19
Hannah ijsbeerde zenuwachtig tussen het raam en de bank, waarop een uiterlijk rustige Lydia zat. Dalton stond op de uitkijk, vlak bij de deuropening naar de hal van het kosthuis. Hij zag er gewoon en kalm uit. Hannah vroeg zich af hoe het bestond dat ze zo onaangedaan bleven terwijl er zo veel op het spel stond.
'Ga zitten, Hannah', zei Lydia. 'Je loopt de vloer kapot als je zo doorgaat.' Met haar hand klopte ze op het kussen naast haar.
'Ik kan echt niet zitten.' Ze keek van Lydia naar Dalton. 'Ik snap niet dat jullie zo rustig blijven.'
'Dat ben ik helemaal niet', zei Lydia. 'Ik ontplof bijna van nieuwsgierigheid. Als Margaret iets verkeerds aan het uitvoeren is, wordt het de hoogste tijd dat het bekend wordt. Ik wil heel graag meewerken aan die onthulling.'
Dalton leunde met een hand tegen de deurpost. 'Hoe spannender het wordt, hoe rustiger ik word ... van buiten dan.' Hij grinnikte. 'Mijn zus werd daar altijd horendol van.'
Hannah liep weer naar het raam en keek naar buiten. 'Ik weet niet of we dit wel moeten doen. Stel je voor dat we worden betrapt terwijl we inbreken in de kamer van iemand anders ...'
'We breken helemaal niet in. We gaan gewoon ... even op bezoek en dan kijken we even rond. En het was trouwens jouw idee.'
Hannah draaide zich om naar Lydia. 'En misschien was het wel niet zo'n goed idee van mij. Als we worden betrapt, eindigen we misschien wel weer in de gevangenis.'
Het geluid van voetstappen op de trap verhoogde de spanning. Dalton deed zijn handen op zijn rug en slenterde de ontvangsthal in. 'Goedemorgen', mompelde hij.
'Ja, ook goedendag.' Weston Douglas passeerde Dalton en wierp bij het voorbijgaan een blik in de zitkamer. 'En jullie wens ik een heerlijke dag toe, dames.' Met verlekkerde ogen nam hij Lydia en Hannah in zich op.
Het lukte Hannah om te glimlachen en hem toe te knikken.
Lydia stond op. 'Het is een prachtige morgen, hè?' zei ze enthousiast. Ze schonk hem een stralende glimlach.
Ik zou het echt niet doorhebben dat ze iets van plan was, dacht Hannah. Ze wist niet of ze trots moest zijn op Lydia of teleurgesteld.
Weston tipte met de punt van zijn vinger tegen de rand van zijn hoed. 'Nou, ik ga ervandoor. Ik heb weer een drukke dag.'
'Dan zien we u wel weer bij het diner', probeerde Lydia. Maar Weston liep direct verder naar de deur en stapte naar buiten. Het leek alsof hij met zijn hoofd niet bij de ontmoeting was.
Lydia ging naast Hannah staan bij het raam. Samen keken ze hoe Douglas de straat op wandelde en in de richting van de kroeg verdween. 'Beetje vroeg om nu al te beginnen, maar voor ons komt dat goed uit. Zijn zwakte geeft ons de gelegenheid om uitgebreid in zijn kamer te gaan zoeken.' Lydia pakte de arm van Hannah en liep gretig naar de deur.
'Lydia, ik denk dat het het beste is, als jij hier blijft', zei Dalton. Zijn stem klonk verontschuldigend.
'Ik?' Ze stond stil en keek hem met grote ogen aan.
'Ik weet dat je heel graag wil gaan snuffelen, maar ik denk dat het beter is wanneer ik Hannah begeleid. Want als hij onverwachts snel terugkomt, ben jij veel beter dan ik in staat om hem af te leiden. En voor het geval hij toch onverwachts zijn kamer binnenkomt, denk ik dat het beter is wanneer ik bij Hannah ben.'
Lydia liet Hannah los. 'Ik dacht dat we het anders hadden afgesproken: dat Hannah en ik op speurtocht zouden gaan.' Ze tuitte haar lippen. 'Ik had me er net zo op verheugd.'
'Nee. Het is beter wanneer ik met Hannah meega', zei Dalton nu vastbesloten.
'Ik ben ook wel sterk genoeg, hoor, om het tegen hem op te nemen.'
'Lydia, stil', zei Hannah. 'Straks hoort iemand je nog. Dalton heeft gelijk. Het is niet goed wanneer een vrouw in jouw toestand tegen een man moet vechten. En als Dalton te vroeg terugkomt, is het voor jou een fluitje van een cent om hem tegen te houden.' Ze grinnikte. 'Je hebt nu al een paar keer laten zien dat je een kei bent in toneelspel.'
'Maar dat vind ik helemaal niet leuk.' Er verscheen een flauwe glimlach op Lydia's gezicht. 'Ik wilde zo graag gaan. Kun jij niet hier blijven, Hannah? Jij bent ook heel goed in staat om hem af te leiden als dat nodig is.'
'Ik zou echt niet weten wat ik moest zeggen, als Douglas opeens voor me stond.' Ze liep naar de deur. 'En John is mijn man ... ik bedoel, dat was hij. Ik moet gaan.'
Lydia deed haar armen over elkaar en trok een frons. 'Nou, oké dan, maar ik ben hier niet blij mee. Als je dat maar weet.'
'Dat begrijpen we best', zei Hannah. Ze keek snel in de eetkamer of daar nog iemand was. 'Het is zover', fluisterde ze tegen Dalton. Ze ging hem voor de trap op naar de tweede verdieping. Daar liepen ze de gang in. Precies op het moment dat zij en Dalton aankwamen bij de deur van de kamer van Douglas, verscheen er een vrouw in de gang.
Hannah leunde snel met haar rug tegen de muur. Ze keek op naar Dalton en probeerde iets te verzinnen dat leek op een normaal gespreksonderwerp. 'Zullen we straks nog even langs de zeekade lopen? Daar verkopen ze allerlei soorten vis.'
Een moment leek Dalton van zijn stuk gebracht, maar hij herstelde zich snel. 'Dat lijkt me een goed idee.'
De vrouw glimlachte naar hen terwijl ze voorbijliep. Ze ging naar een kamer aan het einde van de gang, opende een deur en verdween naar binnen.
Hannah voelde haar hart bonken. Ze haalde diep adem, keek of er nog iemand aankwam, draaide zich om en probeerde de deur. Die ging open. Ze liep naar binnen met Dalton vlak achter zich aan.
De kamer stonk naar sterke drank en sigarenrook. Het bed was onopgemaakt en de enige stoel die er stond, bezweek bijna onder de stapel ongewassen kleding. Het bureaublad was bedekt met boeken en kranten. Hannah liep naar het raam en keek naar buiten. Ze verwachtte dat ze Douglas met grote passen naar het kosthuis zou zien lopen, maar hij was nergens te zien.
Ze draaide zich om en keek naar de kamer. 'Hij is niet echt het nette type, hè?'
'Dat kun je wel zeggen.' Dalton liep naar de kast, opende het bovenste laatje en bladerde snel door de inhoud.
Hannah keek.
Hij keek over zijn schouder naar haar. 'Schiet nou maar op.'
'O ja.' Hannah besloot dat het bureau de beste plek was om te beginnen. Ze had geen idee waar ze eigenlijk naar zocht, maar vertrouwde erop dat ze het zou aanvoelen, wanneer ze een belangrijke aanwijzing zag. Ze snuffelde in een stapel kranten.
Dalton duwde het bovenste laatje dicht en opende het volgende. Hannah concentreerde zich op de volgende stapel kranten. 'Hij heeft vreselijk veel rommel verzameld', zei ze terwijl ze de rest van de papieren op het bureaublad onderzocht: een stapel brieven, inkt, een pen en ... een sleutel. Ze pakte de sleutel en bekeek die eens goed. 'Zou dit een aanwijzing kunnen zijn?'
'Wat?' Dalton kwam naar haar toe. Hij nam de sleutel en keek ernaar. 'Te klein voor een deur.' Hij liet zijn ogen over de kamer glijden.
'Wat zou je er dan mee open kunnen maken?' Hannah keek naar de klerenkast. Met opgewonden, grote stappen liep ze ernaartoe en opende de grote deur. Ze voelde tussen de hangende bloezen. Niets. Ze stond op haar tenen en liet haar handen over de bovenste plank glijden.
'Laat mij maar even.' Dalton voelde op de bovenste plank, maar vond alleen een hoed en handschoenen.
'Er moet hier iets zijn voor die sleutel.' Hannah opende een lade en haar hart sloeg een slag over. Daar, midden tussen onderbroeken en sokken, stond een houten doos. Ze tilde hem op en probeerde het deksel te openen. Die zat op slot.
Dalton kreeg een schittering in zijn ogen. 'Daar heb je zeker een sleutel voor nodig?'
Hannah tilde de kist naar het bureau.
Dalton duwde de sleutel in het sleutelgat en draaide. Hij opende de kist en keek glimlachend naar Hannah. Hij keek naar de inhoud en pakte er een stapel brieven uit.
'Die kist zit behoorlijk vol', zei Hannah. 'Het zal wel even duren, voordat we dat allemaal gelezen hebben. In die tijd zou hij weleens terug kunnen komen en ons ontdekken. Hoe zouden we hem ooit kunnen uitleggen, waarom we zijn privépapieren lezen?'
'Het maakt niet uit met wat hij ons hier ontdekt. Wij hebben sowieso geen goede verklaring waarom we hier zijn.' Dalton liep naar het raam en keek naar buiten. 'Ik zie hem niet. Hij blijft waarschijnlijk nog wel uren weg, verdiept in het kaartspel en al behoorlijk bedwelmd.'
'Zou je even naar beneden willen lopen om te checken of hij echt nog niet terug is?' Hannah pakte enkele brieven en ging zitten. 'Ik begin alvast met lezen.'
'Als ik niet heel snel terug ben, zit ik waarschijnlijk met hem te praten. Als dat gebeurt, moet je dus snel de brieven in de kist terugleggen en weggaan.' Hij opende de deur, gluurde de gang in en liep de kamer uit.
Hannah pakte een envelop. De afzender was Margaret Bradshaw. Met trillende handen opende ze de envelop en haalde er een brief uit. Het begon met: 'Mijn allerbeste Weston.' Een klein vuurtje begon in Hannah te branden.
Margaret schreef over John, het leven op de boerderij en dat ze hoopte dat met Weston alles goed ging. Wat Hannah las, opende oude wonden en wreef er soms zout in. Ze stak de brief terug in de envelop en pakte de volgende. In de eerste brief had niets verdachts gestaan.
De deur werd geopend. Hannah zat van schrik recht overeind en drukte de brief tegen haar borst. Het was Dalton. 'O! Je liet me schrikken.'
'Sorry.' Hij deed de deur dicht. 'Hij is er nog niet, maar we moeten wel zo snel mogelijk werken. Heb je al iets?'
'Alleen nog maar bewijs dat Margaret correspondeerde met meneer Douglas.' Ze gaf hem een stapel brieven en opende zelf een envelop die was geadresseerd met het handschrift van Margaret. Deze keer las ze de brief met stijgende verbazing. Ze las de brief zo snel mogelijk en zei toen: 'Moet je hier eens naar luisteren.' Ze las voor uit de brief: 'Het zal nu niet lang meer duren, voordat we terug kunnen varen naar Londen. Ik verlang naar jouw armen om me heen en naar het moment wanneer we niet meer hoeven te doen alsof.'
Hannah stopte met lezen, woedend. 'Hoe durft ze!' Ze keek naar Dalton. 'Ze hebben een relatie. Ze is van plan om John te verlaten! Na alles wat hij voor haar gedaan heeft en nadat ze ons zo veel leed heeft aangedaan, is ze nu van plan om hem in de steek te laten.'
Dalton kreeg rimpels in zijn voorhoofd. 'Hier is nog iets.' Hij schraapte zijn keel en las uit een andere brief: 'Binnenkort hebben we waar we voor zijn gekomen. Nog maar een paar weken en dan zijn we rijker dan we ooit durfden te dromen. Dan reizen we terug, precies zoals we het hadden gepland. John heeft geen idee.' Met verdrietige ogen keek Dalton naar Hannah.
'Die vrouw is slecht!' Hannah voelde dat ze zou gaan huilen. Hoe kon iemand zo gemeen zijn?
'Heb jij enig idee over welk fortuin ze het heeft?' vroeg Dalton.
'Totaal niet. We hebben nooit veel gehad. Ik kan het me niet voorstellen.'
Snel lazen ze de andere brieven. Ze hoopten meer specifieke details te vinden, maar het was allemaal meer van hetzelfde. Teleurgesteld stopten ze de brieven terug in de kist en plaatste die terug in de kast.
'Die vent is een schurk van de eerste orde', sputterde Lydia toen ze hoorde wat Dalton en Hannah hadden ontdekt. 'En Margaret - die is nog veel erger dan een schurk. Ik heb er geen woorden voor.'
Hannah kookte van woede over Margaret, maar ze zat ook vol zelfverwijt. Ze had bijna besloten om te stoppen met dit onderzoek. Dat is nou typisch iets voor mij. Als Lydia niet zo aangedrongen had ...
'We moeten het tegen John zeggen', zei Lydia.
'Ja, maar ze hebben een plan uitgebroed', antwoordde Hannah. 'We moeten er ook achter zien te komen wat ze van plan zijn.'
Het werd stil in hun kamer. Na een tijd verscheen er een glimlach op Lydia's gezicht. 'Ik heb een idee.'
Hannah kende Lydia nu goed genoeg om te bedenken dat het weleens een buitensporig idee zou kunnen zijn. 'Ik denk dat ik die toon van je stem niet helemaal vertrouw.'
'Het is niet iets heel ergs', verzekerde Lydia haar. 'We doen bij Margaret gewoon hetzelfde als wat we hier hebben gedaan. Waarschijnlijk heeft zij de informatie die we zoeken.'
'Hoe bedoel je?'
'We moeten ook toegang tot haar papieren zien te krijgen. Ze heeft natuurlijk brieven die meneer Douglas haar gestuurd heeft.'
'En hoe denk je dat voor elkaar te krijgen?' vroeg Dalton. 'We kunnen niet ongezien naar de boerderij rijden.' 'Ik kan haar toch uitnodigen voor de thee?' Lydia's ogen schitterden. 'Het wordt toch de hoogste tijd dat we elkaar beter leren kennen, vind je niet?'
'Maar ze weet toch dat je een hekel aan haar hebt?'
'Ja, maar ze is zo zelfingenomen, dat ze waarschijnlijk maar al te graag gelooft dat zelfs ik haar nu aardig begin te vinden.' Ze grijnsde. 'Ik krijg haar wel zover dat ze gelooft dat ik het goed wil maken met haar ... Dan geef ik als argument dat John zo'n goede vriend is. En als we dan gezellig theedrinken, kunnen jij en Dalton een speurtocht houden in de boerderij.'
Hannah voelde haar buikspieren samentrekken. 'Goed, wanneer?'
'Ik zal haar een briefje sturen direct als we terug zijn.'
'En wat doen we als John er is?'
'Hij zal toch wel blij zijn dat we dit goed willen onderzoeken?' antwoordde Lydia.
'We kunnen het hem niet vertellen. Nog niet. Dan moeten we eerst meer weten.' Hannah wreef over haar slapen in de hoop een beginnende hoofdpijn weg te masseren. 'Hij is meestal ergens in de velden aan het werk en niet in het huis.'
'Goed dan, dan moet je ervoor zorgen dat je midden op de dag aankomt.' Lydia glimlachte. 'Op de dag dat ik theedrink met Margaret.'
John hielp Margaret met opstijgen en sprong daarna met een grote zwaai op zijn eigen paard. Ze trok haar rok zo veel als mogelijk was in de plooi om er nog een beetje fatsoenlijk uit te zien. 'Het is al weer een hele tijd geleden dat ik paard heb gereden. Ik voel me hier nogal zitten.'
'De wegen zijn hier zo slecht dat het bijna onmogelijk is om op een zijzadel te rijden. Je kunt proberen om zijlings te zitten, mij maakt het niet uit. Hannah heeft het vaak gedaan en ze zei dat paardrijden met allebei de benen aan één kant haar hielp om er toch nog fatsoenlijk uit te zien en ook een beetje stabiel te zitten.'
'Dat zal wel, maar ik vind het er vreselijk uitzien. Het is niet erg vrouwelijk.'
De smaad in Margarets toon deed John pijn, maar hij zei niets. Hij herinnerde zich hoe hij Hannah had geprobeerd ervan te overtuigen dat ze een vrouwenzadel, aan één kant van het paard, moest gebruiken. Alleen maar omdat hij dacht dat dat zo hoorde. Hij wilde niet dat zij er onfatsoenlijk uit zou zien op de openbare weg. Maar hij wist maar al te goed dat het hem toen vooral om zijn eigen reputatie ging. De herinnering aan zijn egoïsme beschaamde hem.
'Je mag paardrijden zoals je wilt, maar zijlings zitten is het veiligst.' Hij leunde een beetje naar voren en porde met zijn voeten zijn paard zachtjes in zijn zij. Zijn paard vertrok in een lichte galop. Margaret spoorde haar paard aan en kwam naast hem rijden.
'Ik vond het tijd worden om je een beetje meer van de boerderij te laten zien', zei hij.
'Kun je het nog niet een landgoed noemen? Het lijkt vrij groot.'
'Ik zou het nog niet zo durven noemen, maar het is wel een fors stuk land, ja. Ooit zullen we het een echt landgoed kunnen noemen.'
Margaret glimlachte naar hem. 'Ik verlang naar die dag. Het zal prachtig zijn.'
Ze galoppeerden over de velden en lieten de paarden daarna langzaam lopen. 'Toen Hannah en ik hier begonnen, hadden we slechts 25 hectares.'
'Echt waar? Was dat alles? Hoe heb je het dan voor elkaar gekregen om nu zo veel te hebben?'
'Toen ik hierheen verhuisde, hoopte ik dat ooit het aangrenzende stuk land te koop zou komen. Dus heb ik zo veel mogelijk gespaard. Toen het beschikbaar kwam, kocht ik het.'
'Hoeveel land heb je nu?'
'Bijna achthonderd hectares. Ik moet nog afbetalen, maar zolang het goed gaat met de boerderij, is dat geen probleem.'
'Wie was de eigenaar voordat jij het kocht?'
'Een man die in Sydney woont. Maar hij kwam hier bijna nooit. Hij is teruggekeerd naar Engeland om voor zijn ouder wordende ouders te zorgen.' John trok aan zijn hoed, zodat de rand zijn ogen beschermden tegen de zon. 'Het heeft me een lieve duit gekost, maar het is het waard. Zonder die extra grond was het me nooit gelukt om de boerderij zo op te bouwen als ik wilde.' Hij staarde over de open velden vol met goudbruin, door de zon verbrand gras.
'Het is prachtig', zei Margaret. 'Maar ik ben nog steeds niet gewend aan het klimaat. Het is hier veel warmer dan in Engeland, en de seizoenen van het jaar zijn hier ook omgedraaid. Het zou voor mijn gevoel nu juist koud moeten zijn. Het is raar dat het tijdens de kerstdagen bloedheet is. Dat geeft helemaal geen kerstgevoel.'
'Dat went wel.'
Margaret zuchtte. 'Ik mis het groene van Engeland en de uitgaansmogelijkheden van Londen.'
'Ik dacht dat je daar al overheen was.' John was teleurgesteld, maar hij voelde ook een groeiend wantrouwen.
'Dat ben ik ook. Helemaal. Maar het zou wel leuk zijn als er af en toe eens iets te doen zou zijn. Met een zoete glimlach voegde ze daar aan toe: 'Je weet natuurlijk dat ik het uitgaansleven van Londen nooit zou willen ruilen voor wat ik nu heb. Ik vind het heerlijk om bij jou te zijn.'
Haar woorden gaven John een warm gevoel. Margaret en hij deelden weliswaar niet dezelfde genegenheid als die er was tussen hem en Hannah, maar als ze maar lang genoeg samen zouden zijn, zou dat vanzelf groeien. 'We zullen hier een goede toekomst hebben samen - een gezin en ... '
'John, als je een gezin wilt hebben, zul je toch echt eerst terug moeten verhuizen naar het huis', onderbrak Margaret hem met een ondeugende glimlach.
John trok een beschaamd gezicht. 'Ja, daar heb je wel gelijk in, denk ik.' Hij besefte dat het tijd werd om zich geheel aan Margaret te wijden, maar het idee gaf hem nog steeds het gevoel ontrouw te zijn aan Hannah. 'Ik ben een paar dagen weg om vee te kopen. Als ik terug ben, zal ik weer in het huis gaan wonen.'
Margaret reikte naar hem en pakte zijn hand. 'Ik heb er zo lang naar verlangd je dit te horen zeggen.'
John voelde zich gevleid en kneep zachtjes in haar hand. Ik moet Hannah uit mijn hoofd zetten. Ik ben nu weer terug bij Margaret.
'Als je vee gaat kopen, kom je dan in de buurt van het centrum van Sydney?' vroeg Margaret.
'Dat zou wel een behoorlijk stuk om zijn.'
'O. Ik hoopte dat het mogelijk was voor jou om even bij mijn advocaat langs te gaan. Het schijnt dat hij wat papieren heeft liggen die ik moet tekenen. Het heeft iets te maken met het landgoed van mijn ouders. Ik vind het afschuwelijk om die lange reis naar Sydney te maken. De weg is zo slecht.'
'Je kunt toch met een boot over de rivier?' 'Dat klopt wel, maar die boten zijn zo ouderwets en primitief.'
'Dat wel, maar het is wel een behaaglijke manier van reizen.'
'Maar het is nu zo drukkend heet en je weet hoe vervelend de insecten zijn.' Margaret keek hem smekend aan vanonder de rand van haar hoedje. Met haar bruine ogen wilde ze hem overrompelen. 'Kun jij het alsjeblieft doen?'
'Oké, ik zal het doen, maar dan moet het wel een andere keer', zei John. 'Ik dacht eigenlijk dat alles wat te maken heeft met het landgoed van je ouders geregeld was.'
'Het lijkt erop dat mijn broers nog een deel van het landgoed hebben verkocht, en ze zijn zo aardig de opbrengst te verdelen.'
'O, op die manier. En bij welke advocaat moet ik dan zijn?'
'Hij heet Weston Douglas.' Ze glimlachte. 'Er komt waarschijnlijk voor mij weer een behoorlijke smak geld beschikbaar, dat kunnen we mooi gebruiken voor de boerderij.'
'Ik wil best met hem spreken, maar ik zou het liefst willen dat jij dan meegaat.'
'Met je meegaan om vee te kopen?
'Dan zouden we dat vee samen hierheen kunnen drijven.'
Margaret schudde haar hoofd. 'Ik vind het echt heerlijk om bij jou te zijn, maar het gaat mij te ver om die ellenlange tocht vanaf Sydney helemaal hierheen achter een kudde rundvlees aan te hobbelen. Het stof en de vliegen zullen verschrikkelijk zijn.'
John knikte, maar hij herinnerde zich nog hoeveel plezier hij en Hannah samen eens hadden beleefd aan zo'n zelfde tocht met een kudde schapen. 'Goed. Dan hoef je me alleen maar te vertellen waar ik hem kan vinden.
'Ik heb het adres. Aangezien je mijn echtgenoot bent, ben je gevolmachtigd om welk document dan ook voor mij te tekenen.'
'Ik weet dat het zo in de wet staat, maar toch zou ik het prettiger vinden als jij de documenten die ik namens ons teken, eerst zelf zou hebben gelezen.'
'Ik vertrouw je volledig en onvoorwaardelijk.'
'Nou goed dan. Maar ik zal er wel voor zorgen dat ik kopieën meekrijg, zodat jij ook zelf op de hoogte blijft met wat er gebeurt met jouw bezittingen.'
'Natuurlijk. Dat is erg aardig van je.' Ze trok aan de teugels. Haar paard schudde tegenstribbelend met zijn hoofd. 'Wanneer denk je dat je erheen gaat?'
'Nadat ik terug ben met het vee. Waarschijnlijk volgende week.'
'Goed. Dat is nog ruim op tijd.'