16. Miss Marple zoekt hulp

Als iemand de oude dame met haar vriendelijke gezicht, die peinzend op de veranda van haar bungalow stond, had gadegeslagen, zou hij gedacht hebben dat zij stond te overwegen wat zij vandaag zou gaan doen, en dat zij niets anders had om zich mee bezig te houden -- een tochtje naar Castle Cliff, een bezoek aan Jamestown, een mooie autorit en een lunch bij Pelican Point, of een rustige morgen aan het strand...
Maar het vriendelijke oude dametje stond zich over heel andere zaken te beraden... Zij was in een strijdlustige stemming.
Er moet iets gebeuren, zei Miss Marple bij zichzelf.
Bovendien was zij ervan overtuigd dat er geen tijd te verliezen was. Dit was een spoedgeval.
Maar wie zou zij daarvan kunnen overtuigen? Als haar de tijd werd gegeven, zou ze zelf de waarheid wel kunnen ontdekken.
Zij had al veel ontdekt, maar niet genoeg... lang niet genoeg. En de tijd drong.
Zij realiseerde zich met bitterheid dat op dit paradijselijke eiland geen van haar oude bondgenoten haar kon helpen.
Ze dacht spijtig aan haar vrienden in Engeland. Sir Henry Clithering, die altijd bereid was haar een gewillig oor te lenen, zijn peetzoon Derek, die, ondanks zijn hoge post bij Scotland Yard, nog steeds geloofde dat Miss Marple, als ze een mening ten beste gaf, dat niet zonder goede reden deed.
Maar zou die politieman van dit eiland, met zijn zachte stem, enige aandacht schenken aan de haast van een oude dame? Dokter Graham? Dokter Graham was niet de man die zij nodig had -- te vriendelijk en te weifelend. Zeker geen man van vlugge besluiten en directe actie.
Miss Marple voelde zich als een nederige afgezant van de Almachtige en schreeuwde bijna in bijbelse bewoordingen uit:
Wie zal voor Mij uitgaan?
Wie zal Ik zenden?
Het geluid dat haar daarop in de oren klonk herkende zij niet direct als een antwoord op haar gebed -- verre van dat. Zij hield het automatisch voor dat van een man die zijn hond roept.
'He!'
Miss Marple was te verdwaasd om te antwoorden.
'He!' Het geluid werd harder en Miss Marple tuurde vaag rond.
'He!' riep meneer Rafiel ongeduldig. Hij voegde eraan toe: 'U daar... '
Miss Marple was zich er helemaal niet van bewust geweest dat meneer Rafiels 'He!' voor haar bestemd was. Het was niet bepaald een methode waaraan ze gewend was. Het was zeker geen welopgevoede manier om een dame aan te spreken. Miss Marple nam het hem niet kwalijk, omdat de mensen meneer Rafiel zijn autoritair optreden zelden kwalijk namen. Dat was een ongeschreven wet en de mensen accepteerden het ook als zodanig. Miss Marple keek naar de overkant van het stukje grond dat zijn bungalow van de hare scheidde. Meneer Rafiel zat op zijn veranda en wenkte haar.
'Riep u mij?' vroeg zij hem.
'Natuurlijk riep ik u, ' zei meneer Rafiel. 'Wie zou ik anders roepen... een kat? Kom eens hier. '
Miss Marple zocht haar handtas, pakte hem op en liep naar de overkant.
'Ik kan niet zonder hulp naar u toe komen, dus dan moet u maar bij mij komen, ' legde meneer Rafiel uit.
'O ja, dat begrijp ik best, ' zei Miss Marple.
Meneer Rafiel wees haar een stoel. 'Gaat u zitten, ' zei hij.
'Ik moet met u praten. Er is iets heel vreemds aan de hand op dit eiland. '
'Ja, inderdaad, ' zei Miss Marple en ging zitten. Louter uit gewoonte haalde zij haar breiwerk uit haar tas.
'Gaat u nou eens niet zitten breien, daar kan ik niet tegen, ' zei meneer Rafiel. 'Ik haat breiende vrouwen. Het irriteert me ontzettend. '
Miss Marple stopte haar breiwerk weer in haar tas. Zij deed het niet uit misplaatste dociliteit -- het was eerder het gebaar van iemand die met een lastige patient te maken heeft.
Meneer Rafiel zei: 'Er wordt een hoop gekletst en ik wil wedden dat u er met uw neus bovenop zit. U en die dominee met zijn zuster. '
'Gezien de omstandigheden is het logisch dat er gekletst wordt, ' zei Miss Marple, een beetje vinnig.
'Dat meisje krijgt een mes in haar ribben en wordt in de struiken gevonden. Kan heel gewoon zijn. Die vent met wie ze leefde zou best jaloers op een andere man geworden kunnen zijn -- of hij had zelf een ander meisje en zij werd jaloers. Ze kregen toen ruzie. Seks in de tropen en zo. Wat zegt u ervan?'
'Nee, ' zei Miss Marple hoofdschuddend.
'De politie denkt ook van niet. '
'Zij zouden u meer vertellen dan mij, ' was Miss Marples mening.
'En ondanks dat wil ik wedden dat u er meer van afweet dan ik. U heeft naar de praatjes geluisterd. '
'Dat heb ik zeker gedaan, ' zei Miss Marple.
'U hebt ook weinig anders te doen, is het niet?'
'Je hoort heel wat en dat kan zijn nut hebben. '
'Weet u, ' zei meneer Rafiel, terwijl hij haar aandachtig bestudeerde, 'dat ik mij in u vergist heb? En dat gebeurt me niet vaak. Er zit veel meer in u dan ik veronderstelde. Al die geruchten over majoor Palgrave en zijn verhalen. U denkt toch dat hij vermoord is?'
'Ik ben erg bang van wel, ' zei Miss Marple.
'Nou, het is zo, ' zei meneer Rafiel.
Miss Marple haalde diep adem. 'Staat dat nu vast?'
'Ja, volkomen. Ik heb het van Daventry. Ik verklap geen geheim omdat de resultaten van de autopsie toch bekend zullen worden. U vertelde iets aan Graham, hij ging naar Daventry, Daventry ging naar de gouvernementsadministratie, de politie werd ingelicht, en met elkaar vonden zij het verdacht en dus groeven zij de oude Palgrave op en onderzochten hem. '
'Wat vonden zij?' Miss Marple keek hem vragend aan.
'Hij had een dodelijke dosis binnengekregen van iets dat alleen een dokter kan uitspreken. Zover ik mij herinner was het iets als di-flor hexagonalethylcarbenzol. Het is niet de goede naam, maar zo klinkt het ongeveer. De politiearts heeft het natuurlijk zo genoemd zodat niemand te weten kan komen wat het in werkelijkheid was. Het spul heeft waarschijnlijk net zo'n gemakkelijke naam als Evipan of Veronal of een van die dingen. Dit is de officiele naam om leken op een dwaalspoor te brengen. In ieder geval heeft een grote dosis de dood ten gevolge en de symptomen zijn dezelfde als die van te hoge bloeddruk plus een aanzienlijke hoeveelheid alcohol op een vrolijk avondje. Het wekte inderdaad zo'n natuurlijke indruk dat niemand er verder bij stilgestaan heeft. Ze zeiden: "Arme kerel", en stopten hem snel onder de grond. Nu vragen ze zich af of hij wel ooit een te hoge bloeddruk heeft gehad. Heeft hij het u wel eens verteld?'
'Nee. '
'Mij ook niet. En iedereen schijnt het toch als een vaststaand feit geaccepteerd te hebben. '
'Het leek of hij het aan sommige mensen verteld had. '
'Het is net als het zien van spoken, ' zei meneer Rafiel. 'Je ontmoet nooit degeen die het spook zelf gezien heeft. Het is altijd de achterneef van iemands tante, of een vriend, of een vriend van een vriend. Maar ik zal eerst afmaken wat ik aan het vertellen was. Zij dachten dat hij een te hoge bloeddruk had omdat zij een fles tabletten tegen te hoge bloeddruk in zijn kamer vonden, maar -- en hierom gaat het -- het meisje dat vermoord werd, vertelde rond dat die fles er door iemand anders neergezet was en dat hij eigenlijk van die man Greg was. '
'Meneer Dyson heeft inderdaad een te hoge bloeddruk. Dat heb ik zijn vrouw horen zeggen, ' zei Miss Marple.
'De tabletten werden dus in Palgraves kamer neergezet om de schijn te wekken dat zijn bloeddruk te hoog was en dat hij een natuurlijke dood was gestorven. '
'Precies, ' zei Miss Marple. 'En het praatje dat hij het vaak over zijn te hoge bloeddruk had, werd heel listig rondgestrooid. Maar het is heel gemakkelijk een praatje in omloop te brengen. Heel gemakkelijk. Ik heb het al zo vaak meegemaakt in mijn leven. '
'Dat zal wel, ' zei meneer Rafiel.
'Je hoeft alleen maar hier en daar wat geruchten te verspreiden. Je zegt niet dat je het uit de eerste hand hebt, maar dat mevrouw B het je vertelde en dat zij je vertelde dat ze het van kolonel C gehoord had. Het is altijd uit de tweede of derde of vierde hand en daarom erg moeilijk om uit te vinden wie de bron is. O ja, het kan wel. En de mensen aan wie je het vertelt gaan het weer doorvertellen alsof ze het zelf meegemaakt hebben. '
'Iemand is heel slim geweest, ' zei meneer Rafiel peinzend.
'Ja, heel erg slim, ' zei Miss Marple.
'Het meisje zag iets, of wist iets, en probeerde chantage te plegen denk ik, ' zei meneer Rafiel.
'Ze zal het wel niet als chantage beschouwd hebben, ' zei Miss Marple. 'In de grote hotels zien de meisjes vaak dingen gebeuren waarover hun gezegd wordt te zwijgen. Zij krijgen dan een ruime fooi of een enveloppe met inhoud. Het is best mogelijk dat het meisje niet eens besefte hoe belangrijk het wel was. '
'Toch werd zij neergestoken, ' zei meneer Rafiel bruusk.
'Ja, blijkbaar kon iemand het zich niet veroorloven haar te laten praten. '
'Hoezo? Vertelt u me nou eens wat u ervan denkt. '
Miss Marple keek hem nadenkend aan.
'Waarom denkt u dat ik meer weet dan u, meneer Rafiel?'
'Waarschijnlijk weet u niet meer dan ik, maar ik stel belang in uw oordeel. '
'Maar waarom?'
Meneer Rafiel zei: 'Er is hier niet zo veel te doen, behalve geld verdienen. '
Miss Marple keek een beetje verbaasd.
'Geld verdienen? Hier?'
'Als je daar zin in hebt, kun je iedere dag een stuk of wat gecodeerde telegrammen versturen. Ik amuseer me ermee. '
'Over een fusie of een overname?' vroeg Miss Marple weifelend, op de toon van iemand die een vreemde taal spreekt.
'Zoiets ja, ' zei meneer Rafiel instemmend. 'Je stelt je verstand tegenover dat van anderen. Het vervelende is dat het maar een deel van je tijd in beslag neemt en daarom ben ik me gaan interesseren voor deze kwestie, die mijn nieuwsgierigheid gewekt heeft. Palgrave heeft heel wat met u afgepraat. Ik denk dat er verder niemand was die met hem te maken wilde hebben. Wat heeft hij u verteld?'
Miss Marple zei: 'Hij heeft me een hele serie verhalen opgedist. '
'Dat weet ik. Ze zullen wel vervloekt vervelend geweest zijn. En hij volstond niet met ze een keer te vertellen, nee, als je in zijn buurt was hoorde je ze wel drie of vier keer. '
'Ik weet het, ' zei Miss Marple. 'Ik vrees dat het een specifieke eigenschap van al wat oudere heren is. '
Meneer Rafiel keek haar vernietigend aan.
'Ik vertel geen verhalen, ' zei hij. 'Gaat u maar verder. Het begon toch met een van Palgraves verhalen?'
'Hij zei dat hij een moordenaar kende, ' zei Miss Marple. 'Dat is au fond niets bijzonders, ' voegde zij er met haar vriendelijke stem aan toe. 'Dat overkomt bijna iedereen. '
'Dat kan ik niet volgen, ' zei meneer Rafiel.
'Ik bedoel ook niet persoonlijk, ' zei Miss Marple, 'maar als u uw herinneringen van de verschillende gebeurtenissen in uw leven eens nagaat, zult u zien dat iemand bij gelegenheid een losse opmerking heeft gemaakt zoals: "O, ik heb de familie zus-of-zo heel goed gekend. Hij stierf heel onverwachts en iedereen zegt dat zijn vrouw hem daarbij een handje heeft geholpen, maar dat zullen wel roddelpraatjes zijn. " Is het zo of niet?'
'Ja, inderdaad. Ik heb wel eens zoiets gehoord. Maar dat was niet ernstig bedoeld. '
'Precies, ' zei Miss Marple, 'maar majoor Palgrave was een serieus mens. Ik denk dat hij dit verhaal graag vertelde. Hij zei dat hij een foto van een moordenaar had. Hij wilde hem mij laten zien maar... hij deed het uiteindelijk niet. '
'Waarom niet?'
'Omdat hij iets zag of liever iemand zag. Hij werd rood en stopte de foto weer in zijn portefeuille en begon over iets anders. '
'Wie zag hij?'
'Ik heb er een hele tijd over nagedacht, ' zei Miss Marple. 'Ik zat voor mijn bungalow en hij zat bijna recht tegenover me en hij zag het -- wat het ook was -- over mijn rechterschouder. '
'Was het dus iemand die het pad van de kreek en de parkeerplaats afkwam, dus rechts achter u?'
'Ja. '
'Kwam er iemand het pad af?'
'Meneer en mevrouw Dyson en kolonel en mevrouw Hillingdon. '
'Verder niemand?'
'Niet dat ik weet. Maar uw bungalow lag natuurlijk ook in zijn gezichtsveld... '
'Aha. Dat houdt dus in dat Esther Walters en Jackson er ook bij horen. Ja? Ze zouden alle twee naar buiten hebben kunnen komen en weer naar binnen gegaan zijn, zonder dat u ze gezien had. '
'Het zou kunnen. Ik heb niet direct omgekeken, ' zei Miss Marple.
'De Dysons, de Hillingdons, Esther en Jackson. Een van hen moet de moordenaar zijn. Of ik zelf, natuurlijk, ' voegde hij er nog achteloos aan toe.
Miss Marple glimlachte flauwtjes.
'Was de moordenaar een man of vrouw?'
'Een man. '
'Dat schakelt Evelyn Hillingdon, Lucky en Esther uit.
Dus aangenomen dat al die vergezochte nonsens waar is, kunnen Dyson, Hillingdon en mijn zoetgevooisde Jackson de moordenaar zijn. '
'En u, ' zei Miss Marple.
Meneer Rafiel deed echter of hij dit niet gehoord had.
'U moet geen dingen zeggen die me irriteren, ' zei hij. 'Ik zal u eens vertellen wat me allereerst in uw relaas opvalt en waaraan u niet gedacht schijnt te hebben. Als het een van deze drie is, hoe is het dan mogelijk dat Palgrave hem niet eerder herkend heeft? Verdorie, ze hebben de laatste twee weken niet anders gedaan dan elkaar aan zitten gapen. Het lijkt me niet logisch. '
'Dat kan het wel zijn, ' zei Miss Marple.
'Hoe dan?'
'Majoor Palgrave heeft de man nooit in levenden lijve gezien. Het verhaal werd hem door een dokter verteld, die hem ook voor de curiositeit de foto gaf. De majoor zal die indertijd heus wel goed bekeken hebben, maar daarna heeft hij hem natuurlijk in zijn portefeuille opgeborgen om hem te bewaren. Hij haalde de foto misschien bij gelegenheid te voorschijn en liet hem zien aan degeen aan wie hij het verhaal vertelde. En nog iets, meneer Rafiel, wij weten niet hoe lang geleden dit gebeurd is. Hij heeft het daarover indertijd met mij niet gehad. Ik bedoel, hij kan al jarenlang met dit verhaal rondlopen. Vijf jaar -- tien jaar -- misschien nog wel langer. Sommige van zijn tijgerverhalen dateren van twintig jaar geleden. '
'Dat zal wel!' zei meneer Rafiel.
'Ik heb dus geen moment verondersteld dat majoor Palgrave het gezicht van de foto zou herkennen als hij de man toevallig tegen het lijf liep. Volgens mij is het zo gebeurd -- en ik ben er bijna zeker van dat het zo gebeurd moet zijn. Toen hij zijn verhaal vertelde, zocht hij naar de
foto, haalde hem uit zijn portefeuille en bekeek hem, keek vervolgens op en zag op hetzelfde moment hetzelfde gezicht of een dat er sprekend op leek. '
'Ja, dat is mogelijk, ' zei meneer Rafiel nadenkend.
'Hij schrok, ' zei Miss Marple, 'stopte hem vlug weer in zijn portefeuille en begon met luide stem over een ander onderwerp. '
'Hij zou het niet zeker geweten hebben, ' zei meneer Rafiel listig.
'Nee, hij zou niet zeker van zijn zaak geweest zijn. Maar later heeft hij de foto waarschijnlijk nauwkeurig bestudeerd en de man goed opgenomen om er achter te komen of hij werkelijk dezelfde was of dat hij er alleen maar op leek. '
Meneer Rafiel dacht even na en schudde toen zijn hoofd.
'Het klopt niet. Het motief deugt niet. Het deugt voor geen cent. Hij praatte toch luid tegen u, is het niet?'
'Ja, nogal, zoals altijd, ' zei Miss Marple.
'Volkomen waar. Hij schreeuwde altijd. Dus degene die kwam aanlopen kon precies horen wat er gezegd werd?'
'Ik veronderstel dat het in de wijde omgeving verstaanbaar geweest moet zijn. '
Meneer Rafiel schudde weer zijn hoofd. Hij zei: 'Het is veel te fantastisch. Iedereen zou na dit verhaal in lachen uitbarsten. Een ouwe sul vertelt een verhaal dat hij weer van een ander heeft en laat een foto zien en dat alles draait om een moord die jaren geleden gepleegd is! Of in ieder geval een jaar of twee. Hoe kan de man in kwestie zich daar in vredesnaam druk over maken? Geen enkel bewijs, alleen maar een verhaal uit de derde hand, alles van "horen-zeggen. " Hij zou zelfs zo ver kunnen gaan toe te geven dat hij er sprekend op leek. Hij zou kunnen zeggen: "Ja, ik lijk veel op die kerel, vindt u ook niet? Ha, ha!" Dan zou niemand Palgraves identificatie serieus nemen. En gaat u nou niet beweren van wel, want ik geloof het toch niet. Nee, al was die kerel de man van de foto, dan had hij niets te vrezen. Absoluut niets. Dit soort beschuldigingen kun je met een grapje afdoen. Waarom zou hij in 's hemelsnaam de oude Palgrave vermoorden? U moet toch ook inzien dat het helemaal overbodig is?'
'Dat zie ik ook wel in, ' zei Miss Marple. 'Ik ben het met u eens en dat maakt me juist zo ongerust. Ik kon er vannacht niet van slapen. '
Meneer Rafiel keek haar onderzoekend aan. 'Vertelt u eens wat u op uw hart heeft, ' zei hij rustig.
Miss Marple zei aarzelend:
'Misschien heb ik het wel helemaal mis. '
'Waarschijnlijk wel, ja, ' zei meneer Rafiel zoals gewoonlijk weinig complimenteus. 'Maar laat eens wat van uw nachtelijke overpeinzingen horen. '
'Het motief zou overtuigend worden als... '
'Als wat?'
'Als er binnenkort weer een moord gepleegd werd. '
Meneer Rafiel staarde haar aan en deed een poging wat meer rechtop in zijn stoel te gaan zitten.
'Verklaar u nader, ' zei hij.
'Dat kan ik slecht. ' Miss Marple praatte vlug en onsamenhangend. Zij bloosde. 'Stel dat er een moord beraamd wordt. U kent het verhaal dat majoor Palgrave me vertelde. De vrouw van de man sterft onder verdachte omstandigheden. Een man met een andere naam heeft een vrouw die enige tijd later onder dezelfde omstandigheden overlijdt, en de dokter die het erover had herkent hem als een en dezelfde persoon, hoewel hij zijn naam veranderd heeft. Nou, het ziet er dus naar uit dat die man een gewoonte gemaakt heeft van deze praktijken. '
'U bedoelt zo iemand als Smith van de "bruidjes in het bad. " Juist. '
'Voor zover ik weet en dat klopt ook met wat ik wel eens gelezen heb, wordt iemand die voor het eerst zoiets slechts doet zonder betrapt te worden, helaas aangemoedigd ermee door te gaan. Hij is ervan overtuigd dat het gemakkelijk is en dat hij slim is. Dus doet hij het nog een keer. Op het laatst is het een gewoonte geworden, net als bij Smith. Iedere keer verandert hij van naam en van woonplaats -- maar de misdaden hebben veel met elkaar gemeen. Het lijkt me in dit geval iets dergelijks, maar ik kan de plank wel ver misslaan... '
Meneer Rafiel merkte fijntjes op: 'Maar u bent ervan overtuigd dat u hem niet ver misslaat, is het niet?'
Zonder te antwoorden ging Miss Marple verder: 'Als het zo is en deze -- eh -- figuur heeft hier een moord voorbereid, laten we zeggen op een volgende echtgenote, en als dit moord nummer drie of vier is, dan zou het verhaal van majoor Palgrave wel degelijk belangrijk zijn, omdat de moordenaar niet kon hebben dat de mensen gingen vergelijken. Zoals u zich wel zult herinneren is Smith op die manier gepakt. De omstandigheden waaronder een moord gepleegd was trokken de aandacht van iemand die ze met een kranteknipsel van een ander geval vergeleek. Dus u ziet wel dat deze misdadiger, als hij een moord beraamd had die hij binnenkort ten uitvoer wilde brengen, het zich niet kon permitteren dat majoor Palgrave zijn verhaal aan iedereen vertelde en de foto liet zien. '
Ze zweeg en keek meneer Rafiel vragend aan.
'U ziet wel dat hij zo vlug mogelijk iets moest doen. '
Meneer Rafiel zei: 'In feite dezelfde avond nog, he?'
'Ja, ' zei Miss Marple. 'Vlug gedaan, ' zei meneer Rafiel, 'maar het was mogelijk. De tabletten in de kamer van majoor Palgrave zetten, het praatje over de te hoge bloeddruk verspreiden en een beetje van dat veertienlettergrepige goedje in een planters-punch doen. Is het zo gegaan?'
'Ja -- maar dat is nu voorbij -- we hoeven ons daar niet druk meer over te maken. Wel over de toekomst. Dit moment. Nu majoor Palgrave uit de weg is geruimd en de foto verscheurd is, zal deze man zijn moord ten uitvoer brengen volgens plan. '
Meneer Rafiel floot.
'U heeft alles uitgedacht, is het niet?'
Miss Marple knikte. Ze zei, met een voor haar ongebruikelijke ferme en bijna dictatoriale stem: 'En wij moeten het voorkomen. U moet het voorkomen, meneer Rafiel. '
'Ik?' vroeg meneer Rafiel verbaasd. 'Waarom ik?'
'Omdat u een rijk en belangrijk man bent, ' zei Miss Marple zonder omhaal. 'De mensen zullen aandacht schenken aan hetgeen u zegt. Naar mij luisteren ze geen moment. Ze zouden zeggen dat ik een oude dame met een rijke fantasie ben. '
'Dat zou best kunnen. De dwazen, ' zei meneer Rafiel. 'Hoewel ik moet zeggen dat je, als je u gewoonlijk hoort praten, niet zou denken dat u hersens heeft. In werkelijkheid denkt u zeer logisch en dat is met weinig vrouwen het geval. ' Hij schoof ongemakkelijk heen en weer in zijn stoel. 'Waar zijn Esther en Jackson in vredesnaam?' zei hij. 'Ik moet even opgehesen worden. Nee, het zou niet goed zijn als. u het deed. U bent niet sterk genoeg. Waarom laten zij me toch zo alleen?'
'Ik zal ze gaan zoeken. '
'Nee, dat zult u niet. U moet hier blijven om de zaak met mij af te handelen. Wie is het? Die kolos van een Greg? De rustige Edward Hillingdon of mijn bediende Jackson? Een van de drie moet het zijn, he?'