Los van een stuk triplex dat her en der was vastgespijkerd zagen de huizen eruit alsof er sinds de bouw ergens tijdens de Grote Depressie weinig aan was veranderd. Verf bladderde af, metaal roestte en hout rotte weg.
‘Jouw mannetje zal hier wel niet naartoe zijn gegaan voor een bijeenkomst van de Rotary,’ zei Woolsey.
‘Waarschijnlijk niet.’
‘Wie is hij?’
Ik vertelde haar dat Tyree de drugsdealer was die in verband was gebracht met Tamela, haar baby en haar vermiste familieleden.
‘Ik kan er niets aan doen dat ik blijf denken dat alles met elkaar verband houdt,’ zei ik. ‘Ik kan het niet bewijzen, maar mijn instinct zegt me dat Tamela de sleutel voor het oplossen van deze hele situatie in handen heeft.’
Woolsey knikte en bleef aandachtig rondkijken.
Een man kwam naar buiten, twee huizen van de deur waardoor Tyree naar binnen was gegaan. Hij had een versleten broek aan, en een openhangend zwartzijden overhemd met daaronder een smerig wit T-shirt. Daarna verscheen een vrouw in een heel strakke spijkerbroek, wier buik als een grote, bruine meloen over de broeksband heen hing. Ze zagen er allebei uit alsof een tijdje afkicken geen kwaad kon.
Ik keek op mijn horloge. Zeven minuten verstreken sinds ik het gesprek met Slidell had afgebroken.
Een verroeste Ford Tempo reed langs ons heen, minderde vaart bij de Lexus van Tyree, gaf toen weer gas en verdween om de verste bocht.
‘Denk je dat we zijn gesignaleerd?’ vroeg ik.
Woolsey haalde haar schouders op, stak toen een hand uit en zette de airco aan. Koude lucht werd de auto in geblazen.
Een blik op mijn horloge. Acht minuten verstreken sinds ik de verbinding met Slidell had verbroken.
Een groep zwarte tieners, allemaal in een wijde broek, met petten achterstevoren op hun hoofd en lopend als gangsters, kwam de hoek om en struinde over de stoep onze kant op. Toen een van hen Woolseys auto zag, stootte hij een ander aan en vormde de groep een scrum. Even later haalden ze acrobatische toeren met hun handen uit en liepen daarna verder naar ons toe.
Toen ze bij ons waren, sprongen twee van de tieners op de motorkap, gingen liggen, kwamen steunend op hun ellebogen iets overeind en sloegen hun enkels over elkaar, die eindigden in Nikes. Een derde tiener liep naar het portier van Woolsey, een vierde naar het mijne.
Ik zag dat Woolsey haar handen van het stuur haalde. Haar rechterarm bleef licht gebogen en ze hield haar hand gespannen bij haar rechterheup.
Ik keek naar de boef die zich bij mijn portier had geposteerd. Hij leek een jaar of vijftien oud en was weinig groter dan een fret.
De fret gebaarde dat ik mijn raampje moest openmaken. Ik negeerde hem.
De fret zette zijn voeten uit elkaar, sloeg zijn armen over elkaar en staarde me vanachter zijn zonnebril aan. Ik staarde een volle vijf seconden terug en wendde mijn blik toen af.
Tien minuten.
De tegenhanger van de fret was ouder en behangen met voldoende goud om WorldCom weer op de been te helpen. Hij tikte met de knokkel van een wijsvinger op het raampje van Woolsey.
‘Waseradehand?’ Zijn stem klonk gedempt in de hermetisch gesloten auto.
Woolsey en ik negeerden hem.
De jongen drukte een onderarm tegen Woolseys raampje, boog zich voorover en liet er zijn voorhoofd tegen rusten.
‘Hallo, blanke zusters. Willen jullie zaken doen?’
Toen de jongen dat zei, bewoog alleen de rechterhelft van zijn gezicht zich, alsof de linkerkant was getroffen door Bell-verlamming of de zenuwen aan die kant door een trauma niet meer functioneerden.
‘Jullie zien er prima uit. Draai het raampje open, dan kan ik effe met jullie praten.’
Woolsey stak haar middelvinger op.
De jongen drukte zich met beide handpalmen weer omhoog.
Woolsey gebaarde hem met haar linkerhand dat hij zich uit de voeten moest maken.
De jongen zette een stap naar achteren en zond haar de getto-blik toe.
Woolsey keek al even woest terug.
Elf minuten.
De jongen zette zich schrap, pakte de buitenspiegel met beide handen vast en draaide zich weer naar haar toe. De ene helft van zijn mond glimlachte. Zijn ogen deden niet mee.
Ik zal nooit weten of Woolsey haar wapen of haar penning wilde pakken. Op dat moment kwam de Taurus van Slidell de hoek om en werd met piepende banden achter ons tot stilstand gebracht.
Hoewel de kleine griezels die ons lastigvielen bepaald geen hoog iq hadden, konden ze een politiewagen al van honderd meter afstand ruiken. Toen de portieren van de Taurus openvlogen, lieten de twee die op de motorkap hadden gelegen zich daar vanaf glijden en liepen verder. De fret zond me nog een nijdige blik toe en ging daarna achter zijn makkers aan.
De harde jongen aan de bestuurderskant maakte van zijn rechterhand een pistool en vuurde daarmee zogenaamd op Woolsey. Vervolgens sloeg hij een paar keer met zijn handpalmen op de motorkap en liep toen stoer achter zijn maten aan.
Terwijl Slidell onze kant op stormde, kwamen er twee patrouillewagens achter de Taurus tot stilstand. Woolsey en ik stapten uit.
‘Rechercheur Slidell, ik wil u graag voorstellen aan rechercheur Woolsey,’ zei ik.
Woolsey stak een hand uit. Slidell negeerde dat gebaar.
Woolsey hield de uitgestoken hand in de lucht tussen hen in. Vanuit een ooghoek zag ik Rinaldi de Taurus uit komen en naar ons toe lopen.
‘Is dit de rechercheur over wie u het had?’ Slidell wees met een duim op Woolsey. Zijn gezicht was knalrood en een ader in zijn voorhoofd klopte heftig.
‘Rustig aan, straks begeeft uw hart het nog,’ zei ik.
‘Sinds wanneer bent u in mijn hart geïnteresseerd?’
Slidell keek nu woest naar Woolsey.
‘U bent van de politie?’
‘Lancaster.’
‘Dan hebt u hier geen jurisdictie.’
‘Inderdaad.’
Dat leek hem iets te ontwapenen. Toen Rinaldi zich bij ons voegde, schudde Slidell Woolsey pro forma de hand. Toen deden Rinaldi en Woolsey hetzelfde.
‘Waarom bent u hier?’ Slidell trok woest een zakdoek uit zijn zak en veegde zijn gezicht af.
‘Mevrouw Brennan en ik waren aan het ontbijten. Om bij te praten. U kent dat wel. Ze vroeg om vervoer naar deze locatie.’
‘Is dat alles?’
‘Voor nu moet dat voldoende zijn.’
‘Hm-mm.’ Slidell draaide zich weer naar mij toe. ‘Waar is Tyree?’
Ik wees op het huis achter de zwarte Lexus.
‘U bent er zeker van dat het Tyree is?’
‘Ja. Hij is ongeveer een kwartier geleden naar binnen gegaan.’
‘Ik zal assistentie naar de achterkant van het huis sturen,’ zei Rinaldi.
Slidell knikte. Rinaldi liep naar de tweede patrouillewagen. Hij en de chauffeur spraken even met elkaar. Toen keerde de wagen en verdween om de hoek.
‘Ik zal u zeggen wat u beiden nu gaat doen.’ Slidell verfrommelde de zakdoek en stopte hem terug in een achterzak.
‘U stapt in de Chevrolet van deze aardige vrouwelijke rechercheur, en dan rijdt u weg. Ga naar een manicure. Ga naar een yogales. Ga naar de methodistenkerk om daar op de fancyfair een cake te kopen. Het kan me niet schelen wat jullie gaan doen. Ik wil jullie alleen zo ver mogelijk van deze plek vandaan hebben.’
Woolsey sloeg haar armen over elkaar en haar gezichtsspieren spanden zich van woede.
‘Luister,’ zei ik tegen Slidell. ‘Het spijt me als ik uw delicate gevoel voor decorum heb gekwetst, maar Darryl Tyree is in dat huis, en Tamela Banks en haar familieleden kunnen bij hem zijn. Ze kunnen ook dood zijn. In beide gevallen kan Tyree ons wellicht naar hen toe brengen. Maar alleen als we hem te grazen nemen.’
‘Daar zou ik zelf nou nooit aan hebben gedacht.’ Het sarcasme droop van Slidells stem af.
‘Denk er dan nu maar eens over na,’ reageerde ik nijdig.
‘Mevrouw Brennan, ik was al gajes aan het arresteren toen u uw Barbies nog pumps aantrok!’
‘U hebt nu niet direct een record gebroken bij het vinden van Tyree!’
‘Misschien is het verstandig wat minder hard te praten,’ zei Woolsey.
Slidell draaide zich bliksemsnel haar kant op.
‘Gaat ú me nu vertellen hoe ik mijn werk moet doen?’
Woolsey bleef Slidell strak aankijken. ‘Het heeft geen enkele zin iedereen duidelijk te maken wie en wat u bent.’
Slidell keek naar Woolsey zoals een Israëliër een Palestijnse schutter zou kunnen bekijken. Woolsey knipperde niet eens met haar oogleden.
Rinaldi voegde zich weer bij ons. Over Woolseys schouder heen zag ik een gordijn bewegen achter een raam aan de voorkant van het huis waarvoor Tyree zijn wagen had geparkeerd.
‘Ik geloof dat we in de gaten worden gehouden,’ zei ik.
‘Klaar?’ vroeg Slidell aan Rinaldi.
Rinaldi knoopte zijn jasje los, draaide zich om en gebaarde naar de geüniformeerde agenten in de resterende patrouillewagen. Hun portieren werden geopend.
Op dat moment vloog de voordeur van het huis open. Iemand rende het trapje af en de straat over, en verdween aan de overkant in een poort.