3
Hannah stond voor het raam van haar hotelkamer en keek naar de straat beneden haar. Twee moeders met kinderen groetten elkaar, stonden even te kletsen en vervolgden toen hun weg. Een winkeleigenaar veegde het stoepje voor zijn deur, stopte ermee om te kijken hoe een rijtuig langsreed en stof deed opwaaien, dat hij zo dadelijk weer zou moeten opvegen. Het rijtuig was afgeladen met kinderen. Vanaf de achterkant blaften twee honden naar de winkelier. Raar toch dat de wereld gewoon doordraaide, terwijl haar leven op z'n kop stond.
John was al een lange tijd weg. Ze kon zich niet voorstellen waar John en Margaret het al die tijd over hadden, of wellicht wilde ze het zich niet voorstellen. Na een tijdje liep ze naar de spiegel. Ze zag er vreselijk uit met haar opgezette, rode ogen. Voorzichtig trok ze de spelden uit haar haar, zodat de donkere lokken tot over haar schouders vielen. Ze haalde een fijne borstel door haar dunne haar. John streelde vaak over haar haren en zei dan dat het zijdezacht was.
Waarom duurde het toch zo lang?
Nadat ze haar kapsel weer mooi had opgestoken, spetterde ze koel water in haar gezicht en liep terug naar het raam. De adem stokte in haar keel toen ze John zag oversteken. Hij liep met grote, zekere passen, zijn vuisten gebald en zijn wenkbrauwen gefronst. Hij was duidelijk niet op zijn gemak. Hannah voelde misselijkheid opkomen.
Met haar ogen bleef ze hem volgen, totdat hij verdween onder het afdak van het hotel. Daarna draaide ze zich om en keek naar de deur van hun hotelkamer. Hij kon ieder moment binnenkomen. Vanuit haar ooghoeken zag ze een kreukel in het bedlaken. Snel trok ze alles recht en liep terug naar haar plek bij het raam. Wat zou hij te zeggen hebben? Wat had Margaret hem verteld?
Het gedempte geluid van voetstappen op tapijt kwam steeds dichterbij. Dat moet hij zijn. Vlak voor de deur stopten de voetstappen. Hij staat daar gewoon te staan. Hannah besefte dat hij niet met goed nieuws zou komen. Ze hield haar adem in.
Toen de deurknop eindelijk omlaag ging, sloeg Hannah gespannen haar armen om zich heen. Stel je voor dat hij heeft ontdekt dat hij nog steeds van Margaret houdt. Wat moet ik dan doen? Ik kan die gedachte niet verdragen. Ze bedwong haar gedachten door zich voor te houden hoeveel hij van haar hield. Hij had haar al zo vaak verzekerd van zijn liefde voor haar - zo vaak. En zei hij niet vaak dat hij voor altijd van haar zou houden? Ze hield zich vast aan die zoete herinneringen.
De deur ging open en John stapte de kamer in. In eerste instantie keek hij haar niet aan, maar toen even later zijn lichtbruine ogen die van haar vonden, zag ze zijn pijn. Ze haalde gespannen adem en legde haar hand op haar buik.
Hij sloot de deur. Tussen hen hing een zware stilte.
Hannah wilde het niet horen, maar vroeg uiteindelijk toch: Wat is er gebeurd?' Op het moment dat ze de vraag stelde, wenste ze dat ze het niet had gedaan. Ze draaide zich om en keek door het raam naar de straat waar mensen vrolijk hun dagelijkse gang gingen. 'Nee. Vertel me maar niets.' Ze wilde een van hen zijn, daar op straat. Hun leven was niet geruïneerd. Konden John en zij maar gewoon doorgaan met hun leven alsof er niets gebeurd was.
'Hannah, we moeten praten.' Zijn stem klonk benepen, alsof iemand zijn keel dichtkneep. Hij liep naar haar toe, maar zij draaide zich niet om. Ze wilde zijn gezicht niet zien. Hij pakte haar bij haar bovenarmen en trok haar tegen zich aan.
Hannah reageerde niet. Ze kon het niet.
'Ik denk dat het beter is als je even gaat zitten.'
Ze dacht de jobstijding al in zijn stem te horen. Ze voelde tranen achter haar ogen branden. Ze liep naar de schrijftafel en ging zitten. Ze legde haar trillende handen op de tafel en staarde hem aan. Wat was er gebeurd? Ze kon bijna geen adem meer halen, maar dwong zich te zeggen: 'Vertel het maar, John.'
Hij ijsbeerde door de kamer, terwijl hij haar vertelde over het gesprek met Margaret. Telkens als Hannah een vraag wilde stellen, legde hij haar het zwijgen op en sprak snel verder. Het leek wel of hij bang was dat hij het verhaal niet zou kunnen vertellen, als zij hem onderbrak. Toen hij klaar was, stopte hij met heen en weer lopen en keek naar Hannah.
Ze houdt nog steeds van hem. Ik ben hem kwijt. Ze slikte haar tranen weg en keek naar haar echtgenoot. 'Hou je van haar?'
'Natuurlijk niet. Ben je daar bang voor?' Hij liep naar haar toe.
'Raak me niet aan.' Ze stond snel op en deinsde achteruit.
John stopte geschrokken. 'Ik hou niet van haar. Ik hou alleen van jou.'
Hannah klemde haar handen strak op elkaar. Ze keek naar de deur. Ze wilde weg - weg van hier.
'Hannah.' Zijn stem smeekte haar te blijven.
'Het lijkt erop dat ze je nooit kwaad wilde doen. Henry is je vijand, niet Margaret. Zij was een slachtoffer. Net als jij.'
'Dat maakt niets uit. Ik hou niet van haar. Ik ga een scheiding aanvragen.'
'Waarom? Die krijg je toch niet. Je weet dat het onmogelijk is. Alleen als er heel erge zaken zijn voorgevallen, krijg je een scheiding.'
'Dit zijn zware zaken.'
Hannah wilde graag dat ze het met John eens kon zijn, maar ze wist ook dat het geen zin had om samen tot een schijnzekerheid te komen. 'Margaret heeft je geen kwaad gedaan. Ze is zelfs vanuit Londen helemaal hiernaartoe gereisd. Ze dacht dat je hier in de gevangenis zat, maar toch wilde ze bij jou zijn, als je vrouw aan je zij staan.' Plotseling drong bij Hannah het besef door dat Margaret in een wanhopige situatie moest verkeren, en dat ze de ellende verdroeg uit liefde voor John. 'Ze moet wel heel erg veel van je houden.'
'Daar ben ik niet van overtuigd.'
Met een toenemend gevoel van wanhoop liet Hannah haar armen langs haar lichaam zakken. 'Ik wilde dat het niet waar was, dat ze niet om je gaf. Maar we moeten de zaak zien zoals die is, niet zoals wij het willen zien.'
Ze keek John aan en zag dat zijn ogen duister stonden van verdriet. 'Je moet jezelf losmaken van wat je de afgelopen drie jaar hebt geloofd. Je moet de waarheid onder ogen zien. Margaret heeft grote risico's genomen door hierheen te komen.' Hannah liep terug naar het raam en duwde met de palm van een hand tegen het glas. 'Als zij de waarheid spreekt, hebben jij en ik geen huwelijk. Daar kunnen we dan niets aan veranderen.'
Met drie grote passen stond John naast haar. 'Daar kun je niet zo zeker van zijn. Ik hou van jou en jij houdt van mij. Wij zijn getrouwd.'
Hannah draaide zich om en keek hem aan. Hij stond zo dichtbij dat ze zijn adem voelde. Ze plaatste haar handen op zijn borst. 'Hoe kan een man nou met twee vrouwen tegelijkertijd getrouwd zijn?'
John reageerde niet direct. 'Er moet toch een wet zijn voor dit soort problemen?'
'Als die al bestaat, heb ik er nog nooit van gehoord.' Ze wachtte, in de hoop dat John zich een soortgelijke situatie herinnerde of iets anders wat hen zou kunnen helpen om hun leven als echtpaar terug te krijgen.
Hij zei niets.
'Dat is het dan dus.'
'Ik kan niet tegelijk getrouwd zijn met jou en Margaret. Dat is onmogelijk.'
'Dat is het dilemma én onze nachtmerrie.'
John probeerde Hannah tegen zich aan te drukken, maar ze hield hem tegen. 'Wat moeten we doen, als we elkaar niet meer hebben?' vroeg hij. En hij probeerde haar opnieuw naar zich toe te trekken.
Haar behoefte aan zijn kracht en de warmte van zijn handen wonnen het. Hannah staakte haar verzet en liet zich omarmen. Ze duwde haar gezicht tegen zijn overhemd en ademde zijn geur in. Ze kon de tranen niet langer tegenhouden. Ze sloeg haar armen om hem heen en het haar tranen de vrije loop. Haar toekomst leek een zwart gat. 'Hoe kan ik zonder jou leven?'
'Dat hoef je niet', zei John met trillende stem. 'We zullen erover praten met dominee Taylor. Hij zal wel een oplossing hebben. Er moet toch een mogelijkheid zijn.'
Hannah drukte zich nog sterker tegen hem aan. 'Ik hoop zo dat je gelijk hebt.'
John moedigde de paarden niet aan tot spoed, toen ze met hun kar door de straten van Parramatta reden. Hannah had het gevoel dat ze onderweg was naar een begrafenis. David en Lydia stonden voor de ingang van de apotheek en knikten hen bemoedigend toe, toen ze hen passeerden. Mevrouw Atherton kwam net bij de kruidenier naar buiten en hief zwaaiend haar hand op. 'Het komt allemaal goed. Houd moed.'
Hannah wilde haar geloven, maar ze besefte dat daarvoor meer nodig was dan menselijke inspanning. Hun probleem kon alleen door een wonder worden opgelost.
Hoe dichter ze de pastorie naderden, hoe meer ze begon te beven. Eerst had ze een wee gevoel van binnen, daarna begonnen haar ledematen te trillen en ten slotte ook haar lippen. Het lukte haar niet om haar handen stil te houden op schoot. Het viel haar op dat zelfs John de teugels van de ene in zijn andere hand liet glijden, telkens weer.
Door een korte slag met de teugels maande hij de paarden tot meer spoed. 'Thomas beloofde dat hij op het vee zou letten. Het is een fantastische knul.'
'Ja, echt.' Hannah zag nog steeds het verdriet in de ogen van Thomas toen zij vertrokken. Met de hond Jackson naast zich stond hij op de veranda. Hij hield zich vast aan het hek en staarde hen na tot ze met paard en wagen uit zijn zicht verdwenen. De hele morgen vuurde hij de ene na de andere vraag af op John en Hannah. Maar zij konden hem geen geruststellende antwoorden geven, geen troost, geen hoop, alleen maar meer onzekerheden.
'Ik ben bang voor hem', zei Hannah. 'Hij heeft al zo veel meegemaakt: eerst zijn zus verloren, toen zijn moeder en daarna zelfs zijn vader. Nu zijn wij zijn familie, maar zoiets als dit kan hem kapotmaken. Weet je nog hoe moeilijk het voor de jongen was om bij ons te komen wonen?'
'Het komt goed met hem, en met ons.'
'John, hij is doodsbang. Dat zag ik in zijn ogen en in zijn manier van doen. En hij heeft er ook alle reden toe.'
'Dat weten we nog helemaal niet. Ik ben ervan overtuigd dat de dominee goed nieuws heeft voor ons.' John stuurde de paarden van de hoofdweg af, het laantje op naar de pastorie. In de schaduw van een grote gomboom liet hij het span stoppen. Nadat hij de rem van hun open rijtuig had aangetrokken en de teugels had vastgebonden, klom hij van het bestuurdersbankje naar beneden en hielp Hannah omlaag.
'Ik geef even de dieren te drinken, voordat we naar binnen gaan. Het is nogal warm. Ze zullen wel dorst hebben. Ik had gehoopt dat het nu wel wat koeler zou zijn, maar het lijkt er nog niet echt op.'
Waarom blijft hij zo Metsen over al die onbenullige dingen? Ons leven is kapot. Hij wil de waarheid niet onder ogen zien. Ze keek toe hoe John een emmer onderdompelde in een drinkbak en hem er weer uittilde. 'Ik kan me nog goed herinneren hoe anders maart was in Londen. Daar was het juist de tijd dat de winterkou verdween. Het was altijd een periode van nieuw leven. De eerste bloemen kwamen op en het gras kreeg een frisse, groene kleur.' Ze miste Engeland nu meer dan ze ooit had gedaan sinds hun gedwongen vertrek.
Ze keek om zich heen en zag de dorstige bomen, de afhangende struiken en het gras dat goudbruin was geworden onder de blakerende zon. Alles leek dood. Dat paste bij hoe ze zich voelde. Stel je voor dat John het verkeerd had en dat er voor hen samen geen toekomst meer was? Dat zou ik niet kunnen verdragen. Ze sloot haar ogen. Heere, geef me kracht. Geef een goede uitkomst.
John bracht de emmer naar de paarden en liet hen drinken. Daarna zette hij de emmer terug op zijn plek naast de drinkbak. Hij liep naar Hannah en pakte haar arm. 'Ben je er klaar voor?'
'Nee.'
John glimlachte haar bemoedigend toe, kneep zachtjes in haar arm en begeleidde haar daarna naar de pastorie.
Dominee Taylor liep de kleine veranda op bij de voordeur. Hij glimlachte vriendelijk, maar de blik in zijn ogen was somber. 'Ik had jullie al verwacht.' Hij pakte Johns hand. 'Welkom.' Hij knikte naar Hannah en voegde eraan toe: 'Het is goed om jullie te zien.' Zij stem kreeg een donkere toon. 'Was het maar onder betere omstandigheden.' Hij opende de deur voor hen en deed een stap opzij.
Hannah was nog maar één keer eerder in het huis van de dominee geweest. Binnen was alles nog hetzelfde. Er stonden nog steeds nauwelijks meubels en alles was blinkend schoon. De enige plek met rommel was een bureau vol met boeken en papieren. Dat was ongetwijfeld de plek waar hij zijn preken schreef.
'Ga zitten', zei hij uitnodigend. 'Kan ik iets te drinken aanbieden? Het is vandaag nogal warm.'
'Een beetje water graag.' Hannah had een droge mond.
'Ik hoef niets', zei John.
Ze gingen samen op een bank zitten en hielden elkaars hand vast.
De dominee keerde terug uit de keuken met een glas water in zijn hand. 'Ik heb dit water net bij de bron gehaald. Het is nog lekker koel.' Hij gaf het glas aan Hannah en nam toen plaats in een leunstoel tegenover de bank.
Hannah nam een slok van het water. 'Dat is lekker fris, dank U.'
De dominee glimlachte en liet zijn hand glijden over de stoffering van zijn stoelleuning. 'Dit is het enige meubelstuk dat ik heb meegebracht uit Londen. Het is nog van mijn moeder geweest. Dit is alles wat ik nog van haar heb, behalve herinneringen natuurlijk. Dit was haar stoel. Als ze een verhaal vertelde, ging ze in deze stoel zitten met mij en mijn broers bij haar op schoot.' Hij gaf een zachte tik op de leuning. 'Mooie herinneringen.'
Hij ademde langzaam uit en keek toen naar John en Hannah. 'Laten we bidden, voor we met het gesprek beginnen.' Hij boog zijn hoofd. 'Onze Vader in de hemel, wij danken U voor Uw aanwezigheid en voor Uw troost. Wij vragen U of U ons extra wil troosten in deze zware tijd. Geef ons alstublieft wijsheid en kracht groter dan die van onszelf, nu we dit vraagstuk moeten oplossen. Help ons om te vertrouwen op Uw heilige oordeel, in het besef dat er niets is wat ons leven raakt zonder Uw instemming. Wij danken U voor Uw liefde en Uw genade - in de naam van Uw Zoon, amen.'
Hij keek op. 'Wel, vertel me wat er gebeurd is. Ik heb tot nog toe alleen maar geruchten gehoord.'
'Het verbaast me niets dat er al veel geruchten circuleren', zei John zo luchtig mogelijk.
'Vertel het hem', zei Hannah.
John liet Hannah's hand los en leunde naar voren. 'Zoals u al weet, ben ik eerder getrouwd geweest, toen ik nog in Londen woonde. Nadat ik gearresteerd was, hoorde ik dat mijn vrouw Margaret en mijn neef Henry me bedrogen hadden. Wat ik ervan wist, was dat ze samen met al mijn bezittingen ervandoor gegaan waren. Later hoorde ik dat Margaret overleden zou zijn. Ik verliet Londen in de overtuiging dat ik weduwnaar was.'
'Ik kan me herinneren dat ik dat eerder gehoord heb. Die Henry is toch een keer hier in Sydney opgepakt in verband met een zwendel?'
'Ja. Dat was hij.'
'Zit hij in de gevangenis?'
'Ja, in Newcastle.'
'En ik heb begrepen dat jij er de hand in hebt gehad dat hij gearresteerd is?'
'Ja, dat klopt.'
De dominee knikte. 'Oké, wat is er gebeurd?'
'Hannah en ik waren in Sydney voor een soort vakantie met vrienden, toen Margaret me opeens benaderde.'
De dominee ging met zijn rug tegen de leuning zitten. 'Dat zal een hele schok geweest zijn, toch?'
'Ja, maar dat niet alleen.' John schraapte zijn keel en keek Hannah aan. 'Het was en het is een ramp voor ons beiden.'
Voor Hannah was het alsof die vreselijke ontmoeting opnieuw plaatsvond. Weer voelde ze grote teleurstelling en angst.
'Wat gebeurde er toen?' vroeg de dominee.
'Margaret vroeg om een gesprek met mij en dus ging ik naar het kosthuis, waar ze verblijft. Ze vertelde dat ze nooit vrijwillig met Henry mee is gegaan, maar dat hij haar gegijzeld heeft. Al snel daarna is ze ernstig ziek geworden. Hij liet haar in de steek, stal mijn bezittingen en verdween. John ging achterover zitten en legde een arm op de leuning van de bank. 'Tegen die tijd was ik al op transport gesteld.'
De dominee knikte. 'En waarom is ze nu hierheen gekomen?'
'Ze zegt dat ze van me houdt en dat ze samen verder wil.'
Tranen in haar ogen zorgden ervoor dat Hannah niet scherp meer kon zien. Hoe bestond het dat dit gebeurde?
'Voordat je in de gevangenis terechtkwam, heeft ze je toen ooit bedrogen of iets anders aangedaan?'
'Nee. Niet dat ik weet.'
'En de enige reden voor haar om nu hierheen te komen, is dat ze herenigd wil worden?'
'Dat is wat ze zegt.' John wierp een blik op Hannah. 'Ik weet nog niet of ik haar volledig kan vertrouwen, maar ik weet wel dat ze niet uit kan zijn op financieel voordeel. Onze boerderij loopt prima, maar we hebben nog niet veel bezittingen.'
'Waar komt de twijfel vandaan die je nog steeds hebt?'
'Eigenlijk heb ik daar geen reden voor. Maar ik ben er zo lang van overtuigd geweest dat ze me bedrogen heeft, dat het moeilijk is om iets anders te geloven.'
De dominee knikte bedachtzaam. 'En waarom heeft ze al die tijd dan geen brieven geschreven? Dat lijkt me de eenvoudigste manier om met jou in contact te komen.'
'Volgens Margaret schreef ze wel degelijk brieven, maar kreeg ze geen antwoord.' John haalde zijn schouders op. 'Ik heb nooit iets van haar gelezen.'
De dominee schraapte zijn keel. 'Dat lijkt me niet onmogelijk. Gevangenen krijgen immers vaak hun post niet.'
Het werd stil, een stilte die zich dreigend door de kamer verspreidde.
'Heb jij een reden om haar niet te geloven?'
'Weet ik niet. In eerste instantie dacht ik dat ze een leugenaar was. Nu weet ik niet meer wat ik ervan moet vinden.
Toen ik mijn neef ontmoette, heeft hij het nooit over Margaret gehad.'
'Ja, natuurlijk. Want daar had je neef geen belang bij, om over haar te praten. Dan zou immers bekend worden dat hij nog meer misdaden op zijn geweten had.'
Hannah hield haar glas met twee handen vast. Ze voelde de koelte van het water. Ze nam kleine slokjes, maar ze kon bijna niet slikken doordat haar keel half dichtgeknepen werd.
De dominee leunde naar voren. 'Wat wil je dat er gebeurt?'
'Ik hoop dat ik een scheidbrief kan krijgen ... ik ben nu immers getrouwd met Hannah.'
Met een knikje keek de dominee naar Hannah. 'En jij, ben jij het ermee eens?'
Hannah wist niet wat ze moest zeggen. Ze wilde dat dit alles niet gebeurde, dat het weg was. Een scheiding zou daarbij kunnen helpen. Maar hoe zou God over zoiets denken? 'Ik hou van John en ik kan niet zonder hem. Maar ik vrees ook de Heere. Volgens mij zegt de Bijbel duidelijk dat God ernst maakt met het huwelijk ... en dus moeten wij dat ook doen. Ik weet niet wat juist is om te doen.'
'Het juiste voor ons is dat we getrouwd blijven.' John sprong overeind. 'Hannah en ik zijn getrouwd. Zeg dat tegen haar, dominee.' Toen de dominee niet onmiddellijk antwoord gaf, sprak John verder. In zijn stem klonk wanhoop door. 'Dat weet u toch? We stonden in uw kerk toen we elkaar trouw beloofden, tot de dood ons zou scheiden. U was er zelf bij.'
'Ja, John. Dat weet ik nog goed. Kalmeer een beetje. Ga maar weer zitten.' De dominee bleef zacht en rustig praten. 'Ik ben ervan overtuigd dat jullie oprecht meenden wat jullie elkaar toen beloofden. Daarover zal iedereen het eens zijn.' Hij rekte zich uit. 'Ik ben nooit getrouwd. Jaren geleden besloot ik mijn leven geheel aan God te geven. Maar ik kan me voorstellen hoeveel pijn jullie nu voelen.' Hij legde zijn armen op zijn benen en boog voorover naar John en Hannah. 'Volgens mij blijkt uit het Woord van God dat Hij scheiding ziet als een grove zonde. Hij staat het alleen toe onder strikte omstandigheden ... waarvan ik er geen een hoor in wat jij me hebt verteld. Tenminste, als Margaret niet heeft gelogen.'
Hannah zette zich schrap voor wat de dominee nu ging zeggen. Ze zou het liefst zich willen afsluiten voor zijn stem.
Hij sprak verder met een verdrietige uitdrukking op zijn gezicht. 'De kerk kan onder deze omstandigheden geen toestemming geven voor een scheiding.'
Hannah dacht dat haar hart stilstond. Ze wist dat ze dit kon verwachten, maar om de woorden nu echt te horen uit de mond van de dominee was erger dan ze zich had voorgesteld. Ze keek naar John - terwijl de waarheid langzaam en pijnlijk doordrong tot haar ziel.
'Wat moeten we doen?' vroeg John gebiedend. 'Ik kan niet met twee vrouwen tegelijk getrouwd zijn.'
De dominee keek aandachtig naar zijn handen. Daarna richtte hij zijn blik weer op John en Hannah. Hij keek hen vastberaden aan. 'Toen jij de eed van trouw aflegde, John, was je al getrouwd. Dat betekent dat jouw eed niet bindend is.'