***
Kriskras bladerend door de agenda van dit jaar kom ik keer op keer haar naam tegen. Tracy dit, Tracy dat. Ik kan niet ontkennen dat ik in de loop van de afgelopen maanden aan haar gehecht was geraakt. Ongeveer op de manier die Bruce bedoelde toen hij zei dat ik een hond moest nemen.
Zondag 2 juli. 'Tracy heeft haar haar groen geverfd.'
'Waarom niet,' zei ze. 'Elke keer als het zomer wordt laat ik mijn haar groen verven, net als de bomen.'
Ze had het in het benzinestation van Lenfield laten doen. 'In het benzinestation?' 'Ja, heb je dat bordje achter de toonbank nooit zien hangen? Achter de winkel is nog een ruimte en daar knipt Nelly Drabble. Meest chauffeurs natuurlijk, maar ook wel eens iemand anders.'
'En Nelly vond dat de gewoonste zaak van de wereld?'
'Jij moet ermee lopen,' zei ze, 'niet ik.'
Maandag 7 juli. 'Heb Tracy leren tollen.'
In een verveloos wandkastje dat op de vliering stond had ze een tol en een zweep gevonden. Het was een ouderwetse houten tol. De rode verf op het dakje (of noem je dat het hoedje?) was van ouderdom vaal geworden. Op het klinkerpad dat naar het ven loopt deed ik voor hoe ze moest tollen. Ik wikkelde het touwtje van de zweep in de bovengleuf van de tol, hield het uiteinde tussen duim en wijsvinger en wierp de tol in een krachtige beweging van mij af. Een eigenaardige gewaarwording. Een beweging uit mijn jeugd die met grote vanzelfsprekendheid in mijn vingers terugkeerde. Voorwaarts en meteen weer naar achteren. Het duurde even voor Tracy de slag te pakken had.
Dinsdag 11juli. 'Gesprek over ouderdom.'
Ik weet niet meer of ik mij dit gesprek juist herinner. Waarom begon ze er over? Als het doel van het leven is te sterven waarom leeft een mens dan? Zo ongeveer luidde haar vraag. 'Kinderen die vragen worden overgeslagen,' probeerde ik mij er nog van af te maken, maar ze hield vol. Over levensvragen kon ze soms plotseling ijse- lijk serieus doen. Wat dat betreft was ze nog een puber. 'Het is een gegeven,' zei ik, 'je kunt er niets aan doen.' 'Hoe voelt dat dan,' wilde ze weten. 'Je veroudert aan de buitenkant, maar vanbinnen blijf je even oud als je je voelt.' Ze wilde weten hoe oud dat was. 'Twaalf, dertien,' zei ik. Daar moest ze om lachen. Toen trok ze plotseling weer dat serieuze gezicht, waarbij ze haar ogen altijd een beetje dichtkneep, alsof ze tegen de zon in keek. 'Soms voel ik me stokoud en dan weer denk ik dat ik jong zal sterven.' Nu was het mijn beurt om te lachen.
Maandag 17 juli. 'Tracy verveelt zich.'
'Verveel jij je nooit dan?' vroeg ze. 'Niet meer,' zei ik. 'Als kind kon ik me stierlijk vervelen. Dan zat ik in de keuken achter een boek of met mijn meccanodoos en plotseling overviel het me. Iedere verdere handeling leek zinloos. Nooit meer zou er iets gebeuren dat verandering in die toestand kon brengen. Ik keek om mij heen, naar de pan op het fornuis, naar het weerhuisje boven de keukendeur en het was alsof ik net zo levenloos geworden was als die dingen. Toch greep het leven me iedere keer weer bij de kladden en een moment later was ik mijn verveling vergeten en werd ik weer opgenomen in de wereld van gebeurtenissen.'
Ze schudde haar hoofd. 'Die verveling bedoel ik niet,' zei ze. 'Het is meer een gebrek aan richting. Ik dool maar wat rond. Je zou net zo goed ergens anders kunnen zijn, denk ik dan. Het zou geen verschil maken.' 'Je kunt toch gaan en staan waar je wilt,' opperde ik. 'Niemand houdt je tegen.' Maar dat was niet helemaal waar.
Ik had liever niet dat ze over weggaan dacht. Ik herinner me dat ze het een keer over New York had. Ze had een zwart-witfilm met Montgomery Clift op de tv gezien. Zelf ben ik nooit in New York geweest. 'Het is gek,' zei ik, 'ik ben er nooit geweest maar door al die films die in New York spelen heb ik het gevoel alsof ik de stad ken.' 'Miljoenen mensen om je heen,' zei ze, 'en niemand die je kent.' Dat leek haar een aantrekkelijk idee.
Woensdag 26 juli. 'Harry komt ter sprake.'
Ze had het anders nooit over hem. Ik herinner me dat we buiten op de veranda zaten en naar een biddende buizerd boven het bos keken. Plotseling stopte de vogel het klapperen van zijn vleugels, zeilde in een wijde bocht naar links en nam toen opnieuw zijn biddende positie in. Door de open deur achter ons klonk radiomuziek, iets klassieks dat ik kende maar niet thuis kon brengen. Ze steunde haar kin op haar opgetrokken knieën. 'Het gekke is,' zei ze, 'dat het mijn idee was om hem te smeren.
Maar toen we eenmaal in het vliegtuig zaten was ik bang. Van Harry weet ik het niet.'
'Harry vond dat hij zijn leven een andere wending moest geven,' zei ik. 'Dat idee wond hem op.'
'Dat is nu het verschil tussen Harry en mij,' zei ze. 'Hij had altijd een idee, een plan dat uitgevoerd moest worden. Toen we eenmaal in Canada waren deed ik precies wat hij zei. Hij leek nooit ergens aan te twijfelen. Het is prettig om in het gezelschap te zijn van iemand die zeker van zijn zaak is.'
Dinsdag 8 augustus. 'Tracy denkt een eland te hebben gezien.'
Ze had het bos in de directe omgeving goed leren kennen en kwam aanhollen met het nieuws. Bruce keek haar ongelovig aan. 'Midden overdag,' zei hij, 'dat kan haast niet. Of het moet een oud of ziek dier zijn geweest. Voor de schemering wagen ze zich niet aan de bosrand.' Tracy hield vol dat ze het dier echt gezien had. Het had wat aan de takken van een berk staan knabbelen en was toen bedaard weggelopen.'Waarschijnlijk rook hij je,' zei Bruce. 'Zodra ze een mens ruiken. De mens is hun enige vijand. Er mag drie dagen per jaar op ze gejaagd worden. Daar doet iedereen uit de buurt die een geweer kan vasthouden aan mee. Maar elanden zijn slim. Slim en sterk. Als je een eland niet precies midden tussen zijn ogen raakt kan hij nog dagen leven. Ik heb nooit meegedaan, maar ik weet wel dat er vaak ongelukken mee gebeuren. Of ongelukken? De man van mevrouw Swan werd dood in het bos gevonden met een kogel in zijn kop. Hij zou onhandig met zijn geweer zijn omgesprongen, maar er werd gefluisterd dat de kogel van iemand anders afkomstig was, iemand die schulden had bij de Savings Bank waar meneer Swan de scepter zwaaide.'
Zaterdag 12 augustus. 'Ben ik voor Tracy onzichtbaar geworden?'
Geen idee waar dit naar verwijst.
Woensdag 23 augustus. 'Vrienden van de oude dans.'
Sommige mensen hebben de gewoonte te neuriën of de hele dag te fluiten. Het doet me altijd denken aan onze oude kat Abraham die toen hij doof werd de hele dag luid liep te miauwen om zo zijn plaats in de stille wereld waarin hij verkeerde voor zichzelf te markeren. Tracy heeft weer wat anders: zij danst als het maar even kan. 's Morgens vroeg, als ik nog in bed lig, zet zij beneden de radio aan. Dan hoor ik haar blote voeten bonzen op de planken vloer.
Soms probeerde zij mij in haar dans te betrekken. Ik dacht aan de danslessen die ik Geesje had gegeven, voelde weer haar blote voeten op mijn wreven en schudde mijn hoofd. 'Dansen is voor de jeugd,' zei ik tegen haar. Maar dat was niet helemaal waar.
Op een avond nam Bruce ons mee naar een dansavond van de Vrienden van de Oude Dans. Het was een heel oude vereniging die probeerde de klassieke Schotse en Ierse dansen van de eerste settlers hier in ere te houden. De dansavond vond plaats in een grote leegstaande schuur, ergens tussen Lenfield en Canso. Rond de schuur stonden kriskras auto's geparkeerd, personenauto's maar ook een stel pick-ups. In sommige auto's zaten mannen bij elkaar en gaven een fles door. Anderen stonden tegen de bumpers geleund te roken. Vanuit de schuur klonk vioolmuziek. Op het podium in de schuur speelden drie violisten, begeleid door een blozende, dikke man die een grote trom voor zijn buik had hangen waarop hij de maat van de muziek met doffe slagen markeerde. De dansers voor het podium waren vooral oudere mensen, boeren zo te zien, met gegroefde koppen. De vrouwen droegen hooggesloten linnen jurken en hadden allemaal smalle, samengeknepen monden. Er werd ernstig maar met grote overgave gedanst.
Bruce zei dat hij Tracy wel even zou leren hoe je de jig moet dansen. Het lijkt wel volksdansen, zei Tracy, een beetje misprijzend naar de oude dansers kijkend. Maar ze stak toch haar arm door die van Bruce.
Bruce bleek een bedreven danser die veel ruimte nodig had. Hij zwaaide woest met zijn grote handen om zich heen en veel paren weken bedeesd naar de rand van de dansvloer. Bruce hief zijn handen grijnzend boven zijn hoofd en Tracy wierp haar hoofd achterover. Ze hielden elkaar niet langer vast, maar dansten handenklappend om elkaar heen. Veel mensen hielden op met dansen en gingen, ritmisch meeklappend, naar het paar op de dansvloer staan kijken. 'Zorba,' riep Bruce, 'I am Zorba the Greek.' De dikke man met de trom legde er nog een schepje bovenop, voorzag de muziek van syncopen. Toen de muziek stopte dansten Tracy en Bruce nog even door. Even later stonden ze plotseling stil, keken elkaar aan alsof zij vreemden voor elkaar waren of ontwaakten uit een droom, en maakten een korte komische buiging naar elkaar. Aarzelend namen de Vrienden van de Oude Dans opnieuw bezit van de vloer.Ik weet opeens weer wat ik de twaalfde augustus met die onzichtbaarheid bedoelde. Het was laat in de namiddag en ik stond op de gebarsten aarde voor de veranda. Mijn schaduw viel langgerekt tot aan de akkerrand voor mij uit toen Tracy naar buiten kwam, mijn schaduw zag, erop sprong en begon te hinkelen. Haar gympen ontlokten kleine stofwolkjes aan de droge aarde. Al hinkelend riep ze: kijk Collector, er komt stof uitje lijf. Op mijn scha- duwkop neergekomen draaide ze zich met een sprongetje een halve slag om.
Woensdag 6 september. 'De ziekte van Tracy.'
'Je moeder heeft haar maandstonde,' placht Ate te zeggen. Ik verstond 'maanstonde'. Vanaf dat ogenblik dacht ik dat vrouwen in een bijzondere relatie tot de maan stonden.
Als Tracy ongesteld was trok ze zich op haar kamer terug. Dagenlang bleef ze in bed liggen. 'Waarom ga je niet naar een dokter als je er zo'n last van hebt,' zei ik wel eens, maar dan snauwde ze mij af. 'Jullie mannen hebben het maar gemakkelijk,' zei ze dan.
Op een middag betrapte ik haar toen ze aan de keukentafel in mijn agenda zat te lezen. Ik trok hem uit haar handen.
'Wat heeft dit te betekenen?' zei ze en tikte met een paarsgelakte nagel op een bladzij. 'Tracy dit, Tracy dat. Ben je soms bezig een boek over mij te schrijven?'
'Het zijn geheugensteuntjes,' zei ik, 'meer niet. Zo kan ik mij later herinneren wat er gebeurd is. Als ik dat niet doe lijken alle dagen op elkaar.'
'De ziekte van Tracy,' zei ze spottend. 'Man, ik benhelemaal nooit ziek. Misschien lijd jij wel aan de ziekte van Alzheimer.'
'Daar zou ik maar niet mee spotten,' zei ik.