Epiloog

Onze huwelijksdag was een groot succes, grotendeels dankzij het enthousiasme van Austins moeder. Ze was, zoals hij haar beschreef, een echte zuidelijke dame, die me in vele opzichten deed denken aan grootma Hudson. Ze heette Bel va Ann Clarke, en haar aandacht voor details was indrukwekkend. Ze had voor in de kerk een boog van witte en roze rozen voor ons gemaakt en een van Austins kleine nichtjes was een aanbiddelijk bruidsmeisje dat bloemen strooide. Belva Ann zorgde voor het drukken van de kaartjes en voor de ceremoniemeesters in de kerk.
Mijn moeder hielp me bij het uitzoeken van mijn trouwjurk en zei dat ze de receptie wilde regelen, en de catering. Er was zo'n storm van enthousiasme om me heen en alles moest zo snel geregeld worden, dat het me duizelde van de dagelijkse nieuwe informatie en beslissingen.
Moeder en Belva Ann konden geweldig met elkaar overweg. Ze hadden allebei veel aandacht voor die kleine details die een gelegenheid als deze extra bijzonder maken. Ze liepen samen op en neer door de gang en bedachten van alles om het huis aan te kleden voor de receptie. het ging maar door: een discussie over vorken en lepels, servetten, kleuren, linten en zelfs feestelijke ballons om in de bomen en struiken te hangen. Austin en ik voelden ons algauw buitenstaanders die toekeken bij de voorbereidingen voor het huwelijk van anderen. Als ze voor de rest van de dag vertrokken waren, deed hij imitaties van hen beiden.
'Laat eens zien, zullen we de handbeschilderde geïmporteerde porseleinen borden gebruiken of het gewone servies? En wat denk je van de champagneglazen? Is het niet ordinair om die plastic dingen te gebruiken, ook al gaan steeds meer mensen daartoe over op dit soort recepties? Hou je van vuurrode servetten? Ik haat papieren servetten. we moeten minstens katoenen hebben, vind je ook niet?'
Soms deed hij het zo perfect dat ik dubbelklapte van het lachen.
'Nou zie je waarom we weg hadden moeten lopen,' zei ik tegen Austin.
'Maar ze hebben zo'n plezier,' zei hij. 'Natuurlijk kunnen we het ze ook allemaal laten voorbereiden en dan zelf niet verschijnen. We gaan op een cruise en laten een briefje achter.'
'En verantwoordelijk zijn voor twee zelfdodingen? Nee, dank je wel,' zei ik.
De enige zure toon in het geheel was mijn halfzus Alison. Mijn moeder had haar eindelijk alles over me verteld en Alison had een voorspelbare reactie. Haar reacties gingen via ontkenning en woede naar onverschilligheid en rebellie. Mijn moeder zei dat ze dacht dat Alison het huwelijk niet zou bijwonen.
'We hebben hiervóór al een hoop problemen gehad.' zei mijn moeder. 'Ik wil het nu niet hebben over deprimerende dingen, maar ze is een moeilijk gevalletje. Ze gaat om met de verkeerde mensen, drinkt, en we vrezen dat ze zelfs drugs gebruikt. Grant maakt zich ernstige zorgen en doet al het mogelijke voor haar. Hij heeft zelfs privé-therapie voor haar geregeld.'
'Wat vervelend.' zei ik. 'Misschien kunnen Alison en ik op een goede dag nog eens vriendinnen worden.' vervolgde ik. maar dat klonk me even realistisch in de oren als de mogelijkheid dat ik ooit weer zou kunnen lopen.
Mijn moeder knikte zonder veel vertrouwen en we praatten niet meer over Alison.
Twee dagen voor de huwelijksplechtigheid arriveerden mijn vader en zijn vrouw uit Londen. We stonden erop dat ze bij ons zouden logeren. Ik wilde dat ze Austin goed zouden leren kennen en bovendien gaf het mij ook meer lijd om hen beter te leren kennen. We hadden mijn oudtante en -oom ook uitgenodigd, maar die beweerden dat ze onmogelijk een eerder gemaakte afspraak, waar de koninklijke familie zogezegd bij betrokken zou zijn, konden afzeggen. Ik vond het prima, of hun verhaal nou waar was of niet.
Toen mijn vader er was vermeed mijn moeder het tot aan de dag van ons huwelijk naar het huis te komen. Natuurlijk was een ontmoeting onvermijdelijk. Iedereen was erg beleefd toen het eindelijk zover was. Grant begon met mijn vader zelfs een lang gesprek over de politiek in Engeland. Mijn moeder liep rond in het huis en over het landgoed met Leanna, praatte over de flora en de inheemse bomen. Maar ik had het gevoel dat we allemaal op dun ijs liepen en dat er maar één langere blik, één ongelukkig gekozen woord of een herinnering voor nodig was om de sfeer te verpesten.
Gelukkig gebeurde er niets van dat alles, en de huwelijksceremonie verliep vlekkeloos. Elk onderdeel ervan ging foutloos, zelfs toen ik in mijn rolstoel over het middenpad naar het altaar werd gereden. Ik voelde me zo gelukkig dat mijn vader er was om me weg te geven! Austin had vooruit gedacht en had mijn plaats laten verhogen zodat hij en ik praktisch oog in oog zaten tijdens het uitwisselen van de huwelijksgelofte. De ceremoniële kus was fantastisch en iedereen was tevreden.
Het leek vreemd, al die feestelijkheden in grootma Hudsons huis die op de ceremonie volgden. Zo lang was het de plaats geweest van duistere en deprimerende gebeurtenissen, maar met de versieringen, de muziek, de vrolijke gasten en het goede eten, was het gemakkelijk die schaduwen naar de achtergrond te verbannen en ze naar ik hoopte voor eeuwig en altijd weg te jagen.
Maar toen het allemaal voorbij was en ik afscheid moest nemen van mijn vaderen zijn vrouw en Austin en ik hen beloofden zogauw we konden op bezoek te komen, had ik een afschuwelijk voorgevoel dat al dit geluk en deze vreugde zou verdwijnen als rook in de wind, waarna we zouden achterblijven in een kille realiteit. het zou me eraan herinneren dat ik nog steeds verlamd was, dat ik nog steeds een moeilijke bevalling voor de boeg had en dat ik een nog moeilijkere lijd tegemoet ging met mijn pogingen een moeder te zijn. De roze bril moest worden afgezet. Grijze luchten waren ook een deel van onze wereld, en geen muziek, bloemen, mooie borden en heerlijk voedsel konden dat voor onbepaalde tijd veranderen.
We konden dat gevoel een tijdje negeren, omdat we op huwelijksreis naar de Bahamas gingen, maar toen we terugkwamen hadden we toch onze sombere dagen, onze depressieve ogenblikken, terwijl we ons aanpasten aan ons nieuwe samenleven. Maar Austin liet nooit iets blijken van spanning of spijt. Hij was perfect voor me, omdat hij zo vertrouwd was met mijn handicap. Hij was nog steeds mijn therapeut, zelfs tijdens de maanden van mijn zwangerschap, en gaf me een standje als ik te lui was, hetgeen me deed beseffen dat hoe sterker ik zou worden, hoe gemakkelijker de bevalling zou zijn voor mij en voor onze baby.
Zonder Victoria's dreigementen bleven Austin en zijn oom hun bedrijf verder uitbreiden. Hij vond het vreselijk me elke werkdag alleen te laten, maar ik stond erop dat hij niets van zijn leven of carrière opgaf.
'Als jij zoveel meer moet opofferen dan ik, om van dit huwelijk een succes te maken, Austin. zal ik onder een te groot schuldbesef gebukt gaan om ooit gelukkig te kunnen zijn," waarschuwde ik hem.
Hij begreep het en deed zijn werk. In de laatste drie maanden van mijn zwangerschap namen we een parttime-verpleegster voor me aan. Austin vond een schat van een vrouw van in de vijftig, mevrouw Meriweather, die bij twee zwangerschappen en bevallingen van verlamde vrouwen had geassisteerd. Ze stemde toe om na de bevalling bij ons te komen wonen zolang ik haar nodig had. Ze was nooit getrouwd geweest en had geen naaste familie met wie ze rekening moest houden. Het kon niet beter.
Toen de tijd naderde van mijn bevalling, begon ik me ongerust te maken. Gelukkig deden de ernstige complicaties die dokter Baker had beschreven zich niet voor, maar ik dacht steeds: stel dat er ondanks al die inspanning en voorbereidingen iets verschrikkelijks gebeurt? Als ik deze baby zou kwijtraken zou ik nooit meer serieus overwegen nog eens te proberen zwanger te worden.
Aan het begin van wat mijn laatste week van de zwangerschap zou blijken te zijn, ging ik naar het ziekenhuis. Zoals dokter Baker had voorspeld, kreeg ik een normale bevalling, weliswaar wel met behulp van een vacuumpomp. Austin en ik hadden niet van tevoren het geslacht van het kind willen welen. We kozen voor de verrassing en het plezier van het voorspellen. Austin was bij me in de verloskamer en zodra ik mijn baby hoorde huilen, boog Austin zich over me heen om me een zoen te geven en zei: 'Het is een meisje. Ik win.'
We hadden al een naam gekozen. Onze keuze voor een meisje was Summer. Dat was de tijd waarin hij en ik elkaar hadden leren kennen en het seizoen waar we beiden het meest van hielden. Austin schepte op en citeerde Shakespeares achttiende sonnet: 'But thy eternal summer shall not fade.' (Maar uw eeuwige zomer zal niet vervagen.)
'Ze zal altijd als de zomer voor ons zijn: warm en vol leven.' voorspelde hij toen ik haar voor het eerst in mijn armen hield.
'Ik hoop dat ik een complete moeder voor haar kan zijn, Austin,' zei ik, mijn zorgen hardop uitsprekend nu onze dochter geboren was en tegen mijn borst lag te slapen.
'Natuurlijk kun je dat, Rain. Wie weet beter dan jij hoe belangrijk dat is?'
'Daarom maak ik me juist ongerust,' zei ik, haar zachtjes wiegend.
'Je zult niet tekortschieten,' hield hij vol.
Mijn fantastische, optimistische echtgenoot sloot de deur voor mijn sombere gedachten, stond glimlachend naast me, liet me geloven in mijzelf en onze gezamenlijke toekomst als een gezin.
Pas in het voorjaar van het jaar daarop hoorde ik iets van Roy. Hij had al die tijd in een militaire gevangenis gezeten en had zich te veel geschaamd om het me te laten weten. Toen ik hem aan de telefoon sprak, had ik geen idee hoe dicht hij bij ons was.
ik wilde weten of je me haatte omdat ik niet eerder had geschreven of gebeld,' bekende hi j.
'Roy, ik zou je nooit kunnen haten, maar je had me moeten laten weten waar je was.'
'Het spijl me," zei hij. 'Van een hoop dingen.'
'Waar ben je nu?'
Hij aarzelde en zei toen: 'Op ongeveer tien minuten afstand.'
'Nee! Je bent hier! O, Roy, ik moet je onmiddellijk zien. Schiet op,' riep ik. 'We hebben zo verschrikkelijk veel in te halen.'
Hij lachte en hing op.
Summer was buiten met onze huishoudster Glenda, een vierentwintigjarige ongetrouwde moeder wier zoontje Harley een jaar ouder was dan Summer. Austin had haar gevonden. Ze was de dochter van een van zijn cliënten en hij was ervan onder de indruk hoe liefdevol, zorgzaam en verantwoordelijk ze omging met haar eigen kind. Ze had het werk nodig. Ik stemde toe met haar indiensttreding, omdat ik - althans voorlopig - de hulp nodig had, maar ik had nog steeds de hoop dat het binnenkort niet meer nodig zou zijn. Austin dacht dat het goed zou zijn voor Summer om een speelkameraadje te hebben, zelfs op zulke jonge leeftijd. Het leek allemaal goed uit te pakken.
Ik reed het huis uit om op Roy te wachten. Glenda en de kinderen waren onder de oude eikenboom aan het spelen, ongeveer tweehonderd meter ten oosten van de oprijlaan, waar Austin een zandbak en een kleine fitnessruimte had laten aanleggen onder de schaduw van de boom. Ik zwaaide naar Glenda en riep dat ik op iemand wachtte, dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Ze wijdde haar aandacht weer aan de kinderen.
Mijn hart bonsde van verwachting. Het was zo lang geleden sinds ik Roy had gezien. Natuurlijk was ik ook onrustig. Per slot van rekening had hij zo zijn best gedaan me ervan te overtuigen dat we man en vrouw moesten worden.
Hij kwam aangereden in een huurauto en stapte langzaam uit. Ik zag onmiddellijk dat hij een stuk slanker was dan vroeger, maar zijn gestalte was nog steeds trots en zelfverzekerd. Toen hij me zag wachten, bleef hij staan. Ik kon me voorstellen hoe moeilijk het voor hem was me in een rolstoel te zien.
Hij was in burger: een lichtblauw hemd met korte mouwen en jeans. Zijn haar was wat langer dan hij het vroeger had gedragen. Ik reed naar hem toe. Hij stond nog steeds naar me te staren.
'Krijg ik geen knuffel, op zijn minst?' vroeg ik.
Hij glimlachte, omhelsde me snel en drukte me tegen zich aan.
'Hoe gaat het?' vroeg hij.
'Goed, Roy. Het gaat echt goed.'
Hij knikte, maar er lag een sceptische blik in zijn ogen. 'Wauw, wat een groot huis,' zei hij. 'Hoe doe je dat?'
Ik lachte. 'Ik heb een hoop hulp,' zei ik.
'Dat geloot' ik graag.'
'Wat is er gebeurd. Roy?'
Hij staarde naar de grond en schopte met de punt van zijn gymp tegen een steentje.
'Toen ik hoorde van je ongeluk, wilde ik meteen terugkomen, maar omdat ik zonder verlof naar Londen was gegaan om jou daar op te zoeken, waren ze niet erg behulpzaam. Mijn verzoek werd afgewezen. Ik besloot toch te gaan en haalde het tot de luchthaven, waar de militaire politic me oppakte. Ze veroordeelden me tot drie jaar, maar dat werd verkort en ik kreeg oneervol ontslag uit het leger. Dat is nog het ergste,' zei hij.
'Het spijt me. Ik heb het gevoel dat het allemaal mijn schuld is.'
'Dat is het niet, absoluut niet. Ik heb mijn eigen keuzes gemaakt, Rain, en ik heb er geen spijt van. Het enige dat me spijt is dat ik niet naar jou toe kon.'
'Je bent er nu,' zei ik 'Dat is het enige belangrijke.'
We hoorden de kinderen lachen en Roy draaide zich om. Hij kneep zijn ogen samen en keek toen naar mij.
'Wie is dat?'
'Dat is onze hulp, Glenda, met haar zoontje Harley, die met mijn dochtertje, Summer, speelt.'
'Je dochter?'
Hij keek zo geschokt dat een flinke bries hem omver had kunnen waaien.
'Ja,' zei ik glimlachend. 'Ik ben getrouwd, Roy.'
'Getrouwd?'
'Mijn man heet Austin Clarke.'
Hij bleef me ongelovig aanstaren.
'Hoe kon je dat allemaal voor elkaar krijgen, ondanks je...'
'Handicap, verlamming? Ik heb geluk gehad, Roy. De man die van me ging houden en van wie ik ben gaan houden was mijn therapeut. Er is veel te vertellen. Vooruit, duw me de oprit op en laten we naar binnen gaan om te lunchen.'
Ik draaide mijn stoel om, maar Roy bewoog zich niet.
'Ik ben goed terechtgekomen, Roy. Ik hoop dat je blij zult zijn voor me. Ik wil alles over je weten, je plannen, hoe ik je kan helpen.'
'Wauw,' zei hij. 'Ik heb het gevoel dat ik een stomp in mijn gezicht heb gekregen.'
Hij schudde zijn hoofd en blies zijn adem door zijn lippen uit.
ik wil datje dicht bij ons bent, Roy. als een lid van mijn familie. Je bent het enige wat ik over heb van vroeger.'
Dat bracht tenminste een vaag glimlachje op zijn gezicht.
'Dat geldt voor mij ook. Maar ik had gehoopt op meer.'
'Dal was niet voorbestemd, Roy. Ik hou niet minder van je dan vroeger, en ik heb je ook niet minder hard nodig. Ik heb de meerderheid geërfd van een groot bedrijf, dat door een stel vreemden voor me wordt geleid. Misschien kun jij daarbij helpen,' opperde ik.
'Dat weet ik niet.'
ik bedoel, ik wil jouw plannen niet in de war sturen, maar...'
'Mijn plannen in de war sturen?' Hij lachte. 'Het ziet ernaar uit dat iemand anders dat al heeft gedaan.'
Hij keek of hij in tranen zou uitbarsten. Plotseling kwam Summer lachend naar me toe gehold.
'Kijk eens hoe goed ze kan lopen en rennen met haar veertien maanden. Roy,' zei ik.
Hij draaide zich om en ze bleef staan om hem aan te kijken.
'Hallo, schat. Dit is je oom Roy.'
Ze kwam behoedzaam naar me toe.
'Ze is mooi,' zei Roy.
Ze glimlachte naar hem en hij straalde. Ze klampte zich vast aan mijn been.
'Wil je hem een knuffel geven, Summer? Toe dan,' zei ik.
Ze keek vol verwachting naar hem op en Roy knielde neer en hield zijn armen uit elkaar.
Zonder enige verdere aarzeling holde Summer naar hem toe. Hij hield haar dicht tegen zich aan, zoende haar en keek toen naar mij.
'Ze had ons kind kunnen zijn,' zei hij.
'Je zult ooit zelf kinderen krijgen, Roy, maar Summer zal van je houden, net als ik. Welkom thuis,' zei ik. 'Ga maar. Draag haar maar naar binnen voor me. Ik volg jullie,' zei ik.
Hij bleef slechts een ogenblik staan en liep toen de trap op. Ik reed achter hem aan over de oprit. Glenda liep naar ons toe.
Over een paar uur zou Austin thuiskomen. We zouden allemaal bij elkaar zijn en ik hoopte dat we op de een of andere manier een nieuwe familie konden vormen, gedreven door onze wederzijdse behoeften aan liefde en hoop. Ik was bang om te ver vooruit te kijken in de toekomst. Er waren nog zoveel onbeantwoorde vragen.
Zou ik ooit bevriend raken met mijn halfzusje? Zou ik door kunnen gaan met het ontwikkelen van een nieuwe relatie met mijn moeder en mijn vader? Zou Roy erin slagen zichzelf te vinden en een leven voor zichzelf te creëren als hij bij mij in de buurt was, de vrouw met wie hij had gedroomd ooit te kunnen trouwen en met wie hij voor eeuwig en altijd samen had willen zijn? Zou Austin zo sterk en optimistisch blijven als hij nu was?
En Summer, wat zou zij erven van dit alles? Zou de wereld een vriendelijkere plaats zijn voor haar dan hij voor mij was geweest? Ze had in elk geval een veelbelovende start. Ik kon alleen maar hopen dat grootma Hudsons geest en die van mama Arnold zich hadden samengevoegd om over ons te waken, en vooral over Summer, om haar goede dingen in het oor te fluisteren en mijn dochters nachten te vullen met zoete dromen.
Bij de deur bleef ik staan en staarde naar buiten naar het meer. De wind joeg de donkere wolken terug naar de horizon.
'Houd ze voorgoed bij ons vandaan,' bad ik.
Ais een belofte zweefden de merels over het meer omhoog naar de blauwe lucht en naar de komende morgen.