Het einde van de vaart

Nu is Jan Maartens rank schip uit de vaart genomen.

Onze dappere kapitein heeft het niet makkelijk gehad in de laatste twee jaren. Aanvankelijk langzaam maar onafwendbaar werd zijn vroeger zo grote energie opgebruikt. Anderhalfjaar vóór het einde was er een ernstige crisis waarvan hij enigermate herstelde. Een uitermate strikt dieet zorgde daarna te zamen met een aantal medicijnen voor het bijzonder labiele evenwicht van zijn gezondheid. Hij bleef zich inzetten voor de vreugden en bezigheden die binnen zijn bereik waren gebleven: zijn muziek, zijn spraakles, schrijven naar jarige vrienden en vriendinnen, wat handenarbeid, een bezoekje hier of daar.

Er bleek een grote wens in zijn hart te bestaan: “Samen naar Schotland,” waar de familie de laatste jaren zeer ontspannen vakantie had gehouden. Met de uiterste zorg werd aan dat verlangen voldaan.

Met zijn hele wezen genoot hij van zijn Schotse vrienden: een half-uurtje vissen op zee – nooit kwam hij zonder een goede vangst terug! –, een tochtje om de fazanten voer te brengen, wat praten met zijn beperkte Engelse woordenschat. Tot in ons merg waren we er ons allen van bewust hoe uniek deze dagen waren.

De kleine complicaties die zijn leven altijd vergezeld hebben, waren nu tot bedreigingen uitgegroeid die steeds moeilijker konden worden opgevangen. Wij allen, die zoveel van hem hielden, voelden onze machteloosheid groeien en wisten dat het zó niet duren kon. Zelf wilde hij iedereen zo graag de zorg verlichten: “Hoe gaat het met je, Jan Maarten?”

“O, prima…” Het klonk als een zucht die laatste weken.

“Jongen, jij zult ook nooit eens klagen,” riep zijn deskundige vriend de specialist uit. Jan Maarten keek hem even opmerkzaam aan: “Hoe g-gaat het met uw vrouw?” informeerde hij, altijd geïnteresseerd in het welzijn van anderen.

“Wat zullen we vanavond lezen, Jan Maarten?” vroeg zijn vader een van de laatste dagen.

“Psalm 23, Heit,” en zijn vader las: “De Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets.”

§

Als wij nu aan Jan Maarten denken, reageren hart en verstand ieder op eigen wijze. Ons verstand herinnert er ons aan, dat we aan het eind van Jan Maartens schooltijd naar wegen zochten om hem bezigheden te laten verrichten waarbij hij aanvankelijk nog thuis zou zijn. Daarna zouden we ons moeten verdiepen in zijn toekomst voor het geval dat hij ouder zou worden dan wij. Wij wisten dat het moment kan aanbreken waarop hij voorgoed aan de zorg van anderen zou moeten worden toevertrouwd. Hoeveel ouders kennen dit probleem niet bij hun opgroeiend zorgenkind. Het afscheid nemen is moeilijk wanneer men denkt de beste weg gevonden te hebben en de waakzame begeleiding daarna is inbeslagnemend en vaak vol pijn. Doordat Jan Maarten ziek werd, bleven deze problemen ons bespaard. Meer dan twaalf jaar was hij helemaal thuis, een werkend, actief, onvervangbaar lid van ons gezin. Onvervangbaar – ja, dan tuimelen de rijke herinneringen over elkaar. Alle vrienden dragen weer andere aan, want bijna iedereen heeft een specifieke gebeurtenis of uitspraak te melden die hem het meest getroffen heeft en hem altijd voor ogen zal staan, wanneer hij aan Jan Maarten denkt. Onvervangbaar – dit woord en al die herinneringen raken het hart dat ‘zijn eigen droefheid kent’, zoals de Prediker zegt. Hoe toch heeft Jan Maarten ons verdriet altijd weten om te buigen en ons op de meest ongedachte sporen van ‘samen blij zijn’ gezet?

Met zijn klein verstand en zijn groot hart heeft hij ons zo duidelijk voorgeleefd, wat van wezenlijk belang is voor ons menselijk geluk. Wij danken aan hem zoveel speciale belichtingen van mensen en gebeurtenissen om ons heen, dat het dagelijks leven nu soms ten naaste bij kleurloos lijkt. Hij nam deel aan onze wereld voorzover hij daartoe in staat was.

Maar het wonder was dat hij ons in de zijne zo ontspannen toeliet, waar warmte, humor en pure blijheid heersten en waar alle activiteit maar één doel had: hoe en waarmee kan ik iedereen vandaag het beste helpen? Onbegrijpelijk lang heeft deze ‘liefste bloem van God’ bij ons mogen zijn. Wij zijn er zeker van dat wij God daar te allen tijde voor zullen danken.