1. Majoor Palgrave vertelt
'Neem nu al dat gedoe over Kenia, ' zei majoor Palgrave. 'Een
hoop kerels die maar wat kletsen over een land dat ze nog nooit
gezien hebben! Ik heb er veertien jaar van mijn leven doorgebracht.
En het waren de mooiste jaren van mijn leven ook... '
De oude Miss Marple knikte.
Het was een vriendelijk gebaar van hoffelijkheid. Terwijl majoor
Palgrave zich verder verdiepte in de ietwat oninteressante
herinneringen van zijn leven, mijmerde Miss Marple vredig verder.
Ze kende dat wel. De locatie was anders. Vroeger was het meestal
India. Majoors, kolonels, luitenant-generaals -- en een serie
woorden, die steeds weer terugkwamen: Simla, dragers, tijgers,
chota hazri-rijsttafels, khitmagars enzovoort. Bij majoor Palgrave
waren de termen iets anders: safari, kikuyu, olifanten, Swahili.
Maar het patroon was in wezen hetzelfde. Een al wat oudere man, die
iemand nodig had om naar hem te luisteren zodat hij de tijd waarin
hij gelukkig was geweest weer in zijn herinnering terug kon roepen.
De tijd, waarin zijn rug recht, zijn gehoor scherp en zijn blik
vurig was geweest. Sommigen van deze praters waren knappe,
soldateske mannen geweest, anderen betreurenswaardig
onaantrekkelijk; en majoor Palgrave, met zijn rode gezicht, zijn
glazen oog en het voorkomen van een opgeblazen pad, behoorde tot de
laatste categorie.
Miss Marple had hen allen met dezelfde vriendelijke goedhartigheid
bejegend. Ze had altijd zo gezeten, aandachtig, van tijd tot tijd
mild instemmend knikkend, terwijl zij verdiept was in haar eigen
gedachten en genoot van wat er te genieten viel: in dit geval
het diepe blauw van de Caribische Zee.
Zo aardig van die lieve Raymond, dacht zij dankbaar, werkelijk zo
ontzettend aardig... Ze wist niet waarom hij zoveel moeite deed
voor zijn oude tante. Misschien zijn geweten; of familiezwak? Het
was ook mogelijk dat hij echt dol op haar was...
Over het geheel genomen dacht zij dat hij wel van haar hield -- en
altijd van haar gehouden had -- op een lichtelijk wanhopige en
minachtende manier! Hij deed altijd pogingen haar op de hoogte te
houden: hij stuurde haar boeken die zij moest lezen. Moderne
romans. Zo moeilijk -- ze handelden allemaal over zulke vervelende
mensen, die vreemde dingen deden en het blijkbaar nog niet eens
leuk vonden. Het woord 'seks' werd in Miss Marples jeugd niet vaak
uitgesproken; maar al werd er dan niet zoveel over gesproken, het
was er bepaald wel geweest en er werd meer van genoten dan
tegenwoordig. Zo leek het haar tenminste. Hoewel men er toen het
etiket 'Zonde' op plakte, dacht zij toch dat dat verre te
prefereren was geweest boven wat het nu scheen te zijn -- een soort
Plicht.
Haar blik gleed even naar het boek dat open lag op pagina
drieentwintig. Zover was zij gekomen, en zij had het gevoel dat ze
niet verder zou komen ook!
'Bedoel je dat je nog helemaal geen ervaring hebt op seksueel
gebied?' vroeg de jongen ongelovig. 'Op je negentiende? Maar dat
moet. Het is heel belangrijk. '
Het meisje boog ongelukkig haar hoofd. Haar vettige gladde haar
viel voor haar gezicht.
'Ik weet het, ' mompelde ze, 'ik weet het best. '
Hij keek naar haar, naar de vlekken op haar oude wollen jurk, haar
blote voeten met de vuile nagels, degeur van ranzig vet... Hij
vroeg zich af waarom hij haar zo razend aantrekkelijk vond.
Miss Marple vroeg het zich ook af! Echt! Dat de ervaring je
opgedrongen werd alsof het een staaldrankje was! Die arme jonge
dingen...
'Lieve tante Jane, waarom steekt u toch als een struisvogel, al is
het nog zo'n schattige, uw hoofd in het zand? U gaat helemaal op in
dat idyllische leven op het platteland. Het gaat om het werkelijke
leven met een grote L. '
Aldus Raymond -- en zijn tante Jane had verlegen gekeken -- en
gezegd 'Ja', ze was bang dat ze inderdaad nogal ouderwets was.
Hoewel, in werkelijkheid was het plattelandsleven verre van
idyllisch. Mensen als Raymond wisten er zo weinig van. Bij het
uitoefenen van haar plichten in een plattelandsgemeente had Jane
Marple een uitgebreide kennis van de levensomstandigheden daar
vergaard. Ze vond het niet nodig erover te praten en nog minder
erover te schrijven -- maar ze kende ze. Een overvloed aan seks,
natuurlijke en abnormale. Aanranding, incest, allerlei
perversiteiten. (Van verschillende daarvan schenen zelfs de
ontwikkelde jongemannen uit Oxford die boeken schreven niet gehoord
te hebben. )
Miss Marple keerde terug naar de Caribische Zee en nam de draad van
majoor Palgraves verhaal weer op...
'Wat een vreemde ervaring, ' zei ze bemoedigend. 'Uiterst
interessant. '
'Ik zou u er nog veel meer kunnen vertellen. Maar sommige dingen
zijn natuurlijk niet geschikt voor damesoren... '
Met het gemak van iemand met ervaring sloeg Miss Marple haastig
haar oogleden neer, en majoor Palgrave vervolgde zijn gekuiste
versie van stamgebruiken, terwijl Miss Marple weer aan haar
geliefde neef dacht.
Raymond West was een zeer succesvol schrijver en hij verdiende een
hoop geld. Hij deed gewetensvol en goedhartig alles om het leven
van zijn oude tante te veraangenamen. De vorige winter had zij een
ernstige longontsteking gehad en het doktersadvies was 'zon'
geweest. Raymond had haar met een vorstelijk gebaar een reis naar
West-Indie voorgesteld. Miss Marple had bezwaren gemaakt -- het was
zo duur, zo ver, een moeilijke reis en ze wilde haar huis in St.
Mary Mead niet in de steek laten. Raymond had alles opgelost. Een
vriend, die bezig was met het schrijven van een boek, zocht een
rustig huisje buiten. 'Hij zal heus wel goed voor het huis zorgen.
Hij vindt het heerlijk om wat rond te scharrelen in huis. Hij is
een homo. Ik bedoel... ' Hij had even verward gezwegen -- maar
zelfs die oude tante Jane zou ongetwijfeld wel eens van
homoseksuelen gehoord hebben.
Hij ging verder met het ontzenuwen van haar tegenwerpingen. Reizen
betekende niets meer tegenwoordig. Ze zou gaan vliegen -- een
vriendin, Diana Horrocks, ging naar Trinidad en zou erop toezien
dat tante Jane goed terechtkwam. In St. Honore zou ze logeren in
het Golden Palm Hotel, dat door de Sandersons werd gedreven. Het
waren de aardigste mensen ter wereld. Zij zouden goed voor haar
zorgen. Hij zou hun direct schrijven.
De Sandersons bleken naar Engeland te zijn teruggegaan, maar hun
opvolgers, de Kendals, waren heel aardig en beminnelijk geweest en
hadden Raymond verzekerd dat hij zich geen zorgen over zijn tante
behoefde te maken. Er was een heel goede dokter op het eiland en
zij zouden zelf een oogje op haar houden en erop letten dat het
haar aan niets ontbrak.
En zij hadden woord gehouden. Molly Kendal was
een ongekunsteld blond meisje van ruim twintig jaar, dat zo te
zien altijd opgewekt was. Ze had de oude dame warm begroet en zij
deed alles om het haar naar de zin te maken. Tim Kendal, haar man,
die slank en donker was en even in de dertig, was ook de
vriendelijkheid zelf geweest.
En daar zat ze dus, dacht Miss Marple, ver van het koude Engelse
klimaat, in een mooi eigen bungalowtje, met vriendelijk
glimlachende Westindische meisjes om haar te bedienen, Tim Kendal,
die haar tegemoet kwam in de eetzaal om het menu met haar te
bespreken en een grapje te maken, en een gemakkelijk begaanbaar pad
van haar bungalow naar het strand, waar ze in een gemakkelijke
strandstoel kon zitten kijken naar de zwemmers. Er waren zelfs
enkele andere gasten op leeftijd om haar gezelschap te houden. De
oude meneer Rafiel, dokter Graham, kanunnik Prescott en zijn
zuster, en haar metgezel van dit ogenblik, majoor Palgrave.
Wat kon een oude dame nog meer wensen?
Het was betreurenswaardig -- Miss Marple voelde zich schuldig,
zelfs al gaf ze het alleen tegenover zichzelf toe -- maar ze was
niet zo tevreden als ze behoorde te zijn.
Heel mooi en warm, ja -- en zo goed voor haar reumatiek -- een
mooie omgeving, hoewel misschien een tikje eentonig? Zo erg veel
palmbomen. Elke dag weer alles hetzelfde -- nooit gebeurde er eens
iets. St. Mary Mead was anders. Daar gebeurde altijd wat. Haar neef
had het leven in St. Mary Mead eens vergeleken met het kroos op een
vijver, en zij had verontwaardigd te kennen gegeven dat je daarin,
als je het onder de microscoop hield, heel veel leven zou kunnen
bespeuren. Ja, in St. Mary Mead was altijd wel iets aan de hand. De
ene gebeurtenis na de andere flitste door Miss Marples gedachten,
de vergissing met de hoestdrank van de oude mevrouw Linnett --
de uiterst vreemde gedragingen van de jonge Polegate -- de tijd,
toen de moeder van Georgy Wood hem was komen opzoeken (maar was zij
wel zijn moeder?) -- de ware oorzaak van de ruzie tussen Joe Arden
en zijn vrouw. Er waren zoveel interessante menselijke problemen,
die aanleiding gaven tot eindeloze prettige uren van bespiegeling.
Was er hier maar iets, waar ze - enfin - haar tanden in kon
zetten.
Met een schok realiseerde ze zich dat majoor Palgrave Kenia had
verwisseld voor de noordwestgrens van India en zijn belevenissen
als subaltern officier aan het vertellen was. Ongelukkigerwijs
vroeg hij haar juist met grote ernst:
'Bent u het daar niet mee eens?'
Jarenlange ervaring had Miss Marple bedreven genoeg gemaakt, om ook
deze proef met glans te doorstaan. Ze keek hem vriendelijk aan.
'Ik denk niet dat ik voldoende heb meegemaakt om daarover te
oordelen. Ik vrees dat ik een nogal beschut leven heb geleid. '
'En zo hoort het ook, m'n beste mevrouwtje, zo hoort het ook, '
riep majoor Palgrave galant uit.
'U heeft zo'n afwisselend leven gehad, ' ging Miss Marple verder,
die besloten had boete te doen voor het plezierige gebrek aan
aandacht waaraan ze zich tot dusver had overgegeven.
'Gaat best, ' zei majoor Palgrave voldaan. 'Dat gaat heel best. '
Hij keek waarderend om zich heen. 'Een mooi plekje hier. '
'Ja, inderdaad, ' zei Miss Marple en toen kon zij zich niet meer
inhouden. 'Ik vraag mij af of hier wel eens iets gebeurt?'
Majoor Palgrave staarde haar aan.
'O ja, hoor. Schandalen genoeg. Nou, ik kan u vertellen... '
Maar wat Miss Marple wilde waren geen schandalen. Tegenwoordig
waren schandalen geen kost meer om je tanden in te zetten. Alleen
maar mannen en vrouwen die van partner verwisselden en die de
aandacht daarop vestigden in plaats van op een nette manier te
proberen het te verbergen en zich te schamen, zoals het hoorde.
'Een paar jaar geleden is hier zelfs een moord gepleegd. Harry
Western heette die man. Grote koppen in de kranten. Ik denk dat u
het zich nog wel zult herinneren. '
Miss Marple knikte zonder veel enthousiasme. Het was geen moord
naar haar smaak geweest. Hij had alleen veel opzien gebaard omdat
alle betrokkenen zulke rijke mensen waren. Het had voor de hand
gelegen dat Harry Western de graaf de Ferrari, de minnaar van zijn
vrouw, had doodgeschoten, en evenzeer dat zijn sluitende alibi
gekocht en betaald was. Iedereen scheen dronken geweest te zijn en
het was een fraaie verzameling morfinisten en marihuanarokers bij
elkaar. Geen werkelijk belangwekkende mensen, dacht Miss Marple --
hoewel ongetwijfeld zeer spectaculair en interessant om naar te
kijken. Maar zeer zeker niets voor haar.
'En als u het mij vraagt, was dat niet de enige moord die er in die
tijd gepleegd werd. ' Hij knikte en knipperde met zijn ogen. 'Ik
had zo mijn vermoedens... Nou!... '
Miss Marple liet haar kluwen wol vallen en de majoor bukte om hem
op te rapen.
'Nu we het zo over moord hebben, ' ging hij verder, 'ik heb eens
een vreemd geval meegemaakt... of eigenlijk niet ik persoonlijk.
'
Miss Marple glimlachte aanmoedigend.
'We zaten op de club met een stel mensen te praten, weet u, en
een knaap begon een verhaal te vertellen. Hij was dokter. Het ging
over een van zijn patienten. Hij werd door een jonge man midden in
de nacht uit zijn bed gebeld. Diens vrouw had zich opgehangen. Zij
hadden geen telefoon, dus toen de man haar had losgesneden en had
gedaan wat hij kon, had hij de auto uit de garage gehaald en was in
allerijl op zoek gegaan naar een dokter. Ze was niet dood, maar het
scheelde niet veel. In ieder geval werd zij erdoor gesleept. De
jonge man scheen dol op haar te zijn. Hij huilde als een kind. Het
was hem opgevallen dat zij zich al een tijdje vreemd gedroeg,
geestelijke depressies en zo. Maar goed, 't was weer achter de rug.
Alles leek weer in orde te zijn. Maar laat de vrouw nu ongeveer een
maand later een te grote dosis slaappillen innemen en sterven! Een
tragisch geval. '
Majoor Palgrave zweeg even en schudde een paar keer zijn hoofd.
Daar het duidelijk was dat er nog meer kwam, wachtte Miss Marple
af.
'En dat is dat, zou je zeggen. Niets bijzonders. Een neurotische
vrouw -- komt meer voor. Maar ongeveer een jaar later maakte deze
dokter een praatje met een collega van hem en die andere knaap
vertelde hem van een vrouw die geprobeerd had zichzelf te
verdrinken. Haar man wist haar uit het water te krijgen en haalde
de dokter. Zij brachten haar weer bij... Een paar weken later
vergaste zij zich.
Dat was wel heel toevallig, he? Hetzelfde verhaal. Mijn kennis zei:
"Ik heb ook eens zoiets meegemaakt. Jones heetten zij geloof ik
(het kan ook anders zijn) -- Hoe heetten die mensen van jou?" "Ik
kan het me niet meer herinneren. Robinson of zoiets. In elk geval
geen Jones. " Nou, de twee dokters keken elkaar aan en zeiden dat
ze het maar raar vonden. En toen haalde mijn kennis een
fotootje uit zijn zak. Hij liet het aan de ander zien. "Dat is
hem", zei hij. "De volgende dag ging ik even bij hem langs om de
bijzonderheden te noteren, toen ik een schitterende hibiscusstruik
zag naast de voordeur, van een soort dat ik nog nooit had gezien.
Ik had mijn fototoestel in de auto liggen en ik nam er een foto
van. Net toen ik afknipte kwam de echtgenoot de voordeur uit, zodat
hij er ook op stond. Ik geloof niet dat hij het gemerkt heeft. Ik
vroeg hem naar de hibiscus, maar hij wist er de naam niet van. " De
andere dokter bekeek de foto en zei: "Hij staat er niet erg
duidelijk op -- Maar ik durf te zweren -- in ieder geval ben ik er
bijna zeker van dat het dezelfde man is. "
Ik weet niet of er nog een onderzoek ingesteld is. Als dat gebeurd
is, heeft het niets opgeleverd. Ik denk dat meneer Jones of
Robinson er wel voor gezorgd heeft geen sporen na te laten. Maar
het is wel een vreemde geschiedenis, vindt u niet? Het is
onvoorstelbaar dat dergelijke dingen gebeuren. '
'O, dat kan ik me best voorstellen, ' zei Miss Marple onbewogen.
'Ze gebeuren bijna iedere dag. '
'Kom, kom. Dat denkt u maar. '
'Als iemand een methode heeft gevonden die goed werkt -- dan zal
hij ermee doorgaan. '
'Zoals die bruiden in het bad -- bedoelt u dat?'
'Zoiets, ja. '
'Ik mocht de foto houden van de dokter, voor de curiositeit...
'
Majoor Palgrave begon in zijn overvolle portefeuille te zoeken,
terwijl hij bij zichzelf mompelde: 'Er zitten zoveel dingen in --
ik begrijp zelf niet waarom ik het allemaal bewaar... '
Miss Marple dacht dat zij het wel wist. Zij behoorden bij de
verhalenvoorraad van de majoor. Ze dienden ter illustratie. Het
verhaal dat hij zojuist verteld had, was oorspronkelijk anders
geweest -- het was verfraaid naarmate hij het vaker vertelde --
tenminste, dat vermoedde Miss Marple.
De majoor zat nog steeds in zijn portefeuille te zoeken en
onderwijl te mompelen -- 'Nou was ik die geschiedenis helemaal
vergeten. Wat 'n prachtige vrouw was ze toch, je zou niet denken --
Allemensen, waar -- Ah -- dat herinnert me aan -- wat een
slagtanden! Dat moet ik u laten zien... '
Hij zweeg, haalde een klein fotoafdrukje voor de dag en tuurde
ernaar.
'Wilt u eens een foto van een moordenaar zien?'
Hij maakte net een beweging om de foto aan haar te geven, toen hij
plotseling verstijfde. Hij zag er meer dan ooit uit als een
opgeblazen pad, toen hij star over de rechterschouder van Miss
Marple scheen te kijken -- waar een geluid van naderende
voetstappen en stemmen klonk.
'Wel verdomd -- ik bedoel --' Hij deed alles weer terug in zijn
portefeuille en stopte die haastig in zijn zak.
Zijn gezicht werd nog een tint roder, tot hij bijna paars zag, en
hij riep met een luide, gemaakte stem uit: 'Zoals ik al zei -- ik
zou u graag die olifantstanden willen laten zien -- de grootste
olifant die ik ooit neergelegd heb -- He, hallo!' In zijn stem
klonk een ietwat valse hartelijkheid.
'Kijk eens wie daar zijn! Het beroemde viertal -- Flora en Fauna.
Hebben jullie geluk gehad vandaag?'
De naderende voetstappen bleken afkomstig van vier van de
hotelgasten, die Miss Marple al van gezicht kende. Het waren twee
echtparen, en hoewel Miss Marple hun achternamen nog niet kende,
wist ze dat de grote man met het rechtopstaande grijze haar
'Greg' en zijn goudblonde vrouw 'Lucky' genoemd werd. Ook dat het
andere echtpaar, de donkere slanke man en de knappe maar ietwat
verweerde vrouw, Edward en Evelyn waren. Zij waren plantkundigen,
begreep ze, met grote belangstelling voor vogels.
'We hebben helemaal geen geluk gehad, ' zei Greg. 'Tenminste niet
bij het vinden van wat we zochten. '
'Ik weet niet of u Miss Marple kent? Kolonel en mevrouw Hillingdon
en Greg en Lucky Dyson. '
Zij begroetten haar vriendelijk en Lucky merkte luid op dat zij
bijna stierf van de dorst.
Greg wenkte naar Tim Kendal, die met zijn vrouw een eindje verderop
over de boekhouding gebogen zat.
'He, Tim. Heb je iets voor ons te drinken?' Hij wendde zich tot de
anderen. 'Planterspunch?'
Ze accepteerden. 'Voor u ook, Miss Marple?'
Miss Marple bedankte en zei dat ze liever een glas kwast had.
'Dus een citroen en vijf planterspunch, ' zei Tim Kendal.
'Kom je er ook bij zitten, Tim?'
'Kon dat maar. Ik moet helaas aan de boekhouding werken. Ik kan
Molly niet alles laten opknappen. Tussen haakjes, de steelband is
er vanavond. '
'Wat fijn, ' riep Lucky. 'Verdorie, ik zit onder de doornen. ' Ze
rilde. 'Edward heeft me opzettelijk in een doornstruik geduwd!'
'Het waren prachtige rose bloemen, ' zei Hillingdon.
'En prachtige lange doornen. Wat een sadistische bruut ben je toch,
Edward. '
'Ik ben heel anders, ' zei Greg grinnikend. 'Door mijn aderen
stroomt de melk der menselijke goedheid. '
Evelyn Hillingdon ging bij Miss Marple zitten en begon een vlot en
vriendelijk gesprekje met haar.
Miss Marple legde haar breiwerk in haar schoot. Langzaam en met
moeite, door de reumatiek in haar nek, draaide zij haar hoofd om en
keek over haar rechterschouder. Op enige afstand stond daar de
bungalow van meneer Rafiel. Er was echter niemand te zien.
Zij gaf Evelyn Hillingdon toepasselijke antwoorden (wat waren de
mensen toch aardig tegen haar), maar haar ogen gleden onderzoekend
over de gezichten van de twee mannen.
Edward Hillingdon zag er aardig uit. Rustig, maar heel charmant...
En Greg was groot, luidruchtig en hij zag er gelukkig uit. Ze
veronderstelde dat hij en Lucky Canadezen of Amerikanen waren.
Ze keek naar majoor Palgrave, die nog steeds meer bonhomie ten toon
spreidde dan hij gewoon was.
Interessant...