TIEN






Ik herinner me het jaar 1969 uitsluitend als een hopeloos moeras. Een drassig moeras dat zo diep en zwaar aan mijn schoenen zoog dat ik bij elke stap vreesde ze te verliezen. Ik probeerde uit alle macht vooruit te komen te midden van deze drab. Voor me of achter me was niets te zien. Alleen dit donkere moeras strekte zich uit zo ver het oog reikte.

Ook de tijd verliep strompelend. Hij hield gelijke tred met mijn stappen. De mensen om me heen gingen wel degelijk vooruit, alleen ik en mijn tijd bleven in dit moeras voortploeteren. De wereld om me heen maakte grote veranderingen door. John Coltrane ging dood, en nog veel meer mensen. Er was een roep om verandering. Die leken ook vrijwel binnen handbereik. Maar die gebeurtenissen waren niet meer dan een betekenisloze, substantieloze achtergrond. Ik sleet mijn dagen zonder op of om te kijken. Het enige in mijn blikveld was dat oneindig uitgestrekte moeras. Ik zette een stap met mijn rechterbeen, tilde mijn linkerbeen op, dan weer mijn rechterbeen. Zonder enige zekerheid waar ik me bevond en zonder enig vertrouwen dat ik de goede kant op ging. Ik bleef gewoonweg de ene stap na de andere zetten omdat ik toch ergens heen moest.

Ik werd twintig en de herfst ging over in de winter, maar mijn leven veranderde niet noemenswaardig. Ik ging zonder enige belangstelling naar de universiteit, had drie dagen per week mijn baantje, herlas zo nu en dan De grote Gatsby, op zondag deed ik de was en schreef ik Naoko een lange brief. Af en toe ging ik samen met Midori uit eten of naar de dierentuin of naar de film. De verkoop van boekhandel Kobayashi was voorspoedig verlopen. Midori en haar zus hadden een tweekamerappartement gehuurd vlak bij Myogadani. Midori zei dat ze er weer weg zou gaan als haar zus ging trouwen en dan zelf een flat zou huren. Ze nodigde me uit om een keer te komen eten. Het was een mooi, zonnig appartement en het leek Midori daar stukken beter te bevallen dan boven boekhandel Kobayashi.

Nagasawa vroeg me een paar keer of ik met hem mee uitging, maar ik sloeg elke keer af met een smoesje. Niet dat ik geen zin had om met iemand te vrijen. Maar als ik alleen al dacht aan de hele heisa - 's avonds gaan drinken in de stad, een geschikt meisje zoeken, een praatje beginnen, naar een hotel gaan -, had ik er alweer genoeg van. Ik had ontzag voor Nagasawa, die er maar mee doorging zonder het moe te worden. Misschien kwam het ook door wat Hatsumi had gezegd. In ieder geval maakte het me gelukkiger om aan Naoko te denken dan naar bed te gaan met een dom wicht van wie ik niet eens wist hoe ze heette. De herinnering aan Naoko's vingers die me midden in het weiland hadden laten klaarkomen stond me nog levendig voor de geest.

In het begin van december schreef ik haar een brief om te vragen of het goed was als ik haar in de wintervakantie opzocht. Het antwoord kwam van Reiko. Ze schreef dat ze heel blij waren dat ik kwam en er erg naar uitzagen. Dat zij in Naoko's plaats antwoordde kwam doordat het Naoko nu niet zo goed afging om een brief te schrijven. Maar ik moest me geen zorgen maken. Het was niet omdat het niet goed met haar ging. Het was gewoon een soort golf.

Toen de wintervakantie aanbrak, propte ik mijn spullen bij elkaar in mijn rugzak, trok mijn sneeuwschoenen aan en reisde af naar Kioto. Inderdaad was het met sneeuw overdekte landschap prachtig, zoals de maffe dokter had gezegd. Net als de vorige keer logeerde ik twee nachten bij Naoko en Reiko. De drie dagen verliepen in grote lijnen hetzelfde als tevoren. Na zonsondergang speelde Reiko gitaar en praatten we met z'n drieën. In plaats van te picknicken maakten we dit keer een langlauftocht. Tóen ik een uur lang op ski's door de bergen had gelopen, was ik buiten adem en bezweet. Ook hielpen we net als iedereen met sneeuwvegen. De maffe dokter Miyata kwam bij het avondeten weer bij ons aan tafel zitten en legde ons dit keer uit waarom bij de hand de middelvinger langer is dan de wijsvinger en het bij de voet precies andersom is. Poortwachter Omura begon weer over het varkensvlees in Tokio. Reiko was heel blij met de platen die ik voor haar had meegenomen. Van een aantal nummers schreef ze de muziek uit en die probeerde ze te spelen op de gitaar.

Naoko was een stuk zwijgzamer dan eerst. Wanneer we met z'n drieën waren, deed ze nauwelijks een mond open en zat ze alleen maar glimlachend op de bank. Reiko praatte des te meer. 'Let er maar niet op,' zei Naoko. 'Het is gewoon een fase. Ik vind het veel leuker om naar jullie te luisteren dan om zelf te praten.'

Toen Reiko onder het mom van een boodschap wegging, doken Naoko en ik samen in bed. Ik kuste zacht haar hals, haar schouders en haar borsten, en net als de vorige keer trok Naoko me af. Nadat ik was klaargekomen, sloeg ik mijn armen om haar heen en zei haar dat het gevoel van haar vingers me deze twee maanden de hele tijd was bijgebleven. En dat ik me aftrok terwijl ik aan haar dacht.

'Ben je niet met iemand anders naar bed geweest?' vroeg Naoko.

'Nee,' zei ik.

'Nou, dan heb je hier nog iets om aan terug te denken,' zei Naoko. Ze boog zich voorover, drukte zachtjes haar lippen op mijn penis, nam hem vervolgens in haar warme mond en liet haar tong eroverheen kruipen. Naoko's lange haar lag op mijn onderbuik en schudde zachtjes mee met de beweging van haar tong. Ik kwam voor de tweede keer klaar.

'Kun je dat onthouden?' vroeg Naoko na afloop.

'Natuurlijk,' zei ik. 'Ik zal het altijd onthouden.' Ik ging naast Naoko liggen, schoof mijn hand onder haar ondergoed en probeerde haar vagina te strelen, maar die was droog. Naoko schudde haar hoofd en ze trok mijn hand weg. Een tijdlang lagen we zonder iets te zeggen tegen elkaar aan.

‘Ik denk dat ik na dit schooljaar wegga van de campus en ergens een kamer zoek,' zei ik. 'Het leven daar begint me steeds meer tegen te staan. Zolang ik er een baantje bij heb, moet het wel lukken. Wil je niet bij me komen wonen? Het aanbod staat nog steeds.'

'Dankjewel. Ik ben ontzettend blij dat je dat zegt,' zei Naoko.

'Niet dat ik het hier slecht vind,' zei ik. 'Het is rustig, de omgeving is prachtig, Reiko is een fantastisch mens. Maar dit is geen plek om lang te blijven. Het is hier iets te apart om er lang te zijn. Hoe langer je hier bent, hoe moeilijker het wordt om te vertrekken, lijkt me zo.'

Naoko zei niets en wendde haar blik naar buiten. Daar was niets dan sneeuw te zien. De sneeuwwolken waren zwaar en hingen zo laag dat er nog maar een klein reepje lucht over was tussen de wolken en de met sneeuw bedekte wereld. 

'Denk er maar rustig over na,' zei ik. 'In ieder geval verhuis ik tegen het eind van maart. Dus als je bij me wilt komen wonen, kun je altijd bij me terecht.'

Naoko knikte. Ik sloeg zacht mijn armen om haar heen, alsof ik een breekbaar glazen voorwerp vasthield. Zij sloeg haar armen om mijn hals. Ik was naakt en zij droeg alleen een klein wit slipje. Haar lichaam was prachtig en ik had er de hele tijd naar kunnen blijven kijken zonder er genoeg van te krijgen.

'Waarom zou ik niet nat worden?' zei Naoko zacht. 'Het is echt alleen die ene keer gebeurd. Op mijn twintigste verjaardag in april. Die avond met jou. Wat is er mis met me?'

'Dat is puur psychologisch en te zijner tijd komt het wel goed. Het heeft geen haast.'

'Al mijn problemen zijn puur psychologisch,' zei Naoko. 'Stel dat ik mijn hele leven niet nat word en niet tot seks in staat ben, zou je dan van me kunnen blijven houden? Zou je dat uithouden, met alleen maar aftrekken en pijpen? Of zou je toch voor de seks met andere vrouwen gaan vrijen?'

'Ik ben van nature optimistisch,' zei ik.

Naoko kwam overeind, schoof een T-shirt over haar hoofd, deed er een flanellen blouse over en trok een spijkerbroek aan. Ik kleedde me ook aan.

'Laat me er rustig over nadenken,' zei Naoko. 'En denk jij er ook rustig over na.'

'Dat doe ik,' zei ik. 'Wat kun je trouwens geweldig pijpen.'

Naoko bloosde een beetje en glimlachte. 'Dat vond Kizuki ook.'

'Kizuki en ik waren het vaak met elkaar eens,' zei ik, en ik lachte.

We dronken koffie tegenover elkaar aan de keukentafel en praatten over vroeger. Ze was zover dat ze over Kizuki kon praten. Met grote pauzes en zorgvuldig haar woorden kiezend praatte ze over hem. Het sneeuwde af en toe, maar in de drie dagen dat ik er was klaarde de lucht geen enkele keer op. Bij het afscheid zei ik dat ik van plan was in maart weer te komen. Ik omarmde Naoko met dikke jas en al aan en zoende haar. 'Tot ziens,' zei ze.


Het werd 1970, een jaar met een heel nieuwe klank. Toen kwam er definitief een einde aan mijn tienerjaren. Er lag weer een heel nieuw moeras aan mijn voeten. De eindejaarstentamens kwamen en ik haalde ze zonder al te veel moeite. Omdat ik toch niets te doen had, ging ik elke dag naar college en dat was voldoende om zonder al te veel te blokken te slagen.

Op de campus dienden zich een paar problemen aan. Een paar lieden die actief waren in een radicale groepering hadden op de campus een arsenaal aan helmen en ijzeren pijpen verstopt en dat leidde tot schermutselingen met de studenten van de sportclub van het campushoofd. Twee mensen raakten gewond en zes werden er van de campus gezet. Dit incident bleef nog lang nasmeulen en bijna dagelijks waren er wel kleine ruzies. De sfeer was geladen en iedereen was op zijn hoede. Ook ik dreigde in de nasleep klappen te krijgen van de jongens van de sportclub, maar Nagasawa kwam tussenbeide en wist de zaak glad te strijken. Hoe dan ook, het werd tijd om de campus te verlaten.

Toen de tentamens vrijwel achter de rug waren, ging ik serieus op zoek naar een appartement. Na een week vond ik een geschikte kamer in een buitenwijk van Kichijoji. Het was een beetje lastig te bereiken, maar daar stond tegenover dat het vrijstaand was. Het was echt een mazzeltje. Het was een soort prieeltje of tuindershuisje in een hoek van een groot terrein. Het was afgescheiden van het hoofdgebouw door een behoorlijk verwaarloosde tuin. De verhuurders gebruikten de vooringang en ik de zijingang, zodat ik volledige privacy had. Het huisje bestond uit één kamer, een kleine keuken, een toilet en achter schuifdeuren zat een onwaarschijnlijk diepe kast. Er was zelfs een veranda aan de tuinkant. Ik mocht het huren op voorwaarde dat ik zou vertrekken als de kleinzoon van de verhuurder volgend jaar naar Tokio zou komen. Daardoor was de huur ook relatief laag. Het werd me verhuurd door een innemend ouder echtpaar, dat me verzekerde dat ik mijn gang kon gaan omdat ze niet moeilijk waren.

Nagasawa hielp me verhuizen. Hij had van iemand een busje geleend, laadde mijn spullen in en gaf me zoals hij beloofd had zijn koelkast, zijn tv en zijn grote thermoskan cadeau. Ik kon ze goed gebruiken. Twee dagen later verliet hij zelf ook de campus en verhuisde naar een appartement in Mita.

'Nou, ik denk dat we elkaar voorlopig niet zien,' zei hij bij het afscheid. 'Het beste. Ik heb trouwens het gevoel dat we elkaar ooit wel weer ergens tegen zullen komen.'

'Daar verheug ik me op,' zei ik.

'Trouwens, die keer dat we ruilden was het lelijke meisje veel lekkerder.'

'Mee eens,' zei ik lachend. 'Maar Nagasawa, je moet beter op Hatsumi passen. Goede mensen als zij zijn er niet veel en ze is kwetsbaarder dan ze eruitziet.'

'Ja, ik weet het,' knikte hij. 'Daarom dacht ik eerlijk gezegd dat het het beste zou zijn als jij haar van me zou overnemen. Jullie passen goed bij elkaar.'

'Doe even normaal!' zei ik perplex.

'Grapje!' zei Nagasawa. 'Nou, het ga je goed. Je zult nog wel genoeg voor je kiezen krijgen, denk ik zo. Maar je bent behoorlijk koppig, dus je slaat je er vast wel doorheen. Mag ik je een advies geven?'

'Ga je gang.'

'Je moet geen medelijden met jezelf hebben,' zei hij. 'Dat is voor sukkels.'

'Ik zal eraan denken,' zei ik. We gaven elkaar een hand en hier scheidden onze wegen. Hij naar een nieuwe wereld en ik terug naar mijn moeras.


Drie dagen na mijn verhuizing schreef ik Naoko een brief. Ik beschreef mijn nieuwe huis, hoe opgelucht en blij ik was dat ik aan de strubbelingen op de campus was ontsnapt en dat ik verlost was van die vervelende lui met hun vervelende acties. Ik schreef haar dat ik hier met een nieuw gevoel aan een nieuw leven wilde beginnen.


Mijn raam kijkt uit over een grote tuin die de katten uit de buurt gebruiken als hangplek. Als ik niets te doen heb, vind ik het heerlijk om op de veranda naar ze te liggen kijken. Ik weet niet hoeveel het er zijn, maar in ieder geval zijn het er veel. Ze liggen met z'n allen te zonnebaden. Zij leken er eerst niet zo van gecharmeerd dat ik hier was komen wonen, maar toen ik oude kaas voor ze neerzette, waren er toch een paar die dichterbij kwamen en ervan aten. Waarschijnlijk worden we na verloop van tijd goede maatjes. Er is een gestreepte kater bij die zo sprekend op het hoofd van de campus lijkt, dat ik elk moment verwacht dat hij in de tuin een vlag gaat hijsen. Ik zit nu wel iets verder weg van de universiteit, maar volgend studiejaar heb ik 's ochtends veel minder colleges en ik denk niet dat het een groot probleem is. Het is misschien zelfs wel goed, omdat ik in de trein alle tijd heb om te lezen. Nu moet ik alleen nog in de buurt van Kichijoji een eenvoudig baantje zien te vinden voor drie of vier keer in de week. Als dat voor elkaar is, kan ik weer terug naar mijn leven met een opgedraaide veer.

Ik wil niet op de conclusie vooruitlopen, maar de lente is een geschikt seizoen om iets nieuws te beginnen en misschien is het een goed idee als we vanaf april kunnen gaan samenwonen. Als het goed gaat, kun je misschien je studie weer oppakken. Mocht je er problemen mee hebben om samen te wonen, dan kunnen we ook voor jou een appartement hier in de buurt zoeken. Het belangrijkste is dat we altijd dicht bij elkaar zijn. Het hoeft natuurlijk niet in de lente te zijn. Als je de zomer beter vindt, dan is in de zomer ook goed. Geen probleem. Kun je me alsjeblieft laten weten hoe jij hierover denkt?

Ik ben van plan om de komende tijd serieus wat bij te verdienen om de kosten van de verhuizing te dekken. Het kost behoorlijk wat om op jezelf te gaan wonen. Ik moet toch pannen en servies en dergelijke hebben. Maar in maart heb ik vakantie en dan wil ik je beslist komen opzoeken. Laat je me weten wanneer het schikt? Dan pas ik mijn plannen daaraan aan. Ik verheug me erop je weer te zien en wacht op je antwoord.


De volgende dagen kocht ik allerlei spullen die ik nodig had en begon thuis eenvoudige maaltijden voor mezelf te koken. Bij een houthandel in de buurt kocht ik planken, liet ze op maat zagen en maakte er een bureau van. Ik besloot het voorlopig ook als eettafel te gebruiken. Ook maakte ik een keukenrekje en kocht kruiderijen. Een wit katje van zo'n zes maanden oud kwam vaak bij me aan en at op den duur bij me. Ik noemde haar Meeuw.

Toen ik zover op orde was, ging ik de stad in en nam een baantje aan bij een schilder. Twee weken aan één stuk werkte ik als schildershulpje. Het salaris was goed, maar het werk was verschrikkelijk en ik werd duizelig van de oplosmiddelen. Als het werk erop zat, at ik iets bij een goedkoop restaurantje, dronk een biertje, ging naar huis, speelde met de kat en viel vervolgens in slaap alsof ik dood was. Zo gingen twee weken voorbij, maar er kwam nog altijd geen antwoord van Naoko.

Halverwege mijn schilderwerk moest ik opeens aan Midori denken. Ik realiseerde me dat ik al drie weken geen contact meer met haar had gehad en haar zelfs niet had laten weten dat ik was verhuisd. Ik had haar wel gezegd dat ik overwoog te verhuizen. Ze had toen 'O', gezegd en daar was het bij gebleven.

Ik ging naar een telefooncel en draaide haar nummer. Iemand -waarschijnlijk haar zus - nam op. Toen ik mijn naam had gezegd, zei ze: 'Wacht even.' Maar hoe ik ook wachtte, Midori kwam niet aan de lijn.

'Nou, Midori is heel boos en ze zegt dat ze niet met je wil praten,' zei de vrouw die waarschijnlijk haar zus was. 'Je bent toch verhuisd zonder haar iets te laten weten? Gewoon verdwenen zonder te zeggen waarheen? Daar is ze heel boos over. En als ze eenmaal boos is, dan gaat dat doorgaans niet meer over. Net als bij een dier.'

'Kan ze niet aan de telefoon komen, zodat ik het kan uitleggen?'

'Ze hoeft geen uitleg te horen, zegt ze.'

'Kan ik het misschien aan jou uitleggen zodat jij het aan Midori door kunt geven? Het spijt me natuurlijk dat ik jou ermee opzadel.'

‘Ik heb het daar niet zo op,' zei de vrouw die waarschijnlijk de zus van Midori was, en ze klonk alsof ze op het punt stond op te hangen. 'Leg het haar zelf maar uit. Je bent toch een man? Neem dan gewoon je verantwoordelijkheid.'

Er zat niets anders op dan haar te bedanken en op te hangen. Midori had inderdaad alle reden om kwaad te zijn. Ik was zo in beslag genomen door de verhuizing, het op orde krijgen van mijn nieuwe huis en geld verdienen dat ik helemaal niet meer aan Midori had gedacht. Zowel Midori als Naoko was nauwelijks in mijn gedachten geweest. Al van jongs af aan had ik helemaal geen oog meer voor mijn omgeving als ik ergens volledig door in beslag werd genomen.

Ik vroeg me af hoe ik me zou voelen als Midori was verhuisd zonder te zeggen waarheen en drie weken niets van zich had laten horen. Ik zou me waarschijnlijk gekwetst voelen. Behoorlijk gekwetst zelfs. Ook al waren we geen geliefden, op een bepaalde manier waren we misschien nog wel meer dan geliefden intiem met elkaar. Die gedachte trof me onaangenaam. Het was vreselijk om een ander, en al helemaal een dierbare, onbewust pijn te doen.

Zodra ik van mijn werk thuiskwam, schreef ik aan mijn nieuwe bureau een lange brief aan Midori. Ik schreef de dingen die door me heen gingen gewoon eerlijk op. Verklaringen en uitleg liet ik achterwege. Ik verontschuldigde me dat ik onattent en ongevoelig was geweest. Ik schreef haar dat ik haar graag wilde zien. En dat ik haar graag mijn nieuwe huis wilde laten zien. En of ze me alsjeblieft wilde terugschrijven. Ik plakte een expreszegel op de brief en deed hem op de bus.

Maar er kwam geen antwoord.

Het was het begin van een vreemde lente. De hele voorjaarsvakantie zat ik op brieven te wachten. Ik kon niet op reis gaan, ik kon niet naar mijn ouders en ik kon niet werken. Want dan zou ik misschien de brief van Naoko mislopen over wanneer het schikte bij haar op bezoek te komen. Overdag ging ik naar Kichijoji en keek twee films, of ik zat een halve dag in een jazzcafé te lezen. Ik zag niemand en sprak met niemand. Eén keer per week schreef ik Naoko een brief. In die brieven repte ik er met geen woord over dat ik op haar antwoord wachtte. Ik wilde haar niet opjagen. Ik schreef over mijn werk voor de schilder, ik schreef over Meeuw, ik schreef over de perzikbloesem in de tuin, ik schreef over de vriendelijke vrouw van de tofuzaak en over de achterbakse vrouw bij de groenteboer, en ik schreef wat ik elke dag had gekookt. Nog steeds kreeg ik geen antwoord.

Toen ik het zat werd om boeken te lezen en naar muziek te luisteren, begon ik de tuin een beetje op orde te brengen. Van de huisbaas leende ik een tuinbezem, een stoffer en blik en een snoeischaar. Ik wiedde het onkruid en snoeide de lang uitgeschoten takken. Met een beetje inspanning knapte de tuin al een heel stuk op. Eén keer riep de huisbaas me toen ik daarmee bezig was en vroeg of ik zin had in een kopje thee. Samen met hem zat ik op de veranda van het hoofdgebouw thee te drinken, rijstkoeken te eten en te praten. Hij vertelde dat hij na zijn pensionering nog een tijdlang had gewerkt bij een verzekeringsmaatschappij, maar daar was hij twee jaar geleden mee gestopt en nu leidde hij een rustig leventje. Hij vertelde dat het huis en de grond al jaren in de familie waren, dat zijn kinderen allemaal zelfstandig waren en dat hij ook zonder te hoeven werken een rustige oude dag had. En dat ze zodoende vaak samen op reis gingen, zijn vrouwen hij.

'Wat heerlijk,' zei ik.

'Helemaal niet,' zei hij. ‘Ik vind er niets aan. Werken is veel beter.'

Dat de tuin niet was bijgehouden, kwam doordat er in de buurt geen fatsoenlijke tuinman te vinden was. Hij kon het zelf niet doen vanwege een allergie aan zijn neus, waardoor hij het gras niet meer kon maaien. Toen de thee op was, liet hij me de schuur zien en hij zei me dat ik - bij wijze van dank voor mijn werk in de tuin - mocht gebruiken wat er stond als ik er iets aan had. Het waren voor hen allemaal nutteloze spullen. In de schuur stond echt van alles. Van een badkuip en een kinderzwembadje tot een honkbalknuppel. Ik haalde er een oude fiets tussenuit, een handzame eettafel met twee stoelen, een spiegel en een gitaar, en zei dat ik dat graag wilde lenen. Hij zei dat ik mocht gebruiken wat ik maar wilde.

Het kostte me een dag om de fiets van roest te ontdoen, te smeren, de banden op te pompen, de versnellingen af te stellen en er bij de fietsenmaker een nieuwe ketting om te laten leggen. Toen was hij zo mooi dat je hem niet meer herkende. De tafel ontdeed ik grondig van stof en zette hem in de lak. Ik verving alle snaren van de gitaar en een deel dat los dreigde te laten lijmde ik vast. De roest poetste ik er met een staalborstel keurig af en ik repareerde ook de stemknoppen. Het was geen geweldige gitaar, maar er kwam toch weer een min of meer acceptabel geluid uit. Ik realiseerde me dat ik voor het eerst sinds de middelbare school weer een gitaar in handen had. Ik zat op mijn veranda en probeerde voorzichtig of ik nog 'Up on the Roof' van The Drifters kon spelen. Tot mijn verbazing herinnerde ik me de meeste akkoorden nog.

Van het hout dat over was, maakte ik een brievenbus. Ik schilderde hem rood, schreef mijn naam erop en zette hem neer voor mijn deur. Maar het enige poststuk dat daar voor 4 april in viel, was een doorgestuurd bericht over een reünie van mijn klas van de middelbare school. Dat was wel het laatste waar ik naartoe wilde. Het was de klas waar ik met Kizuki in had gezeten. Ik gooide het snel in de prullenbak.

Op 4 april viel er 's middags een brief in mijn brievenbus. Op de achterkant van de envelop stond: 'Reiko Ishida'. Ik knipte de envelop netjes open met een schaar en las de brief op mijn veranda. Ik had zo'n voorgevoel dat het slecht nieuws was en toen ik de brief las bleek dat volledig te kloppen.

Om te beginnen verontschuldigde Reiko zich dat het antwoord zo lang was uitgebleven. Ze schreef dat Naoko de hele tijd erg haar best had gedaan om mij terug te schrijven, maar dat het haar maar niet was gelukt. Reiko had herhaaldelijk aangeboden in haar plaats te schrijven en gezegd dat ze het niet kon maken zo lang te wachten met antwoorden, zo schreef Reiko, maar Naoko herhaalde steeds dat het een persoonlijke kwestie was die ze zelf moest klaren. Vandaar dat ze niet eerder had geschreven. En of ik haar dat wilde vergeven.


Het zal wel zwaar voor je zijn geweest om een maand lang te blijven wachten op een antwoord, maar voor Naoko was dit ook een heel zware maand. Probeer daar alsjeblieft begrip voor te hebben. Eerlijk gezegd gaat het momenteel niet zo goed met haar. Ze heeft haar best gedaan op eigen kracht weer op de been te komen, maar zonder resultaat.

Achteraf gezien was het feit dat het haar niet meer lukte een briefte schrijven het eerste symptoom. Dat was eind november, begin december. Daarna begon ze stemmen te horen. Als ze een brief probeerde te schrijven, begonnen er allerlei mensen tegen haar te praten en ze stoorden haar bij het schrijven. Ze stoorden haar, zodat het haar niet lukte haar woorden te kiezen. Tot dat je haar de tweede keer bezocht, waren deze aandoeningen betrekkelijk licht en ik heb er eerlijk gezegd niet zo zwaar aan getild. We hebben allemaal bij vlagen last van zulke symptomen. Maar toen je weg was, werden ze steeds ernstiger. Ze heeft er nu zelfs last van bij dagelijkse gesprekken. Ze kan haar woorden niet kiezen; daar raakt ze erg van in de war. Ze is in de war en bang. Ook worden de stemmen steeds sterker.

We hebben elke dag therapie met een specialist erbij. Met z'n drieën - Naoko, de dokter en ik - bepraten we van alles, met als doel precies vast te stellen welk deel van haar beschadigd is. Ik heb voorgesteld jou ook in deze sessies te betrekken. De dokter was het ermee eens, maar Naoko was ertegen. Om precies te zijn gaf ze als reden: 'Wanneer ik hem zie, wil ik een schoon lichaam hebben.' Ik heb er bij haar op gehamerd dat dat niet het probleem is, maar dat ze zo snel mogelijk beter moet worden. Maar ze was niet op andere gedachten te brengen.

Ik heb het je geloof ik al eerder gezegd, maar dit is geen gespecialiseerd ziekenhuis. Natuurlijk zijn er gedegen artsen en er worden effectieve behandelingen uitgevoerd, maar een geconcentreerde behandeling is hier lastig. Het doel van deze faciliteiten is een effectieve omgeving te creëren voor het zelfherstel van de patiënten, en een medische behandeling valt daar strikt genomen niet onder. Dus mochten de aandoeningen van Naoko verergeren, dan zal ze naar een ander ziekenhuis of een andere inrichting moeten verhuizen. Ik vind het ook naar, maar het is niet anders. Mocht dat het geval zijn, dan zal het natuurlijk om een tijdelijke 'overplaatsing' gaan en kan ze daarna weer hier terugkomen. Of wie weet herstelt ze zo goed dat ze meteen ontslagen kan worden. Hoe het ook zij, we doen ons uiterste best en Naoko doet ook haar uiterste best. Bid alsjeblieft voor haar herstel. En ga alsjeblieft door met brieven schrijven. Reiko Ishida


De brief was gedateerd 30 maart. Toen ik hem uit had, bleef ik op de veranda zitten en keek naar de tuin die geheel van de lente was vervuld. Er stond een oude kersenboom en de bloesem was bijna op zijn top. Er stond een zacht briesje en het licht dompelde alles in een bijzondere kleur. Even later kwam Meeuw aanlopen. Ze krabde een tijdje aan de planken van de veranda, strekte zich loom naast me uit en viel in slaap.

Ik moet iets bedenken, dacht ik, maar ik wist niet wat. Eerlijk gezegd wilde ik ook nergens over nadenken. Te zijner tijd zou het moment daarvoor zich wel aandienen en als het zover was, zou ik het wel zien. In ieder geval wilde ik nu nergens over nadenken.

Ik zat de hele dag tegen een pilaar geleund op de veranda Meeuw te aaien en naar de tuin te kijken. Het voelde alsof alle kracht uit mijn lichaam was verdwenen. De middag verdiepte zich, de schemering viel en ten slotte omhulde een vaag blauw nachtelijk duister de tuin. Meeuw was weer verdwenen, maar ik staarde nog altijd naar de kersenboom. In het donker leken de kersenbloesems op ontstoken vlees waarvan de bladderende huid was opengesprongen. De geur van al dit rottende vlees hing zoet en zwaar in de tuin. Ik moest aan Naoko's lichaam denken. Haar mooie lichaam lag languit in het donker voor me en door haar huid groeiden talloze kiempjes. De kleine groene plantjes bewogen zachtjes in de wind die uit onduidelijke hoek aan kwam waaien. Ik vroeg me af waarom zo'n mooi lichaam ziek moest worden. Waarom konden ze Naoko niet met rust laten?

Ik ging naar binnen en deed de gordijnen dicht, maar ook in mijn kamer hing de geur van de lente. Deze geur hing overal. Het enige waar die me nu aan deed denken was bederf. In mijn kamer, met de gordijnen stevig dicht, zat ik de lente grondig te haten. Ik haatte de dingen die de lente me bracht en ik haatte de scherpe pijn die het in mijn lichaam veroorzaakte. Ik had nog nooit van mijn leven iets zo hevig gehaat.

Vervolgens had ik drie dagen lang het vreemde gevoel dat ik op de bodem van de oceaan liep. Ik kon nauwelijks verstaan wat mensen tegen me zeiden en als ik zelf iets tegen iemand zei, kon diegene mij ook niet goed verstaan. Het voelde alsof er om mijn lichaam een vlies geplakt zat waardoor ik niet in contact kon komen met de buitenwereld. Maar tegelijkertijd konden zij mij ook niet bereiken. Ik was machteloos, maar zolang ik me in deze toestand bevond, waren zij dat ook.

Met mijn rug tegen de muur geleund staarde ik naar het plafond. Als ik honger kreeg, at ik iets wat binnen handbereik lag. Ik dronk eerst water, maar toen ik me ellendig begon te voelen dronk ik whisky en viel in slaap. Zo gingen er drie dagen voorbij, zonder dat ik me waste of schoor. Ik wist dat ik veel had om over na te denken, maar ik wist niet waar ik moest beginnen.

Op 6 april kreeg ik een brief van Midori. Ze vroeg of ik zin had om op 10 april, wanneer we onze roosters moesten ophalen, samen ergens te gaan lunchen. Ze schreef: 'Mijn antwoord heeft lang op zich laten wachten, maar nu staan we weer quitte en kunnen we het wel weer goedmaken. Ik mis je.' Ik las de brief vier keer over, maar ik kon niet begrijpen wat ze probeerde te zeggen. Wat had deze brief te betekenen? Mijn hoofd was zo wazig dat het me niet lukte het verband tussen de ene zin en de volgende te vinden. Waarom stonden we quitte als we elkaar op de dag van de roosterbekendmaking zouden zien? Waarom wilde ze met me lunchen? Ik dacht dat ik gek aan het worden was. Mijn bewustzijn was zo slap en opgezwollen als de wortels van een plant in het donker. Ergens wist ik dat dit zo niet kon doorgaan. Dit kon zo niet duren. Ik moest iets doen. Opeens schoten me de woorden van Nagasawa te binnen: 'Je moet geen medelijden met jezelf hebben. Zelfmedelijden is voor sukkels.'

Nagasawa, je bent geweldig. Ik slaakte een zucht en stond op.

Ik deed voor het eerst in tijden weer de was, ging naar het badhuis, schoor me, maakte mijn kamer schoon, deed boodschappen, kookte een fatsoenlijke maaltijd en at die op. Ik gaf de vermagerde Meeuw te eten, ik dronk behalve bier geen alcohol en deed een halfuur gymnastiek. Toen ik tijdens het scheren in de spiegel keek, zag ik hoe mager mijn gezicht was geworden. Mijn ogen puilden uit. Het leek wel het gezicht van een ander.

De volgende ochtend fietste ik een stukje. Bij thuiskomst lunchte ik en las ik de brief van Reiko nog een keer. Ik brak me er het hoofd over wat me te doen stond. De belangrijkste reden dat de brief van Reiko zo'n enorme schok teweeg had gebracht, was dat mijn optimistische kijk op Naoko's herstel in één keer teniet was gedaan. Naoko had zelf gezegd dat de wortels van haar ziekte diep zaten en ook Reiko had gezegd dat ze niet wist hoe het zou aflopen. Desalniettemin had ik tijdens de twee keer dat ik haar had gezien de indruk gekregen dat ze aan de beterende hand was. Ik dacht dat haar enige probleem was dat ze de moed moest zien te vinden om in de echte wereld terug te keren. Als zij nou maar haar moed herwon, zouden we ons er samen wel doorheen slaan.

Maar door de brief van Reiko was het luchtkasteel dat ik op een wankele hypothese had opgebouwd in een oogwenk ineengestort. Er was alleen nog een vlakke, apathische oppervlakte over. Ik moest opnieuw grond onder de voeten zien te krijgen. Het zou waarschijnlijk heel lang duren voor Naoko hersteld was. En zelfs dan zou ze waarschijnlijk nog zwakker en onzekerder zijn. Ik moest me aan deze nieuwe situatie aanpassen. Natuurlijk wist ik heel goed dat nog niet alle problemen waren opgelost als ik maar sterk was. Toch was dat het enige dat ik kon doen: mijn eigen moed op peil houden. En wachten op haar herstel.

Ja, Kizuki, in tegenstelling tot jou heb ik besloten te leven, en wel zo goed als ik kan. Jij hebt het vast zwaar gehad, maar ik heb het ook zwaar. Echt waar. Allemaal doordat jij bent doodgegaan en Naoko hebt achtergelaten. Maar ik laat haar niet in de steek. Want ik hou van haar en ik ben sterker dan zij. Bovendien word ik nog veel sterker. En rijper. En volwassen. Ook omdat ik wel moet. Ik dacht altijd dat ik het liefst altijd zeventien of achttien zou willen blijven. Maar dat denk ik nu niet meer. Ik ben geen tiener meer. Ik voel zoiets als verantwoordelijkheid. Je ziet het, Kizuki: ik ben niet meer dezelfde als toen we nog samen waren. Ik ben inmiddels twintig. Ik zal netjes de prijs moeten betalen om door te leven.


'Jee, Watanabe, wat is er met jou gebeurd?' zei Midori. 'Wat ben je mager geworden.'

'Is het zo erg?' vroeg ik.

'Je hebt je zeker te veel laten gaan met die mooie getrouwde vriendin van je?'

Ik schudde lachend mijn hoofd. 'Sinds begin oktober vorig jaar ben ik met niemand naar bed geweest.'

Midori floot bewonderend door haar tanden. 'Heb je het al een halfjaar niet meer gedaan? Echt waar?'

'Inderdaad.'

'Waardoor ben je dan zo afgevallen?' 'Ik ben volwassen geworden,' zei ik.

Midori pakte me bij mijn schouders en keek me strak aan. Eerst fronste ze haar wenkbrauwen en ten slotte glimlachte ze. 'Je hebt gelijk. Je bent inderdaad een beetje veranderd.'

'Dat komt doordat ik volwassen ben geworden.'

'Je bent super. Die manier van denken van jou!' zei ze onder de indruk. 'Laten we gaan eten. Ik heb honger.'

We gingen naar een restaurantje achter de letterenfaculteit. Ik bestelde het dagmenu en zij ook.

'Nou, Watanabe, ben je kwaad op me?' vroeg Midori.

'Hoezo?'

'Omdat ik zo lang heb gewacht om je te antwoorden, bij wijze van wraak. Vind je niet dat ik dat eigenlijk niet had moeten doen? Jij had je tenslotte netjes verontschuldigd.'

'Het was mijn eigen schuld. Niets aan te doen,' zei ik.

'Mijn zus vindt dat ik het niet kon maken. Dat het onverdraagzaam was, en kinderachtig.'

'Maar het heeft je toch goed gedaan, die wraak?'

'Jawel.'

'Nou dan.'

'Jij bent wel heel erg tolerant, zeg,' zei Midori. 'Maar Watanabe, heb je echt al een halfjaar geen seks meer gehad?' 'Klopt,' zei ik.

'Dus die keer toen je mij in bed stopte, had je vast wel zin.'

'Ik denk het wel.'

'Maar je hebt het niet gedaan.'

'Jij bent op dit moment de dierbaarste vriendin die ik heb en ik wil je niet kwijtraken,' zei ik.

'Als je toen had aangedrongen, had ik je vast niet tegengehouden. Ik was op dat moment ver heen.'

'De mijne is nu eenmaal groot en hard.'

Ze lachte en raakte even mijn pols aan. ‘Ik heb een tijdje geleden besloten je te geloven. Voor de volle honderd procent. Daarom kon ik toen met een gerust hart als een blok in slaap vallen: omdat ik veilig bij je was, omdat jij bij me was. Ik heb toen toch als een blok geslapen?'

'Zeker weten,' zei ik.

'Stel dat je toen had gezegd: "Kom op, Midori, laten we neuken, dan komt alles goed," dan had ik het waarschijnlijk gedaan. Nu moet je niet denken dat ik dit zeg om je te verleiden of je uit te dagen. Ik wilde je alleen maar eerlijk zeggen wat ik voel.'

'Ik snap het,' zei ik.

Tijdens het eten vergeleken we onze roosters en ontdekten we dat we twee colleges samen hadden. Ik zou haar dus twee keer per week zien. Toen vertelde Midori over haar nieuwe leven. Zowel haar zus als zijzelf had er moeite mee gehad te wennen aan het leven in hun nieuwe appartement. Ze hadden het nu heel makkelijk, terwijl ze eraan gewend waren het altijd druk te hebben met verplegen of met helpen in de winkel.

'Maar de laatste tijd beginnen we er wel aan te wennen,' zei Midori. 'Ik bedoel, aan de gedachte dat ons leven er voortaan zo uitziet. Konden we eindelijk naar hartenlust onze armen en benen uitstrekken zonder met iemand rekening te houden, lukte het ons niet om te ontspannen. Het voelde alsof mijn lichaam twee, drie centimeter boven de grond zweefde. Nee, ik lieg. Het was meer het gevoel dat ik niet wist dat zo'n makkelijk leventje echt tot de mogelijkheden behoorde. We waren allebei bang dat er wel weer een omwenteling zou komen.'

'De lijdende zusjes,' zei ik lachend.

'Het is wel heftig geweest,' zei Midori. 'Maar het geeft niet. We gaan het van nu af aan helemaal inhalen.'

'Dat zal jullie vast goed afgaan,' zei ik. 'Wat doet je zus nu?'

'Een vriendin van haar heeft net een sieradenwinkel geopend in de buurt van Omotesando en daar gaat ze drie keer per week helpen. Verder volgt ze kooklessen, heeft afspraakjes met haar verloofde, gaat naar de film, of ze doet helemaal niets. Kortom, die geniet van het leven.'

Midori vroeg naar mijn nieuwe leven en ik vertelde haar hoe mijn huis eruitzag, over de grote tuin, over de kat Meeuw en over de huurbaas.

'Naar je zin?'

'Niet verkeerd,' zei ik.

'Het is je niet aan te zien,' zei Midori.

'Het is nota bene lente,' zei ik.

'En je hebt nog wel de mooie trui aan die je vriendinnetje voor je gebreid heeft.'

Verbaasd keek ik naar de bordeauxrode trui die ik aanhad. 'Hoe weet je dat?'

'Wat ben jij eerlijk! Het was gewoon een schot voor de boeg,' zei Midori verbaasd. 'Maar gaat het eigenlijk wel goed met je?' 'Ik doe mijn best.'

'Je moet het leven zien als een koektrommel.'

Ik schudde een paar keer mijn hoofd en keek Midori aan. 'Misschien ben ik dom, maar af en toe begrijp ik niet waar je het over hebt.'

'In een koektrommel zitten allerlei koekjes en daar zitten koekjes bij waar je van houdt en koekjes waar je niet van houdt, toch? Als je eerst alle lekkere koekjes opeet, hou je alleen de koekjes over die je niet graag lust. Als ik het zwaar heb, denk ik daar altijd aan. Eerst hierdoorheen bijten, straks wordt het makkelijker. Het leven is een koektrommel.'

'Dat is een manier om ertegenaan te kijken.'

'Het is echt zo. Ik weet het uit ervaring,' zei Midori.


Toen we onze koffie zaten te drinken, kwamen er twee meisjes die Midori kende uit haar jaar naar haar toe. Met z'n drieën vergeleken ze hun roosters en ze praatten over van alles en nog wat: de cijfers die ze vorig jaar voor Duits hadden gehaald, wie er gewond waren geraakt bij de studentenrellen, waar ze die leuke schoenen hadden gekocht. Terwijl ik dit alles aanhoorde zonder er speciaal naar te luisteren, klonken deze gesprekken me in de oren alsof ze afkomstig waren van de andere kant van de aarde. Ik dronk van mijn koffie en keek naar buiten. Het was dezelfde universiteit in de lente als altijd. De lucht was heiig, de kersenbomen stonden in bloei, en de eerstejaars, die je er zo uit haalde, liepen met stapels nieuwe boeken onder hun arm over straat. Terwijl ik daarnaar zat te kijken, voelde ik me opnieuw een beetje wegdrijven. Ik dacht aan Naoko, die dit studiejaar alweer niet terugkwam naar de universiteit. In de vensterbank stond een glaasje met een paar anemonen.

Toen de twee meisjes naar hun eigen tafel gingen, liep ik met Midori naar buiten en samen wandelden we door de stad. We gingen een paar antiquariaten binnen en kochten een paar boeken, we dronken nog ergens een kop koffie, we flipperden in een amusementshal en we praatten op een bankje in het park. Midori was hoofdzakelijk aan het woord en ik mompelde af en toe iets terug. Ze zei dat ze dorst had gekregen. Ik ging in de buurt twee cola kopen. Ondertussen zat Midori de hele tijd met balpen iets op een blocnote te krabbelen. Ik vroeg wat het was. 'Niets,' zei ze.

Om halfvier zei Midori dat ze ervandoor moest omdat ze met haar zus had afgesproken in Ginza. We liepen naar het station en daar namen we elk een andere trein. Bij het afscheid stopte ze een twee keer dubbelgevouwen blocnotevel in de zak van mijn jas. 'Lees het maar als je thuis bent,' zei ze. Ik las het in de trein.


Nu jij cola aan het kopen bent, schrijf ik deze brief. Het is voor het eerst dat ik een brief schrijf aan iemand die naast me op een bankje zit. Maar ik weet niet hoe ik anders tot je door moet dringen. Want wat ik ook zeg, je luistert nauwelijks. Zo is het toch? Realiseer je je wel dat je me vandaag iets vreselijks hebt aangedaan? Het is je niet eens opgevallen dat mijn haar heel anders zit. Ik heb zo mijn best gedaan om mijn haar te laten groeien en eindelijk lukte het me eind vorige week er een enigszins vrouwelijke coupe in aan te brengen. Maar is het jou toch niet opgevallen? Ik vond het nogal leuk zitten en hoopte je te verrassen nu we elkaar voor het eerst in lange tijd weer zagen. Maar het is je niet eens opgevallen! Dat is toch te erg voor woorden? Wie weet kun je je niet eens herinneren wat voor kleren ik droeg. Ik ben een vrouw, hoor! Al ben je nog zo door iets in beslaggenomen, je mag me best wel even goed bekijken. Al had je er maar een paar woorden over gezegd - 'Leuk, je haar zo' -, dan had ik het je vergeven, al was je daarna nog zo door van alles in beslaggenomen geweest.

Daarom ga ik straks tegen je liegen. Dat ik heb afgesproken met mijn zus in Ginza is gelogen. Ik was ervan uitgegaan dat ik vandaag met je mee zou gaan en bij je zou blijven slapen. Ik had zelfs mijn pyjama bij me! Ja, in mijn rugzak had ik een pyjama en een tandenborstel zitten. Wat een domme koe ben ik. Je hebt me niet eens uitgenodigd bij je thuis. Maar goed, je wilt blijkbaar alleen zijn en ik kan je niet zoveel schelen, dus ik laat je alleen. Denk maar naar hartenlust over van alles na.

Denk nu niet dat ik woest op je ben. Je bent heel lief voor me geweest toen ik in de problemen zat en ik krijg de indruk dat ik niets voor je terug kan doen. Je lijkt de hele tijd opgesloten te zitten in je eigen wereld, en als ik aanklop - 'Watanabe, hier ben ik!' - doe je even één oog open en dan keer je weer terug naar je eigen wereld.

Nu kom je terug met cola, in gedachten verzonken. Ik hoopte dat je zou vallen, maar je viel niet. Nu zit je naast me je cola te drinken. Ik had nog even de hoop dat je als je terugkwam met de cola misschien zou opmerken dat mijn haar anders zit. Misschien had ik, als het je toen was opgevallen, deze brief wel verscheurd en gezegd: 'Kom, laten we naar jouw huis gaan. Ik zal iets lekkers voor je koken. En laten we daarna als goede vrienden tegen elkaar aan gaan liggen! Maar nee. Je bent zo gevoelloos als een ijzeren plaat.

PS Als we elkaar op college tegenkomen, spreek me dan niet aan.


Vanaf het station van Kichijoji belde ik naar Midori, maar er werd niet opgenomen. Omdat ik niets te doen had, dwaalde ik door Kichijoji op zoek naar een baantje dat ik kon combineren met mijn colleges. Ik had zaterdag en zondag de hele dag vrij en op maandag, woensdag en donderdag kon ik vanaf vijf uur werken, maar het was niet makkelijk werk te vinden dat precies op dit schema aansloot. Ten slotte gaf ik het op en ging terug naar huis. Toen ik er later op uitging om boodschappen te doen voor het avondeten probeerde ik nog een keer Midori te bellen. Haar zus nam op en zei dat Midori nog niet thuis was en dat ze niet wist wanneer ze thuis zou komen. Ik bedankte haar en hing op.

Na het eten probeerde ik Midori een brief te schrijven, maar hoe vaak ik ook opnieuw begon, het wilde maar niet lukken. Uiteindelijk besloot ik Naoko een brief te schrijven.

Ik schreef haar dat het lente was en dat het nieuwe studiejaar was begonnen. Ik schreef dat ik haar wilde laten weten hoe ik haar miste en dat ik haar zo graag had willen zien. En dat ik me in ieder geval had voorgenomen sterker te worden omdat dat het enige was dat ik kon doen.

'Dan nog iets,' schreef ik. 'Misschien speelt het alleen maar voor mij en kan het jou niets schelen, maar ik vrij met niemand. Ik wil niet vergeten hoe het was toen jij me aanraakte. Voor mij is dat belangrijker dan je je kunt voorstellen. Ik denk daar steeds aan terug.'

Ik deed de brief in een envelop, plakte er een postzegel op, legde hem voor me op mijn bureau en keek er een hele tijd naar. Het was een veel kortere brief dan anders, maar ik had het idee dat de intentie zo misschien beter overkwam. Ik schonk een glas voor ongeveer drie centimeter vol met whisky, dronk het in twee slokken leeg en viel in slaap.


De volgende dag vond ik in de buurt van Kichijoji een baantje voor de zaterdagen en de zondagen als kelner in een niet al te groot Italiaans restaurant. Het betaalde matig, maar de lunch zat erbij inbegrepen en ik kreeg ook reiskosten vergoed. Omdat ik kon invallen als iemand op maandag, woensdag of donderdag vrij nam - en dat kwam nogal eens voor - pakte dat ook gunstig voor mij uit. De manager zei dat ik na drie maanden loonsverhoging zou krijgen en dat ik de eerstvolgende zaterdag kon beginnen. Vergeleken met de waardeloze vent van de platenzaak in Shinjuku was het een heel geschikte kerel.


Toen ik naar Midori belde, kreeg ik weer haar zus aan de lijn. Die zei dat Midori die nacht niet thuis was geweest en dat ze zelf ook graag wilde weten waar ze was, en ze vroeg zich af of ik misschien een idee had. Ze klonk vermoeid. Het enige dat ik wist was dat Midori een pyjama en een tandenborstel in haar rugzak had zitten.


Tijdens het college op woensdag zag ik Midori. Ze droeg een donkergroene trui en ze had de donkere zonnebril op die ze in de zomer vaak had gedragen. Ze zat op de achterste rij en maakte een praatje met een klein meisje met een bril dat ik al eens eerder had gezien. Ik ging naar Midori toe en zei tegen haar dat ik haar na afloop wilde spreken. Eerst keek het meisje met de bril me aan en toen ook Midori. Haar haar zat inderdaad een stuk vrouwelijker. Ze zag er volwassener uit.

‘Ik heb straks een afspraak,' zei Midori, met haar hoofd een beetje schuin.

'Het duurt niet lang. Vijf minuten is genoeg,' zei ik.

Midori deed haar zonnebril af en kneep haar ogen tot spleetjes, alsof ze naar een zojuist ingestort huis honderd meter verderop keek. 'Ik wil niet met je praten. Sorry.'

Het meisje met de bril keek me aan en haar blik zei: 'Ze wil niet met je praten. Sorry.'

Ik ging rechts op de voorste rij zitten en volgde het college (een overzicht van de toneelstukken van Tennessee Williams en hun plaats in de Amerikaanse literatuur). Toen het college was afgelopen telde ik tot drie en keek toen langzaam achterom. Midori zat er niet meer.

April was een te eenzame maand om in mijn eentje door te brengen. In april leek iedereen om me heen gelukkig. Mensen deden hun jassen uit, babbelden in de zon, speelden vangbal, werden verliefd. Maar ik was volkomen alleen. Naoko, Midori, Nagasawa - ze waren allemaal ergens anders dan waar ik was. Ik had zelfs niemand om 'hallo' of 'goedemorgen' tegen te zeggen. Ik miste nu zelfs de Marinier. In deze trieste eenzaamheid bracht ik april door. Ik probeerde een paar keer Midori aan te spreken, maar elke keer kreeg ik hetzelfde antwoord: ‘Ik heb nu geen zin om te praten.' Uit haar toon begreep ik dat ze het meende. Ze was vrijwel altijd samen met het meisje met de bril en anders was ze met een lange jongen met kort haar die verschrikkelijk lange benen had en altijd basketbalschoenen droeg.

April ging voorbij. Het werd mei, en mei was nog veel erger dan april. Ik ontkwam er niet aan dat met het vorderen van de lente ook mijn hart steeds sneller ging kloppen. Meestal gebeurde dat tegen de schemering. Als de geur van de magnolia zachtjes binnendreef, dan zwol, beefde en bonkte mijn hart en deed pijn in doffe stoten. Op zulke momenten deed ik mijn ogen stijf dicht en klemde mijn kiezen op elkaar. Zo wachtte ik tot het overging. Langzaam ging het voorbij, maar het liet een scherpe pijn achter.

Vaak schreef ik Naoko dan een brief. Ik schreef haar alleen over leuke, prettige en mooie dingen. De geur van gras, de aangename lentewind, het licht van de maan, een film die ik gezien had, een lied waar ik van hield, een boek waar ik door geraakt was - over dat soort dingen schreef ik. Als ik die brief dan teruglas, werd ik er zelf door getroost. Wat leef ik toch in een prachtige wereld, dacht ik. Ik schreef een aantal van deze brieven. Van Naoko of Reiko hoorde ik niets.

In het restaurant waar ik werkte raakte ik bevriend met Ito, een werkstudent die net zo oud was als ik. Hij was een vriendelijke, zwijgzame jongen die schilderkunst studeerde aan de kunstacademie. Het duurde een tijdje voor we aan de praat raakten, maar op een goed moment werd het onze gewoonte na het werk ergens in de buurt een biertje te drinken en over van alles te kletsen. Ito hield ook van boeken en muziek, en meestal hadden we het daarover. Hij was een slanke, aantrekkelijke man en voor iemand die aan de kunstacademie studeerde was zijn haar erg kort en zag hij er verzorgd uit. Hij sprak er niet veel over, maar hij had een duidelijke smaak en manier van denken. Hij hield van Franse romans en las graag George Bataille of Boris Vian. Wat muziek betreft had hij een voorkeur voor Mozart en Ravel. En net als ik zocht hij een vriend met wie hij hierover kon praten.

Hij nodigde mij een keer bij hem thuis uit. Zijn appartement bevond zich in een wat wonderlijk gebouw van twee verdiepingen achter het Inogashira-park en zijn kamer stond vol met schilderijen en verfspullen. Ik zei dat ik zijn schilderijen graag wilde bekijken, maar hij zei dat hij niet durfde en ik kreeg ze niet te zien. We dronken van een fles Chivas Regal die hij zonder iets te zeggen had meegenomen van zijn vader, we aten sardientjes die we boven een houtskoolvuurtje hadden gebakken en we luisterden naar Mozarts pianoconcert door Robert Casadesus.

Hij kwam uit Nagasaki en had daar een vriendinnetje toen hij naar Tokio kwam. Elke keer als hij terugging naar Nagasaki, sliep hij bij haar. Maar de laatste tijd liep het niet meer zo soepel, zei hij.

‘Je weet hoe dat gaat,' zei hij. 'Zodra ze twintig of eenentwintig worden, beginnen ze opeens over van alles praktisch na te denken. Ze worden ontzettend realistisch. Alles wat je altijd leuk aan ze hebt gevonden gaat er maand na maand triester uitzien. Elke keer als we elkaar zien vraagt ze me, altijd na het vrijen, wat ik ga doen als ik ben afgestudeerd.'

'En, wat ga je doen na je afstuderen?' vroeg ik.

Hij kauwde op een sardine en schudde zijn hoofd. 'Weet ik veel. Ik studeer schilderkunst. Als je nadenkt over je toekomst, kies je dat natuurlijk niet. Daar kun je echt je brood niet mee verdienen. Dan zegt zij dat ik toch naar Nagasaki terug kan komen en tekenleraar kan worden. Zelf wil ze lerares Engels worden.'

'Je bent niet meer zo verliefd op haar?'

'Dat zal ook wel meespelen,' gaf Ito toe. 'Bovendien wil ik helemaal geen tekenleraar worden. Een stelletje onbeschofte middelbare scholieren die als apen rondspringen te leren tekenen, zo wil ik mijn leven niet eindigen.'

'Is het, nog los hiervan, niet beter om het met haar uit te maken? Voor jullie allebei?' ‘Ik denk het ook. Maar ik krijg het ellendig genoeg niet uit mijn mond. Zij wil graag met me trouwen. "Laten we uit elkaar gaan, want ik geef niet meer om je" - ik kan dat gewoon niet zeggen.'

We dronken de Chivas puur, zonder ijs, en toen de sardines op waren, aten we selderij en komkommer, die we in lange repen sneden en besmeerden met miso. Toen ik van die sappige komkommer zat te eten, moest ik aan Midori's overleden vader denken. Als ik eraan dacht hoe kleurloos mijn leven was geworden sinds ik Midori was kwijtgeraakt, werd het me zwaar te moede. Zonder dat ik er erg in had gehad, was haar aanwezigheid in mijn bestaan steeds toegenomen.

'Heb jij een vriendin?' vroeg Ito.

Ik antwoordde na een diepe ademhaling dat ik wel een vriendin had, maar dat we elkaar door omstandigheden nu niet zagen.

'Maar jullie zitten wel op dezelfde golflengte?'

'Daar ga ik van uit. Anders is er geen redden meer aan,' zei ik half grappend.

Hij praatte uitvoerig over de rustige schoonheid van Mozart. Hij kende de muziek zoals een plattelander zijn bergweggetjes. Hij zei dat zijn vader er dol op was en dat hij het al vanaf zijn derde hoorde. Ik was niet zo goed ingevoerd in de klassieke muziek, maar toen ik me concentreerde op Mozarts concerto en luisterde naar Ito's bevlogen uitleg - 'Hier, dit stukje...', of: 'Wat vind je van deze passage?' - kwam ik werkelijk voor het eerst in lange tijd tot rust. We keken naar de maansikkel die boven het Inogashira-park hing en dronken de Chivas Regal tot de laatste druppel op. Goed spul.

Ito zei dat ik kon blijven slapen, maar ik zei dat ik nog wat te doen had en sloeg het aanbod af. Ik bedankte hem voor de whisky en vertrok tegen negenen. Op de terugweg ging ik een telefooncel in en draaide Midori's nummer. Uitzonderlijk genoeg nam ze zelf op.

'Het spijt me, maar ik wil nu niet met je praten,' zei ze.

'Dat weet ik. Want dat zeg je elke keer. Maar ik wil niet dat de relatie met jou op deze manier eindigt. Je bent echt een van mijn weinige vrienden en ik vind het verschrikkelijk dat ik je niet meer kan zien. Wanneer kan ik wel weer met je praten? Zeg me dat dan tenminste.'

‘Ik neem zelf wel contact op. Als ik eraan toe ben.'

'Hoe gaat het met je?' probeerde ik.

'Het gaat wel,' zei ze, En toen hing :ze op.

Halverwege mei kwam er een brief van Reiko:


Bedankt voor al je brieven. Naoko leest ze met veel plezier. Ik mag ze ook lezen. Je vindt het toch wel goed dat ik ze ook lees? Het spijt me dat ik zo lang niet heb geschreven. Eerlijk gezegd was ik er ook een beetje te moe voor en er was ook geen goed nieuws te melden. Het gaat niet goed met Naoko. Laatst is haar moeder uit Kobe gekomen. Met z'n vieren — de dokter, Naoko, haar moeder en ik - hebben we er uitgebreid over gesproken en we zijn tot de slotsom gekomen dat het beter is als ze een tijdje naar een specialistisch hospitaal gaat voor een geconcentreerde behandeling, dat we kijken hoe dat gaat en dat ze dan weer hier kan terugkomen. Naoko zei dat ze het liefst hier wil herstellen. Ik vind het ook naar om afscheid van haar te moeten nemen en ik maak me er ook zorgen over, maar eerlijk gezegd wordt het steeds moeilijker haar hier in toom te houden. Meestal is er niets aan de hand, maar af en toe is ze emotioneel heel labiel en dan kun je haar geen moment uit het oog verliezen. Want je weet niet wat er kan gebeuren. Ze hoort stemmen, ze sluit zich helemaal af en ze kropt alles op.

Daarom ben ik het ermee eens dat Naoko een tijdje in een gepaste inrichting moet worden behandeld. Het is jammer, maar er is niets aan te doen. Zoals ik je al eerder heb gezegd, is geduld het belangrijkste, en blijven proberen de draadjes een voor een te ontwarren zonder de hoop op te geven. Al zien de omstandigheden er nog zo wanhopig uit, er moet altijd ergens een aanknopingspunt te vinden zijn. Als het donker is om je heen, zit er niets anders op dan een poosje te wachten tot je ogen aan de duisternis zijn gewend. Tegen de tijd dat je deze brief krijgt, zit Naoko waarschijnlijk al in het andere ziekenhuis. Het spijt me dat ik je er nu pas van op de hoogte breng, maar het is ook allemaal erg snel gegaan. Het nieuwe ziekenhuis is een goed, degelijk ziekenhuis met goede artsen. Ik schrijf het adres hieronder. Stuur daar je brieven alsjeblieft naartoe. Ze houden mij van haar toestand op de hoogte, dus ik zal het je laten weten als er iets is. Ik hoop dat ik je goed nieuws kan brengen. Ik begrijp dat het zwaar voor je is, maar hou vol. Ook al is Naoko hier niet meer, schrijf mij toch alsjeblieft ook nog eens. Tot ziens.


Ik schreef dat voorjaar heel veel brieven. Ik schreef één keer in de week aan Naoko, ik schreef Reiko af en toe en ik schreef ook een aantal brieven aan Midori. Ik schreef brieven tijdens college, ik schreef aan mijn bureau met Meeuw op mijn schoot, ik schreef aan een tafeltje tijdens mijn pauzes in het Italiaanse restaurant. Het voelde alsof ik mijn uiteenvallende leven weer bij elkaar zou kunnen krijgen door brieven te schrijven.

'Omdat ik jou niet had om mee te praten, waren de maanden april en mei heel zwaar en eenzaam,' schreef ik Midori. ‘Ik heb nog nooit zo'n zwaar en eenzaam voorjaar meegemaakt. Ik had liever drie februari's achter elkaar gehad. Ik denk dat het niet veel meer uitmaakt dat ik je dit nu nog zeg, maar ik vind dat je nieuwe kapsel je heel goed staat. Heel lief. Ik werk nu in een Italiaans restaurant en de kok heeft me een goed recept voor spaghetti geleerd. Dat wil ik graag een keer voor je klaarmaken.'


Ik ging elke dag naar de universiteit, ik werkte twee of drie keer per week in het Italiaanse restaurant, ik praatte met Ito over boeken en muziek, ik las een paar boeken van Boris Vian die ik van hem te leen had gekregen, ik schreef brieven, ik speelde met Meeuw, ik kookte spaghetti, ik hield de tuin bij, ik masturbeerde met mijn gedachten bij Naoko en ik zag heel veel films.

Het was half juni toen Midori me aansprak. Ze had al twee maanden geen woord tegen me gezegd. Na afloop van het college kwam ze naast me zitten, zette haar ellebogen op tafel, leunde met haar kin in haar hand en zweeg. Buiten regende het. Het was een typische regenseizoenregenbui, die loodrecht omlaagviel en alles zonder onderscheid doorweekte. Alle andere studenten hadden de collegezaal al verlaten, maar Midori bleef zwijgend zitten. Uit de zak van haar spijkerjack haalde ze een Marlboro, stak die in haar mond en gaf mij de lucifers. Ik streek een lucifer af en gaf haar een vuurtje. Midori tuitte haar lippen en blies de rook langzaam in mijn gezicht.

'Vind je mijn haar leuk?'

'Het staat je heel goed.'

'Hoe goed?' vroeg Midori.

'Zo mooi dat alle bomen van de wereld ervan omvallen,' zei ik. 'Meen je dat?' ‘Ik meen het.'

Ze keek me een poosje aan en stak ten slotte haar rechterhand uit. Ik nam hem aan. Het leek alsof zij opgeluchter was dan ik. Midori liet de as van haar sigaret op de grond vallen en stond op.

'Laten we wat gaan eten. Ik rammel,' zei Midori.

'Waar gaan we naartoe?'

'Naar het restaurant van Takashimaya in Nihonbashi.'

'Hoezo daar helemaal?'

'Zo af en toe heb ik daar zin in.'

Dus wij gingen met de metro naar Nihonbashi. Misschien kwam het doordat het de hele ochtend had geregend, maar in het warenhuis was praktisch geen mens te bekennen. Binnen hing de geur van regen. Het personeel leek niet goed te weten wat ze moesten nu ze niets om handen hadden. Wij gingen naar het restaurant in de kelder, bestudeerden uitgebreid de voorbeeldmenu's in de vitrine en besloten allebei een lunchmenu te nemen. Het was lunchtijd, maar ook in het restaurant was het niet druk.

'Het is lang geleden dat ik in het restaurant van een warenhuis heb gegeten,' zei ik terwijl ik theedronk uit een glanzend wit theekopje zoals je ze alleen in warenhuisrestaurants vindt.

'Ik hou ervan,' zei Midori. 'Je krijgt het gevoel dat je iets speciaals aan het doen bent. Het zal wel door mijn jeugd komen. Mijn ouders namen me vrijwel nooit mee uit naar een warenhuis.'

'Mijn moeder deed juist niets anders. Ze was dol op warenhuizen en sleepte me altijd mee.'

'Bofkont.'

'Zo'n bof vond ik het niet. Ik hou niet van warenhuizen.'

'Dat bedoel ik niet. Je boft dat ze de moeite nam je mee te nemen.'

'Tja, ik ben enig kind,' zei ik.

'Toen ik klein was, dacht ik: als ik groot ben, ga ik in mijn eentje naar het restaurant van een warenhuis en dan eet ik wat ik wil en zoveel als ik wil,' zei Midori. 'Maar het heeft iets leegs. In je eentje op zo'n plek zitten bunkeren, daar is eigenlijk niets leuks aan. Het is niet bijzonder lekker, het is er alleen maar groot, vol, lawaaiig en benauwd. Toch heb ik zo nu en dan zin om hierheen te gaan.'

'Het zijn twee eenzame maanden geweest,' zei ik.

'Dat heb ik gelezen,' zei Midori vlak. 'Laten we iets gaan eten. Ik kan nu aan niets anders denken.'

We aten keurig onze lunch op uit een halfronde bentodoos, verorberden onze soep en dronken thee. Midori rookte een sigaret. Toen de sigaret op was, stond ze plotseling op en pakte haar paraplu. Ik stond ook op en pakte de mijne.

'Waar gaan we nu heen?' vroeg ik.

'Naar het dakterras, natuurlijk,' zei Midori. 'We zijn tenslotte in een warenhuis en we hebben net gegeten, dus wat doe je anders?'

Op het dakterras was niemand. In de dierenwinkel was geen verkoopster te zien, de kiosken waren dicht en bij de kaartjesbalie voor de kinderattracties waren de rolluiken neergelaten. We staken onze paraplu's op en schuifelden tussen de kletsnatte speeltoestellen, tuinstoelen en kraampjes door. Ik verbaasde me erover dat er midden in Tokio zo'n door Jan en alleman verlaten plek was. Midori wilde door de verrekijker kijken, dus ik deed er kleingeld voor haar in en de hele tijd dat ze aan het kijken was hield ik de paraplu voor haar op.

In een hoek van het dakterras was een overdekte spelletjeshoek voor kinderen. We gingen er naast elkaar op een richeltje zitten en keken naar de regen.

'Vertel eens iets,' zei Midori. 'Je hebt vast iets te vertellen, lijkt me.'

‘Ik wil mezelf niet vrijpleiten, maar ik was op dat moment behoorlijk in de war en de weg kwijt. Vandaar dat allerlei dingen niet goed tot me doordrongen,' zei ik. 'Maar één ding is me wel duidelijk geworden in de tijd dat ik je niet kon zien: ik heb me erdoorheen kunnen slaan doordat jij er was. Toen ik je kwijt was, had ik het heel zwaar en was ik heel eenzaam.'

'Heb je enig idee, Watanabe, hoe zwaar en eenzaam deze twee maanden voor mij zijn geweest?'

'Dat wist ik helemaal niet,' zei ik, van mijn stuk gebracht. ‘Ik dacht dat je kwaad op me was en me niet meer wilde zien.'

'Hoe kun je zo dom zijn? Natuurlijk wil ik je graag zien. Ik heb je toch gezegd dat ik om je geef? Dat is niet iets wat zo makkelijk komt en gaat bij mij. Dat snap je toch wel?'

'Jawel, maar...'

'Inderdaad was ik kwaad, zo kwaad dat ik je wel in elkaar kon schoppen. We zagen elkaar nota bene voor het eerst in tijden en dan zit jij de hele tijd aan een andere vrouw te denken en keur je me geen blik waardig. Dan krijg je iemand wel kwaad. Maar ook los daarvan had ik al een tijdje het idee dat het beter zou zijn je even niet te zien. Om een en ander helder te krijgen.'

'Een en ander?'

'Tussen ons, natuurlijk! Ik bedoel, ik ben je geleidelijk steeds leuker gaan vinden, zo leuk zelfs dat ik liever met jou samen was dan met mijn vriendje. Dat is toch vreemd en dat hoort toch niet? Natuurlijk geef ik om hem, ook al is hij dan een beetje egocentrisch en een kleinzielige fascist. Hij heeft een heleboel goede kanten en hij is de eerste voor wie ik serieus iets voelde. Maar toch ben jij op een of andere manier heel speciaal voor me. Als we samen zijn, voelt het alsof alles precies klopt. Ik kan je vertrouwen, ik geef om je en ik wil je niet kwijt. Kortom, ik raakte steeds meer in de war. Ik ben naar mijn vriendje toe gegaan en ik heb het hem eerlijk verteld en hem gevraagd hoe het verder moest. Hij zei dat hij niet wilde dat ik je nog zag. Dat ik maar met hem moest breken als ik jou wilde zien.'

'En toen?'

'Ik heb meteen met hem gebroken,' zei Midori, terwijl ze een Marlboro in haar mond stak, met één hand de lucifer afschermde waarmee ze haar sigaret aanstak en inhaleerde.

'Waarom?'

'Waarom?' riep Midori uit. 'Ben je niet goed bij je hoofd? Je kent de Engelse aanvoegende wijs, je begrijpt mathematische reeksen, je leest Marx. Waarom begrijp je dit dan niet? Waarom moet je dat nog vragen? Waarom moet je het je door een meisje laten uitspellen? Omdat ik meer om jou geef dan om hem! Wat anders? Ik had eigenlijk op een veel aantrekkelijkere jongen verliefd willen worden. Maar het is niet anders. Ik ben op jou verliefd geworden.'

Ik wilde iets zeggen, maar het leek of er iets in mijn keel zat waardoor de woorden bleven steken.

Midori gooide haar peuk in een plas. 'Kijk niet zo. Ik word er helemaal verdrietig van. Het geeft niet, ik verwacht niets, want ik weet dat er iemand anders is om wie je geeft. Maar zou je toch even je armen om me heen willen slaan? Ik heb het deze maanden echt heel zwaar gehad.'

Achter de spelletjeshoek omhelsden we elkaar onder mijn opgestoken paraplu. Stevig drukten we ons tegen elkaar en onze lippen vonden elkaar. Zowel haar haar als de kraag van haar spijkerjasje rook naar regen. Wat was een vrouwenlichaam toch warm en zacht! Door haar jasje heen voelde ik duidelijk haar borsten tegen mijn borstkas. Het voelde alsof het eeuwen geleden was dat ik een levend mens had aangeraakt.

'Op de avond dat we elkaar vorige keer zagen, ben ik naar mijn vriend gegaan en heb het hem verteld. Sindsdien zijn we uit elkaar,' zei Midori.

'Ik hou van je,' zei ik. 'Ik hou met heel mijn hart van je. Ik wil je niet nog een keer kwijtraken. Maar het is hopeloos. Ik zit vast en kan nu geen kant op.'

'Vanwege haar?'

Ik knikte.

'Vertel eens: ben je met haar naar bed geweest?'

'Eén keer, een jaar geleden.'

'Heb je haar nadien nog gezien?'

'Twee keer. Maar toen hebben we het niet gedaan,' zei ik.

'Hoezo niet? Houdt ze niet meer van je?'

'Dat is moeilijk te zeggen,' zei ik. 'De situatie is heel gecompliceerd. Er spelen allerlei dingen mee, en aangezien dat al een hele tijd duurt, weet ik steeds minder hoe het eigenlijk zit. En dat geldt ook voor haar. Maar ik weet wel dat ik een bepaald soort verantwoordelijkheid heb als mens die ik niet kan loslaten. In ieder geval voelt dat nu zo. Zelfs als ze niet van me zou houden.'

'Nou,' zei Midori terwijl ze haar voorhoofd tegen mijn hals wreef, 'ik ben een vrouw van vlees en bloed. Ik wil dat je me vasthoudt, ik heb je bekend dat ik verliefd op je ben. Zeg me wat ik moet doen en ik doe het. Ik heb misschien mijn malle kanten, maar ik ben eerlijk, ik werk hard, ik zie er best lief uit, ik heb mooie tieten, ik kan goed koken, mijn vaders erfenis staat op de bank - vind je dat geen superaanbieding? Als jij deze kans niet pakt, ga ik te zijner tijd naar een ander, hoor.'

‘Ik heb tijd nodig,' zei ik. ‘Ik heb tijd nodig om na te denken, om dingen op een rijtje te zetten, om knopen door te hakken. Het spijt me, maar meer kan ik er nu niet van zeggen.'

'Maar je houdt van me met heel je hart en je wilt me niet nog een keer kwijt?'

'Natuurlijk.'

Midori liet me los en keek me lachend aan. 'Het is goed. Ik wacht. Ik vertrouw je,' zei ze. 'Maar wanneer je mij kiest, kies dan alleen mij. En als je mij in je armen hebt, denk dan alleen aan mij. Begrijp je wat ik bedoel?'

‘Ik begrijp het heel goed.'

'Verder maakt het me niet uit wat je doet, maar kwets me niet nog een keer. Ik ben in mijn leven al genoeg gekwetst. Ik wil gelukkig worden.'

Ik trok haar naar me toe en zoende haar.

'laat die stomme paraplu eens los en pak me stevig beet, met twee armen,' zei Midori. - 'Maar dan worden we kletsnat.'

'Wat maakt het uit! Stop eens met nadenken en hou me vast. Ik heb je twee maanden moeten missen.'

Ik zette de paraplu neer en hield Midori in de regen stevig vast. Alleen het doffe geluid van auto's op de snelweg omringde ons als een mist. De regen viel geluidloos en hardnekkig door, onze haren raakten doorweekt, als tranen liep de regen over onze wangen, over haar spijkerjack en over mijn gele nylon parka, en vormde donkere plekken.

'Zullen we ergens naartoe gaan waar een dak is?' zei ik.

'Kom maar bij mij. Daar is nu niemand. We vatten zo nog kou.'

'Ik moet er niet aan denken.'

'Het lijkt wel of we net zwemmend een rivier zijn overgestoken,' zei Midori lachend. 'Heerlijk.'

Op de handdoekenafdeling kochten we een royale handdoek en om beurten gingen we naar het toilet om onze haren te drogen. Daarna stapten we in de metro en gingen naar haar appartement in Myoga-dani. Midori liet mij eerst een douche nemen en ging daarna zelf. Ik kreeg haar badjas te leen tot mijn kleren droog waren en zelf trok ze een poloshirt en een rok aan. Aan de tafel in de keuken dronken we koffie,

'Vertel eens iets over jezelf,' zei Midori. 'Wat moet ik over mezelf zeggen?' 'Tja... Waar heb je een hekel aan?'

‘Ik heb een hekel aan kip, aan geslachtsziektes en aan kappers die te veel praten.' 'En verder?'

'Ik haat eenzame avonden in april en kanten telefoonkleedjes.' 'En verder?'

Ik schudde mijn hoofd. 'Verder kan ik niets bedenken.' 'Mijn vriendje - ik bedoel mijn ex-vriendje - had aan allerlei dingen een hekel. Hij had er een hekel aan als ik heel korte rokjes droeg, of als ik rookte. Hij had er een hekel aan als ik snel dronken werd, als ik perverse dingen zei, of als ik kritiek had op zijn vrienden. Dus mocht je een hekel hebben aan iets van mij, zeg het maar gerust. Als er iets te verbeteren valt, zal ik het verbeteren.'

'Er is eigenlijk niets,' zei ik na een tijdje nadenken, en ik schudde mijn hoofd. 'Helemaal niets.'

'Echt?'

'Ik vind alles wat je draagt leuk en alles wat je doet en wat je zegt, en de manier waarop je loopt en de manier waarop je dronken wordt. Ik vind het allemaal leuk.'

'Vind je me echt prima zoals ik ben?'

‘Ik weet niet hoe je zou moeten veranderen, dus zo is het goed.'

'Hoeveel geef je om me?' vroeg Midori.

'Zoveel dat alle tijgers in de jungle smelten,' zei ik.

'Hmm,' zei Midori enigszins tevredengesteld. 'Neem je me nog een keer in je armen?'

We omhelsden elkaar op het bed in haar kamer. Tussen de dekens en met het geluid van de regen in onze oren vonden onze lippen elkaar en we vertelden elkaar alles - van het ontstaan van het universum tot de favoriete consistentie van een gekookt ei.

'Wat zouden mieren eigenlijk doen op een regenachtige dag?'vroeg Midori.

'Geen idee,' zei ik. 'Misschien hun nest schoonmaken? Of hun voorraad ordenen? Het zijn tenslotte harde werkers, die mieren.'

'Waarom evolueren mieren niet, terwijl ze zo hard werken? Het zijn nog steeds mieren.'

‘Ik weet het niet. Misschien is de structuur van hun lichaam niet geschikt voor vooruitgang. Vergeleken met een aap, bijvoorbeeld.'

'Wat weet jij veel niet, zeg,' zei Midori. ‘Ik dacht altijd dat jij alles wel ongeveer wist.'

'De wereld is groot,' zei ik.

'Bergen zijn hoog en de zee is diep,' zei Midori. Toen stak ze haar hand onder de badjas en pakte mijn stijve penis in haar hand. 'Kijk, Watanabe, het spijt me, maar dit gaat echt niet lukken. Zo'n grote stijve gaat er nooit in. Daar pas ik voor.'

'Dat meen je niet,' zei ik met een zucht.

‘Ik meen het niet,' zei Midori giechelend. 'Het is goed. Wees gerust. Dit formaat zal precies gaan. Mag ik hem even van dichtbij bekijken?'

'Ga je gang,' zei ik.

Midori kroop onder de dekens en zat een tijdje met mijn penis te spelen. Ze trok aan het vel en woog het gewicht van mijn ballen op haar vlakke hand. Toen kwam ze onder de dekens tevoorschijn en haalde diep adem. ‘Ik vind hem echt leuk. Ik zeg het niet om te slijmen.'

'Dankjewel,' zei ik, oprecht dankbaar.

'Maar Watanabe, je wilt het toch niet doen, nu allerlei dingen nog niet helder zijn?'

'Niet dat ik niet zou willen,' zei ik. ‘Ik heb zo'n zin dat mijn hoofd ervan tolt. Maar het kan niet.'

'Wat ben je toch koppig. Als ik jou was, zou ik het doen. En dan daarna weer nadenken.'

'Meen je dat?'

'Nee,' zei Midori timide. ‘Ik zou het ook niet doen, denk ik. Ik denk niet dat ik het zou doen als ik jou was. Dat mag ik juist zo aan jou. Ik hou echt, werkelijk waar heel veel van je.'

'Hoeveel?' vroeg ik, maar ze antwoordde niet. In plaats daarvan boog ze zich over me heen, zoog aan mijn tepels en zachtjes begon de hand die mijn penis vasthield te bewegen. Mijn eerste gedachte was dat ze het heel anders deed dan Naoko. Het was allebei lief en lekker, maar het was heel anders, en daardoor voelde het als een volledig andere ervaring.

'Watanabe, je ligt toch niet aan een andere vrouw te denken?' 'Nee hoor,' loog ik. 'Echt niet?' 'Echt niet.'

‘Ik heb er een hekel aan als je aan een andere vrouw denkt als ik dit doe.'

'Ik zou het niet in mijn hoofd halen.'

'Wil je mijn borsten aanraken, of anders daar?' vroeg Midori.

‘Ik wil wel, maar ik denk dat het beter is om het nog niet te doen. Anders worden de prikkels te sterk.'

Midori knikte, trok onder de dekens haar slip uit en deed hem om mijn penis. 'Doe het hier maar in.'

'Maar dan wordt hij vies.'

'Zeg niet zulke stomme dingen of ik ga huilen,' zei Midori met een stem waar de tranen in doorklonken. 'Dan was ik hem toch gewoon? Laat je gaan en kom naar hartenlust klaar. Als je er echt mee zit, dan koop je maar een nieuwe en geef je me die cadeau. Of lukt het niet omdat de gedachte dat-ie van mij is je de lust beneemt?'

'Welnee,' zei ik.

'Nou, kom dan. Ga je gang.'

Toen ik was klaargekomen, inspecteerde ze mijn sperma. 'Dat is een lading,' zei ze, alsof ze onder de indruk was. 'Te veel misschien?'

'Welnee, gekkie. Spuit maar zoveel je wilt,' zei Midori lachend en ze gaf me een zoen.

Tegen de avond deed ze boodschappen in de buurt en maakte iets te eten klaar. Aan de keukentafel dronken we bier en aten we tempura en rijst met bonen.

'Eet maar veel en maak maar veel nieuw zaad,' zei Midori. 'Dan zal ik het er zachtjes uit laten komen.'

'Dank je,' zei ik.

‘Ik weet allerlei manieren. Toen we de boekwinkel nog hadden, heb ik dat geleerd uit de damesbladen. Uit een speciale bijlage voor zwangere vrouwen. Daar stonden allerlei manieren in om het te doen om te voorkomen dat je man vreemdgaat als seks door de zwangerschap niet meer kan. Er zijn echt duizend manieren. Krijg je al zin?'

‘Ik kan niet wachten,' zei ik.

Nadat ik van Midori afscheid had genomen, kocht ik op het station een krant, maar toen ik die op de terugweg opensloeg, merkte ik dat ik geen zin had om hem te lezen. Van de passage die ik net had gelezen was niets tot me doorgedrongen. Ik staarde naar de krant zonder er iets van te begrijpen en vroeg me af hoe het nu verder met me moest en hoe de omstandigheden waarin ik me bevond zich zouden ontwikkelen. Af en toe kon ik een ader van de wereld om me heen voelen kloppen. Ik slaakte een diepe zucht en deed mijn ogen dicht. Ik had geen enkele spijt van wat ik die middag had gedaan en ik was ervan overtuigd dat ik, als ik hem over had kunnen doen, precies hetzelfde zou hebben gedaan. Ik zou op het dak in de regen Midori hebben omarmd, ik zou me kletsnat hebben laten regenen en ik zou me in haar bed door haar vingers naar een hoogtepunt hebben laten voeren. Geen twijfel mogelijk. Ik gaf om Midori en ik was heel blij dat ze bij me terug was. We zouden samen nog een heel eind kunnen komen. Zoals Midori zelf had gezegd, was ze een vrouw van vlees en bloed, en dat warme lichaam had ze aan mijn armen toevertrouwd. Mijn armen om haar heen slaan was het enige dat ik had kunnen doen om het verlangen te onderdrukken om haar uit te kleden, haar lichaam te openen en me in haar warmte onder te dompelen. Maar het was me niet gelukt om de hand die mijn penis vasthield te stoppen toen die begon te bewegen. Ik wilde het, zij wilde het en we waren verliefd op elkaar. Wie zou het gelukt zijn die hand te stoppen? Ja, Midori en ik hielden van elkaar. Eigenlijk wist ik het al veel langer. Ik was alleen heel lang om die conclusie heen blijven draaien.

Het probleem was dat ik deze wending van de gebeurtenissen niet goed aan Naoko uit kon leggen. Op een ander moment zou het al lastig zijn geweest, maar zoals ze er nu aan toe was, kon ik haar onmogelijk zeggen dat ik verliefd was geworden op een ander. Bovendien hield ik nog van Naoko. Al was het dan een soort liefde die ergens onderweg op een vreemde manier was vervormd, ik hield beslist van Naoko en in mijn hart bleef zeker een royale plek voor haar gereserveerd.

Het enige dat ik kon doen was Reiko een eerlijke brief schrijven waarin ik alles opbiechtte. Thuisgekomen ging ik op de veranda zitten en staarde naar de tuin in de regen in de avond. In gedachten probeerde ik een paar zinnen te formuleren. Daarna ging ik aan mijn bureau zitten en schreef een brief. 'Het valt me onverdraaglijk zwaar je deze brief te schrijven,' begon ik. Ik legde haar stap voor stap uit hoe de relatie tussen Midori en mij zich had ontwikkeld en vertelde haar wat er vandaag tussen ons was gebeurd:


Ik ben van Naoko gaan houden en ik hou ook nu nog altijd van haar. Maar tussen Midori en mij bestaat iets onvermijdelijks. Ik wil me aan die kracht overgeven en heb het gevoel dat hij me voortstuwt. Voor Naoko koester ik een rustige, vriendelijke, ingetogen liefde, maar wat ik voor Midori voel is heel anders. Iets dat staat, loopt, ademt en klopt, iets dat me door elkaar schudt. Ik weet niet goed wat ik moet doen en ik ben erg in de war. Het is niet mijn bedoeling me vrij te pleiten, maar ik heb altijd mijn best gedaan eerlijk te leven en ik heb nooit tegen iemand gelogen. Ik heb er altijd op gelet anderen niet te kwetsen. Het is me dan ook een volslagen raadsel hoe ik desalniettemin in deze doolhofachtige situatie verzeild ben geraakt. Wat moet ik doen? Jij bent de enige tot wie ik me kan wenden.


Ik plakte een expreszegel op de brief en deed hem dezelfde avond nog op de post.


Vijf dagen later, op 17 juni, kwam er antwoord van Reiko:


Om te beginnen het goede nieuws. Naoko herstelt sneller dan verwacht. Ik heb haar één keer aan de lijn gehad en ze klonk heel helder. Er is sprake van dat ze hier misschien binnenkort terug kan komen.

En dan jouw kwestie. Ik denk dat je niet alles zo zwaar moet opvatten. Het is heerlijk van iemand te houden en als die liefde oprecht is, kan niemand erdoor in een doolhof verzeild raken. Heb vertrouwen in jezelf. Mijn raad is heel simpel.

Ten eerste: als die Midori jou zo sterk aantrekt, is het logisch dat je verliefd op haar wordt. Misschien pakt het goed uit, misschien ook wel niet. Zo gaat dat met de liefde. Als je verliefd bent, is het logisch om je daaraan over te geven. Zo denk ik erover. Het is ook een vorm van oprechtheid.

Ten tweede: of je het nu wel of niet met Midori moet doen, dat is jouw eigen probleem en daar kan ik niets over zeggen. Praat er goed over met haar en kom tot een conclusie waar jij mee kunt leven.

Ten derde: zeg er niets over tegen Naoko. Als de situatie zich zo ontwikkelt dat je er niet aan ontkomt haar iets te zeggen, laten jij en ik dan op dat moment samen een goede aanpak bedenken. Maar voorlopig geen woord tegen Naoko. Vertrouw maar op mij.

Ten vierde ben je tot nu toe een grote steun geweest voor Naoko, en ook al beschouw je jezelf niet meer als haar geliefde, je kunt nog op een heleboel manieren iets voor haar doen. Dus til er nu maar niet zo zwaar aan. Wij zijn allemaal (en met 'wij' bedoel ik zowel de normale mensen als de niet-normale) onvolmaakte mensen in een onvolmaakte wereld. We kunnen in ons leven niet alles bijhouden als spaargeld op de bank of alles afmeten met een liniaal of een gradenboog. Toch?

Midori lijkt me een leuk meisje. Afgaande op wat je schrijft, kan ik me goed voorstellen dat je je tot haar aangetrokken voelt. Ik begrijp ook dat je tegelijkertijd iets voor Naoko voelt. Dat is geen misdaad of wat dan ook. Dat komt in deze grote, wijde wereld heel vaak voor. Het is hetzelfde als wanneer je op een fraaie dag in een bootje een mooi meer op gaat en je zowel de lucht als het meer mooi vindt. 

Pieker daar niet langer over. Laat het los en laat de dingen op hun beloop. Al doe je nog zo je best, het gebeurt nu eenmaal dat je andere mensen pijn doet. Dat hoort bij het leven. Het klinkt misschien wat overdreven, maar het wordt tijd dat je deze manier van leven leert kennen. Je probeert nu soms te veel het leven naar je eigen manier van doen toe te trekken. Als je niet in een psychiatrische inrichting wilt belanden, open dan je hart een beetje en geef je over aan de stroom. Ook al ben ik een machteloze, onvolmaakte vrouw, ik ervaar af en toe hoe mooi het leven kan zijn. Echt waar, ik meen het! Jij zou dus nog veel en veel gelukkiger moeten worden. Doe daar je best voor. Natuurlijk vind ik het jammer dat er met jou en Naoko geen happy end in zit. Maar wie weet uiteindelijk wat goed is? Daarom moet je elke kans om gelukkig te worden aangrijpen, zonder reserves ten aanzien van wie dan ook, en gelukkig worden. Afgaand op mijn eigen ervaring dient zo'n kans zich maar twee of drie keer aan en als je hem laat schieten, heb je je hele leven spijt. Ik speel iedere dag gitaar zonder dat iemand ernaar luistert. Daar is eigenlijk niets aan. Ik heb ook een hekel aan donkere avonden met regen. Ik wil graag nog een keer gitaar spelen en druiven eten met jou en Naoko erbij. Dat is het voor nu, Reiko Ishida