14 Een gouden dag
Het ochtendgloren was een schitterende mengeling van pasteltinten, waarin blauw en geelgoud de boventoon voerden. Bond ging naar buiten om op het stoepje van het kleine vissershuisje zijn ontbijt op te eten, dat bestond uit bonen in gestremde melk, rijst en thee. Binnen waren de vrouwen bezig met allerlei huishoudelijke werkzaamheden. Hun vrolijke stemmen drongen kristalhelder tot hem door. Bond had de kamer gekregen, die alleen bij speciale gelegenheden gebruikt werd. Het was een kleine zitkamer met veel fafami-matten, een enkel meubelstuk én een kleine kooi, waarin een krekel zat te tsjirpen. ‘Dat is je gezelschap,’ had Kissy gezegd. In de kamer stond ook het relikwieënkastje van het gezin. Zijn foeton lag op de grond gespreid, en voor het eerst was het hem gelukt snel in slaap te vallen, ondanks het traditionele houten kussen, waarop zijn hoofd had moeten rusten. De vorige avond had hij een lang gesprek gevoerd met de vader van Kissy, een uitgemergelde oude man met een lange grijze baard, maar met een paar levendige ogen, die voortdurend twinkelden. Kissy had zijn verhalen over zijn avonturen met Tiger voor de oude vertaald. Ze hadden veel gelachen en Bond had al spoedig het gevoel gekregen, dat hij zich in dit huisje en bij deze mensen volkomen op zijn gemak zou voelen.
De priester had hen de raad gegeven om Bond als een lid van het gezin te behandelen, ondanks het feit dat hij er geheel andere manieren op nahield en uiterlijk nogal van hen verschilde. Kissy en haar ouders schenen hem echter erg graag te mogen. Toen het negen uur was had de vader hem verzocht even met hem mee te gaan naar de achterkant van het huisje, waar een klein hokje stond. In de vloer van het hokje zat
een gat en daarnaast lag een stapeltje krantepapier. Toen Bond dit gezien had was hij er helemaal van overtuigd, dat het leven op het eiland hem weinig praktische moeilijkheden zou bieden. Bij het licht van de flakkerende kaars, die de oude man vasthield, kon hij zien dat het hokje er net zo helder uitzag als het huis en dat er zelfs gelucht kon worden. Ze waren teruggegaan en toen had het niet lang meer geduurd of iedereen had zijn eigen foeton opgezocht. Bond sliep die nacht als een roos.
Bond had juist zijn rijstkommetje neergezet toen Kissy naar buiten kwam. Ze droeg een lang wit katoenen hemd; haar ravezwarte krullen werden bijeengehouden door een witte band. In haar hand had ze de loden gewichten en de puntige hamer, die eigenlijk meer op een klein houweel leek. Het enige wat naakt was, waren haar armen en voeten. Het kan zijn dat de ogen van Bond een uitdrukking van teleurstelling kregen, in ieder geval begon ze vrolijk te lachen. Toen zei ze: ‘Dit is onze ceremoniële duikdracht, die we alleen gebruiken in de aanwezigheid van belangrijke vreemdelingen. De kannoesji-san heeft gezegd dat ik deze duikdracht moet dragen, zolang u met mij meegaat. U moet natuurlijk goed begrijpen dat ik dit uit respect voor u moet doen.’ ‘Kissy, ik geloof dat je jokt. De waarheid zal wel zijn dat je bang bent dat je naaktheid mij op slechte gedachten zal brengen. Maar daar hoef je helemaal niet bang voor te zijn. Ik stel het overigens op prijs dat je mijn gevoeligheid wil ontzien. Zo, en dan moesten we nu maar eens aan de slag gaan. Vandaag worden er meer awabi’s gevangen dan ooit. Hoeveel moeten we er hebben om van een goede vangst te kunnen spreken?’
‘Een stuk of vijftig. Honderd zou natuurlijk helemaal prachtig zijn. Maar jij moet er in de eerste plaats voor zorgen, dat de boot rustig door het water gaat en ik niet verdrink. En vergeet vooral niet aardig te zijn voor David.’ ‘Wie is David?’ vroeg Bond die zich plotseling jaloers voelde, omdat hij dit meisje niet voor zich alleen scheen te hebben.
‘Wacht maar af.’ Ze ging naar binnen en kwam enkele minuten later naar buiten met een tonnetje van balsahout en een flinke tros touw. Ze gaf de tros aan Bond, zette het tonnetje tegen haar heup en volgde het paadje, dat Bond eerder in de ochtend voor het huis gezien had. Het paadje shngerde zich in de richting van de zee en na tien minuten lopen kwamen ze bij een kleine kreek waarin een roeiboot lag, die bedekt was met droge biezen om het houtwerk tegen de felle zonnestralen te beschermen. Bond trok de boot op het kleine kiezelstrandje, verwijderde de biezen en trok het vaartuig, dat een stabiele indruk maakte en rustig in het glasheldere water van de kreek lag, naar zee, waar hij het touw en het tonnetje aan boord bracht. Kissy was intussen naar de andere kant van de kreek gelopen en bezig een touw los te maken van een van de grote stenen, die achter op het strandje lagen. Ze haalde het touw langzaam in en floot daarbij zachtjes tussen de tanden; het klonk als een lokfluitje. Tot zijn grote verbazing zag Bond opeens een zwarte aalscholver door het water van de kreek schieten. Zodra het dier vaste grond onder de poten had waggelde het met gekromde hals en luid sissend op Kissy af. Het meisje bukte zich, streek het dier over de glanzende veren en gaf het allerlei lieve naampjes. Toen liep ze naar de boot; de vogel, die aan het touw zat, kwam waggelend achter haar aan. Hij gunde Bond geen blik, maar sprong over de rand van de boot en zocht een plaatsje bij de punt, waar hij zo hevig met zijn vleugels begon te slaan, dat de druppels naar alle kanten vlogen. Vervolgens streek hij zich met zijn kromme snavel over de zachte borstveren, en toen hij vond dat hij voldoende toilet gemaakt had, ging hij zitten en staarde met zijn groenblauwe kraalogen naar de horizon. Kissy klom in de boot en ging zitten tussen de gespreide benen van Bond, die de zware spanen op de dol plaatste en met krachtige, regelmatige slagen noordwaarts roeide. Tussen de bedrijven door had hij kunnen zien dat het touw eindigde in een kleine, metalen ring, die precies om de nek van de aalscholver paste. Opeens schoot het hem te binnen,
dat hij een van de vogels aan boord had, die in Japan worden afgericht om vis te vangen. Toen hij Kissy hierover vroeg zei ze: ‘Ik heb hem drie jaar geleden gevonden. Hij lag op het strand en was helemaal bedekt met vette stookolie. Ik nam hem mee naar huis, verwijderde de olie en besloot hem te houden. Ik richtte hem af voor de visvangst; vandaar die ring. Het is al de derde, want naarmate hij groeide moest ik de ring enkele malen door een iets grotere vervangen. De ring die hij nu om heeft is zo groot, dat hij de kleine vissen kan doorslikken, maar de grote niet. Hij houdt deze tussen de snavel en brengt ze bij mij. Het is een erg lief en gewillig dier en daarom geef ik het als beloning soms een stukje grotere vis. We zwemmen en duiken dikwijls samen. Ik ben blij met zijn gezelschap, want het kan beneden soms erg griezelig zijn, vooral als het somber weer is. Jij moet de lijn vasthouden en voor hem zorgen zodra hij aan de oppervlakte komt. Hij zal vandaag wel erg hongerig zijn, want hij is drie dagen lang niet in actie geweest, omdat mijn vader niet mocht roeien. Ik ben mee geweest met de boot van een vriendin. Wat een geluk dat jij bij ons gekomen bent.’ ‘Dus dit is David?’
‘Ja. Ik heb hem genoemd naar de enige man in Hollywood, die ik werkelijk mocht. Het was toevallig ook een Engelsman, namelijk David Niven, de beroemde acteur en producer. Heb je wel eens van hem gehoord?’
‘Natuurlijk. Het zal me een genoegen zijn David af en toe een flink stuk vis te geven, al was het alleen maar om de grote waardering, die ik voor zijn peetvader heb.’ Bond kreeg het steeds warmer en het zweet liep in druppeltjes van zijn gezicht en borst. Kissy maakte de haarband los en veegde de druppeltjes voorzichtig weg. Haar gezicht, met de amandelogen, het kleine neusje en de perzikenmond was vlak bij het zijne. Ze had geen make-up gebruikt en kon er ook best buiten, want haar gave huid had een natuurlijke roze kleur, die vermengd was met het goudbruin, waar de zon voor had gezorgd. Ze had donker haar, maar Bond ontdekte
hief en daar ook een streep goudbruin. Het lag in mooie glanzende golven om haar hoofdje; van voren hing het tot even boven de natuurlijk gevormde wenkbrauwen. Ze had regelmatige tanden, die gelukkig niet zo erg naar voren stonden als bij zoveel andere Japanse meisjes. Haar armen en benen waren langer en minder gespierd dan bij haar sekse-genoten. De vorige dag had Bond kunnen zien dat haar borsten rond en stevig waren en dat ze een licht welvende buik had. Ze was inderdaad prachtig gebouwd; haar figuur kon wedijveren met dat van de dansmeisjes, die hij in de cabarets van Tokio gezien had. Maar haar handen en voeten waren ruw en zaten vol littekens; de nagels waren gebroken. Bond vond dit helemaal niet erg. Ama betekent ‘zee-meisje’ of ‘zee-man’, en Kissy droeg de sporen van haar werk met een zekere trots. Wat Bond het meest opviel was dat de dagelijkse aanraking met het zoute zeewater haar huid niet had bedorven; integendeel bij niemand anders had hij ooit een mooiere en gezondere huid gezien. Wat Bond vooral beviel waren de charme en de directheid van haar ogen en haar natuurlijke houding. Het scheen hem toe dat er niets mooiers was dan de rest van zijn leven aan haar zijde te mogen doorbrengen, haar dag in dag uit naar de horizon te roeien en na het werk met haar naar het kleine, propere huisje terug te gaan. Maar hij zette deze gedachten onmiddellijk weer van zich af. Over twee dagen was het volle maan en zou hij geconfronteerd worden met de harde werkelijkheid, met het moeilijke, smerige leven dat hij bewust gekozen had. Doch juist daarom moest hij van de beide komende dagen maken wat er van te maken was en zich met niets anders bezighouden dan met Kissy, David, de boot en de zee. Het moesten gelukkige dagen worden, met een rijke oogst aan awabi’s.
Kissy zei: ‘Nu duurt het niet lang meer. Je hebt heel goed geroeid.’ Ze wees naar rechts, waar de andere boten van de Ama-vloot op de golven dansten. ‘Ze proberen allemaal het beste plekje te vinden. Wij gaan vandaag vissen op een ondiepte, waar veel zeegras groeit. Waar zeegras is zijn ook
awabi’s, want het is hun voedselplant. De diepte bedraagt ongeveer twaalf meter, maar ik kan wel een minuut onder water blijven, wat voldoende tijd is om twee of drie awabi’s te pakken… wanneer ik ze althans kan vinden. Dat is niet gemakkelijk, want ze zijn vrijwel onzichtbaar door het hoge zeegras. Ik probeer het meestal op de tast. Ze zitten stevig vast aan de stenen en moeten daarom met behulp van dit gereedschap losgemaakt worden. Als ik een paar maal gedoken heb moet ik uitrusten, en mag jij het van me overnemen. Zou je dat willen? Ze hebben me verteld dat je goed kunt zwemmen. Ik heb vaders duikbril meegenomen. Kijk maar. De bolletjes, die je aan beide kanten van de bril ziet, moeten net zolang ingedrukt worden totdat de bril goed voor je ogen zit en geen water meer naar binnen kan dringen. Ik denk niet dat je de eerste keer lang beneden zult kunnen blijven, maar ik geloof stellig dat het de volgende keer een stuk beter zal gaan. Hoe lang blijf je op Koero?’ ‘Maar een dag of twee, drie.’
‘O, dat vind ik jammer. Dan raken David en ik onze bootsman al weer gauw kwijt.’
‘Tegen die tijd zal je vader misschien wel beter zijn.’ ‘Mogelijk. Ik zou hem eigenlijk naar een van de vulkanische kuurinrichtingen op het vasteland moeten sturen. Als hij niet beter wordt dan zal ik met een van de jongens van Koero moeten trouwen. Jammer genoeg is de keuze-mogelijkheid niet erg groot. Omdat-ik nogal wat geld heb overgehouden van mijn werk in Hollywood bestaat bovendien de kans dat de man die met mij wil trouwen, in werkelijkheid alleen maar uit is op mijn geld. Dat zou ik verschrikkelijk vinden. De meeste mannen tonen hun ware aard pas nadat ze getrouwd zijn, en dan is het natuurlijk te laat’ ‘Waarom ga je niet weer filmen?’
Ze keek hem fel aan en antwoordde: ‘Nooit. Ik haat dat werk. Als ik nog denk aan dat gemene stelletje in Hollywood. Omdat ik een Japanse ben dachten ze dat ik een soort dier was, waarvan iedereen gebruik kon maken. Alleen Niven heeft mij fat—
soenlijk behandeld.’ Ze schudde verontwaardigd het hoofd. ‘Nee, ik blijf op Koero. De goden zullen mijn problemen wel oplossen.’ Ze glimlachte even. ‘Dat hebben ze vandaag ook gedaan.’ Ze tuurde over de wijde watervlakte voor haar en zei: ‘Nog honderd meter.’ Ze stond op, bond het touw om haar middel en zette de duikbril op. ‘Houd vooral de lijn goed strak. Als je een ruk voelt begin je in te halen. Dat is niet gemakkelijk, maar ik beloof je dat ik je rug zag masseren, zodra we weer thuis zijn. Ik kan heel goed masseren. Vraag het maar aan mijn vader. Nu!’
Bond was blij dat hij de roeispanen kon laten rusten. David, die achter hem zat, stond op, stak zijn lange hals naar voren en begon ongeduldig te sissen. Kissy maakte het houten ton-• netje met een stuk touw aan de boot vast en wierp het overboord. Toen stapte ze over de rand en liet zich rustig in het water ghjden. Ze klemde de lange witte jurk tussen haar knieën om te voorkomen dat er een luchtbel zou ontstaan, waardoor ze zou blijven drijven. David dook haar achterna en was onmiddellijk verdwenen. De tros, die naast Bond op het bankje lag, werd snel kleiner. Hij greep de lijn waar Kissy aan vastzat en stond op. Al zijn spieren deden hem pijn. Kissy deed de duikbril voor haar ogen en stak haar hoofd onder water. Toen trok ze het terug, glimlachte en riep: ‘Ik geloof dat we een mooi plekje uitgezocht hebben.’ Ze ging op haar rug liggen en zoog de longen vol met lucht. Ze wuifde even naar Bond en was de volgende seconde verdwenen. Bond zorgde ervoor dat de lijn vrijliep en keek tegelijk op zijn horloge. Plotseling zag hij David aan de oppervlakte verschijnen; de vogel had een vis van ongeveer een half pond tussen de snavel. Rotvogell Bond had nu geen tijd om zich om hem te bekommeren. De lijn die het enige contact vormde tussen Kissy en hemzelf, had al zijn aandacht nodig. Het was alsof de aalscholver de gedachten van de vreemde man geraden had, want met een blik vol verachting liet hij de vis in het drijvende tonnetje vallen en schoot opnieuw naar beneden. Vijftig seconden! Zodra hij de ruk aan het touw voelde begon
hij zenuwachtig in te halen. Hij keek in het water en zag een witte schim, die steeds duidelijker vormen kreeg. Even later lag Kissy aan de oppervlakte. Ze hield haar hand op waarin twee dikke awabi’s lagen en zwom naar het tonnetje waarin ze de schelpdieren deponeerde. Toen greep ze de rand van de boot en bleef rustig drijven om weer op adem te komen. Bond zag haar mooie, stevige borsten, die nauwelijks verhuld werden door de natte, dunne stof van haar duikjurk. Ze glimlachte tegen hem, haalde diep adem en dook opnieuw. Zo ging het een vol uur. Bond wist nu wat hij moest doen en had zelfs tijd om naar de boten te kijken, die in de buurt lagen en een langgerekte keten vormden. Een van de boten lag niet meer dan honderd meter verder en Bond kon het naakte, gouden lichaam van de jongeman die aan boord was, duidelijk zien. Hij hoopte vurig dat hij geen al te slecht figuur zou slaan als het zijn beurt was om te duiken. Saké en sigaretten! Bepaald geen middelen om iemand in goede conditie te brengen!
De hoeveelheid awabi’s in het tonnetje groeide gestaag en er was ook al veel vis. Bond pakte er af en toe een en stopte hem in de bek van David. Eenmaal het hij een vis tussen zijn vingers doorglippen, zodat de vogel het water in moest om hem opnieuw te vangen. De aalscholver keek hem nog vernietigender aan dan eerst.
Kissy kwam voor de laatste maal boven en klom in de boot. Ze deed haar bril af en ging zitten uithijgen. Na enkele minuten keek ze Bond aan en lachte vrolijk. ‘Eenentwintig. Heel behoorlijk. En nu moest jij maar eens kijken hoe het daar beneden is. Hier zijn de gewichten en de bril. Vergeet ook de hamer niet. Je mag niet langer dan een halve minuut onder blijven. Geef me je horloge. Zorg ervoor dat je mijn tegane -dat is de hamer - niet verliest, want dan kunnen we er voor vandaag wel mee uitscheiden.’
Bond’s eerste duikpoging was niet best. Hij ging te traag naar beneden en had nauwelijks tijd om tussen het zeegras en de pollen Posidonia te zoeken. Hij voelde dat het touw om zijn
middel strak werd getrokken en wist dat Kissy hem naar boven zou trekken. Zijn longen piepten als een slecht geoliede machine. In die korte tijd had hij toch kans gezien een veelbelovend plekje te vinden, en bij de tweede poging zwom hij er onmiddellijk naar toe. Zijn handen zochten tussen het zacht wuivende gras en even later voelde hij een schelp. Maar voordat hij de kans kreeg hem los te maken werd hij weer opgehaald. De derde maal was het echter raak en Kissy lachte uitbundig toen hij de awabi met een trots gebaar in het tonnetje legde. Hij bleef nog een halfuurtje actief, maar kreeg toen zoveel ademnood en last van de kou, dat hij moest stoppen. Samen met David kwam hij naar boven; op de laatste meters schoot de slanke vogel hem als een zwarte raket voorbij. Toen Bond zijn vijfde en laatste awabi in het tonnetje deponeerde, pikte de aalscholver hem met de snavel voorzichtig in het haar. Het was alsof het dier hem op deze manier zijn waardering wilde tonen.
Kissy was verrukt. Zodra hij in de boot geklommen was pakte ze een bruine kimono van ruwe stof en begon hem af te drogen. Bond wilde iets vriendelijks zeggen, maar hij kon geen woord uitbrengen, zo hijgde hij. Toen ze met hem klaar was trok ze het tonnetje over de rand en stortte de inhoud voor zijn voeten. Ze pakte een scherp mes, waarmee ze een van de grootste vissen doorsneed en beide stukken aan de aalscholver voerde, die vol verwachting op het bankje naast Bond heen en weer had zitten schuifelen. De vogel slikte de stukken gulzig door en begon toen zijn vleugels glad te strijken. Een kwartiertje later aten ze de meegebrachte lunch, die bestond uit rijst, vis en gedroogd zeegras, dat een beetje naar spinazie smaakte. Toen werd er gerust, waarna ze weer aan het werk gingen. Toen het vier uur was en er een koele bries opstak, die de zonnewarmte verdreef, vonden ze het genoeg. Kissy trok enkele malen aan de lijn waar David aan vastzat, en even later kwam de vogel aan de oppervlakte. Hij sloeg de vleugels uit, verhief zich uit het water, cirkelde enkele malen boven de boot en kwam naar beneden. Hij ging naar
zijn plaatsje in de punt van de boot, waar hij opnieuw de vleugels uitsloeg om ze goed te laten drogen. Kissy trok heel zedig de bruine kimono aan en begon zich af te drogen. Vol trots zei ze, dat ze vijfenzestig awabi’s gevangen hadden, waarvan Bond er tien - een mooie hoeveelheid voor een beginneling - voor zijn rekening had genomen. Bond voelde zich vreemd gelukkig en keek zwijgend naar het eiland, dat steeds dichterbij kwam. Hij voelde zich als een Schotse vissershulp, die het op zijn eerste werkdag toch maar fantastisch goed gedaan had en blij was met het complimentje van de baas.
Zijn handen zaten vol blaren, zijn rug leek murw geknuppeld en zijn schouders waren verbrand door de zon, maar hij had een grote troost - het besef dat hij zijn body in conditie moest brengen om het zware karwei dat hem wachtte, tot een goed einde te brengen. De blik die Kissy hem soms toewierp, had geen betere beloning voor zijn eerste poging kunnen zijn. Haar ogen waarin de laagstaande zon weerkaatste, fascineerden hem, want nu eens leken ze zachtbruin en dan opeens weer op gouden sterren. De stip werd een klomp, de klomp een eiland, en eindelijk waren ze thuis.