11

Nu naderde zo langzamerhand het tijdstip waarop Lady Russell terug zou komen; de datum was al vastgesteld. Anne, die zich bij haar zou voegen zodra ze zich thuis had geïnstalleerd, zag de verhuizing naar Kellynch snel naderbij komen en begon te bedenken wat deze voor haar eigen gemoedsrust zou betekenen.

Ze zou in hetzelfde dorp terechtkomen als kapitein Wentworth, op een halve mijl afstand van hem; ze zouden dezelfde kerk moeten bezoeken en beide families zouden met elkaar om moeten gaan. Dit was ongunstig voor haar, maar aan de andere kant bracht hij zo veel tijd door in Uppercross, dat zij hem, door te verhuizen, in feite eerder verliet dan opzocht. Over het geheel genomen wist ze dan ook zeker dat zij in deze belangrijke kwestie bij haar verhuizing zou winnen - haast even zeker als dat ze zou winnen bij haar verandering van huisgenote, nu ze die arme Mary verruilde voor Lady Russell.

Ze hoopte dat ze kapitein Wentworth nooit op Kellynch Hall zou hoeven zien - de vertrekken daar waren getuige geweest van eerdere ontmoetingen waar ze haar al te pijnlijk aan zouden herinneren. Maar nog vuriger hoopte ze dat Lady Russell en kapitein Wentworth elkaar nooit tegen het lijf zouden lopen. Zij mochten elkaar niet en een hernieuwde kennismaking kon daar nu geen verandering meer in brengen. En als Lady Russell hen samen zou zien, zou ze misschien denken dat hij te veel eigendunk had en zij te weinig.

Dit waren haar grootste zorgen wanneer ze aan haar vertrek uit Uppercross dacht. Ze had het gevoel hier nu lang genoeg te zijn geweest. De herinnering aan de afgelopen twee maanden zou altijd verzacht worden door wat ze voor de kleine Charles had kunnen betekenen, maar hij werd nu elke dag sterker en zij had geen andere reden om te blijven.

Het einde van haar bezoek verliep echter heel anders dan ze had kunnen vermoeden. Kapitein Wentworth, die zich twee hele dagen niet in Uppercross had laten horen of zien, verscheen opeens weer in hun midden en hij rechtvaardigde zijn afwezigheid met een verslag van wat hem zo lang bij hen vandaan had gehouden.

Uit een brief van zijn vriend kapitein Harville, die hem pas na lange omzwervingen had bereikt, had hij vernomen dat kapitein Harville met zijn gezin de winter in Lyme doorbracht en zo bleken zij zich dus, zonder het te weten, op nog geen twintig mijl afstand van elkaar te bevinden. Sinds kapitein Harville twee jaar geleden een ernstige verwonding had opgelopen, was zijn gezondheid nooit meer optimaal geweest, en kapitein Wentworths verlangen hem te zien had hem op stel en sprong naar Lyme gevoerd. Hij was daar vierentwintig uur geweest. Hierop waren de anderen bereid hem volledig vrij te spreken; ze prezen zijn vriendschap uitvoerig, waren een en al warme belangstelling voor zijn vriend en luisterden zo aandachtig naar zijn beschrijvingen van het prachtige landschap rond Lyme, dat een diep verlangen om het met eigen ogen te zien en een voorstel om erheen te gaan al spoedig volgden.

Alle jongelui wilden Lyme dolgraag bezoeken. Kapitein Wentworth had gezegd zelf nogmaals te zullen gaan; het was maar zeventien mijl van Uppercross en hoewel het al november was, viel er op het weer niets aan te merken. Om kort te gaan, Louisa, die van allen het meest enthousiast was en zich stellig had voorgenomen te gaan - want behalve dat ze graag deed waar ze zin in had, werd ze nu bovendien gesterkt door het idee dat het een verdienste was haar wil door te drijven - rekende resoluut af met de wens van haar vader en moeder om de tocht tot de zomer uit te stellen; en op naar Lyme gingen ze - Charles, Mary, Anne, Henrietta, Louisa en kapitein Wentworth.

Hun eerste overmoedige plan was geweest om ‘s ochtends te vertrekken en ‘s avonds terug te keren, maar daarvoor wilde meneer Musgrove omwille van zijn paarden geen toestemming geven. En toen ze er nog eens goed over nadachten, zagen ze in dat een dag midden in november te kort zou zijn om een nieuwe stad te bezichtigen als er, zoals die streek vereiste, zeven uur voor de heen- en terugreis van af werd getrokken. Daarom zouden ze de nacht ter plaatse doorbrengen en pas de volgende dag tegen het diner weer thuis worden verwacht. Dit vonden allen een aanmerkelijke verbetering; en hoewel ze al vroeg in het grote huis bijeenkwamen voor het ontbijt en stipt op tijd vertrokken, was het al zo ver na twaalven toen de beide rijtuigen - meneer Musgroves koets met de vier dames en Charles in zijn sjees met kapitein Wentworth - de lange heuvel af Lyme binnenreden en de nog steilere straat van het stadje zelf indraaiden, dat ze weinig meer konden doen dan wat rondkijken voor het licht en de warmte van de dag verdwenen waren.

Nadat ze logies hadden gevonden en voor later een diner hadden besteld bij een van de herbergen, wilden ze natuurlijk direct naar beneden wandelen, naar zee. Ze waren te laat in het jaar voor alle vertier en afwisseling die Lyme als badplaats gewoonlijk te bieden had; de pensions waren gesloten, de huurders vrijwel allemaal vertrokken, bijna geen families meer over, behalve de inwoners zelf. En omdat er aan de huizen zelf weinig te genieten valt, zal de vreemdeling zijn blik richten op de bijzondere ligging van het stadje, op de hoofdstraat die zich naar het water spoedt, op de pier naar de Cobb, die langs de rand van de aardige kleine baai loopt en in het seizoen door gasten en badkoetsen tot leven wordt gebracht, de Cobb zelf, zijn oude wonderen en nieuwe aanbouwsels en de schitterende reeks kliffen die zich ten oosten van het stadje uitstrekt; en het moet wel een heel vreemde vreemdeling zijn als hij in de directe omgeving van Lyme niet voldoende charmes ziet om de streek beter te willen leren kennen. Het landschap rond het nabijgelegen Charmouth met zijn hoge heuvels, uitgestrekte velden en vooral zijn stille, bekoorlijke baai, afgezet tegen donkere kliffen, met tussen het zand hier en daar wat lage rotsen die een heerlijk rustplekje bieden om het tij te zien keren en van zorgeloze overpeinzingen te genieten; het vrolijke dorpje Up Lyme met zijn verscheidenheid aan groen, en bovenal Pinny, met begroeide kloven tussen romantische rotsen, waar eenzame woudreuzen en weelderige boomgaarden te kennen geven dat het vele generaties geleden is sinds de eerste afstortingen van het klif de grond gereedmaakten voor zo veel fraais, waar het landschap zo prachtig en lieflijk is dat het gelijksoortige landschappen op het vermaarde eiland Wight misschien wel overtreft - alleen zij die deze plaatsen hebben bezocht en nogmaals hebben bezocht, kunnen de schoonheid van Lyme begrijpen.

De gasten uit Uppercross daalden de heuvel af langs de verlaten en melancholiek ogende pensions en na nog iets verder naar beneden te zijn gelopen, kwamen ze aan op het strand; ze bleven hier slechts even talmen zoals iedereen die oog voor de zee heeft bij een eerste terugkeer moet talmen en rondkijken, en gingen toen verder in de richting van de Cobb. Deze vormde evenzeer een doel op zich als een bijzondere bestemming voor kapitein Wentworth: want in een klein huisje aan de voet van een oude pier van onbekende datum woonden de Harvilles. Kapitein Wentworth ging naar binnen om zijn vriend te begroeten en de anderen liepen door; hij zou zich later op de Cobb bij hen voegen.

Ze waren nog lang niet moe van het verwonderen en bewonderen - en zelfs Louisa leek kapitein Wentworth nog niet te hebben gemist - toen ze hem zagen aankomen in gezelschap van drie personen, uit de verhalen reeds bekend als kapitein en mevrouw Harville, en een zekere kapitein Benwick, die bij hen logeerde.

Kapitein Benwick was enige tijd geleden eerste luitenant op de Laconia geweest en de beschrijving die kapitein Wentworth na zijn vorige bezoek aan Lyme van hem had gegeven, zijn gloedvolle lofzang op deze voortreffelijke, door hem zeer hoog geachte jongeman en officier - een lofzang die elke toehoorder wel evenveel respect moest afdwingen - was gevolgd door een korte geschiedenis van zijn persoonlijke leven die hem in de ogen van alle dames nog interessanter maakte. Hij was verloofd geweest met de zuster van kapitein Harville en rouwde nu om haar. Ze hadden een jaar of twee met trouwen willen wachten tot hij fortuin en promotie had gemaakt. Het fortuin kwam, want zijn prijzengeld als luitenant was aanzienlijk - en ook de promotie was uiteindelijk gekomen, maar dat had Fanny Harville niet meer meegemaakt. Ze was de vorige zomer gestorven terwijl hij op zee zat. Volgens kapitein Wentworth kon geen man meer van een vrouw houden dan die arme Benwick van Fanny Harville had gehouden, of dieper door zo’n verschrikkelijke gebeurtenis worden getroffen dan hij. Hij beschouwde hem als iemand die gedoemd was zwaar te lijden, omdat hij heftige gevoelens paarde aan een rustige, serieuze, teruggetrokken leefwijze en een duidelijke voorliefde voor lezen en andere kalme liefhebberijen binnenshuis. Wat het verhaal nog boeiender maakte, was dat de vriendschap tussen hem en de Harvilles zo mogelijk nog versterkt leek door de gebeurtenis die elk vooruitzicht op een familieband uitsloot en dat kapitein Benwick nu volledig bij hen inwoonde. Kapitein Harville had zijn huis in Lyme voor een half jaar gehuurd - zijn smaak, zijn gezondheid en financiële situatie hadden hem naar een goedkope woning aan zee geleid; en de grandeur van het landschap en de stilte van Lyme in de winter leken volmaakt bij kapitein Benwicks gemoedsgesteldheid aan te sluiten. Allen voelden een grote sympathie en welwillendheid jegens kapitein Benwick.

En toch, dacht Anne bij zichzelf, terwijl ze naar voren traden om kennis met het drietal te maken, is zijn hart misschien niet verdrietiger dan het mijne. Ik kan niet geloven dat zijn vooruitzichten voorgoed geruïneerd zijn. Hij is jonger dan ik; jonger, zo niet qua leeftijd, dan qua gevoelens - jonger als man. Hij zal zich herstellen en gelukkig worden met een ander.

Allen werden aan elkaar voorgesteld. Kapitein Harville was een lange, donkere man met een verstandig, vriendelijk gezicht; hij was enigszins kreupel en door zijn markante trekken en gebrekkige gezondheid leek hij veel ouder dan kapitein Wentworth. Kapitein Benwick leek en was de jongste van de drie mannen en, vergeleken met de andere twee, vrij klein van stuk. Hij had een prettig gezicht, kwam - zoals van hem verwacht mocht worden - enigszins melancholiek over en hield zich veelal buiten de conversatie.

Kapitein Harville was, hoewel hij kapitein Wentworths manieren niet kon evenaren, een echte heer, ongekunsteld, warm en wellevend. Mevrouw Harville was weliswaar een graadje minder beschaafd dan haar echtgenoot, maar kwam even goedhartig over als hij en hun wens om deze vrienden van kapitein Wentworth als hun eigen vrienden te beschouwen, had niet hartelijker kunnen zijn, en hun pogingen hun de belofte te ontfutselen dat ze kwamen dineren niet gastvrijer. Het reeds bestelde diner bij de herberg werd uiteindelijk als excuus aanvaard, zij het met tegenzin; ze leken haast gekwetst omdat kapitein Wentworth zomaar een groep mensen meenam naar Lyme zonder het als vanzelfsprekend te beschouwen dat ze bij hen zouden dineren.

Hieruit sprak zo veel genegenheid voor kapitein Wentworth en hun uitzonderlijke gastvrijheid - zo anders dan het gebruikelijke beurtelings geven en accepteren van uitnodigingen en de formele diners vol pracht en praal - was zo charmant en betoverend, dat Anne veronderstelde niet erg vrolijk te worden van een verdere kennismaking met zijn medeofficieren. Zij zouden allemaal mijn vrienden zijn geweest, dacht ze en ze moest hard vechten om een opkomend gevoel van moedeloosheid te onderdrukken.

Aan het eind van de Cobb gekomen gingen ze met hun nieuwe vrienden mee naar binnen en zagen daar dat de kamers zo klein waren, dat alleen zij die hun gasten vanuit hun hart uitnodigden ze als ruim genoeg voor zo veel mensen konden beschouwen. Zelfs Anne was een ogenblik verbijsterd, maar daarvan was ze snel genezen toen ze alle ingenieuze vindingen en fraaie vernuftigheden zag waarmee kapitein Harville de aanwezige ruimte optimaal had benut, waarmee hij het gebrekkige huurhuismeubilair had aangevuld en de ramen en deuren had beschermd tegen de onvermijdelijke winterstormen. De stijlverschillen in de diverse kamers, waar het gebruikelijke huisraad, door de eigenaar met de gebruikelijke onverschilligheid neergezet, schril afstak bij enkele prachtig bewerkte, uit zeldzame houtsoorten gesneden meubelen en een aantal vreemde en waardevolle voorwerpen uit elk land waar kapitein Harville ooit was geweest, waren meer dan vermakelijk voor Anne; de verbondenheid van al deze dingen met zijn beroep, de vruchten van zijn inspanningen, hun zichtbare invloed op zijn leefwijze, het beeld dat ze opriepen van rust en huiselijk geluk, maakten ze voor haar meer, of minder, dan een gewone oorlogsbuit.

Kapitein Harville las weinig, maar hij had een prachtig stel planken getimmerd om een aanzienlijke verzameling fraai ingebonden boeken, eigendom van kapitein Benwick, te huisvesten. Zijn kreupelheid verhinderde hem om veel beweging te nemen, maar zijn behoefte om zich nuttig te maken en zijn inventiviteit leken hem binnenshuis voortdurend werk te bezorgen. Hij tekende, hij verfde, hij timmerde, hij lijmde; hij maakte speelgoed voor de kinderen, hij vond nieuwe, betere naalden uit om visnetten te repareren en als hij niets anders meer kon bedenken, werkte hij verder aan zijn grote visnet in een hoek van de kamer.

Anne had het gevoel groot geluk achter zich te laten toen ze afscheid namen en Louisa, naast wie ze toevallig kwam te wandelen, barstte los in opgetogen bewondering voor de officieren van de marine - hun vriendelijkheid, hun broederlijkheid, hun openheid, hun rechtschapenheid; ze verklaarde vol overtuiging dat zeelui meer warmte en waardigheid bezaten dan wie dan ook in Engeland; dat alleen zij wisten hoe te leven en dat alleen zij het verdienden bemind en gewaardeerd te worden.

Ze gingen terug om zich te verkleden en te dineren, en hun plan was tot nu zo goed verlopen, dat niemand iets aan te merken had - ook al had het feit dat ze ‘zo buiten het seizoen waren gekomen’, dat er ‘geen doorgaand verkeer door Lyme kwam’ en dat men ‘geen gasten had verwacht’ tot vele verontschuldigingen van de herbergier geleid.

Anne merkte dat ze kapitein Wentworths gezelschap onderhand aanmerkelijk beter verdroeg dan ze in het begin had kunnen vermoeden, dat de diners met hem aan dezelfde tafel en de bijbehorende plichtplegingen (want voorbij dat stadium kwamen ze nooit) nauwelijks nog iets voorstelden.

De nachten waren zo donker dat de dames elkaar pas de volgende ochtend weer konden opzoeken, maar kapitein Harville had beloofd die avond bij hen langs te komen. Hij kwam samen met zijn vriend, en dat was meer dan men had verwacht, want allen waren het erover eens dat kapitein Benwick nogal geïntimideerd leek door de aanwezigheid van zo veel vreemden. Hij waagde zich echter opnieuw tussen hen, al leek zijn gemoedsgesteldheid volstrekt niet bij de algehele uitgelatenheid van het gezelschap te passen.

Terwijl de kapiteins Wentworth en Harville aan de ene kant van de kamer het woord voerden en zich voldoende anekdoten over vroeger herinnerden om de anderen te vermaken, kwam Anne bij toeval enigszins apart te zitten met kapitein Benwick en haar welwillende aard gebood haar nader kennis met hem te maken. Hij was verlegen en had een zekere afwezigheid over zich, maar haar innemende, milde blik en zachtmoedige optreden hadden al spoedig resultaat en Anne werd ruim beloond voor haar eerste inspanningen. Hij was duidelijk een jongeman met verstand van literatuur, zij het hoofdzakelijk van poëzie; en behalve dat ze er zeker van kon zijn hem te hebben verblijd met een avond discussiëren over onderwerpen die zijn dagelijkse huisgenoten waarschijnlijk niet konden boeien, hoopte ze hem ook van dienst te zijn geweest met enkele wenken over de plicht en het nut van de strijd tegen verdriet, waar het gesprek als vanzelf op terecht was gekomen. Want hoewel hij verlegen was, leek hij niet gereserveerd; hij scheen eerder blij te zijn dat hij zijn gevoelens niet zoals gewoonlijk hoefde te verhullen. En toen ze hadden gesproken over de poëzie, over de literaire rijkdom van deze eeuw, toen ze hun opvattingen over de belangrijkste dichters hadden vergeleken - hadden geprobeerd vast te stellen of Marmion of The Lady of the Lake de voorkeur verdiende, en op welke plaats Giaour en The Bride of Abydos kwamen (en hoe Giaour trouwens uitgesproken diende te worden) - toen bleek hij zo vertrouwd met Sir Walter Scotts tederste verzen en Lord Byrons meest gepassioneerde beschrijvingen van hopeloos verdriet, herhaalde hij met zo veel beschroomd gevoel de diverse regels over een gebroken hart of een door leed verminkte geest en legde hij daarbij zo veel behoefte aan begrip in zijn ogen, dat zij het waagde de hoop uit te spreken dat hij niet slechts poëzie las en te zeggen dat zij die werkelijk van poëzie genoten, er helaas maar zelden op veilige wijze van genoten, en dat juist die gevoelige zielen die de poëzie werkelijk op waarde wisten te schatten haar met mate tot zich dienden te nemen.

Zijn blik verried dat deze verwijzing naar zijn situatie hem niet zozeer kwetste als wel amuseerde en gaf haar de moed om door te gaan. Omdat ze zich geestelijk ouder dan hij voelde, durfde ze hem gerust aan te raden zijn dagelijkse studies uit meer proza te laten bestaan. En toen hij haar om namen en titels vroeg, noemde ze alle werken van onze beste moralisten, alle fraaiste briefwisselingen en alle memoires van waardige en beproefde personen die haar op dat moment te binnen schoten en die de geest met waardevolle raadgevingen konden verkwikken en versterken, en alle mooiste voorbeelden van morele en religieuze beproevingen.

Kapitein Benwick luisterde aandachtig en leek haar dankbaar voor de betrokkenheid die ze daarmee toonde; hij noteerde de titels die zij hem opgaf - al gaf hij met zijn hoofdschudden en zuchten te kennen hoe weinig vertrouwen hij had in de heilzame werking van een boek op een verdriet als het zijne - en beloofde deze aan te schaffen en te lezen.

Toen de avond voorbij was, moest Anne glimlachen bij de gedachte dat zij naar Lyme was gekomen om geduld en berusting te preken tegenover een jongeman die ze nooit eerder had ontmoet en toen ze iets ernstiger nadacht, begon ze te vrezen dat ze, zoals zo veel grote moralisten en predikanten, zich zeer welbespraakt had getoond over een kwestie waarin haar eigen gedrag nauwelijks nadere inspectie zou verdragen.