25

 

 

KELLSEY

 

 

Met Leroys klap op haar kont nog vers in het geheugen liep Kellsey even later hun slaapkamer uit en nam de trap naar beneden. Met de helm netjes op haar hoofd uiteraard. Ze glimlachte toen ze zich zijn reactie voorstelde als hij ineens onzichtbare tanden in zijn achterwerk voelde.

De geluiden die haar tegemoet kwamen, deden vermoeden dat haar broers de woonkamer weer gebruikten om te sparren. Dat gebeurde wel vaker met zes alfa mannen onder een dak. Hoe groot dat dak ook was, ze genoten ervan om elkaar uit te dagen. Ze had dus verwacht om in een testosteron match terecht te komen, maar liep regelrecht in een nachtmerrie. Haar broers lagen als kegels verspreid over de vloer.

De woonkamer, die ze eerder vandaag nog hadden opgeruimd, was compleet verwoest. De voordeur en de gehele muur lagen eruit, alsof ze in aanraking waren gekomen met een sloophamer. Een gescheurde Happy Birthday! poster dwarrelde op de grond.

De reden voor de verwoesting stond als een kernbom bij de voordeur. Ze kon hem slechts omschrijven als een gemuteerd mens-beest. Plakken vlees en spieren hingen aan zijn misvormde lichaam als gesmolten kaas. Hij droeg een gouden ring door zijn neus, had hoorns en de meest kwaadaardige ogen die ze ooit gezien had.

“Het is tijd om je schuld in te lossen, Rizzz,” siste het wezen.

Drie vrouwen cirkelden om Riz heen. Hun zwarte gewaden waren als een schaduw, een gordijn van rook. Hun mond opende en sloot zich, maar Kellsey hoorde geen woord.

Riz sprak in een taal die ze nooit eerder gehoord had en hij liep dwars door de vrouwen heen. Er stroomde bloed uit zijn neus, maar hij veegde het weg en liep op het wezen af.

Haar andere broers waren er erger aan toe.

“Blijf met je vuile poten van me af! Raak me niet aan! Je krijgt me niet meer! Nooit meer!” siste Levi, met zijn rug tegen de muur, zijn ogen zwart terwijl hij vocht tegen onzichtbare vijanden. Kellsey had hem nooit eerder zo woest en angstig tegelijkertijd gezien. Hij leek verloren in een duistere wereld waarin hij zijn demonen aan het verjagen was.

Kuno’s massieve gestalte zat op zijn knieën. Hij staarde met doffe ogen voor zich uit. Haar breedste, meest stabiele broer, was gereduceerd tot een wrak. “Zo veel bloed. Ze is dood. Dood,” grauwde hij. “Mijn zielsverwante is dood.” Zijn trillende handen woelden door zijn zilveren haar. Toen hij in een wolf veranderde en jankte om zijn verloren liefde kreeg ze kippenvel.

Qasim en Kartal stonden rechtlijnig tegenover elkaar, als kemphanen. Ze hadden boeien om hun polsen waardoor ze niet op konden lossen in blauwe rook. Ze hadden beiden een mes in hun hand en staken elkaar om de beurt. Kellseys maag draaide zich om toen ze elkaar bleven verminken tot hun vlees in een bloederig canvas was veranderd.

Ronin lag op de grond, zijn rug doorboord met zijn eigen zwaard. “Kan me niet bewegen,” brabbelde hij. “Zo langzaam. Ben zo langzaam.” Het deed pijn om hem zo te zien. Alsof iemand een tornado in het gareel hield. Het was onnatuurlijk. Het was allemaal onnatuurlijk.

Denk na, Kells. Denk na. Je moet iets doen.

Maar ze wist niet waar ze moest beginnen.

“Toen ik hoorde dat je haar liet vechten, dacht ik dat ze nietsss betekende voor je,” siste het wezen. “Net als alle andere levende wezens. Dat was de Riz die ik kende. De Riz die zich zou houden aan de afspraak waar ik vijfentwintig jaar op heb gewacht. Maar toen ontdekte ik dat je haar onder je vleugels had genomen. Dat je de wereld afzocht naar godenobjecten. Allemaal objecten die tegen mij gebruikt kunnen worden. Ik stuurde mijn nest vampiers op je af tijdens de Bloedspelen. Als een kleine test. Je hebt gefaald, Riz. Ik weet nu dat je niet van plan bent om dat mormel terug te geven aan me, zoals je beloofd had. Niemand verlaat Chaos zonder er een prijsss voor te betalen. En geen mythos komt onder een bloedbelofte uit zonder dat de furiën hem ervoor laten boeten.”

“Jij bent Spikes nieuwe meester,” stelde Riz vast, terwijl hij de furiën om hem heen negeerde.

“Waarom zou je een dhampir dienen, wanneer je een god kunt aanbidden?” zei het wezen.

Kellsey slikte toen ze besefte waar ze mee te maken had. Hera’s afscheidsgroet kreeg ineens een geheel nieuwe betekenis.

“Je stelt niet zo veel meer voor als god, Moloch,” hoonde Riz.

Het wezen brulde en de muren begonnen te trillen. Delen van het gerepareerde plafond kwamen naar beneden en Kellsey sprong opzij om een steunbalk te ontwijken.

“Ik zal weer een volwaardige god zijn wanneer ik krijg wat je mij hebt beloofd. Geef me haar licht. Ik wil haar licht!”

“Je bent een dag te vroeg,” zei Riz.

Er volgde een nieuw gesis. “Chronos was me een gunst verschuldigd.”

Fantastisch, de god van de tijd was vriendjes met dit monster.

Kellsey stapte over het puin heen zodat ze Riz van achteren naderde. De furiën cirkelden nog steeds om hem heen, maar raakten hem niet aan. Ze waren vreemd afwachtend, aftastend, alsof ze op een teken wachtten.

“Je zult haar nooit vinden,” bezwoer Riz.

“Ze is hier,” siste Moloch. Zijn gestalte, die even doorzichtig was als die van de furiën, keerde zich om in de kamer. “Ik weet dat je hier bent, kleine meid,” zei hij spottend. “Je broersss zijn gebonden aan de eed die Riz heeft afgelegd. Ze zijn gebroken, kapot, slechts een schaduw van wat ze waren. Ik zal hun geest uit elkaar rijten. Hen vermorzelen onder hun ergste nachtmerries. Tenzij je vrijwillig met me meekomt.”

Kellsey trok de helm van haar hoofd. “Ik ben geen kleine meid.”

Riz’ ogen schoten onmiddellijk naar haar toe. “Waag het niet,” zei hij ruw.

“Een Callahan betaalt altijd haar schulden. Dat heb je me zelf geleerd,” zei ze en ze liet de helm vallen. Het kletterende geluid weergalmde door de verwoeste ruimte heen. De voorkant van het huis was een groot gapend gat dat uitkeek op een groene weide. In de verte hoorde ze de onstuimige zee en de zeemeeuwen die nooit ver van de kust te vinden waren.

Ze ademde wellicht voor de laatste keer de geur van de Hooglanden in voordat ze zich omkeerde naar het monster dat voor haar gekomen was. Hij straalde een kwaadaardigheid uit die ze bijna kon proeven.

Moloch stapte naar voren, zijn gruwelijke lichaam liep door het puin heen zonder het aan te raken. Kellsey besefte dat hij slechts in astrale vorm aanwezig was, net als Hera eerder.

Het was alsof Riz haar gedachten las. “Je kunt haar licht niet nemen zonder in je volle vorm te verschijnen,” zei hij.

“Ik zal haar licht krijgen!” siste Moloch.

“Ik heb een nieuw aanbod voor je,” zei Riz dwingend. “Haar licht zal je slechts een eeuw of twee vrijheid geven. Mijn aanbod zal je permanent de vrijheid geven. Geen van de goden die je in Chaos hebben opgesloten zouden je er terug kunnen krijgen.”

Er volgde een kakelende lach die Kellsey kippenvel bezorgde. “Je bent niet betrouwbaar als het op beloftes aankomt,” zei Moloch. “Maar zelfs jij kunt niet onder een bloedeed uitkomen zonder ervoor te betalen. De furiën zullen dat niet toestaan.” Moloch durfde echter geen stap haar richting uit te zetten, niet terwijl Riz zijn pad blokkeerde.

De furiën hielden op met draaien. Een van hen zei iets, maar er kwam geen geluid uit haar mond. Ze besefte ineens dat Riz, hun doelwit, waarschijnlijk de enige was die hen kon horen.

Het enige dat ze in Riz’ ogen zag was vastberadenheid. “Nee,” zei hij eenvoudig.

De furiën schoten als schaduwen door zijn lichaam heen en Riz schreeuwde het uit.

Kellseys hart klopte in haar keel. Haar oudste broer, altijd sterk, een wereld op zichzelf, staarde blind voor zich uit terwijl hij tevergeefs vocht met de furiën. Hij hield zijn hoofd vast terwijl het bloed uit zijn ogen liep. Hij zonk op zijn knieën en begon te schuimbekken.

Het was alsof Moloch daarop had gewacht, want plotseling was zijn lichaam niet meer transparant. Hij brulde vergenoegd en deed een stap naar voren.

Kellsey slikte en probeerde de trilling uit haar stem te houden. “Dus, jij bent een god die helemaal uit Chaos hierheen is afgereisd om mij op te halen? Ik voel me gevleid, echt,” zei ze en ze ging tussen hem en haar broers in staan.

Molochs klauwachtige vingers wenkten haar. “Kom hier.”

Ze stapte naar hem toe, met een verveelde uitdrukking op haar gezicht. Haar hart dreigde uit haar borstkas te schieten en ze was misselijk tot op het bot, maar haar waardigheid was het enige dat ze nog over had. Ze was een Callahan. Ze zou hun naam niet te grabbel gooien door trillend voor hem te staan, al riep elk instinct in haar lichaam om precies dat te doen.

Nog maar enkele stappen te gaan. Waarom sleepten haar voeten zo? Haar broers lagen in stukken om haar heen verspreid. Ze zou naar dit wezen toe moeten rennen om een eind te maken aan hun lijden, in plaats van te schuifelen.

Leroy…

Ze wilde afscheid nemen van haar leeuw. Als ze hem nu maar een laatste keer kon zien.

“Wat zei ik over die helm?” klonk ineens een geërgerde stem in haar hoofd.

Er viel een schaduw over haar heen toen Leroys massieve leeuw over haar heen sprong en pal voor haar ging staan. Hij brulde naar het wezen voor hem.

“Hij noemde me een kleine meid,” zei ze verongelijkt. “Het ziet ernaar uit dat ze mijn naam moeten veranderen in Trots in plaats van Lust.”

“Dat is nog altijd beter dan Veelvraat,” zei Leroy voordat hij zich op Moloch stortte.

Het was alsof twee titanen met elkaar in aanraking kwamen. De kracht waarmee ze elkaar raakten sloeg bijna de grond onder Kellseys voeten vandaan.

Ze begon te begrijpen waarom Hera de Nemeische leeuw had uitgekozen om een demigod te doden. Hij was prachtig. Rauw, bloedstollend en met dodelijke klauwen die Molochs maag openreten.

De god brulde en deed Het Gesticht op zijn grondvesten schudden. Zijn klauwen schoten uit en probeerden Leroys nek te omklemmen, maar haar leeuw schudde zich los.

Kellsey trok haar messen uit haar laarzen en keek hoe ze de god het beste kon benaderen. Al had ze niet de illusie dat haar miezerige messen veel uit zouden halen tegen een god.

“Blijf uit zijn buurt. Laat hem je niet aanraken,” klonk het waarschuwend in haar hoofd.

“Ik kan hier niet zomaar blijven staan!”

“Open de kooi.”

Natuurlijk! Ze rende naar Kartals kooi en gooide de deur wagenwijd open.

Ze draaide zich met een ruk om toen ze een nieuwe brul hoorde, dit keer van Moloch. Zijn hand was tot aan zijn elleboog in Leroys bek verdwenen. Er droop bloed uit dat de gouden manen al gauw rood kleurde.

Kellsey wilde huilen van ellende. Goden konden niet bloeden, maar de Nemeische leeuw wel. Molochs klauwen hadden duidelijk schade aangericht.

Leroy liet zich er echter niet van weerhouden om de god met zich mee de kooi in te slepen.

“Laat hem los, Lee!” schreeuwde ze, met een hand op de deur van de kooi. “Laat hem los en kom de kooi uit.”

Moloch zat op een knie, met zijn arm nog steeds in Leroys bek. Hij sloeg zijn andere arm om de nek van de leeuw en begon hem te wurgen.

Nee!

Kellsey liet de deur los en wilde de kooi in springen toen ze opzij werd geduwd. Ze had nu zicht op Riz’ brede rug. Ze keek om zich heen en zag dat haar andere broers ook niet meer onder Molochs invloed verkeerden. Ze waren bloederig, verminkt op plekken die haar maag om deden draaien, maar ze stonden overeind. Alleen Levi niet. Hij zat nog steeds gehurkt met zijn rug tegen de muur te brabbelen. Ronin en de tweeling probeerden hem overeind te helpen.

“We moeten hem eruit halen,” zei Kellsey tegen Riz.

Die sloeg de deur van de kooi echter dicht.

“Wat doe je?!”

Riz keek naar een plek achter haar en plotseling werd ze vastgepakt door de breedste armen die ze kende. Het voelde alsof zij degene was die in een kooi was geplaatst.

“We moeten hem eruit halen!” schreeuwde ze weer, terwijl ze uit Kuno’s massieve armen probeerde te ontsnappen.

“Die kooi kan alleen van buitenaf geopend worden,” zei Kuno in haar oor. “Hij zal Moloch eeuwig binnenhouden. Die leeuw heeft zijn leven opgeofferd om de vrouw te redden van wie hij houdt. Het is de hoogste eer die een man kan behalen. Laat zijn offer niet voor niets zijn, Kells.”

“Nee!” Ze weigerde om naar die macho onzin te luisteren. Dachten ze nu werkelijk dat zij hier zou kunnen blijven staan terwijl Leroy in die kooi gemarteld en vermoord werd?

Moloch probeerde opnieuw Leroy neer te krijgen, maar faalde daarin. Zijn lichaam begon te flikkeren. Haar leeuw toonde geen sporen van moeheid, maar ze wist dat hij het gevecht niet eeuwig vol kon houden. Geen wezen, hoe sterk ook, was langdurig opgewassen tegen een god.

Riz kwam naast haar staan terwijl hij het bloed uit zijn ogen veegde. “We hebben dit besproken. Leroy wist wat het risico was,” zei hij.

“Laat hem gaan, Lee. We zullen een manier vinden om jou eruit te krijgen. Je hebt nog maar een leven over,” zei ze ellendig.

“En dat leven is van jou, Kellsey.”

Pas toen Riz knikte, liet Leroy Molochs arm los. Hij cirkelde terug naar de uiterste hoek van de kooi.

Moloch kwam briesend overeind. Hij rukte aan de spijlen van de kooi.

Riz’ stem was ijskoud toen hij zei: “Laten we het opnieuw over mijn voorstel hebben.”

Het was alsof zijn woorden olie op Molochs woede wierpen. Hij brulde en keerde zich om naar Leroy. Kellsey schreeuwde, maar het weerhield de god er niet van om zich opnieuw op Leroy te storten.

Kellsey was de wanhoop nabij toen haar broers een muur vormden tussen haar en de kooi. Ze krijste, schopte en vervloekte hen, maar het mocht niet baten. Ze waren te sterk voor haar.

Tranen stroomden als een rivier over haar wangen toen Leroy een gepijnigd geluid uitbracht. Ze reikte in haar hoofd naar hem uit, maar hij weigerde te antwoorden. Ze besefte dat hij niet wilde dat ze zijn pijn hoorde. Om de een of andere reden beangstigde dit haar als nooit tevoren.

“Ik zal je liefje niet doden, maar eeuwig laten lijden!” schreeuwde Moloch.

Leroys pijn aan moeten horen terwijl ze hem niet kon zien was een marteling op zichzelf.

“Haal haar hier weg,” zei Riz grimmig terwijl hij naar de kooi toe stapte.

“Nee!” Kellsey gaf een kopstoot naar achteren en hoorde Kuno kreunen van de pijn. “Waag het niet. Ik zal het je nooit vergeven, Riz. Nooit. Hoor je me?!” Haar trots kon haar gestolen worden toen ze zich smekend tot haar oudste broer wendde. “Alsjeblieft,” fluisterde ze.

Riz draaide zich om en keek haar aan. “Vertrouw je me?” vroeg hij.

“Ja,” zei ze zonder aarzeling. “Maar ik ga niet weg. Je kunt me hier niet eeuwig vandaan houden. Zodra het kan kom ik terug.”

Kuno liet haar eindelijk los. “Koppig ding,” gromde hij.

Riz draaide zich om en liep naar Moloch toe. “Ik bied je mijn...”

Ze hoorde zijn laatste woorden niet want die werden gefluisterd. Wat het ook was dat hij had aangeboden, het viel duidelijk in goede aarde want Molochs woede veranderde in een gelach. Een kakelende lach die Kellsey kippenvel bezorgde, maar het kon haar op dat moment niet schelen.

Ze had er geen idee van wat Riz met Moloch besprak, maar enkele minuten later stapte hij de kooi in. Hij ging voor het monster staan en deed zijn T-shirt uit.

Moloch liet Leroy eindelijk los. Zijn geklauwde hand schoot naar Riz’ borstkas. Het rook onmiddellijk naar verschroeid vlees. De geur deed Kellsey kokhalzen.

“De volgende keer zal je niet onder je eed uit kunnen komen,” siste Moloch. “De furiën zijn kinderspel vergeleken met wat je dan te wachten staat in Duat.”

Kellseys hart begon wild te bonzen toen ze het symbool van de Egyptische onderwereld op Riz’ borstkas zag.

Het monster wisselde nog wat woorden uit met Riz in een taal die zij niet begreep. Twee tellen later liep Leroy eindelijk de kooi uit en was Moloch verdwenen.

 

***

 

Kellsey zat in Leroys armen tegen de muur. Ze leunde met haar rug tegen zijn borstkas en hij omhelsde haar stevig, als om zich ervan te vergewissen dat ze nog leefde. Dat ze nog samen waren.

Bijna al het meubilair was vernietigd en het zou tijd kosten om de woonkamer weer leefbaar te maken.

Riz kwam naast haar zitten. “Het was geen toeval dat jij bijna vijfentwintig jaar geleden in Chaos verscheen,” zei hij. Zijn donkere ogen stonden bijzonder serieus, alsof hij iets ging vertellen dat haar wereld op zijn grondvesten zou doen schudden. Hij haalde diep adem voor hij verderging. “Je bent gecreëerd en daarheen gestuurd om mij te bevrijden.”

Kellsey spitste haar oren. Het was voor het eerst dat Riz iets vertelde over haar afkomst. Het enige dat ze wist was dat ze haar op een vuilnisbelt hadden gevonden. Dan had je natuurlijk nog de symbolen op haar bil. Het ene was het teken van Ares, waar alle amazones mee werden geboren. Het andere was een hiëroglief die zij tot op heden niet had weten te ontcijferen. “Door wie?”

“Ik kan haar naam niet uitspreken zonder haar te wekken,” zei Riz. “En geloof me wanneer ik zeg dat je haar niet wilt wekken uit haar sluimer. Ze is de oudste onder de godinnen en heeft vele titels. Ze is de Donkere Diamant, de Duistere Krijger en de Oudste Woede. Ze is de godin waar ik met bloed en as werelden voor heb veroverd. En ook de godin die ik heb gefaald te beschermen.”

Het kwam niet vaak voor dat ze sprakeloos was, maar ontdekken dat je gecreëerd was door een godin om haar favoriete krijger te bevrijden uit een helse dimensie was nu eenmaal een uitzonderlijke situatie. “Ze klinkt niet echt als een moederlijk type,” zei Kellsey voorzichtig.

“Dat hangt ervan af wat je onder moederlijk verstaat,” antwoordde Riz schamper.

“Het soort dat koekjes bakt?”

Zijn lippen trilden in een glimlach. “Nee. Zeker niet dat soort. Eerder het soort dat haar kind een baby Kraken cadeau doet,” zei hij veelbetekenend.

Aha. Dat verklaarde plotseling hoe de enige Kraken op aarde in hun baai was beland.

“Betekent dit dat ik ook een godin ben?” Dat zou pas stoer staan op haar cv.

De spanning verliet Riz’ gezicht. Kennelijk had hij gedacht dat ze woedend zou zijn omdat hij haar had gebruikt om uit een helse dimensie te ontsnappen. De laatste keer dat ze was uitgevallen tegen haar broer stond echter nog vers in haar geheugen.

“Je hebt een deel van haar essentie,” zei Riz met een soort aanbidding in zijn stem die ze nog niet eerder bij hem had gehoord. “Het is de reden waarom je met mythische dieren kunt praten en immuun bent voor hun gif.”

“Denk je dat ik haar ooit zal ontmoeten?” Een deel van haar was wat huiverig, maar een ander deel was benieuwd naar de vrouw - godin of niet - die in wezen haar moeder was.

“Ik hoop het niet,” zei Riz tot haar verbazing. “Als ze haar krachten nog verder met jou zou delen, zou je niet meer jezelf zijn. Kun je je voorstellen waar je toe in staat zou zijn als je oneindig sterker werd? Als je met een enkele gedachte een leger Kraken of hydra’s op de been zou kunnen brengen?”

Kellsey, godin der Kraken. Het zou prachtig staan op een visitekaartje, maar ze begreep zijn punt. “Absolute macht corrumpeert absoluut.”

“Precies.” Hij keek even gepijnigd. “Je moet weten dat ik nooit van plan was om jou aan Moloch te overhandigen. Niet nadat ik voor het eerst in je ogen keek.”

“Je had een back-up plan,” stelde ze vast.

“Je klinkt daar zo zeker van,” zei hij.

Kellsey knikte. Nooit meer zou ze twijfelen aan zijn liefde voor haar. Dat had ze een keer gedaan en ze had daar tot op de dag van vandaag spijt van. “Natuurlijk. Ik ben tenslotte je favoriete zusje. Als je al iemand zou offeren aan die engerd, zou dat Qasim geweest zijn. Hij zou quantumfysica en de gevaren van dimensiehoppen kunnen bespreken met Moloch. Hij zou in no time weer uit Chaos gegooid worden.”

Dit toverde eindelijk een glimlach op Riz’ lippen.

Er was nog een ding dat ze wilde weten. “Wat heb je Moloch in ruil voor mij beloofd?”

Haar broer verstrakte. “Iets wat ik hem nooit zal geven.”

Ze wilde hem verder bevragen, maar Leroy eiste haar aandacht op met een zoen waarmee hij wilde zeggen dat ze het hierbij moest laten.

Ze keek rond in de verwoeste kamer. Ronin zoefde als een schaduw door de ruimte, her en der puin oprapend en naar buiten brengend. Kuno raapte de zwaardere dingen op, zoals de steunbalken en stukken muur. Qasim en Kartal liepen rond met een hamer. Zelfs Levi had zich overeind gehesen en was druk bezig met bellen.

Het Gesticht lag in puin, maar ze zouden het weer opbouwen. Wat er ook op hun pad kwam, ze zouden het samen het hoofd bieden.

Samen waren ze sterk. Ze waren een clan.