11
Hannah was ontgoocheld. Ze voelde nog steeds de armen van Thomas waarmee hij zich aan haar vastklemde. Ze hoorde nog zijn huilende, maar vastbesloten stem die eiste dat ze hem niet liet gaan. Ze had er nooit aan gedacht dat ze hem zou kunnen verhezen.
Ze kreeg haast. Misschien dat John nog iets kon doen om de tante van Thomas van gedachten te laten veranderen.
'Laat mij gaan', drong Perry aan. 'Het is niet verstandig voor een vrouw om alleen over straat te gaan. Er kan van alles misgaan.'
'Nee.' Hannah wist dat Perry gelijk had, maar ze kon het niet opbrengen om achter te blijven terwijl Perry naar John ging. Ze moest iets doen. 'Ik heb al tegen mevrouw Atherton gezegd dat ik wegga. Dalton maakt het rijtuigje klaar voor vertrek.'
'Laat me dan ten minste met je meegaan.'
'Dat is niet nodig. Ik kan best voor mezelf zorgen.'
'Dat weet ik wel, maar ...' Perry deed zijn armen over elkaar en schudde zijn hoofd. 'Je bent een koppige vrouw.'
'Precies, dat ben ik.'
'Dit kan echt niet, Hannah. Laat dan alsjeblieft Perry met je meegaan', zei Gwen smekend.
Hannah probeerde zekerheid uit te stralen en zei: 'Er zal niets misgaan. Ik heb de plicht om dit te doen. Dit betreft mij en mijn zoon.' Ze wierp een snelle blik op de stal waar de rijtuigen stonden. 'Ik moet gaan. John moet weten wat er gebeurd is. Hoe sneller hoe beter.'
Dalton reed met het lichte rijtuigje zonder dak naar het huisje van Hannah en stopte daar. Hannah liep haastig naar hem toe. 'Dank je wel dat je het rijtuigje voor me hebt klaargemaakt.'
'Ik wil net zo lief met je meerijden.'
'Dank je, maar ik doe dit liever alleen.' Hannah besefte dat Dalton het alleen maar voorstelde uit bezorgdheid, maar ze had er nu grote behoefte aan om alleen te zijn. Ze wenste dat iedereen haar zou laten begaan. Haar hoofd was een chaos. Emoties en gedachten vlogen door elkaar. Ze had tijd in haar eentje nodig om alles op een rij te krijgen, en om te huilen. Ze betwijfelde of er nog een mogelijkheid bestond om Thomas terug te krijgen. Ze probeerde zich te concentreren op het moment, maar een vreselijke toekomst grijnsde haar tegemoet - een eindeloze leegte zonder haar zoon. Ze voelde tranen opwellen. Niet nu. Nog niet.
Ze stak haar kin naar voren en zei op een zo praktisch mogelijke toon: 'Ik ga liever alleen.' Ze dacht eraan dat Margaret nu in Johns huis woonde. Het zou niet makkelijk zijn om daar mee om te gaan. En ook dat wilde ze het liefst alleen onder ogen zien.
Dalton klom van het rijtuigje af. Met zijn lange benen had hij daar geen moeite mee. Hij keek Hannah aan. 'Zoals je wilt, maar ik zou liever met je ...'
'Ik weet dat je me niet alleen wil laten reizen en ik stel het op prijs dat je zo bezorgd bent.' Hannah liep hem voorbij naar het rijtuig. 'Toch is het beter als ik dit alleen doe. Bovendien hebben jullie hier helemaal niks mee te maken.'
Dalton stond er stijfjes bij en Gwen kreeg vochtige ogen. Perry sloeg een arm om de schouders van zijn vrouw. 'Niks mee te maken? We zijn jullie vrienden. Al heel lang. Ik ken je al sinds de tocht met het gevangenisschip. En Gwen en Dalton kennen je ook al lang. We zijn familie.'
Hannah besefte dat ze iets verkeerds had gezegd. Ze draaide zich om. 'Natuurlijk maken jullie je zorgen. Sorry, ik heb het niet goed gezegd. Maar ik wil jullie er gewoon niet te veel mee belasten. Jullie hoeven mijn lasten niet te dragen.'
Gwen liep naar Hannah en pakte haar hand. 'Als jij ergens onder lijdt, lijden wij mee. En in de Bijbel staat dat we elkanders lasten moeten dragen. Wij willen je echt helpen.'
Een warme golf van liefde overspoelde Hannah. 'Bedankt voor jullie meeleven, maar ik moet dit alleen doen.'
'Waarom dan?' vroeg Gwen. Ze kneep zachtjes in Hannah's hand. 'Waarom wil je niet dat we je helpen?'
Hannah wist daar niets op te zeggen. Ze voelde zo veel pijn van binnen die ze nog niet wilde delen. Ze had het nodig alleen te zijn. 'Ik kan er nu nog niks over zeggen, maar ik ben echt heel dankbaar voor jullie meeleven en gebeden.' Ze keek naar Perry en Dalton en draaide zich om naar het rijtuigje. 'Nu moet ik snel gaan.'
Dalton gaf Hannah een hand en hielp haar met opstappen. Daarna zette hij een stap naar achteren.
Ze pakte de teugels. 'Ik zorg ervoor dat ik weer snel terug ben. Maak je alsjeblieft geen zorgen over me.'
Ze keek in de verte waar mevrouw Atherton op haar verandatrap stond. Angstige zorgen rimpelden haar gezicht. Ze stond daar met haar handen ineengeklemd op haar buik. Hannah wist dat de oude vrouw voor haar aan het bidden was en dat zou blijven doen, tot ze wist dat alles goed was. Ze keek haar vrienden weer aan. 'Bid voor ons, dat Thomas weer bij ons terug mag komen.'
'Dat zullen we doen. Reken daar maar op', zei Gwen. Ze veegde haar tranen weg. 'God zal het niet toestaan dat ze hem afpakken, niet nu. Hij zal ervoor zorgen dat Thomas naar jou terugkeert. Dat weet ik gewoon zeker.'
Met nog een laatste knikje naar haar vrienden, zette Hannah met een zachte tik van de teugels de paarden in beweging. Ze wenste dat ze net zo overtuigd was als Gwen, maar het kostte haar moeite te geloven dat God Thomas terug zou brengen. Ze moest zover zien te komen dat ze accepteerde dat Zijn plannen niet altijd overeenkwamen met haar wensen. Maar de gedachte dat Thomas straks aan de andere kant van de oceaan zou zitten, zo onmogelijk ver bij Parramatta vandaan, was te veel voor haar. Ze pleitte bij God. Alstublieft, laat hem niet weggaan. Ik heb hem nodig. Ik wil niet geloven dat dit Uw wil is.
Zelfs op het moment dat ze in gedachten de woorden tot God sprak, was ze bang dat Engeland misschien toch het plan van God was voor het leven van Thomas. Hij zou zich aan de nieuwe situatie aanpassen en zij en John zouden voor hem niet meer zijn dan een herinnering. Hij zou opgroeien bij een goede familie en een boerderij erven als hij volwassen zou zijn. Misschien hoort die jongen toch wel in Engeland.
Heere, als dit toch Uw wil is, laat dan alstublieft de wond in mijn hart snel helen. En als U wilt dat hij hier blijft, dan wil ik U vragen om kracht en om wijsheid. Laat me zien wat ik moet doen.
Gedurende de tocht naar het huis van John overdacht ze keer op keer de ontmoeting met Lucinda. De tante van Thomas had geprobeerd om netjes voor de dag te komen, maar ze was bereid geweest om voor de zeggenschap over Thomas te vechten. Uiteindelijk had de vrouw haar zin gekregen. Voor het moment. Ik geef het nog niet op.
In haar gedachten zag Hannah opnieuw de papieren voor zich. Die hadden er geloofwaardig uitgezien. Maar hoe kon ze zeker weten dat ze legitiem waren? En wat als Lucinda met Thomas zou vertrekken, voordat ze de legitimiteit van de papieren onderzocht had?
Ze gaf een ruk aan de teugels. De paarden moesten maar opschieten. Tranen in haar ogen vertroebelden haar blik. Ze hoopte dat de paarden niet van de weg zouden lopen. De lucht was warm en zwaar van de bedwelmende lucht van acaciaschors en de zoete geur van bloemen. Normaal gesproken genoot ze van de geuren van de natuur, maar vandaag leken ze haar te verstikken.
Thomas. O, Thomas. Ze zag het niet meer zitten en begon weer te bidden. Ze vroeg God of Hij haar wilde helpen om helder na te denken. Ze kon zich een leven zonder de jongen niet voorstellen. Hij was zo verwond en boos bij haar en John terechtgekomen. Zijn kinderziel reageerde op het verlies van zijn familie door de liefde en zorg van John en Hannah af te wijzen. En ook zij, Hannah, had zich tegen de komst van de jongen verzet. Het leek alsof zij en Thomas elkaar nooit zouden accepteren, maar God was genadig geweest en geduldig. Na veel tijd en strijd waren ze tot een hecht gezin gesmeed. De Heere zou ze toch niet bij elkaar hebben gebracht om hen nu weer te scheiden? Dat kon toch niet?
Waarom zou U hem toch van mij willen afpakken? Is dit een gevolg van de straf op mijn zonden? Als ik het kind waarvan ik U heb gevraagd het van mij weg te nemen, terug zou kunnen brengen, zou ik dat doen. Hannah herinnerde zich levendig die afschuwelijke nacht toen ze haar baby verloor. Het kind was verwekt toen ze werd verkracht. Aan boord van het gevangenisschip was ze ervan overtuigd dat ze nooit voor het kind zou kunnen zorgen. En ze schaamde zich ervoor alleenstaand moeder te zijn. Daarom had ze gebeden of het kind doodgeboren mocht worden. Dat gebeurde. Ze zou nooit het geluid van het deksel vergeten toen die op de wc-emmer werd geplaatst, waarin haar doodgeboren kind verborgen was. De emmer werd stiekem boven volle zee leeggegooid. Heere, ik weet dat U mij het vreselijke gebed vergeven hebt, maar waarom dan toch? Waarom dan nu Thomas, Heere? Alstublieft, laat dit niet gebeuren. Ik kan het niet meer aan.
Wanhoop overmande Hannah. Zouden de gevolgen van dat vreselijke gebed, zo lang geleden uitgesproken, dan nooit verdwijnen? Ze kreeg een bang voorgevoel. Zo bang dat ze bijna geen adem meer kon halen.
Ze hief haar handen op en liet de teugels met een klap neerkomen op de ruggen van de paarden. 'Opschieten!' riep ze. Ze had nu John nodig. Hij zou weten wat ze moesten doen.
Met vliegende vaart draaide ze van de hoofdweg af, het pad op naar zijn huis. Margaret kwam overeind uit een stoel op de veranda. Ze hield een kopje in haar hand. Ondanks het warme weer had ze een jurk aan die van zware tafzijde was gemaakt. Hannah dacht dat het domme koppigheid van Margaret was, maar op den duur zou ook die vrouw haar elegante jurken inruilen voor kleding die meer geschikt was voor het warme klimaat in New South Wales.
Margaret zette haar kopje op een bijzettafeltje en liep de verandatrap af. Daar bleef ze wachten tot Hannah bij haar aankwam. Ze glimlachte terwijl ze een zakdoek gebruikte om haar bezwete gezicht te deppen. 'Goeiedag. Wat brengt jou hier?' Ze bestudeerde Hannah's gezicht. 'Is er iets gebeurd? Je ziet er bezorgd uit.'
Een van de paarden schudde met zijn hoofd en brieste lucht uit zijn neus. 'Ik moet onmiddellijk met John praten.' Ze wilde Margaret niet vertellen wat er gebeurd was. Dat ging haar niets aan. 'Kun je me vertellen waar ik hem kan vinden?'
'Dat hangt ervan af waarover je hem wil spreken.' Margaret leunde tegen het verandahek. 'Hannah, je moet de nieuwe werkelijkheid accepteren. Door zo'n theater te maken, krijg je John echt niet terug.'
Hannah sloot haar ogen en slikte een zeer onaardige opmerking weg. Ze keek de vrouw weer aan. 'Dat weet ik heus wel, maar ik moet John heel dringend spreken.'
Margaret liep naar het rijtuigje toe. 'Hij is behoorlijk druk. Het einde van het lammerseizoen, weet je. Hij kan het zich niet veroorloven om ook maar één lammetje te verhezen, zeker nu de markt zo slecht is.'
'Maar ik kom voor iets waarover hij zeker met mij wil praten.' Hannah kon haar frustratie over de tegenwerking van Margaret nauwelijks voor zich houden. 'Is hij in het lammerhok?'
Margaret keek haar met koude ogen aan. 'Nee. Daar is hij niet. En hij is niet beschikbaar voor bezoekers. Hij is aan het werk in de verafgelegen velden. Hij wil zeker weten dat er niet nog meer ooien rondlopen die moeten lammeren. Ik zal wel tegen hem zeggen dat je langs bent gekomen als hij thuiskomt voor het eten.'
'O, ja.' Hannah wist niet wat ze anders moest zeggen. Ze moest hem spreken. Ze staarde voor zich uit in de hoop een antwoord te bedenken. Dan moet ik zelf maar achter Thomas aangaan. Misschien kan ik Lucinda zover krijgen dat ze blijft, totdat ik haar papieren heb kunnen laten verifiëren.
'Nou, goed dan', zei Hannah. 'Vraag hem om contact met me op te nemen. Het is van het grootste belang. Ik vertrek naar het stadscentrum van Sydney. Hij kan me bereiken in het kosthuis.'
'Het is denk ik beter wanneer je mij alles vertelt. Dan kan ik het hem beter uitleggen.'
Hannah wist dat het een redelijk verzoek was, maar ze kon zichzelf niet zover krijgen om erover te praten. Zeker niet met Margaret. 'Nee. Het is beter als ik het zelf tegen hem zeg.'
'O, natuurlijk. Ik zal het tegen hem zeggen, zodra hij terug is.' Margaret liep het verandatrappetje weer op.
Teleurgesteld pakte Hannah de teugels en liet de paarden het rijtuig draaien richting de weg. John kwam tevoorschijn uit de schaduw van een schuurtje dicht in de buurt. John!
Hannah stikte van woede. Ze draaide zich om en wierp een woeste blik op Margaret. 'Het lijkt erop dat je je hebt vergist. Hij is er wel.'
'O, sorry. Ik had geen idee. Hij is zeker teruggekeerd toen ik binnen aan het werk was.'
Hannah trok aan de teugels, klikte met haar tong en liet de paarden in de richting van John lopen. Ze keek over haar schouder naar het huis en zag Margaret onder aan de verandatrap staan. Misschien is ze niet te vertrouwen.
Daar moest ze een andere keer maar eens over nadenken. Op dit moment was Thomas het belangrijkste. Ze zette de paarden aan tot spoed.
John pakte het paardentuig vast en keek met een bezorgde blik in zijn ogen naar Hannah. 'Wat is er aan de hand? Ik zie dat er iets mis is. Is er iets gebeurd met Thomas? Wat is er gebeurd?'
De emoties overspoelden Hannah opnieuw. Ze wilde zich het liefst in zijn sterke armen laten zakken en hem huilend vertellen wat er gebeurd was. Natuurlijk kon dat niet. Dat zou onfatsoenlijk zijn. Daarom klauterde ze manhaftig van het rijtuig af. Ze voelde met veel genoegen de kracht in de hand waarmee hij haar hielp op de grond te stappen. 'Dank je.' Ze voelde zich plotseling onzeker over hoe ze het hem zou vertellen. 'Ik ben hier vanwege Thomas.'
'Is hij ziek?'
'Nee.'
'Gewond?'
'Nee.' Hannah haalde diep adem om zichzelf te kalmeren. 'Het lijkt erop dat Thomas toch familie heeft in Engeland. Daar wonen zijn tante Lucinda Davies en zijn grootvader Davies.'
'Hij heeft het nooit over hen gehad.'
'Hij heeft mij verteld dat hij zich kon herinneren dat zijn vader het weleens had gehad over een tante, maar verder weet hij bijna niks over haar of over zijn grootvader. Het lijkt erop dat zijn vader en moeder nauwelijks contact onderhielden met hun familie.'
'Maar wat heeft dat dan op dit moment te maken met Thomas?'
'Lucinda is vandaag naar het landgoed van de Athertons gekomen ...' Hannah pauzeerde even. Ze zocht naar woorden om John het vreselijke nieuws te vertellen. 'Ze wil hem meenemen naar Engeland.'
'Hem meenemen?'
'Het lijkt erop dat ze met de beste bedoelingen hierheen is gereisd. Haar vader, de grootvader van Thomas, heeft een boerderij in Engeland. Hij wil dat Thomas de boerderij erft als hij overlijdt.'
'Zijn er dan geen anderen die de boerderij kunnen erven? Zijn er geen ooms van Thomas of zo?' John strekte vragend zijn armen voor zich uit, handpalmen omhoog. Hij zag er kwetsbaar uit.
'Lucinda zei dat de vader van Thomas haar enige broer was. Nu zijn zij en Thomas en de grootvader de enigen van de hele familie.'
'Waar verblijft ze?'
'Ze is samen met Thomas meer dan een uur geleden naar het stadscentrum van Sydney vertrokken.' Opnieuw vreesde Hannah dat er iets onvoorstelbaars stond te gebeuren. Ze was zo in de war geweest dat ze vergeten was om te vragen wanneer het schip naar Engeland zou vertrekken. Als het schip wegging, voordat ze Lucinda konden tegenhouden, zou ze Thomas nooit meer zien. Angst golfde door haar lichaam en het lukte haar bijna niet meer om de tranen tegen te houden.
'Ze liet me documenten zien die getekend waren door een rechtbank, maar hoe kunnen we erachter komen dat die papieren echt zijn?'
'Ik kan vragen of de gouverneur de echtheid van de papieren kan bevestigen of afwijzen.'
'Maar ik ben zo bang dat het schip al vertrokken is, voordat we iets kunnen ondernemen.' Hannah voelde dat ze op het punt stond om in te storten.
John pakte haar handen en kneep er zachtjes in. 'Maak je geen zorgen. Ik zal ervoor zorgen dat hij hier blijft. Bij jou. Ik weet zeker dat de gouverneur ervoor kan zorgen. Thomas hoort bij ons.'
'Maar wat kunnen we doen, als blijkt dat zijn familie een terechte claim op hem legt?' Hannah kon haar tranen niet langer tegenhouden. 'Ik wil hem niet kwijtraken.' Ze zag weer voor zich hoe Lucinda hem meenam. 'Hij was zo in de war. Hij smeekte me of hij mocht blijven. Ik moest hem dwingen met haar mee te gaan.'
'Ik zal hem terugbrengen. Vertrouw me.'
Onverwacht trok John Hannah naar zich toe. Ze kon zijn troost niet weerstaan en drukte haar gezicht tegen zijn bloes. Zijn geur en de kracht in zijn armen gaven haar rust. Ze wilde zich aan hem vastklemmen en hem nooit meer loslaten.
Langzaam kreeg ze zich onder controle. Ze maakte zich los uit zijn omarming en deed een stap achteruit. Ze veegde tranen van haar gezicht. 'Ik zal met je meegaan.'
'Dat zou ik graag willen, maar als ik alleen ben, kan ik sneller rijden. Als ik hun rijtuig nog kan inhalen, is de kans groter dat we de zaak kunnen tegenhouden.'
'Maar wat kun je doen? Lucinda was er zeer beslist in dat ze haar opdracht om Thomas mee te nemen, wilde uitvoeren. Wat wil je tegen haar zeggen om haar daarvan te weerhouden?'
'Weet ik nog niet, maar ik wil niet dat Thomas uit New South Wales weggaat. Ik zal er alles voor doen. Er moet een oplossing zijn.'
Van binnen voelde Hannah zich verre van overtuigd dat ze Thomas zou behouden, maar het lukte haar om die twijfel niet te tonen. Ze keek naar het huis. Margaret hield hen in de gaten.
'Ga jij maar terug naar huis. Als ik hem te pakken heb, breng ik hem regelrecht naar de Athertons.'
Hannah knikte, ze deed haar best John te geloven. Een klein hoopvol vlammetje lichtte in haar op toen ze hem nakeek terwijl hij met grote stappen naar de stal liep. Ze klom weer in haar rijtuig en wachtte. Ze zou niet weggaan, voordat ze wist dat hij vertrokken was.
John kwam enkele minuten later de stal uit. Zijn paard gezadeld en ingespannen. Hij glimlachte naar haar. 'Vergeet niet dat God ons ziet. Hij weet dat Thomas hier thuishoort, in New South Wales.'
'Ik hoop heel erg dat je gelijk hebt.'
'Dat heb ik.' Hij steeg op en liet zijn paard naar het rijtuigje van Hannah rijden. Daar legde hij zijn hand op haar wang. 'Houd moed. Ik breng hem thuis. Dat beloof ik je.'
Hij liet zijn paard naar de veranda lopen, wisselde enkele woorden met Margaret en vertrok daarna in volle galop. Hannah voelde nog steeds de warmte van zijn hand op haar huid. Ze legde zorgvuldig haar hand op de plek en bleef hem nakijken totdat ze alleen nog het stof zag dat zijn paard opwierp. Heere, bewaar hem voor ongelukken. En alstublieft, breng mijn zoon thuis.