17 Bond’s nachtmerrie
De schreeuwen in zijn droom werden harde werkelijkheid toen Bond vier uur later wakker werd. Het was doodstil in de schuur. Bond ging op zijn knieën zitten en keek door een van de spleten in de houten wand naar buiten. Hij zag een schreeuwende man - naar zijn kleding te oordelen een boer - langs de oever van het meer rennen. Hij werd achterna gezeten door vier wachtposten, die de grootste pret schenen te hebben, want ze lachten en gilden als kinderen, die schuilhokje spelen. Ze droegen lange staven. Een van de achtervolgers bleef staan en gooide zijn staaf naar de vluchtende man, die getroffen werd en tegen de grond sloeg. Hij krabbelde half overeind en strekte de handen uit naar zijn jagers,, die lachend om hem heen stonden. Het waren kleine, stevige kerels en ze droegen hoge rubberlaarzen; de zwarte masko’s, neuskappen en platte hoeden gaven hen een afschrikwekkend uiterhjk. Ze sloegen de man met hun staven en schreeuwden als bezetenen. Toen grepen ze de ongelukkige beet, tilden hem op en smeten hem in het meer. Onmiddellijk begon het water te leven. De man gilde het uit, kronkelde zijn lichaam in allerlei bochten en sloeg zichzelf in het gezicht, maar al spoedig werden de bewegingen en het gegil zwakker; luttele seconden later verdween het hoofd onder water en getuigde alleen nog de snel uitdijende rode vlek van de afgrijselijke misdaad die hier was gepleegd.
De wachtposten hadden brullend van het lachen toegekeken. Nu de show voorbij was draaiden zij zich om en liepen in de richting van de schuur; Bond zag dat hun wangen nat waren van de prettranen die ze vergoten hadden. Hij kroop snel onder de zakken en luisterde naar hun stemmen die steeds duidelijker werden. Toen kwamen ze de schuur
binnen om hun harken en kruiwagens te halen. Ze vertrokken spoedig en Bond hoorde hun stemmen zwakker en zwakker worden. Bij het kasteel werd een zware bel geluid. Bond keek op zijn goedkope polshorloge, dat Tiger voor hem had gekocht. Het was negen uur. Begon de werkdag op deze tijd? Waarschijnlijk wel. De Japanners gaan gewoonlijk een half uur eerder naar hun werk en houden ook een half uur later op, om bij hun werkgever in de gunst te komen en hem te danken voor het feit, dat hij hun een baantje bezorgde. Bond verwachtte dat de werkdag door een korte lunchpauze onderbroken zou worden en dat hun dagtaak om zes uur beëindigd zou zijn. Dit betekende dat hij vanaf half zeven de kans had ongezien door het park te gaan. In de tussentijd moest hij zijn ogen en oren goed de kost geven en er achter zien te komen wat de wachtposten nog meer moesten doen dan alleen maar het bijhouden van het park. De eerste neventaak had hij al gezien - het opsporen, achtervolgen en afmaken van zelfmoordenaars, die zich op het laatste ogenblik bedacht hadden en toch maar liever naar de bewoonde wereld terug wilden gaan. Bond trok de ritssluiting van zijn plastic-zak open en at wat van het vlees, dat hij had meegenomen. Toen nam hij een paar slokken water uit zijn veldfles en kreeg prompt een hevig verlangen naar een sigaret!
Een uur later hoorde Bond geschuifel op het grintpad aan de andere kant van het meer. Hij keek door de spleet en zag vier wachtposten stram in de houding staan. Het hart van Bond begon sneller te kloppen. Het kon niet anders of ze stonden te wachten op een soort inspectie. Was het mogelijk dat Blofeld zijn dagelijkse ronde deed om te horen wat er de afgelopen nacht gebeurd was?
Bond keek in de richting van het kasteel, waarvan hij maar een deel kon zien, omdat hem het uitzicht benomen werd door een bosje oleanderbomen, die vol zaten met de prachtige bloesem, waaruit men een dodelijk gif bereidt, dat gebruikt wordt bij de visvangst. Leuk, onschuldig bosje, dacht Bond cynisch. Daar moet ik vanavond met een grote boog omheen.
Hij keek weer naar hët paadje aan de andere kant van het meer en zag opeens twee gestalten, die langzaam in de richting van de vier mannen slenterden. Bond balde de vuisten, want hij had in deze gestalten zijn prooi herkend. Blofeld zag er in zijn kettingharnas en de groteske helm, waarvan het vizier was neergelaten, uit als een Wagneriaanse figuur of, omdat zijn wapenuitrusting nogal oosters aandeed, als een Japanse kaboeki-speler. Zijn geharnaste rechterhand rustte losjes op een lang samoerai-zwaard, terwijl zijn linkerhand om de schouders lag van zijn metgezellin, een kleine dikke vrouw, die er als een gevangenbewaarster uitzag. Haar gezicht was helemaal bedekt door een lelijke imkerhoed van donkergroen stro, waaraan een zwarte sluier hing, die tot haar schouders reikte. Maar er was geen twijfel mogelijk! Bond had dit korte dikke wezen, dat nu een plastic-regenjas en hoge rubberlaarzen droeg, al zo dikwijls gezien in zijn dromen, dat hij zich niet vergissen kon. Dat was ze! Dat was Irma Blunt. Bond hield de adem in. Als ze naar de kant van het meer kwamen, waar hij stond, hoefde hij zijn aartsvijand maar een duw te geven om hem in het gevaarlijke water te doen belanden. Maar het was de grote vraag of de piranha’s de geharnaste figuur veel kwaad konden doen. Het leek haast onmogelijk. En waar moest hij, Bond, naar toe? Hij moest een andere oplossing zien te vinden.
De twee gestalten kwamen nu bij de vier wachtposten, die op hun knieën vielen en een diepe buiging maakten. Toen stonden ze snel op en sprongen opnieuw in de houding. Blofeld deed het vizier van zijn helm omhoog en sprak met een van de mannen, die onderdanig antwoord gaf. Bond zag dat deze man een riem omhad, waaraan een automatisch pistool hing. Hij kon niet horen in welke taal ze spraken. Het was onmogelijk dat Blofeld Japans geleerd had. Was het misschien Engels of Duits? Nu lachte de man. Hij wees naar een plek in het meer, waar het lichaam van de ongelukkige aan de oppervlakte dreef; de piranha’s hadden hun maaltijd nog niet beëindigd, want het lichaam schommelde zachtjes heen
en weer. Blofeld knikte goedkeurend, waarna de mannen weer op hun knieën vielen. Blofeld maakte een gebaar, dat op een saluut leek, trok het vizier voor zijn gezicht en liep samen met zijn vrouw verder.
Bond bleef kijken om te zien of de wachtposten hun vreemde Meester in de maling zouden nemen, zodra hij uit het gezicht verdwenen was. Maar uit niets bleek dat zij geen respect voor hem hadden. Ze bleven nog even staan en gingen toen aan het werk. Bond moest op dit ogenblik denken aan Dikko Henderson, die gezegd had dat de Japanners zeer gedisciplineerd en onderdanig waren, zodat het niet verwonderlijk was, dat een van de ergste misdaden van deze eeuw juist in hun land had plaatsgevonden. Was Dikko maar hier! Bond had diens machtige vuisten en licht ontvlambare temperatuur goed kunnen gebruiken.
De misdaad, waar Dikko over gesproken had, was gepleegd in een bijkantoor van de Imperial Bank. Dit bijkantoor kreeg op zekere dag bezoek van een voornaam uitziende heer, die zich bij de directeur liet aandienen als vertegenwoordiger van het Ministerie van Volksgezondheid. Men was in die dagen bang voor het uitbreken van een tyfus-epidemie en daarom was de ambtenaar gekomen met het verzoek de werknemers bijeen te laten roepen, opdat hij hen het vereiste tegengif kon toedienen. De directeur boog en voldeed aan het verzoek. Alle waardevolle zaken werden achter slot en grendel geborgen, waarna de veertien bankbedienden zich op de binnenplaats van het kantoor verzamelden en aandachtig luisterden naar het korte speechje van de staatsambtenaar. Toen hij uitgesproken was maakten ze een diepe buiging om hun erkentelijkheid te tonen voor de wijsheid van het Ministerie. De ambtenaar maakte zijn koffertje open en pakte er vijftien glaasjes en een fles uit. Hij verdeelde de inhoud van de fles over de glaasjes en gaf deze aan de nieuwsgierig toekijkende bankbedienden. Hij ried hen aan om de glaasjes in een teug te ledigen, omdat anders de kans bestond dat hun tanden zouden worden aangetast. ‘Nu/ riep hij. ‘Allemaal tegelijk! Een
- twee - drie.’ Iedereen dronk, maar even later lagen ze allemaal op de grond, de directeur van het bijkantoor incluis. Wat de ambtenaar een medicijn genoemd had was in werkelijkheid een zware dosis cyaan-kali geweest. Toen had de ‘ambtenaar van het Ministerie van Volksgezondheid’ de safesleutels uit de zak van de directeur gehaald en was hij korte tijd later weggereden met een bedrag van tweehonderdvijftig duizend yen. Het hele land stond op zijn kop van deze zaak, die de geschiedenis inging als de ‘Teiginaf-faire’, omdat het bijkantoor stond in een wijk, die ‘Teigin’ heette.
Bond had gezien dat ook hier sprake was van volledige gehoorzaamheid aan het gezag, met dit verschil, dat de dienaren, die immers tot de Orde van de Zwarte Draak behoord hadden, zelf ook de grootste misdadigers waren. Het was overduidelijk dat zij handelden op instructies van Blofeld, de man die de steun had van enkele staatsdepartementen! Ook daarom werden zijn bevelen onvoorwaardelijk opgevolgd. Was hun baas niet een almachtige gaijin, die toegang had tot in de hoogste kringen en alles gedaan kon krijgen? Als het Kasteel des Doods er niet geweest was, zouden ze hun kwalijke praktijken misschien ergens anders bedrijven. Maar dit was veel beter, want het instituut was eigenlijk een overheidsdienst, een onderafdeling van het Ministerie van Volksgezondheid! Zolang hun masko’s en neuskappen hen beschermden tegen het gif in het park maakten ze zich geen zorgen en verrichtten ze hun werk in volle overgave. Eens zou de dag komen, waarop een Minister voor Zelfvernietiging zitting zou nemen in de Landdag! Als het eenmaal zover was dan zouden ook de grote dagen van de Zwarte Draak terugkeren en zou het land van de Rijzende Zon gered worden uit de klauwen van de demokorasoe!
Bond kon de beide gestalten weer zien; ze kwamen nu van links, want ze waren omgedraaid en wilden kennelijk een ander weggetje volgen - misschien wel om een andere groep wachtposten te inspecteren. Tiger had gezegd, dat er minstens twintig wachtposten waren en dat het terrein 2 023 500 m2 groot was. Was het mogelijk dat er vijf groepen van elk vier man waren? Blofeld had het vizier omhoog gedaan en sprak met de vrouw. Ze waren geen vijftien meter van Bond verwijderd. Toen ze bij de hoek van het meer kwamen bleven ze staan en keken nieuwsgierig naar de woelige school vissen, die zich te goed deden aan de drijvende pop in het blauwe kostuum. Ze spraken Duits. Bond deed zijn uiterste best om zoveel mogelijk te kunnen verstaan.
Blofeld zei: ‘De piranha’s en de vulkanische modder zijn goede opruimers, want ze houden het park mooi schoon!’ ‘De zee en de haaien mogen er anders ook zijn.’ ‘Jawel, maar de haaien maken soms het werk niet helemaal af. Denk maar eens aan de spion, die we in de ondervragingskamer hadden. Zijn lichaam was nog vrij gaaf, toen ze hem aan de kust vonden. We hadden hem beter in het meer kunnen gooien. Die politieman uit Foekoeoka moet hier niet te vaak komen. De boeren in de omgeving zouden hem kunnen vertellen, hoeveel mensen over onze muur klimmen. Het zijn er veel meer dan het aantal, dat door de ambulances wordt afgehaald. Als het bezoek in dit tempo blijft stijgen komen er moeilijkheden. Uit de kranteknipsels, die Kono voor me vertaald heeft bhjkt, dat de pers al het idee heeft geopperd een openbaar onderzoek in te stellen.’
‘Wat moeten wij doen als het zover komt, lieber Ernst?” We zullen wel een ruime schadeloosstelling krijgen. Zodra we het geld hebben gaan we ergens anders heen. Er zijn nog meer landen waar we onze praktijk kunnen voortzetten. Overal zijn mensen die zelfmoord willen plegen. Het zal dan misschien wel nodig zijn de attracties wat uit te breiden om net zoveel mensen te krijgen als hier het geval is geweest. Jammer genoeg bestaat er geen ander volk, dat zo verzot is op zelfmoord als de Japanners. Ik denk bijvoorbeeld aan een mooie waterval met een aardig bruggetje, waar de mensen vanaf kunnen springen. Als we naar Brazilië of een ander Zuidamerikaans land gaan, moeten we deze mogelijkheid toch eens
verder uitwerken. In die landen wemelt het van de watervallen.’
‘Toch geloof ik dat onze oogst daar veel kleiner zou zijn.’ Het gaat niet zozeer om het getal dan wel om de gedachte die aan ons werk ten grondslag ligt, liebe Irma. Het is buitengewoon moeilijk iets te bedenken, dat uniek is in de geschiedenis van de wereld. Toch is het mij gelukt. Ook als de brug en de waterval per jaar slechts tien doden zouden opleveren, dan zou ik nog tevreden zijn, want het gaat in de eerste plaats om de instandhouding van onze principes.’ ‘Dat is waar. Je bent werkelijk een genie, lieber Ernst. Je hebt al bereikt, dat deze plaats de geschiedenis zal ingaan als een tempel des doods. De mensen lezen weliswaar de ficties van Poe, Lautréamont en de Sade, maar de werkelijkheid geworden fantasie kennen ze niet. Wij hebben ervoor gezorgd dat een sprookje tot realiteit geworden is. Een soort Disneyland voor de Doden, maar dan veel grootser en poëtischer opgezet.’ ‘Binnenkort zal ik mijn ervaringen op schrift stellen; misschien dat eens de dag komt waarop de wereld de man zal erkennen, die dit alles tot stand heeft gebracht. Deze man leeft nu nog in vergetelheid en wordt door sommigen’ -Blofeld schreeuwde het haast uit - ‘zelfs vervolgd. Er zijn mensen die niets hever zouden willen dan dat hij als een dolle hond werd neergeschoten. Het is dan ook een man die allerlei listen moet bedenken om in leven te kunnen blijven! Als ik de sporen niet zo goed had uitgewist dan zouden we weldra bezoek krijgen van spionnen, die opdracht hadden ons om het leven te brengen of ons te arresteren op beschuldiging van moord - ja, zo zijn hun krankzinnige wetten! Het is jammer genoeg zo, liebe Irma,’ zei hij met een stem die opeens veel rustiger en redelijker klonk, ‘dat we in een wereld van krankzinnigen leven, een wereld waarin waarachtige grootheid wordt beschouwd als een zonde. Kom! Het wordt tijd dat wij de andere ploegen opzoeken.’
Ze draaiden zich om en wilden hun wandeling langs het meer voortzetten toen Blofeld plotseling bleef staan en naar de
schuur wees. ‘Zie je dat de deur openstaat? Duizendmaal heb ik die kerels gezegd dat ze hem op slot moeten doen. Ze schijnen maar niet te begrijpen dat de schuur een prachtige schuilplaats is voor spionnen en vluchtelingen. Toch eens even kijken of er niemand in zit.’
Bond rilde. Hij maakte zich zo klein mogelijk en trok nog een paar zakken over zich heen. De voetstappen werden steeds luider. Nu stonden ze in de schuur. Bond voelde de man, diens speurende ogen en snuivende neusgaten. Plotseling hoorde hij een metaalachtig geluid en even later schudde zijn schuilplaats van de zware klappen die Blofeld met zijn zwaard uitdeelde. Keer op keer hoorde hij het wapen suizen en hij kromp ineen van pijn toen het zware metaal zijn rug raakte. Toen scheen Blofeld het genoeg te vinden want Bond hoorde dat hij de schuur verliet. Bond haalde bevrijd adem. Hij hoorde Blofeld roepen: ‘Er is niemand, maar herinner mij er aan dat ik Kono morgen een reprimande geef. De schuur moet opgeruimd worden en op de deur moet een nieuw stevig slot komen.’ Bond kon aan de voetstappen horen dat de twee in de richting van het oleanderbosje liepen. Hij kreunde en bevoelde zijn rug. Hoewel verscheidene zakken in tweeën geslagen waren, was de laag toch zo dik geweest dat hij geen letsel had opgelopen.
Bond richtte zich op en begon de schuilplaats te herstellen. Af en toe moest hij even stoppen, omdat zijn rug nogal pijn deed. Hij spuwde het stof van de zakken uit, nam een slok water uit zijn veldfles, keek door de spleet om zich te overtuigen dat er niemand in de buurt van de schuur liep en begon toen na te denken over de woorden die Blofeld had gesproken. De man was natuurlijk helemaal krankzinnig. Een jaar geleden zou Blofeld rustiger gepraat hebben en niet die idiote, opgewonden kreten hebben geslaakt. En wat was er overgebleven van zijn grote zelfvertrouwen en zijn koele, weloverwogen planning? Er scheen niet veel meer van over te zijn. Misschien was dit wel het gevolg van de grove blunders, die Blofeld bij zijn laatste acties had begaan, blunders, waarvoor eigenlijk
*
Bond verantwoordelijk was. Eén ding was overigens volkomen duidelijk — de schuilplaats moest hij opgeven/Vanavond moest het gebeuren. Voor de zoveelste maal dacht Bond aan het plan dat hij opgesteld had. Als hij het kasteel binnen kon dringen zou hij wel een manier vinden om Blofeld naar de andere wereld te helpen. Hij was er vrijwel zeker van dat hij zelf ook het slachtoffer zou worden. Dulce et decorum est… Wat kon het hem schelen! Maar toen moest hij opeens denken aan Kissy en kreeg hij het gevoel dat het leven hem toch nog wel iets te bieden had. Nu hij Kissy had leren kennen had het leven weer meer waarde voor hem gekregen - iets dat hij enige weken geleden nog voor onmogelijk had gehouden. Bond viel eindelijk in slaap, maar het was een rusteloze, lichte slaap, waarin hij weer droomde van dingen en schepsels die een spookwereld vertegenwoordigden.