10
Palmer Nephews, Katy en ik waren in Montreal en dronken een cappuccino op een caféterras. Aan de overkant was een straatmuzikant aan het spelen.
Palmer was een yogaklas aan het beschrijven waarnaar mensen hun honden meenamen. De straatmuzikant begon steeds meer lawaai te maken, tot ik niet meer kon verstaan wat de vriend van mijn dochter zei.
Ik deed mijn ogen open.
En zag Ryans achterhoofd.
En voelde me als een tiener die zich na het schoolbal had laten verleiden.
Ik draaide me op mijn zij en zocht op de tast de telefoon.
‘…lo.’ Slaperig.
‘Tim Larabee.’
Ik voelde dat Ryan zich omdraaide.
‘Sorry dat ik je wakker maak.’ Hij klonk niet alsof hem dat erg speet.
Ryan sloeg zijn armen om mijn middel en trok mijn achterste in de hoek die zijn heup en dijbenen maakte. ‘Hmff,’ zei ik, uitademend.
‘Alles oké?’
‘Jawel.’
Ik keek met samengeknepen ogen naar de wekker. Mijn string hing eroverheen.
‘Hoe laat?’ Ik kon alleen met een of twee woorden reageren.
‘Zes uur.’
Ryan liet onze lijven als lepeltjes in een doosje tegen elkaar aan liggen.
‘Heb je mijn boodschap gekregen?’ vroeg Larabee.
Er ontstond een uitsteeksel onder aan de steel van Ryans lepeltje.
‘Boodschap?’
‘Ik heb je gisteravond rond acht uur gebeld.’
‘Ik was er niet.’ En ik was te druk bezig geweest met geil worden om mijn voicemail te kunnen controleren.
‘Ik heb nergens een hond kunnen bemachtigen. De jouwe heeft die berenbotten ontdekt, dus moet hij een goede neus voor verrotting hebben. Zou je hem vandaag kunnen meenemen?’
Het uitsteeksel werd groter en belemmerde mijn concentratievermogen ernstig.
‘Boyd is niet getraind in het opsporen van kadavers.’
‘Alles is beter dan niets.’
Larabee had Boyd nog nooit gezien.
‘Tussen twee haakjes: Sheila Jansen heeft de identiteit van de piloot van de Cessna achterhaald.’
Ik ging rechtop zitten, trok mijn knieën op en hees de deken omhoog tot aan mijn kin.
‘Dat is snel.’
‘Harvey Edward Pearce.’
‘Aan de hand van het gebit?’
‘Plus de tatoeage van die slang. Harvey Pearce is een achtendertigjarige blanke man uit Columbia in North Carolina, in de buurt van de Outer Banks. Dook meteen op bij het zoeken op de ncic.’
‘Pearce is pas dood sinds zondag. Waarom was er dan al een dossier van hem?’
‘De ex van Harvey schijnt niet echt geduldig te zijn geweest als het om de alimentatie voor hun kind ging. Manlief had een keer niet op tijd betaald, en toen heeft zij hem als vermist opgegeven.’
‘En vervolgens heeft hij nog een paar keer niet betaald.’
‘Inderdaad. Uiteindelijk kwamen de bevoegde plaatselijke instanties erachter dat hij helemaal niet werd vermist, maar toen waren zijn persoonlijke gegevens al bekend.’
Ryan probeerde me weer naar zich toe te trekken. Ik stak een vermanende vinger uit en fronste overdreven, net zoals ik dat met Boyd zou doen.
‘Waar ligt Columbia precies?’
‘Zo’n dertig minuten rijden ten westen van Manteo aan de us 64.’
‘Dare County?’
‘Tyrrell County. Zie je over een uur op de boerderij. Neem de hond mee.’
Ik legde de hoorn op de haak en zag het eerste probleem van de dag onder ogen.
Ik kon naakt de kamer uit rennen. Of ik kon de deken om me heen geslagen houden en Ryan aan zijn lot overlaten.
Ik wilde net een sprint in mijn nakie inzetten toen Ryan een arm om mijn middel sloeg. Ik keek naar hem.
Hij keek strak naar mijn gezicht. Verbazingwekkende ogen. In het lichte grijs van de dageraad zagen ze er bijna kobaltblauw uit.
‘Mevrouw?’
‘Ja?’ Aarzelend.
‘Mevrouw, ik respecteer u met heel mijn hart en heel mijn ziel.’ Even ernstig als een predikant.
Ik roffelde met mijn vingers op zijn borstkas. ‘Je mag er zelf ook best zijn, cowboy.’
We lachten allebei.
Ryan knikte in de richting van de telefoon. ‘Is de sheriff een legertje aan het verzamelen?’
Ik liet mijn stem dalen, in cia-stijl. ‘Als ik je dat vertelde, bestaat de kans dat ik je naar de andere wereld moet helpen.’
Ryan knikte begrijpend.
‘Kunnen jij en de jongens wat hulp gebruiken?’
‘Dat lijkt inderdaad het geval te zijn, maar ze hebben alleen om Boyd gevraagd.’
Hij wendde teleurstelling voor. Toen: ‘Zou u een goed woordje voor me kunnen doen, mevrouw?’
Ik roffelde opnieuw op zijn borstkas.
‘Heb je ook nog andere talenten, revolverheld?’
‘Deze jongen kan prima schieten.’
Ryan hield de deken omhoog.
Ik keek even. O, ja.
‘Ik zal zien wat ik kan doen.’
‘Ik sta bij u in het krijt, mevrouw. Zal ik u nu even onder de douche helpen?’
We sprintten allebei naakt naar de badkamer.
Twee uur later was ik onderweg naar de brug bij Cowans Ford. Ryan zat naast me. Boyd liep heen en weer op de achterbank. De airco zoemde in zijn maximale stand. Ik hoopte dat ik de plek zou herkennen waar ik moest afslaan.
Ik keek naar de heldere lucht, haalde me een beeld voor ogen van Harvey Pearce en vroeg me af waarom de man op een zonnige zondagmiddag tegen een duidelijk zichtbare rots aan was gedenderd.
Ik haalde me een beeld voor ogen van het macabere zwarte spul op Pearce en diens passagier, en vroeg me opnieuw af wat dat zou kunnen zijn.
Ik vroeg me ook af tot welk ras de passagier behoorde, en waardoor die merkwaardige laesie in zijn neus was veroorzaakt.
‘Waar denk je aan?’ Ryan duwde Boyds snoet weg van zijn oor.
Boyd dook op het raampje achter mij af.
‘Ik dacht dat mannen het stellen van die vraag haatten.’
‘Ik ben anders dan de doorsneeman.’
‘Werkelijk?’ Ik trok een wenkbrauw op.
‘Ik ken de namen van minstens acht kleuren.’
‘En?’
‘Ik haal mijn vlees bij de slager.’
‘Hm-mm.’
‘Dacht je aan gisteravond?’ Ryan bewoog zijn wenkbrauwen. Volgens mij was hij dat trucje van Boyd aan het leren.
‘Is er gisteravond dan iets gebeurd?’ vroeg ik.
‘Of aan vanavond?’ Ryan keek me veelbetekenend aan met een blik van ik-heb-wel-iets-in-gedachten-voor-je.
Ja, dacht ik.
‘Ik dacht aan het ongeluk met die Cessna,’ zei ik.
‘Wat zit je daaraan dwars?’
‘De passagier zat achterin.’
‘Waarom?’
‘Rechts voorin was geen stoel. Door de klap is hij naar voren gevlogen. Waarom had hij geen veiligheidsgordel om?’
‘Omdat hij zijn vrijetijdskleding kreukvrij wilde houden?’
Dat negeerde ik.
‘En waar was de rechter voorstoel?’
‘Door de klap het toestel uit gevlogen?’
‘Ik heb hem tussen de wrakstukken niet kunnen ontdekken.’ Ik zag de plek waar ik moest afslaan en ging naar links. ‘Jansen of Gullet hebben er ook geen melding van gemaakt.’
‘Gullet?’
‘Van de politie van Davidson. De smeris die ter plekke was.’
‘Kan de stoel uit het toestel zijn gehaald omdat hij moest worden gerepareerd?’
‘Ik neem aan dat dat mogelijk is. Het toestel was niet nieuw.’
Ik beschreef de zwarte troep. Ryan dacht daar even over na.
‘Noemen de inwoners van North Carolina zichzelf niet “tarheels”? Zou het dus geen teer kunnen zijn?’
De rest van de rit luisterde ik naar de radio.
Toen ik mijn auto bij de boerderij die aan die van McCranie grensde tot stilstand bracht, stonden er langs een kant van de weg al allerlei voertuigen, waaronder de landrover van Tim Larabee, een politiewagen, de truck van de technische recherche en een wagen van het kantoor van de lijkschouwer.
Vanaf de andere kant van de weg keken twee kinderen toe. Spillebenen onder afgeknipte spijkerbroeken, visgerei op hun fiets gebonden. Niet veel publiek dus, maar het was nog vroeg – even na zevenen. Zodra ons legertje eenmaal was gesignaleerd, zouden er anderen komen. Mensen die toevallig langsreden, de buren, misschien de media, allemaal kwijlend van verlangen een glimp op te vangen van de narigheid van anderen.
Larabee stond op het gazon, met Joe Hawkins, twee geüniformeerde agenten – de ene blank, de andere zwart – en de twee mensen van de technische recherche die hadden geholpen bij het bergen van de berenbotten.
Iemand was naar een Krispy Kreme gegaan. Iedereen had een beker koffie en een donut in zijn hand, met uitzondering van de zwarte agent.
Toen Ryan en ik Boyd in de auto achterlieten, sprong hij op en knalde met zijn kop zo hard tegen het dak aan dat het een wonder was dat hij niet bewusteloos neerviel. Hij ging weer zitten, stak zijn snoet door het raampje dat vijftien centimeter openstond en begon het glas aan de buitenkant in cirkels te likken. Zijn geblaf volgden ons terwijl wij naar de verzamelde groep toe liepen.
Nadat ik Ryan aan iedereen had voorgesteld als een collega van de politie van Montreal, vertelde Larabee wat hij van plan was. De agenten Zout en Peper hadden het duidelijk heet, keken verveeld en leken alleen nieuwsgierig naar Ryan.
‘Deze boerderij wordt geacht verlaten te zijn, maar de agenten gaan toch even kijken of ze iemand kunnen vinden die wil reageren op het huiszoekingsbevel.’
Agent Zout ging iets anders staan en at zijn donut op. Agent Peper sloeg zijn armen over elkaar. Zijn spieren oogden even stevig en sterk als banyanwortels.
‘Zodra we aan de slag kunnen, zullen we met de hond een rondje lopen om te kijken hoe hij hierover denkt.’
‘Hij heet Boyd,’ zei ik.
‘Is het een aardig dier?’ vroeg de vrouw met de opoebril van de technische recherche.
‘Als je hem een donut aanbiedt, maak je een vriend voor het leven.’
Rood zonlicht werd door een glas weerkaatst toen ze zich omdraaide naar de chow-chow.
‘Als Boyd iets heeft ontdekt, gaan wij graven,’ zei Larabee. ‘Wanneer we menselijke stoffelijke resten vinden die door onze antropoloog als verdacht worden bestempeld, hebben we toestemming om alles overhoop te halen. Oké?’
Iedereen knikte.
Tien minuten later kwamen de agenten weer terug.
‘Geen teken van leven in het huis, en de bijgebouwen staan leeg,’ zei agent Zout.
‘Het lijkt hier wel een vuilnisbelt voor gevaarlijke afvalstoffen,’ zei agent Peper. ‘Kijk uit waar je loopt.’
‘Oké,’ zei Larabee tegen mij. ‘Nemen jullie met zijn drieën de westelijke helft voor jullie rekening.’ Hij stak zijn kin omhoog in de richting van Hawkins. ‘Wij pakken het oostelijke deel.’
‘And we’ll be in Scotland afore ye,’ zong Ryan.
Larabee en Hawkins keken hem aan.
‘Hij is een Canadees,’ zei ik.
‘Als Boyd iets heeft ontdekt, moet je een gil geven,’ zei Larabee, en hij overhandigde me een radio.
Ik knikte en liep naar de auto om de hond aan te lijnen, die stond te springen om zijn diensten aan te bieden.
De boerderij was geen echte boerderij. Mijn kruidentuin produceert meer eetbaars.
Hier werd kudzu gekweekt.
North Carolina. Bergen. Stranden. Kornoelje, azalea’s en rododendrons.
En ontzettend veel kudzu.
De pueraria lobata komt uit China en Japan, waar hij wordt gebruikt als basis voor hooi en veevoer, en om bodemerosie in de hand te houden. In 1876 besloot een of ander tuinbouwkundig genie kudzu naar de Verenigde Staten te halen, omdat de plant zo decoratief was.
De groente keek in de zuidelijke staten een keer om zich heen en zei: ‘Lekker!’
In Charlotte kun je op zomeravonden op je veranda de kudzu horen oprukken. Mijn vriendin Anne beweert dat ze een keer een streepje had gezet om te zien hoe snel het spul groeide. Vijf centimeter in vierentwintig uur.
Kudzu bedekte het roestende harmonicagaas rond de achterkant van het terrein. Het slingerde zich om elektriciteitskabels heen, verslond bomen en struiken en bedekte de muren van het huis en de bijgebouwen.
Boyd kon dat niets schelen. Hij sleepte me van eikenboom naar magnolia, van pomphuis naar bron, snuffelde en kwispelstaartte net zoals bij het Annex.
Hij blafte op de plek waar we de berenbotten hadden gevonden, en verder alleen naar eekhoorntjes.
Boyd van de Baskervilles.
Om tien uur hadden de muskieten zoveel bloed uit mijn lijf gezogen dat ik aan een bloedtransfusie begon te denken. Boyds tong sleepte vrijwel over de grond en Ryan en ik hadden ieder duizend keer ‘verdomme’ gezegd.
Dikke, donkere wolken kwamen dichterbij en de dag werd somber en loom. Een miezerig briesje was de dreigende voorbode van regen.
‘Dit is zinloos,’ zei ik terwijl ik de zijkant van mijn gezicht afveegde aan de schouder van mijn T-shirt.
Ryan was het niet met me oneens.
‘Boyd heeft nog geen snorhaar overeind gezet, behalve op de plek waar we die berenbotten hebben gevonden.’
‘Hij heeft anders stiekem wel vol belangstelling naar jouw derrière gekeken.’ Ryan richtte zich tot Boyd. ‘Je dacht zeker dat ik niet op je lette, Hooch?’
Boyd keek even naar Ryan en likte toen verder aan een steen.
‘Ryan, we moeten iets doen.’
‘We zíjn ook iets aan het doen.’
Ik trok een wenkbrauw op.
‘We zijn aan het zweten.’
Katy zou trots zijn geweest op de manier waarop ik met mijn ogen rolde.
‘En gezien deze hitte doen we dat verdomd goed.’
‘Laten we met Boyd nog een keer langs de heg lopen. We zuilen hem in herinnering brengen waarnaar we op zoek zijn, dan nog een laatste rondje lopen en hiermee ophouden.’
Ik stak mijn hand uit en Boyd likte die.
‘Lijkt me een goed plan,’ zei Ryan.
Ik draaide de riem om mijn handpalm en trok. Boyd keek op en liet de haren van zijn wenkbrauwen ronddraaien, alsof hij twijfelde aan de zin van nog een rondje.
‘Ik denk dat hij zich begint te vervelen,’ zei Ryan.
‘Dan gaan we op zoek naar een eekhoorn.’
Ryan en ik liepen verder en Boyd sjokte met ons mee. We liepen tussen de bijgebouwen achter het huis door toen de hond in actie kwam. Snuffelen, plassen, toedekken.
Bij een met kudzu overdekte schuur snoof Boyd aan de grond, tilde een poot op, zette twee stappen naar voren en gebruikte zijn achterpoten om zijn urine met aarde te bedekken. Kwispelstaartend herhaalde hij die manoeuvre, om heel het gebouwtje heen.
Snuffelen. Poot optillen. Plassen. Stap, stap. Trap, trap.
Snuffelen. Poot optillen. Plassen. Stap, stap. Trap, trap.
‘Goed ritme,’ zei Ryan.
‘Puur ballet.’
Ik wilde Boyd meetrekken toen hij zijn kop en oren opeens naar voren stak en zijn buik introk.
Mijn hart sloeg over.
Snuit tegen de grond.
Mijn hart sloeg opnieuw over.
Met stijve spieren ademde Boyd door zijn neus in en weer uit, waardoor dode vegetatie in het rond wervelde.
Toen bleef de hond opeens doodstil staan.
Het wachten duurde nu heel lang.
Boyds oren lagen plat tegen zijn kop, zijn haren stonden overeind, en hij produceerde een griezelig geluid – eerder gejank dan gegrom.
Mijn nekharen gingen ook overeind staan. Dat geluid had ik eerder gehoord.
Voordat ik iets kon zeggen, explodeerde Boyd. Met opgekrulde lippen en glanzende tanden ging hij over tot fanatiek geblaf.
‘Rustig, Boyd.’
De hond schoot naar voren en weer naar achteren, dreigend vanuit elke hoek.
Ik greep de riem steviger vast en zette mijn voeten schrap op de grond.
‘Kun jij hem van me overnemen?’ vroeg ik.
Zonder iets te zeggen pakte Ryan de riem.
Met kloppend hart liep ik om de schuur heen, zoekend naar een deur.
De radio kraakte. Larabee zei iets.
Ik vond de deur aan de zuidkant, het verst van het huis vandaan. Aarzelend veegde ik spinnenwebben weg en probeerde toen de knop om te draaien.
De deur ging niet open.
Ik keek naar de deurposten. Twee spijkers hielden de deur dicht. Ze leken nieuw vergeleken met het droge, schilferende hout eromheen.
Boyd bleef als een gek blaffen. Ryan hield de riem vast en riep ‘Hooch’ en vervolgens ‘Boyd’ om het dier te kalmeren.
Ik pakte mijn Zwitserse legermes en verwijderde de spijkers een voor een.
De stem van Larabee klonk blikkerig over de radio, alsof hij vanuit een onbekend melkwegstelsel sprak.
Ik drukte de knop in en meldde waar ik was.
Toen ik nog eens probeerde de knop om te draaien, ging de deur krakend open en rook ik een geur als die van dode planten en afval die te lang in de zon hebben gelegen. Vliegen zoemden geagiteerd.
Ik hield een hand voor mijn mond en neus en keek de schuur in.
Vliegen dansten in strepen licht die door de spleten tussen de planken naar binnen vielen. Langzaam raakten mijn ogen gewend aan het vrij donkere interieur.
‘Perfect,’ zei ik. ‘Verdomd perfect gewoon.’