EENENTWINTIG

donderdag 15 mei, 10.15 uur

Knoll vertrok uit zijn hotel en nam een Marta-trein naar het gerechtsgebouw van Fulton County. Het document met kgb-informatie dat hij uit het archievenmagazijn van Sint-Petersburg had gegapt, gaf aan dat Rachel Cutler advocaat was en vermeldde een kantooradres. Uit een bezoek aan het advocatenbureau de dag ervoor bleek echter dat ze vier jaar eerder bij het bureau was weggegaan, nadat ze tot rechter van een hogere rechtbank was benoemd. De receptioniste was meer dan beleefd geweest en had hem het nieuwe telefoonnummer en de nieuwe locatie in het gerechtsgebouw verteld. Hij besloot dat een telefoontje misschien een afwijzing zou opleveren. Een onaangekondigd persoonlijk bezoek leek de beste aanpak.

Er waren vijf dagen verstreken sinds hij Karol Borya had vermoord. Hij

moest zich ervan vergewissen of de dochter iets van de Amberzaal wist. Misschien had haar vader in de loop der jaren iets gezegd. Misschien wist ze van Chapaev. Het was nogal een gok, maar hij raakte snel door zijn aanknopingspunten heen en hij mocht geen enkele mogelijkheid onbenut laten. Een spoor dat eens veelbelovend had geleken, liep dood.

Hij stapte in een lift vol mensen en liet zich naar de vijfde verdieping van het gerechtsgebouw brengen. Aan weerskanten van de gangen bevonden zich overvolle gerechtszalen en drukke kantoren. Hij droeg het lichtgrijze colbert, het gestreepte overhemd en de lichtgele zijden stropdas die hij gisteren had gekocht in een herenkledingwinkel in een buitenwijk. Hij had de kleuren met opzet zacht en sober gehouden.

Hij duwde de glazen deuren open waarop Raadkamer van de edelachtbare Rachel Cutler stond en betrad een stil voorvertrek. Achter een bureau zat een zwarte vrouw van rond de dertig. Op het naambordje stond Sami Luffman. Hij zei in zijn beste Engels:‘Goedemorgen.’

De vrouw glimlachte en beantwoordde de groet.
‘Ik heet Christian Knoll.’ Hij overhandigde haar een naamkaartje, zo een als hij ook bij Pietro Caproni had gebruikt, alleen stond op dit kaartje slechts ‘kunstverzamelaar’, niet ‘lid van de academie’, en bevatte het geen adres.‘Ik vroeg me af of ik de edelachtbare zou kunnen spreken?’

De vrouw nam het kaartje aan. ‘Het spijt me, rechter Cutler is er vandaag niet.’
‘Het is heel belangrijk dat ik haar spreek.’
‘Mag ik vragen of het een zaak betreft die hier in onze rechtbank wordt behandeld?’
Hij schudde het hoofd, hartelijk en onschuldig.‘In het geheel niet. Het is een persoonlijke kwestie.’
‘De vader van de rechter is vorige week overleden en...’
‘O, dat spijt me zeer,’ zei hij met geveinsde emotie.‘Echt vreselijk.’
‘Ja, het was afschuwelijk. Ze is erg overstuur en besloot een poos vrij te nemen.’
‘Dat is bijzonder jammer, zowel voor haar als voor mij. Ik ben maar tot morgen in de stad en hoopte vóór mijn vertrek met rechter Cutler te kunnen spreken. Zou u misschien een boodschap kunnen doorgeven, zodat ze mij in mijn hotel kan bellen?’
De secretaresse leek over het verzoek na te denken, en hij benutte het moment om een ingelijste foto op het behang achter haar te bestuderen. Een vrouw stond met de rechterarm opgeheven, alsof ze een eed aflegde, tegenover een man. Ze had donkerbruin haar tot op de schouders, een wipneus en felle ogen. Ze droeg een zwarte jurk, zodat het moeilijk te beoordelen was wat ze voor figuur had, maar ze leek slank. Een zweem rouge vormde een blos op haar gladde wangen, en haar flauwe glimlach leek bij de plechtige situatie te passen. Hij gebaarde naar de foto.‘Rechter Cutler?’
‘Ja, toen ze werd beëdigd, vier jaar geleden.’
Het was hetzelfde gezicht dat hij ook op de begrafenis van Karol Borya, dinsdag, had gezien, toen de vrouw voor de andere rouwenden stond en de armen om twee kleine kinderen, een jongen en een meisje, sloeg.
‘Ik kan rechter Cutler wel uw boodschap doorgeven, maar ik weet niet of ze contact met u zal opnemen.’
‘Waarom zou ze dat niet doen?’
‘Ze vertrekt later op de dag uit de stad.’
‘Een grote reis?’
‘Ze gaat naar Duitsland.’
‘Een geweldig land.’ Hij moest weten waar ze heen ging, en probeerde dus drie aankomstlocaties.‘Berlijn is prachtig deze tijd van het jaar. Net als Frankfurt en München.’
‘Ze gaat naar München.’
‘Ah, een magische stad. Misschien doet het haar goed bij haar verdriet.’ ‘Ik hoop het.’
Hij wist genoeg.‘Ik dank u wel, mevrouw Luffman. U bent heel behulpzaam geweest. Hier is de informatie over mijn hotel.’ Hij verzon een verblijfplaats en kamernummer, contact was nu niet meer nodig.‘Wilt u rechter Cutler doorgeven dat ik hier ben geweest?’
‘Ik zal mijn best doen,’ zei ze.
Hij draaide zich om om weg te gaan, maar wierp nog een blik op de ingelijste foto aan de muur en etste zo het beeld van Rachel Cutler in zijn geest. Hij verliet de vijfde verdieping en daalde af naar de begane grond. Een muur was voorzien van een reeks munttelefoons. Hij liep erheen en belde overzee naar Franz Fellner in diens studeerkamer. Het was bijna vijf uur ’s middags in Duitsland. Hij was er niet zeker van wie er zou opnemen, of zelfs aan wie hij nu verantwoording moest afleggen. Er was duidelijk een machtswisseling gaande, Fellner trok zich geleidelijk terug terwijl Monika de touwtjes in handen nam. De oude man was echter niet het type dat gemakkelijk dingen losliet, vooral niet nu er zoiets als de Amberzaal op het spel stond.
‘Guten Tag,’ antwoordde Monika nadat de telefoon twee keer was overgegaan.
‘Bent u de dienstdoende secretaresse vandaag?’ vroeg hij in het Duits.
‘Het werd tijd dat je iets liet horen. Het is al een week geleden. Enig succes?’
‘Even voor de duidelijkheid. Ik ben geen schooljongen die zich moet melden. Geef me een opdracht en laat me met rust. Ik bel als het nodig is.’
‘Prikkelbaar, hè?’
‘Ik heb geen supervisie nodig.’
‘Daar zal ik je aan herinneren als je weer tussen mijn benen ligt.’
Hij glimlachte. Moeilijk om haar bakzeil te laten halen.‘Ik heb Borya gevonden. Hij zei dat hij niets wist.’
‘En jij geloofde hem?’
‘Zei ik dat?’
‘Hij is zeker dood?’
‘Een tragische val van de trap.’
‘Vader zal hier niet blij mee zijn.’
‘Ik dacht dat jij de leiding had?’
‘Dat is ook zo. En eerlijk gezegd, maakt dat niet uit. Maar vader heeft gelijk, je neemt te veel risico.’
‘Ik heb geen onnodig risico genomen.’
Hij was zelfs heel voorzichtig geweest. Had er bij zijn eerste bezoek goed op gelet niets anders aan te raken dan het theeglas, dat hij bij zijn tweede bezoek meenam. Toen hij terugkwam voor de tweede visite, had hij handschoenen gedragen.
‘Ik heb de gedragslijn gekozen die onder de omstandigheden noodzakelijk was.’
‘Wat deed hij? Kwetste hij je trots?’
Verbazingwekkend dat ze hem zelfs over een afstand van zevenduizend kilometer doorzag. Hij had nooit beseft dat hij zo transparant was.‘Dat is onbelangrijk.’
‘Op een dag ben je door je geluk heen, Christian.’
‘Je klinkt alsof je je op die dag verheugt.’
‘Niet echt. Je zult moeilijk te vervangen zijn.’
‘In welk opzicht?’
‘Elk opzicht, smeerlap die je bent.’
Hij glimlachte. Goed om te weten dat hij haar ook irriteerde.‘Ik ben te weten gekomen dat Borya’s dochter op weg is naar München. Misschien brengt ze een bezoek aan Chapaev.’
‘Hoe kom je daarbij?’
‘Door Borya’s ontwijkende antwoorden en door iets wat hij over de panelen zei.’
Misschien beter dat ze zoek blijven.
‘De dochter is misschien gewoon op vakantie.’
‘Dat betwijfel ik. Te toevallig.’
‘Ga je achter haar aan?’
‘Vanmiddag. Eerst moet ik iets anders afhandelen.’


TWEEËNTWINTIG


Suzanne sloeg christian Knoll gade vanaf de tussenverdieping. Ze zat in een drukke wachtkamer, waarvan de glazen wand aan de buitenkant was gesjabloneerd met griffier, verkeersboetes. Ongeveer 75 mensen wachtten op hun beurt om naar een formica balie te lopen en dagvaardingen af te doen, het hele tafereel chaotisch, een muffe geur van sigarettenrook ondanks verscheidene bordjes met niet roken.

Ze had Knoll sinds zaterdag gevolgd. Maandag had hij twee uitstapjes gemaakt naar het Grote Museum der Kunsten en één naar een kantoorgebouw in het centrum van Atlanta. Dinsdag had hij de begrafenis van Karol Borya bijgewoond. Ze had de plechtigheid aan het graf vanaf de overkant van de straat gadegeslagen. De dag ervoor had hij weinig gedaan, een uitstapje naar de openbare bibliotheek en een winkelcentrum, maar deze dag was hij al vroeg in de weer.

Haar korte blonde haar was weggestopt onder de bruinachtig rode haarstrengen van een pruik. Haar gezicht zat onder de een dikke laag make-up en haar ogen gingen schuil achter een goedkope zonnebril. Ze droeg strakke jeans, een kraagloze Atlanta Olympic-trui uit 1996 en tennisschoenen. Over haar schouder hing een goedkope zwarte tas. Ze ging volledig op in de massa, People-magazine open op schoot, terwijl haar ogen constant van de bladzijde naar de rij telefoons aan de overkant van de drukke tussenverdieping flitsten.

Vijf minuten eerder had ze Knoll gevolgd naar de vijfde verdieping en toegekeken terwijl hij de raadkamer van Rachel Cutler betrad. Ze herkende de naam en kende het verband. Knoll gaf klaarblijkelijk niet op en bracht nu naar alle waarschijnlijkheid rapport uit aan Monika Fellner over wat hij te weten was gekomen. Dat kreng zou beslist een probleem worden. Jong, agressief, wilde zichzelf bewijzen. Een waardige opvolgster van Franz Fellner. Een lastpost in meer dan één opzicht.

Knoll was niet lang in Rachel Cutlers kantoor gebleven, zeker niet lang genoeg om haar te spreken. Ze had zich teruggetrokken, bang dat hij haar aanwezigheid zou opmerken, onzeker of de vermomming doeltreffend zou zijn als camouflage. Ze had elke dag een ander ensemble gedragen en er goed op gelet niets aan te trekken wat hij zou kunnen herkennen. Knoll was goed. Verdomd goed. Gelukkig was zij beter.

Knoll hing op en liep naar de straat.  Ze gooide het tijdschrift neer en volgde.

Knoll hield een taxi aan en ging terug naar zijn hotel. Hij had zaterdagavond in Borya’s huis iemands aanwezigheid gevoeld toen hij de oude man de nek had omgedraaid. Maar maandag, en elke dag daarna, had hij duidelijk Suzanne Danzer herkend. Ze had zich goed vermomd. Jaren praktijk hadden zijn vermogens echter gescherpt. Er ontging hem tegenwoordig weinig. Hij had haar bijna verwacht. Ernst Loring, Danzers werkgever, wilde de Amberzaal net zo graag als Fellner. Lorings vader Josef was bezeten geweest van amber en had een van de grootste particuliere verzamelingen ter wereld opgebouwd. Ernst had zowel de voorwerpen als zijn vaders begeerte geërfd. Vele malen had hij Loring horen oreren over het onderwerp, en had hij toegekeken terwijl objecten van amber werden geruild of werden gekocht van andere verzamelaars, onder wie Fellner. Danzer was beslist naar Atlanta gestuurd om te zien wat hij uitvoerde.

Maar hoe wist ze waar ze hem kon vinden?

Natuurlijk. De nieuwsgierige beambte in Sint-Petersburg. Wie anders? De idioot moest stiekem in het kgb-document hebben gekeken voordat hij het achteroverdrukte. Hij was beslist omgekocht en Loring was een van verscheidene waarschijnlijke weldoeners, de voornaamste kandidaat nu, aangezien Danzer er was, naar hij aannam al vanaf vrijdag.

De taxi stopte voor het Marriott en Knoll sprong eruit. Ergens achter hem hield Danzer hem beslist in het oog. Ze stond hier waarschijnlijk ook op de gastenlijst. De kans was groot dat ze een van de toiletten op de begane grond in zou duiken om haar vermomming aan te passen, pruik en andere accessoires te verwisselen, en misschien vlug naar boven te rennen om andere kleren aan te trekken, waarbij ze waarschijnlijk een van de piccolo’s of portiers betaalde om haar te waarschuwen als hij het gebouw zou verlaten.

Hij ging rechtstreeks naar zijn kamer op de zeventiende verdieping. Eenmaal binnen belde hij het boekingsbureau van Delta Airlines.
‘Ik wil van Atlanta naar München. Is er vandaag een vlucht?’
Er werd op computertoetsen gedrukt.
‘Ja, meneer, er vertrekt een toestel om 14.35 uur. Een rechtstreekse vlucht naar München.’
Hij moest zeker weten dat er geen andere vluchten waren.‘Gaat er iets vroeger of later?’
Er werd weer op toetsen gedrukt.‘Niet bij ons.’
‘Een andere maatschappij misschien?’
Weer toetsen. ‘Dit is de enige rechtstreekse vlucht van Atlanta naar München vandaag. Twee andere maatschappijen geven wel aansluiting.’
Hij ging ervan uit dat ze de rechtstreekse vlucht had geboekt, geen vliegreis naar New York, Parijs, Amsterdam of Frankfurt met een overstap naar München. Hij bevestigde de boeking, hing op en pakte snel zijn reistas. Hij moest zijn aankomst op het vliegveld exact timen. Als Rachel Cutler niet op de vlucht zat die hij had genomen, zou hij haar op een andere manier op het spoor moeten komen. Misschien nadat ze haar bureau had opgebeld om haar secretaresse te laten weten waar ze te bereiken was. Hij kon ook terugbellen, het juiste telefoonnummer geven, en haar nieuwsgierigheid prikkelen tot ze zijn telefoontje zou beantwoorden.
Hij liep naar beneden om te vertrekken. Het was druk in de lobby. Mensen repten zich in alle richtingen. Hij merkte echter direct een elfachtige brunette op die vijftig meter verder aan een tafel zat, achter in een van de lounges die verspreid rond het centrale atrium lagen. Zoals hij vermoedde had Danzer zich omgekleed. Een perzikkleurig jumpsuit en een zonnebril, stijlvoller en donkerder dan tevoren, waren in de plaats gekomen van de grunge-uitrusting.
Hij betaalde de receptioniste voor de kamer en liep vervolgens naar buiten om een taxi naar het vliegveld te nemen.

Suzanne keek naar de reistas. Vertrok Knoll? Ze had geen tijd om nog naar haar kamer te gaan. Ze zou hem moeten volgen om te zien waar hij heen ging. Dat was de reden waarom ze altijd weinig bagage had en niets inpakte wat ze kon missen of kon aanschaffen.

‘Ze stond op, liet vijf dollar op tafel achter voor een drankje waarvan ze maar twee keer had genipt, en liep door de draaideur de straat op.

Knoll stapte uit de taxi op Hartsfield International Airport en keek op zijn horloge: 13.25 uur. Hij had drie kwartier de tijd om Danzer te ontlopen en de gate te bereiken. Hij stak de chauffeur drie biljetten van tien dollar toe, vouwde de leren reistas over zijn rechterarm en marcheerde de zuidterminal in.

De rijen voor de Delta-ticketbalie waren lang. Hij moest Danzer verderop

in de terminal afschudden en liep dus rechtstreeks naar de elektronische incheckcel. De stiletto zat verborgen in zijn reistas, de enige veilige plek omdat het lemmet nooit door de metaaldetectors zou zijn gekomen. Hij kreeg zijn instapkaart en gaf zijn tas af, liep vervolgens langs een drukke veiligheidscontrolepost en liet zich door een lange roltrap naar het transportcentrum vervoeren. Vijftig meter achter achter hem weifelde Danzer. Precies zoals hij vermoedde was ze door zijn plotselinge vertrek overrompeld en had ze geen tijd gehad om haar vermomming te veranderen. Dezelfde donkerbruine pruik, perzikkleurige jumpsuit en donkere zonnebril als in het Marriott. Een beetje slordig voor haar doen. Ze had een reserve-uitrusting moeten meenemen. Iets waarmee ze, als vermomming het enige camouflagemiddel was dat ze gebruikte, haar uiterlijk kon variëren. Zelf gaf hij de voorkeur aan elektronische observatie. Die voorzag in de luxe van afstand tussen jager en prooi, waarbij het enige probleem het plaatsen van de doelzoeker was.

Onder aan de roltrap rende hij met de rest van de reizigers van die middag naar de automatische treinen. Honderden mensen liepen kriskras door het transportcentrum. Hij stapte in de voorste wagon van een trein en zag dat Danzer in de tweede stapte, waar ze vlak bij de deuren en voorste ramen plaatsnam zodat ze kon zien wat er vóór haar gebeurde. Hij kende de luchthaven goed. De treinen reden tussen zes hallen, waarbij de Internationale Hal het verste punt was. Bij de eerste halte, Hal A, stapte hij tegelijk met een honderdtal andere reizigers uit. Danzer vroeg zich beslist af wat hij aan het doen was, en ze kende Hartsfield zeker goed genoeg om te weten dat Hal A tot en met D niet voor internationale vluchten werden gebruikt. Misschien nam hij een binnenlandse vlucht naar een andere Amerikaanse stad, zou ze wellicht denken. Deed er niet toe. Hij wist dat ze hem zou volgen en waarschijnlijk al plannen aan het smeden was hoe ze het vliegtuig in en uit kon komen zonder door hem te worden opgemerkt.

Hij slenterde rond op het perron alsof hij op iemand wachtte. In plaats daarvan telde hij in stilte de seconden. Timing was essentieel. Ook Danzer wachtte, terwijl ze haar best deed ongeïnteresseerd te lijken en de menigte als schild gebruikte. Ze stond op vijftig meter afstand, ogenschijnlijk vol vertrouwen dat hij niets had gemerkt. Hij wachtte precies één minuut en liep daarna achter de menigte aan naar een roltrap.

De treden rolden langzaam omhoog.
Ze stegen dertig meter naar de drukke hal. Brede dakramen vier verdiepingen hoger lieten de middagzon binnen. Een drie meter brede getrapte strook aluminium scheidde de roltrap naar beneden van de roltrap naar boven. Om de zes meter stond een plant van kunstzijde als decoratie. De roltrap naar beneden, die naar het transportcentrum leidde, was veel minder druk. Nergens waren bewakingscamera’s of veiligheidsmensen te zien.
Hij wachtte op het exacte moment, greep de rubberen band van de reling vast en sprong op de middenstrook, stapte om een bak met een kunstzijden plant heen en landde op de roltrap naar beneden. Hij ging nu de andere kant op en tikte bij het passeren van Danzer, bij wijze van quasi-groet, even tegen zijn hoed.
De uitdrukking op haar gezicht sprak boekdelen.
Hij moest snel te werk gaan. Het zou niet lang duren voordat ze hetzelfde deed als hij. Hij ontweek de weinige reizigers die op weg waren naar beneden en rende naar de begane grond. Zijn timing was perfect. Een trein denderde het station binnen, op weg naar de volgende hal. De deuren gleden open. Een robotachtige stem riep om:‘Gelieve de deuren vrij te houden en naar het midden van het looppad te gaan.’ Mensen stroomden binnen. Hij keek even om en zag Danzer over de middenstrook op de roltrap naar beneden springen, met een beweging die net iets minder elegant was dan de zijne. Ze struikelde, hervond toen haar evenwicht.
Hij stapte in de trein.
‘De deuren gaan nu dicht,’ kondigde de robotstem aan.
Danzer rende van de roltrap naar de trein, maar was te laat. De deuren gleden dicht en de trein denderde het station uit.

Hij stapte uit de trein in de Internationale Hal. Danzer zou daar uiteindelijk ook komen, maar het instappen voor de vlucht naar München zou nu zeker zijn begonnen, en vond plaats op anderhalve kilometer van Hal A. Tegen de tijd dat ze hetzij door het transportcentrum rende, hetzij op de volgende trein wachtte, zou hij in de massa boven zijn opgegaan en bezig zijn met instappen.

De hal was kolossaal en bekend terrein. De grootste terminal voor internationale vluchten van Amerika. Vijf verdiepingen. Vierentwintig gates. Het zou zeker een uur in beslag nemen om door elke gate te lopen en die te controleren. Hij stapte de roltrap op en ging ermee naar boven. Overal hing dezelfde levendige oppervlakkige sfeer, alleen was hier en daar in nissen met vitrines een verscheidenheid van Mexicaanse, Egyptische en Fenicische kunst te zien. Niets extravagants of kostbaars, alleen gewone stukken met een plaquette waarop het uitlenende museum of de uitlenende verzamelaar in Atlanta was vermeld.

Boven aan de roltrap liep hij met een menigte mee naar rechts. De geur van koffie zweefde hem tegemoet vanuit een Starbucks-vestiging links van hem. Een massa mensen hing bij W.H. Smith rond om tijdschriften of kranten te kopen. Hij stond stil om het scherm met vertrektijden te bestuderen. In het komende halfuur zou een tiental vliegtuigen vanaf de gates vertrekken. Danzer kon op geen enkele manier weten óf hij in een vliegtuig zat, en zo ja in welk. Per slot van rekening had hij terug kunnen gaan naar de terminal, en was de truc met het inchecken van zijn tas misschien alleen een list geweest.

Hij zocht het scherm af voor de vlucht naar München, vond de gate en liep met grote passen door de hal. Toen hij aankwam, was het instappen voor de vlucht al begonnen.

Hij sloot bij de rij aan en zei, toen hij aan de beurt was:‘Nog zitplaatsen beschikbaar in het vliegtuig?’
De bediende concentreerde zich op het videoscherm.‘Nee, meneer, alles vol.’
Nu had Danzer, zelfs als ze hem vond, geen enkele mogelijkheid om hem te volgen. Hij hoopte dat alle passagiers zouden komen opdagen en er geen standby-zitplaatsen zouden vrijkomen. Hij liep naar de gate, met een dertigtal mensen voor zich. Hij keek naar de kop van de rij en merkte een vrouw op met roodbruin haar tot op de schouders, gekleed in een opvallend donkerblauw broekpak. Ze overhandigde de bediende haar instapkaart en betrad de loopbrug.
Hij herkende haar meteen.
Rachel Cutler.
Perfect.

DRIEËNTWINTIG

Atlanta, Georgia, vs vrijdag 16 mei, 

 9.15 uur


Suzanne slenterde het kantoor binnen. Paul Cutler stond op achter zijn extra grote notenhouten bureau en liep naar haar toe.

‘Ik stel het op prijs dat u er tijd voor uittrekt om me te ontvangen,’ zei ze. ‘Graag gedaan, mevrouw Myers.’ Cutler noemde de achternaam die ze aan

de receptioniste had doorgegeven. Ze wist dat Knoll graag zijn eigen naam gebruikte. Weer die arrogantie van hem. Zij gaf de voorkeur aan anonimiteit. En vermommingen. Minder kans dat ze een blijvende indruk zou achterlaten.

‘Zegt u maar Jo,’ zei ze.

Ze ging zitten op de stoel die hij haar aanbood en bestudeerde de advocaat van middelbare leeftijd. Hij was kort van stuk en mager, niet kaal, maar met dunnend lichtbruin haar. Hij droeg het gebruikelijke witte overhemd, de donkere broek en de zijden stropdas, maar bretels voegden er een zekere rijpheid aan toe. Hij schonk haar een ontwapenende glimlach en zijn fonkelende leigrijze ogen bevielen haar. Hij leek bedeesd en pretentieloos, iemand die wel te charmeren was, zo besloot ze al snel.

Gelukkig was ze erop gekleed. Ze droeg een kastanjekleurige pruik. Bruine contactlenzen gaven kleur aan haar ogen. Een gouden montuur met achthoekige heldere brillenglazen versterkte de illusie. De crêpe rok en het jasje met dubbele rij knopen en spitse revers, de dag ervoor gekocht bij Victoria’s Secret, gaven haar iets typisch vrouwelijks, en moesten de aandacht van haar gezicht afleiden. Toen ze zat, sloeg ze haar benen over elkaar, waarbij ze langzaam meer van haar zwarte kousen liet zien, en ze probeerde wat meer te glimlachen dan gewoonlijk.

‘Bent u kunstonderzoekster?’ vroeg Cutler.‘Moet interessant werk zijn.’ ‘Dat kan het zijn. Maar ik ben er zeker van dat uw werk even uitdagend is.’ Ze nam snel het decor van de kamer op. Boven een leren sofa hing een ingelijste Winslow-reproductie, met aan weerszijden een aquarel van Kupka. Een andere wand hing vol diploma’s, lidmaatschappen van beroepsorganisaties en prijzen. Amerikaanse Orde van Advocaten, Genootschap van Erfrecht-advocaten. Advocatenvereniging van Georgia. Twee kleurenfoto’s waren ogenschijnlijk gemaakt in wat een wetgevende kamer leek, Cutler die een oudere man een hand geeft.

Ze gebaarde naar de kunst.‘Een kenner?’

‘Nauwelijks. Ik verzamel een beetje. Ik ben echter wel werkzaam bij ons

Groot Museum.’
‘Daar zult u veel plezier aan beleven.’
‘Kunst is belangrijk voor me.’
‘Is dat de reden dat u ermee instemde me te ontmoeten?’
‘Ja, en gewoon nieuwsgierigheid.’
Ze besloot terzake te komen.‘Ik ben een poosje geleden het gerechtsgebouw

van Fulton County binnengelopen. De secretaresse van het bureau van uw exvrouw liet me weten dat rechter Cutler op reis was. Ze wilde me niet vertellen waar ze heen was gegaan en stelde voor dat ik met u zou gaan praten.’

‘Dawn belde me kortgeleden op en zei dat het te maken had met mijn gewezen schoonvader?’
‘Ja, dat is zo. De secretaresse van rechter Cutler verklaarde dat er gisteren een man was geweest die op zoek was naar uw ex-vrouw. Een grote, blonde Europeaan. Hij gebruikte de naam Christian Knoll. Ik heb Knoll de hele week geschaduwd, maar gistermiddag raakte ik hem kwijt op de luchthaven. Ik heb het vermoeden dat hij rechter Cutler volgt.’
Op het gezicht van haar gastheer verscheen een bezorgde uitdrukking. Uitstekend. Ze had goed geraden.
‘Waarom zou deze heer Knoll Rachel volgen?’
Haar openhartigheid was een gok. Misschien zou angst hem minder behoedzaam maken en kon ze er precies achter komen waar Rachel Cutler heen was gegaan. ‘Knoll was hier in Atlanta om met Karol Borya te praten.’ Ze besloot er met geen woord over te spreken dat Knoll verleden zaterdagavond daadwerkelijk met Borya had gepraat. Het was niet nodig te veel verband te leggen. ‘Hij moet te weten zijn gekomen dat Borya was overleden en op zoek zijn gegaan naar de dochter. Het is de enige logische verklaring voor het feit dat hij naar haar bureau is gegaan.’
‘Hoe kon hij, of kunt u, iets weten van Karol?’
‘U moet weten wat meneer Borya deed toen hij sovjetburger was.’
‘Dat heeft hij ons verteld. Maar hoe weet u het?’
‘De archieven van de raad waar meneer Borya eens voor heeft gewerkt zijn nu openbaar in Rusland. Het bestuderen van de geschiedenis is nu gemakkelijk. Knoll is op zoek naar de Amberzaal en hoopte waarschijnlijk dat Borya er iets van wist.’
‘Maar hoe wist hij waar Karol was?’
‘Verleden week onderzocht Knoll archieven in een magazijn in Sint-Petersburg. Deze mogen pas sinds kort worden ingezien. Daar heeft hij de informatie vandaan.’
‘Dat verklaart nog niet waarom u hier bent.’
‘Ik heb Knoll gevolgd, zoals ik al aangaf.’
‘Hoe wist u dat Karol is gestorven?’
‘Ik wist het pas toen ik maandag in de stad aankwam.’
‘Mevrouw Myers, vanwaar al die belangstelling voor de Amberzaal? We hebben het over iets wat meer dan vijftig jaar zoek is. Denkt u niet dat het ondertussen gevonden zou zijn, als er iets te vinden is?’
‘Ik ben het met u eens, meneer Cutler. Maar Christian Knoll denkt er anders over.’
‘U zei dat u hem gisteren op de luchthaven kwijt bent geraakt. Waarom denkt u dat hij Rachel volgt?’
‘Gewoon een gevoel. Ik heb alle hallen afgezocht, maar kon hem nergens vinden. Ik merkte op dat binnen enkele minuten nadat ik Knoll uit het oog was verloren verscheidene internationale vluchten vertrokken. De eerste ging naar München. De tweede naar Parijs. De derde naar Frankfurt.’
‘Ze zat in het vliegtuig naar München,’ zei hij.
Klaarblijkelijk begon Pauls hart warmer voor haar te kloppen. Begon hij haar te vertrouwen. Te geloven. Ze besloot gebruik te maken van het moment.‘Waarom gaat rechter Cutler zo kort nadat haar vader is overleden naar München?’
‘Haar vader liet haar een brief over de Amberzaal na.’
Dit was het moment om aan te dringen. ‘Meneer Cutler, Christian Knoll is een gevaarlijk man. Wanneer hij op iets uit is, laat hij zich door niets weerhouden. Ik wil wedden dat hij ook in dat vliegtuig naar München zat. Het is belangrijk dat ik met uw ex-vrouw spreek. Weet u in welk hotel ze zit?’
‘Ze zei dat ze daarvandaan op zou bellen, maar ik heb niets van haar gehoord.’
In zijn woorden klonk bezorgdheid. Ze keek op haar horloge. ‘Het is bijna halfvier in München.’
‘Ik dacht hetzelfde voor uw komst.’
‘Weet u wat haar bestemming was?’ Hij gaf geen antwoord. Ze drong verder aan.‘Ik besef dat ik een vreemde voor u ben. Maar ik verzeker u dat ik een vriend ben. Ik moet Christian Knoll vinden. Ik kan om redenen van vertrouwelijkheid niet in details treden, maar ik ben ervan overtuigd dat hij uw ex-vrouw zoekt.’ ‘Dan lijkt me dat ik contact moet opnemen met de politie.’
‘Knoll is van geen enkel belang voor de plaatselijke wetshandhavers. Dit is een zaak voor de internationale autoriteiten.’
Hij aarzelde, alsof hij over haar woorden nadacht, de mogelijkheden afwoog. De politie inschakelen zou tijd kosten. Europese instanties erbij betrekken nog meer tijd. Zij was er nu, en was bereid om iets te ondernemen. Het zou een gemakkelijke keuze moeten zijn, en het verbaasde haar niet dat hij die maakte.
‘Ze is naar Beieren gegaan om een man te zoeken die Chapaev heet. Hij woont in Kehlheim.’
‘Wie is Chapaev?’ vroeg ze onschuldig.
‘Een vriend van Karol. Ze werkten jaren geleden samen voor de raad. Rachel dacht dat Chapaev misschien iets wist van de Amberzaal.’
‘Waarom dacht ze dat?’
Hij trok een bureaula open en haalde er een bundel brieven uit. Hij gaf haar die.‘Kijk zelf maar. Daar staat het allemaal in.’
Ze nam een paar minuten de tijd en inspecteerde elke brief. Niets definitiefs of specifieks, enkel zinspelingen op wat de twee misschien hadden geweten of vermoed. Genoeg echter om haar bezorgd te maken. Het stond nu buiten kijf dat ze moest voorkomen dat Knoll zou gaan samenwerken met Rachel Cutler. Want dat was wat de smeerlap van plan was. Hij was niets wijzer geworden van de vader, dus smeet hij hem van de trap en besloot de dochter in te palmen om te zien wat hij van haar te weten kon komen. Ze stond op.‘Ik stel de informatie op prijs, meneer Cutler. Ik zal zien of uw ex-vrouw in München kan worden opgespoord. Ik ken mensen daar.’ Ze stak haar hand uit voor een handdruk. ‘Bedankt voor de moeite.’
Cutler stond op en accepteerde het gebaar. ‘Ik stel uw bezoek en de waarschuwing op prijs, mevrouw Myers. Maar u hebt helemaal niet gezegd wat úw belang is.’
‘Dat mag ik niet onthullen, maar de heer Knoll wordt gezocht in verband met enkele ernstige tenlasteleggingen.’
‘Bent u van de politie?’
‘Privé-detective, in de arm genomen om Knoll op te sporen. Ik werk vanuit Londen.’
‘Vreemd. Uw accent klinkt eerder Oost-Europees dan Brits.’
Ze glimlachte.‘Volkomen juist. Oorspronkelijk kom ik uit Praag.’
‘Kunt u een telefoonnummer achterlaten? Misschien kan ik u beiden in contact brengen als ik iets van Rachel hoor.’
‘Niet nodig. Ik zal me later op de dag of morgen weer bij u melden, als u dat goed vindt.’
Ze draaide zich om om te vertrekken en merkte de ingelijste foto van een oudere man en vrouw op.‘Een knap stel.’
‘Mijn ouders. Die foto is ongeveer drie maanden voordat ze stierven gemaakt.’
‘Dat spijt me zeer.’
Hij accepteerde haar blijk van deelneming met een kort knikje, en ze verliet het kantoor zonder nog iets te zeggen. De laatste keer dat ze hetzelfde oudere stel had gezien, stapte het met een twintigtal anderen in de regen in een airbus van Alitalia, die op het punt stond om uit Florence te vertrekken voor een korte vlucht over de Ligurische Zee naar Frankrijk. De explosieven die ze tegen betaling aan boord had laten smokkelen, bevonden zich veilig in een bagagerek, terwijl het tijdmechanisme, afgesteld op een halfuur na vertrek wanneer het toestel boven open water vloog, verder tikte.


VIERENTWINTIG

München, Duitsland 16.35 uur


Rachel was verbaasd. Ze was nog nooit in een bierhal geweest. Een hoempaband, compleet met trompetten, trommels, een accordeon en koebellen, maakte een oorverdovend kabaal. Feestvierders zaten schouder aan schouder aan lange houten tafels, en er hing een indringende geur van tabak, worst en bier. Zwetende obers in lederhosen en vrouwen in opzichtige dirndls serveerden gretig literkroezen donker bier. Maibock, zo hoorde ze het noemen, een seizoenbrouwsel dat alleen in deze tijd van het jaar werd geserveerd om de komst van het warme weer in te luiden.

De meesten van het tweehonderdtal mensen om haar heen leken zich te amuseren. Zij had bier nooit lekker gevonden, beschouwde het als een drank die men moest leren drinken, en bestelde dus een cola bij haar maaltijd van gebraden kip. De receptioniste van haar hotel had de hal geadviseerd, en haar afgeraden om naar het nabijgelegen Hofbräuhaus te gaan, waar drommen toeristen kwamen.

Haar vlucht uit Atlanta was eerder die ochtend aangekomen, waarna ze het advies dat iedereen altijd gaf in de wind sloeg en een auto had gehuurd, om vervolgens een kamer in een hotel te nemen en een uitvoerig dutje te doen. De volgende dag zou ze naar Kehlheim rijden, dat omstreeks zeventig kilometer zuidelijker lag, op korte afstand van Oostenrijk en de Alpen. Danja Chapaev had al zo lang gewacht dat hij nog wel een dag kon wachten, aangenomen dat hij er nog was.

De verandering van omgeving deed haar goed, hoewel het vreemd was om zich heen tongewelven en de kleurrijke klederdracht van het bierhalpersoneel te zien. Ze was nog maar één keer eerder de oceaan overgestoken, drie jaar geleden, voor een rechterscongres in Londen, gefinancierd door de Orde van Advocaten van Georgia. Televisieprogramma’s over Duitsland hadden haar altijd geïnteresseerd, en ze had ervan gedroomd er op een dag heen te gaan. Nu was ze er.

Ze knabbelde van haar kip en genoot van het schouwspel. Het leidde haar af van haar vader, de Amberzaal en Danja Chapaev. Van Marcus Nettles en de aanstaande verkiezing. Misschien had Paul gelijk en was dit volslagen tijdverspilling. Maar ze voelde zich beter nu ze hier was, en dat was al iets waard.

Ze betaalde haar rekening met euro’s die ze op de luchthaven had aangeschaft en vertrok uit de hal. Het was een koele, aangename namiddag, weer voor een trui in de vs, met een lentezon die een wisselend patroon van licht en schaduw op de ronde straatkeien wierp. Duizenden toeristen en winkelende mensen vulden de straten. De gebouwen van de oude binnenstad vormden een intrigerende melange van stenen, vakwerk en baksteen, en er hing een ouderwetse, middeleeuwse, dorpse sfeer. Het hele gebied was uitsluitend toegankelijk voor voetgangers, alleen de voertuigen van leveranciers mochten er nu en dan komen.

Ze kuierde in westelijke richting terug naar de Marienplatz. Haar hotel lag aan de overkant van het plein. Er was markt, met kramen die uitpuilden van groente en fruit, vlees en bereide specialiteiten. Aan haar linkerzijde lag een café met een groot terras. Ze herinnerde zich een paar dingen over München. Eens de hoofdstad van Beieren, woonplaats van de hertog en keurvorst, zetel van de familie Wittelsbach, die de streek 750 jaar lang bestuurde, straten gehuld in een koninklijk gewaad van statige gebouwen. Hoe had Thomas Wolfe de stad genoemd? Een proeve van de Duitse hemel.

Ze passeerde verscheidene groepen toeristen, met gidsen die oreerden in Frans, Spaans en Japans. Voor het stadhuis stuitte ze op een groep Engelsen, wier accent de scherpe cockney-tongval had die ze zich van haar vroegere reis naar Engeland herinnerde. Ze bleef achter de groep staan, luisterend naar de gids, starend naar de rijke gotische ornamentiek die voor haar oprees. De groep toeristen stak langzaam het plein over en stopte aan de overkant, voor het stadhuis. Ze liep mee en merkte op dat de gids op haar horloge keek. Op de wijzerplaat van de klok hoog boven haar was het 16.58 uur.

Plotseling zwaaiden de ramen in de klokkentoren open en dansten twee rijen in heldere kleuren geëmailleerde koperen beeldjes op een draaischijf naar buiten. Muziek stroomde over het plein uit. De klokken luidden vijf uur, terwijl andere klokken in de verte hetzelfde deden.

‘Dit is het glockenspiel,’ riep de gids boven het lawaai uit.‘Het komt drie keer per dag tot leven. Om elf uur, op het middaguur, en nu om vijf uur. De beeldjes boven voeren het steekspel op dat bij Duitse koninklijke huwelijken in de zestiende eeuw hoorde. De beeldjes eronder voeren de Smerissendans uit.’

De kleurrijke beeldjes draaiden rond op de melodie van opgewekte Beierse muziek. Iedereen op straat stond stil, de hals uitrekkend om naar boven te kijken. Het was duidelijk waarom het klokkenspel maar drie keer per dag klonk. Het tafereel duurde twee minuten, stopte vervolgens, en plotseling kwam het plein weer tot leven. De groep toeristen liep verder en stak een van de zijstraten over. Ze talmde nog enkele seconden en keek toe tot de vensters van de klok helemaal dichtgingen, om daarna het kruispunt ook over te steken.

Het getoeter van een claxon scheurde de middag uiteen.
Ze draaide haar hoofd snel naar links.
De neus van een auto kwam op haar af. Vijftien meter. Twaalf. Zes. Haar

ogen richtten zich op de motorkap en het Mercedes-embleem, daarna op de verlichting en het woord taxi.
Drie meter.
De claxon toeterde nog altijd. Ze moest zich bewegen, maar haar voeten weigerden dienst. Ze zette zich schrap tegen de pijn, zich afvragend of de klap van de auto of de smak op de straatkeien het pijnlijkst zou zijn.
Arme Marla en Brent.
Arme Paul. Lieve Paul.
Een arm werd om haar heen geslagen en ze werd weggetrokken.
Remmen piepten. De taxi kwam glijdend tot stilstand. De stank van schroeiend rubber walmde van de bestrating.
Ze draaide zich om om te zien wie haar vasthield. De man was groot en mager, met een stroblonde haardos die over een gebruind voorhoofd was geborsteld. Dunne, scherp gesneden lippen markeerden een knap gezicht met een donkere teint. Hij was gekleed in een tarwekleurig, gekeperd overhemd en geruite broek.
‘Gaat het?’ vroeg hij in het Engels.
De climax van het moment had het uiterste van haar emoties gevergd. Ze realiseerde zich onmiddellijk hoezeer ze de dood nabij geweest.
‘Ik geloof van wel.’
Mensen dromden samen. De taxichauffeur was uitgestapt en keek toe.
‘Alles is in orde met haar, mensen,’ zei haar redder. Toen zei hij iets in het Duits en de mensen liepen weg. Hij sprak in het Duits met de taxichauffeur, die antwoord gaf en daarna snel wegreed.
‘Ik heb hun verteld dat alles in orde is met u. Het spijt de chauffeur. Maar hij zegt dat u uit het niets opdook.’
‘Ik dacht dat dit voetgangersgebied was,’ zei ze. ‘Ik hield geen rekening met auto’s.’
‘De taxi’s mogen hier niet komen, maar ze doen het toch. Ik heb de chauffeur eraan herinnerd, en hij besloot dat hij maar het beste het hazenpad kon kiezen.’
‘Er zou een bord of zoiets moeten staan.’
‘U bent Amerikaanse, hè? Er is voor alles een bord in Amerika. Hier niet.’ Ze kalmeerde.‘Dank u voor wat u hebt gedaan.’
Twee rijen regelmatige witte tanden vormden een volmaakte glimlach.‘Graag gedaan.’ Hij stak een hand uit.‘Ik ben Christian Knoll.’
Ze nam de hand aan.‘Rachel Cutler. Ik ben blij dat u er was, meneer Knoll. Ik had die taxi helemaal niet gezien.’
‘Anders zou het er beroerd hebben uitgezien.’
Ze grinnikte. ‘Volkomen juist.’ Ze begon onbedwingbaar te rillen, nog geschokt door wat net bijna was gebeurd.
‘Mag ik u een drankje aanbieden zodat u kunt kalmeren?’
‘Dat is niet nodig.’
‘U beeft. Een slok wijn zou goed zijn.’
‘Dat is erg aardig, maar...’
‘Als loon voor mijn moeite.’
Dat kon ze moeilijk afslaan, en dus gaf ze toe. ‘Oké, misschien is een beetje wijn zo gek nog niet.’

Ze liep met Knoll mee naar een café ongeveer vier straten verder, waar pal aan de overkant de beide koperen torenspitsen van de grote kathedraal oprezen. Overal op de bestrating stonden tafels met kleedjes, met eromheen mensen die stenen kroezen donker bier vasthielden. Knoll bestelde voor zichzelf een kroes bier en voor haar een glas heldere rijnwijn, droog, bitter en lekker.

Knoll had gelijk. Ze voelde zich geagiteerd. Ze was de dood nog nooit zo nabij geweest. Haar gedachten waren vreemd geweest op dat moment. Brent en Marla, dat was begrijpelijk. Maar Paul? Ze had duidelijk aan hem gedacht, een moment van hunkering.

Ze nipte van de wijn en liet de alcohol en ambiance haar zenuwen kalmeren.
‘Ik moet u iets bekennen, mevrouw Cutler,’ zei Knoll.
‘Wat zou u denken van Rachel?’
‘Mij best, Rachel.’
Ze nam nog een teugje wijn.‘Hoezo bekennen?’
‘Ik heb je gevolgd.’
De woorden wekten haar belangstelling. Ze zette het glas wijn neer.‘Wat bedoelt u?’
‘Ik heb je gevolgd. Dat doe ik sinds je uit Atlanta bent vertrokken.’
Ze stond op van de tafel. ‘Ik denk dat de politie dit misschien zou moeten weten.’
Knoll zat er onverstoorbaar bij en nam een slok van zijn bier. ‘Daar heb ik geen probleem mee. Ik vraag je alleen eerst naar mijn verhaal te luisteren.’
Ze dacht over het verzoek na. Ze zaten in de openlucht, met overal mensen om hen heen. Aan de andere kant van het smeedijzeren traliewerk liep de straat vol winkelende mensen.Wat voor kwaad zou het kunnen om te luisteren naar wat hij te vertellen had? Ze ging weer zitten.‘Goed, meneer Knoll, vijf minuten dan.’
Knoll zette de kroes op tafel.‘Eerder deze week ben ik naar Atlanta gereisd om je vader te spreken. Bij aankomst hoorde ik dat hij was overleden. Gisteren meldde ik me bij je kantoor en vernam ik dat je op reis was hierheen. Ik heb zelfs mijn naam en adres achtergelaten. Heeft je secretaresse mijn naam niet doorgegeven?’
‘Ik heb geen contact gehad met mijn kantoor. Wat wilde u van mijn vader?’
‘Ik ben op zoek naar de Amberzaal en dacht dat hij misschien wat wist.’
‘Waarom bent u op zoek naar de Amberzaal?’
‘Mijn werkgever zoekt hem.’
‘Net als de Russen, zeker?’
Knoll glimlachte. ‘Klopt. Maar na vijftig jaar beschouwen we hem als “finders keepers”, wie het vindt mag het houden, zoals Amerikanen het volgens mij uitdrukken.’
‘Hoe had mijn vader daarbij kunnen helpen?’
‘Hij heeft jarenlang gezocht. De sovjets kenden een hoge prioriteit toe aan het vinden van de Amberzaal.’
‘Dat was meer dan vijftig jaar geleden.’
‘Bij deze buit in het bijzonder betekent het verstrijken van tijd niets. Misschien maakt het de speurtocht alleen maar intrigerender.’
‘Hoe hebt u mijn vader opgespoord?’
Knoll stak een hand in zijn zak en overhandigde haar een paar opgevouwen vellen papier.‘Deze heb ik verleden week ontdekt in Sint-Petersburg. Ze voerden me naar Atlanta. Zoals je zult zien, is een paar jaar geleden de kgb bij hem op bezoek geweest.’
Ze vouwde de documenten open en las. De woorden waren in cyrillisch schrift getypt. Ernaast in blauwe inkt stond de Engelse vertaling. Ze merkte onmiddellijk op wie het eerste vel had ondertekend. Danja Chapaev. Ze nam ook nota van wat het kgb-document over haar vader zei:

Contact gelegd. Ontkent enige informatie te hebben over jantarnaja komnata, sinds 1958. Heb Danja Chapaev niet kunnen opsporen. Borya beweerde niet bekend te zijn met Chapaevs verblijfplaats.
Haar vader had echter precies geweten waar Chapaev woonde. Hij had jarenlang met hem gecorrespondeerd. Waarom had hij gelogen? Haar vader had er ook nooit iets van gezegd dat de kgb op bezoek was geweest. En evenmin veel over de Amberzaal. Het was enigszins verontrustend te denken dat de kgb op de hoogte was van het bestaan van haar, Marla en Brent. Ze vroeg zich af wat haar vader nog meer had verzwegen.

‘Helaas heb ik niet met je vader kunnen spreken,’ zei Knoll.‘Ik arriveerde te laat. Mijn diepste medeleven met je verlies.’
‘Wanneer kwam u aan?’
‘Maandag.’
‘En u hebt tot gisteren gewacht om naar mijn kantoor te gaan?’
‘Ik hoorde van je vaders overlijden en wilde je niet storen in je verdriet. Mijn zaken konden worden uitgesteld.’
Door het verband met Chapaev voelde ze zich minder gespannen. Deze man mocht dan geloofwaardig zijn, maar ze waarschuwde zichzelf dat ze niet inschikkelijk mocht zijn. Per slot van rekening was Christian Knoll, alhoewel knap en innemend, toch een vreemde. Erger nog, een vreemde in een vreemd land.‘Zat u in hetzelfde vliegtuig als ik?’
Hij knikte.‘Ik haalde de vlucht op het nippertje.’
‘Waarom spreekt u me nu pas aan?’
‘Ik was niet zeker van de reden van je bezoek. Als het persoonlijk was, wilde ik me er niet mee bemoeien. Als het te maken had met de Amberzaal, had ik het voornemen je te benaderen.’
‘Ik stel het niet op prijs te worden gevolgd, meneer Knoll. Absoluut niet.’
Hij fixeerde haar.‘Misschien is het maar goed dat ik het heb gedaan.’
De taxi flitste door haar gedachten. Had hij misschien gelijk?
‘En Christian is ook goed,’ zei hij.
Ze zei bij zichzelf dat ze hem niet zo hard moest vallen. Niet nodig om zo vijandig te zijn. Hij heeft gelijk. Hij had haar leven gered.‘Oké, Christian dan.’
‘Heeft je reis te maken met de Amberzaal?’
‘Ik ben er niet zeker van of ik daar antwoord op moet geven.’
‘Als ik gevaarlijk voor je was, zou ik je gewoon door de taxi hebben laten aanrijden.’
Een goed argument, maar niet per se goed genoeg.
‘Frau Cutler, ik ben een ervaren onderzoeker. Mijn specialisme is kunst. Ik spreek de taal hier en ben goed bekend met dit land. Jij bent wellicht een voortreffelijk rechter, maar ik veronderstel dat je als onderzoekster een beginneling bent.’
Ze zei niets.
‘Ik ben alleen maar geïnteresseerd in informatie over de Amberzaal. Ik heb je verteld wat ik weet. Ik vraag van jou slechts hetzelfde.’
‘En als ik weiger en naar de politie ga?’
‘Dan verdwijn ik eenvoudig van het toneel, maar zal ik je schaduwen om op de hoogte te blijven van wat je doet. Het is niets persoonlijks. Jij bent een aanknopingspunt dat ik van plan ben grondig te onderzoeken. Ik dacht gewoon dat we om tijd te besparen konden samenwerken.’
Knoll had iets krachtigs en gevaarlijks dat haar beviel. Zijn woorden waren helder en openhartig, zijn stem klonk vast. Ze onderzocht zijn gezicht zorgvuldig op ongunstige signalen, maar zag er geen. Dus nam ze een snel besluit, zoals ze dat als rechter gewoon was.
‘Goed, meneer Knoll. Ik ben hier om Danja Chapaev te zoeken. Ogenschijnlijk dezelfde naam als in dit document. Hij woont in Kehlheim.’
Knoll nam de kroes en dronk een teug bier. ‘Dat ligt ten zuiden van hier, in de richting van de Alpen bij Oostenrijk. Ik ken het dorp.’
‘Hij en mijn vader hadden blijkbaar belangstelling voor de Amberzaal. Kennelijk meer dan ik me ooit heb gerealiseerd.’
‘Enig idee wat Herr Chapaev zou kunnen weten?’
Ze besloot nog niets over de brieven te zeggen. ‘Niets, behalve dat ze ooit hebben samengewerkt, zoals je al schijnt te weten.’
‘Hoe ben je achter de naam gekomen?’
Ze besloot te liegen.‘Mijn vader heeft vele jaren over hem gepraat. Ze waren ooit goed bevriend.’
‘Ik kan je waardevolle hulp bieden, Frau Cutler.’
‘Om je de waarheid te zeggen, meneer Knoll, ben ik liever even alleen.’
‘Ik begrijp het volkomen. Ik herinner me nog dat mijn vader overleed. Het was erg moeilijk.’
Hij klonk oprecht en ze waardeerde zijn betrokkenheid. Maar hij was nog altijd een vreemde.
‘Je hebt hulp nodig. Als deze Chapaev over informatie beschikt, kan ik die verder uitwerken. Ik weet alles over de Amberzaal. Kennis waar je iets aan kunt hebben.’
Ze zei niets.
‘Wanneer ben je van plan naar het zuiden te gaan?’ vroeg Knoll.
‘Morgen vroeg.’ Ze gaf te snel antwoord.
‘Ik rijd je erheen.’
‘Ik zou niet willen dat mijn kinderen met een vreemde meerijden. Waarom zou ik dat wel doen?’
Hij glimlachte. Het beviel haar.
‘Ik ben tegenover je secretaresse open en eerlijk geweest over mijn identiteit en intenties. Een duidelijk spoor voor iemand die je kwaad wilde doen.’ Hij dronk zijn bier op.‘Hoe het ook zij, anders volg ik je toch gewoon naar Kehlheim.’
Ze nam nog een snel besluit. Een dat haar verbaasde.‘Goed. Waarom niet. We zullen samen gaan. Ik logeer in hotel Waldeck. Een paar straten die kant op.’
‘Ik zit tegenover het Waldeck in het Elizabeth.’
Ze schudde het hoofd en glimlachte.‘Ik had het kunnen weten.’

Knoll keek toe terwijl Rachel wegliep.

Dat was heel goed gegaan.

Hij liet een paar euro op tafel achter en verliet het café. Hij sloeg een aantal hoeken om en stak de Marienplatz weer over. Langs de marktkramen, waar het druk was met vroege eters en pierewaaiers, ging hij op weg naar de Maximilianstrasse, een elegante boulevard met aan weerskanten musea, overheidsgebouwen en winkels. Voor hem rees de zuilengang van de Nationale Schouwburg op. Aan de voorzijde kronkelde een rij taxi’s om het standbeeld van Max-Jozef, de eerste koning van Beieren, en wachtte geduldig op klanten na de vroege avondvoorstelling. Hij stak de straat over en liep naar de vierde taxi in de rij. De chauffeur stond buiten en leunde met de armen over elkaar tegen de Mercedes.

‘Goed genoeg?’ vroeg de chauffeur in het Duits.
‘Meer dan dat.’
‘Mijn optreden erna overtuigend?’
‘Uitstekend.’ Hij overhandigde de man een stapeltje eurobiljetten. ‘Altijd een genoegen zaken met je te doen, Christian.’
‘Met jou ook, Erich.’
Hij kende de chauffeur goed en had eerder gebruik van hem gemaakt in

München. De man was zowel betrouwbaar als omkoopbaar, twee eigenschappen die hij graag zag in iedereen die voor hem werkte.
‘Ben je slap aan het worden, Christian?’
‘Hoezo?’
‘Je wilde haar alleen bang maken, niet dood hebben. Daar ben je helemaal de man niet naar.’
Hij glimlachte. ‘Er gaat niets boven iemand van de dood redden als je vertrouwen wilt wekken.’
‘Wil je haar neuken of zo?’
Hij wilde niet veel méér zeggen, maar hij wilde ook over de man kunnen beschikken in de toekomst. Hij knikte en zei: ‘Een goede manier om toegang te krijgen tot haar slipje.’
De chauffeur telde de biljetten.‘Vijfhonderd euro is een hoop geld voor een lekker stuk.’
Maar hij dacht aan de Amberzaal en de tien miljoen euro die deze hem zou opleveren. Dacht daarna nog eens aan Rachel Cutler en de aantrekkingskracht die hij na haar vertrek nog voelde.
‘Niet echt.’

VIJFENTWINTIG

Atlanta, Georgia, vs

 12.35 uur


Paul maakte zich zorgen. Hij had de lunch overgeslagen en was op zijn kantoor gebleven, in de hoop dat Rachel zou bellen. Het was nu halfzeven geweest in Duitsland. Ze had het over de mogelijkheid gehad om een nacht in München te blijven alvorens op weg te gaan naar Kehlheim. Hij wist dus niet zeker of ze vandaag nog zou bellen, of morgen nadat ze in de Alpen in het zuiden was aangekomen, of misschien helemaal niet.

Rachel was onomwonden, voortvarend en streng. Altijd geweest. Juist door

die onafhankelijke geest was ze een goede rechter. Maar het was daardoor ook moeilijk om haar te kennen, en nog moeilijker om van haar te houden. Ze sloot niet gemakkelijk vriendschap. Diep vanbinnen was ze echter warm en zorgzaam. Hij wist dat. Helaas waren ze water en vuur. Maar was dat echt zo? Ze gaven allebei de voorkeur aan een rustige maaltijd thuis boven een etentje in een druk restaurant. Aan een huurvideo boven een bioscoop. Aan een middag met de kinderen naar het safaripark boven een avond uit in de stad. Hij wist dat ze haar vader miste. Ze waren innig met elkaar, vooral sinds de echtscheiding. Karol had zijn best gedaan om hen weer bij elkaar te krijgen.

Wat had er ook weer in de brief van de oude man gestaan?
Geef Paul misschien nog een kans.
Het had echter geen zin. Rachel wilde dat ze gescheiden leefden. Ze had elke

poging tot verzoening die hij deed afgewezen. Misschien was het tijd om haar ter wille te zijn en het op te geven. Maar toch, er was iets. Haar gebrek aan sociaal leven. Haar vertrouwen in hem en hoe ze op hem steunde. En hoeveel mannen hadden de sleutel van het huis van hun ex? Hoevelen hadden nog eigendomsrecht? Of hadden nog een gemeenschappelijke effectenrekening? Ze had er geen moment op aangedrongen hun rekening bij Merrill Lynch op te heffen, en hij had die de afgelopen drie jaar beheerd zonder dat ze zijn oordeel ooit in twijfel trok.

Hij staarde naar de telefoon. Waarom had ze niet gebeld? Wat was er aan de hand? Een of andere man, Christian Knoll, zou naar haar op zoek zijn. Misschien was hij gevaarlijk. Misschien niet. De enige informatie die hij had waren de woorden van een tamelijk aantrekkelijke brunette met heldere bruine ogen en welgevormde benen. Jo Myers. Ze was kalm en beheerst, wist raad met zijn vragen, waar ze met snelle, rake antwoorden op reageerde. Het leek wel alsof ze iets voelde van zijn bezorgdheid voor Rachel, van de twijfels die hij koesterde over haar reis naar Duitsland. Hij had te vlot aangeboden om te helpen, en dat zat hem dwars. Rachel had niets te zoeken in Duitsland. Daar was hij zeker van. De Amberzaal was haar zaak niet, en het was twijfelachtig of Danja Chapaev zelfs maar in leven was.

Hij boog zich over zijn bureau en pakte de brieven van zijn vroegere schoonvader. Hij vond de brief die aan Rachel was gericht en begon de tekst ongeveer halverwege nauwkeurig te lezen:

Hebben we hem ooit gevonden? Misschien wel. We zijn eigenlijk geen van beiden ooit gaan kijken. Te veel mensen keken toe in die tijd, en tegen de tijd dat we op het goede spoor zaten, beseften we allebei dat de sovjets veel erger waren dan de Duitsers. Dus staakten we onze zoektocht. Danja en ik zwoeren nooit te onthullen wat we wisten, of misschien enkel wat we dachten te weten. Pas toen Yancy aanbood discreet onderzoek te doen, informatie na te trekken die ik ooit als geloofwaardig beschouwde, zocht ik weer verder. Hij deed onderzoek tijdens zijn laatste reis in Italië. Of die explosie in het vliegtuig toe te schrijven was aan zijn vragen of aan iets anders, zal nooit bekend worden. Maar wat ik wel weet is dat de zoektocht naar de Amberzaal gevaarlijk is gebleken.

Hij las een stukje verder en stuitte weer op de waarschuwing:

Maar houd je nooit, absoluut nooit, bezig met de Amberzaal. Denk aan het verhaal over Phaëthon en de tranen van de Heliaden. Neem zijn eerzucht en hun verdriet ter harte.

Hij had veel van de klassieken gelezen, maar kon zich de bijzonderheden van het verhaal niet herinneren. Rachel had ontwijkend geantwoord toen hij drie dagen geleden aan tafel in de eetkamer naar het verhaal had geïnformeerd.

Hij zette zich achter zijn computer en ging internet op. Hij koos een zoek

machine en typte ‘Phaëthon en de Heliaden’. Op het scherm verscheen een honderdtal sites. Hij nam er lukraak een paar door. De derde was de beste, een webpagina met als titel ‘De mythische wereld van Edith Hamilton’. Hij zocht tot hij het verhaal van Phaëthon vond, met een bibliografie die vermeldde dat het verhaal afkomstig was uit Metamorfosen van Ovidius.

Hij las het verhaal. Het was kleurrijk en profetisch.
Phaëthon, de buitenechtelijke zoon van Helios, de zonnegod, vond eindelijk zijn vader. Omdat de zonnegod zich schuldig voelde, stond hij zijn zoon toe één wens te doen, en de zoon besloot direct een dag lang zijn vaders plaats in te nemen, en van dageraad tot schemering de zonnewagen langs het uitspansel te rijden. De vader realiseerde zich de dwaasheid van zijn zoon en probeerde de jongen tevergeefs op andere gedachten te brengen, maar die liet zich niet weerhouden. Dus stond Helios de wens toe, maar waarschuwde de jongen hoe moeilijk het was de strijdwagen te bedwingen. Geen van de waarschuwingen van de zonnegod leek echter enige invloed te hebben. De jongen zag niets anders dan zichzelf, staande in die wonderbaarlijke triomfwagen, de rossen mennend die Zeus zelf niet eens kon bedwingen.
Eenmaal in de lucht kwam Phaëthon er echter al snel achter dat de waarschuwingen van zijn vader terecht waren, en raakte hij de macht over de strijdwagen kwijt. De paarden sprongen naar de top van het uitspansel en stortten zich vervolgens omlaag tot zo dicht bij de aarde dat ze de wereld in vuur en vlam zetten. Zeus, die niet anders kon, ontketende een bliksemstraal die de strijdwagen vernietigde en Phaëthon doodde. Hij kwam terecht in de geheimzinnige rivier de Eridanos, die de vlammen die zijn lijk verslonden afkoelde. De Najaden, die medelijden hadden met zo’n moedige en jonge persoon, begroeven hem. Phaëthons zussen, de Heliaden, dochters van Helios, kwamen naar zijn graf om te rouwen. Zeus veranderde hen in populieren met treurig ruisende bladeren op de oever van de Eridanos, uit medelijden met hun smart.
Hij las de laatste regels van het verhaal op het beeldscherm:

waar ze treurend voor altijd in de rivier wenen elke traan terwijl ze valt schittert in het water een fonkelende druppel amber.

Hij moest meteen denken aan het exemplaar van Ovidius’ Metamorfosen dat hij in Borya’s boekenkast had zien staan. Karol probeerde Rachel te waarschuwen, maar ze wilde niet luisteren. Net als Phaëthon stortte ze zich in een dwaze onderneming, zonder de gevaren te begrijpen of de risico’s te beseffen. Zou Christian Knoll haar Zeus worden? Die een bliksemstraal zou werpen?

Hij staarde naar de telefoon. Bel dan toch, verdomme.

Wat moest hij doen?

Hij kon niets doen. Bij de kinderen blijven, voor hen zorgen en wachten tot Rachel terugkeerde van haar zinloze onderneming. Hij kon de politie bellen en misschien de Duitse autoriteiten waarschuwen. Maar als Christian Knoll niets meer was dan een nieuwsgierige onderzoeker, zou hij de volle laag krijgen van Rachel. Paul de onrustzaaier, zou ze zeggen.

Hij had er geen behoefte aan dat te horen.
Er was echter nog een mogelijkheid. De aantrekkelijkste. Hij keek op zijn horloge: 13.50 uur; 19.50 in Duitsland. Hij pakte de telefoongids, zocht het nummer op en belde Delta Airlines. De man van de reseveringsbalie nam op.
‘Ik heb een vlucht van Atlanta naar München nodig, vannacht.’


ZESENTWINTIG

Kehlheim, Duitsland zaterdag 17 mei, 

8.05 uur


Suzanne schoot goed op. Gisteren was ze uit Paul Cutlers kantoor vertrokken en meteen naar New York gevlogen, waar ze op tijd was voor de Concorde die om halfzeven naar Parijs vertrok. Ze kwam iets later dan tien uur ’s avonds plaatselijke tijd aan, waarna een Air France-shuttle naar München haar om een uur ’s ochtends op Duitse bodem zette. Ze had kans gezien even te slapen in een hotel bij de luchthaven, was toen met een gehuurde Audi in zuidelijke richting over autobaan e533 recht naar Oberammergau gereden, en daarna westwaarts over een slingerende verkeersweg naar een Alpenmeer dat Förggensee heette, ten oosten van Füssen.

Het dorp Kehlheim was een vervallen verzameling al fresco geschilderde huizen met rijk versierde zadeldaken dat dicht tegen de oostelijke oever van het meer genesteld lag. De torens van de kerk waren prominent in het centrum aanwezig, eromheen lag een grillig gevormde marktplatz. Aan de overkant vormden beboste hellingen de oever.

Enkele zeilboten met witte flanken zweefden over het blauwgrijze water als vlinders in de wind.
Ze parkeerde aan de zuidzijde van de kerk. Het met ronde keien bestrate plein, waar het die zaterdagmorgen kennelijk markt was, wemelde van de verkopers. Het rook er naar rauw vlees, vochtige groente en fruit en verbrande tabak. Ze slenterde door de massa krioelende zomergasten. Kinderen speelden in lawaaiige groepjes. In de verte klonken hamerslagen. Een oudere man achter een van de kramen, met zilvergrijs haar en een kromme neus, trok haar aandacht. Hij moest ongeveer van dezelfde leeftijd zijn als Danja Chapaev. Ze liep naar hem toe en bewonderde zijn appels en kersen.
‘Mooi fruit,’ zei ze in het Duits.
‘Van mezelf,’ zei de oudere man.
Ze kocht drie appels, glimlachte breed, en vond hem aardig. Haar imago was perfect. Roodachtig-blonde pruik, blanke huid, lichtbruine ogen. Haar borsten waren twee maten vergroot met een paar externe silicon inzetstukken. Ze had ook haar heupen en dijen aangevuld, de nauwsluitende jeans twee maten groter om de kunstmatige massa ruimte te geven. Een Schots geruite flanellen hemdbloes en geelbruine prairielaarzen completeerden de vermomming. Haar ogen gingen schuil achter een zonnebril, die donker was, maar niet donker genoeg om aandacht te trekken. Ooggetuigen zouden later zeker een zwaargebouwde blondine met zware buste beschrijven.
‘Weet u waar Danja Chapaev woont?’ vroeg ze ten slotte. ‘Het is een oude man. Heeft hier een tijd gewoond. Een vriend van mijn grootvader. Ik ben hierheen gekomen om een cadeautje af te geven, maar ik ben de routebeschrijving naar waar hij woont kwijtgeraakt. Het dorp heb ik bij toeval gevonden.’
De oudere man schudde het hoofd.‘Slordig, hoor, Fräulein.’
Ze glimlachte en liet het standje bezinken. ‘Dat weet ik. Maar zo ben ik. Mijn gedachten zitten nog ergens anders, op duizenden kilometers afstand.’
‘Ik ken geen Chapaev. Ik kom uit Nesselwang, meer naar het westen. Maar ik zal iemand van hier halen.’
Voordat ze hem kon tegenhouden, riep hij naar een andere man aan de overkant van het plein. Ze wilde niet te veel aandacht op haar speurtocht vestigen. De beide mannen spraken Frans, een taal waarin ze niet al te vaardig was. Maar ze ving hier en daar een paar woorden op. Chapaev. Noorden. Drie kilometer. Bij het meer.
‘Eduard kent Chapaev. Zegt dat hij ten noorden van het dorp woont. Drie kilometer. Pal aan de oever van het meer. Die weg daar. Klein stenen chalet met een schoorsteen.’
Ze glimlachte en knikte bij die informatie, waarna ze de man aan de overkant van het plein ‘Julius! Julius!’ hoorde roepen.
Een jongen van een jaar of twaalf kwam naar de kraam gerend. Hij had lichtbruin haar en een aardig gezicht. De verkoper praatte tegen de knaap en de jongen holde vervolgens naar haar toe. Achter hen vloog een vlucht eenden op uit het meer, de melkwitte ochtendhemel in.
‘Zoekt u Chapaev?’ vroeg de jongen.‘Dat is mijn opa. Ik kan u naar hem toe brengen.’
Zijn jonge ogen tastten haar borsten af. Haar glimlach werd breder. ‘Wijs me dan de weg maar.’
Mannen waren zo gemakkelijk te manipuleren, hoe oud ze ook waren.


ZEVENENTWINTIG

9.15 uur


Rachel keek vanaf de passagiersstoel naar Christian Knoll. Ze reden met hoge snelheid over autobaan e533 naar het zuiden, en waren een halfuur ervoor uit München vertrokken. Omlijst door de getinte ramen van de Volvo waren spookachtige toppen te zien, oprijzend uit een gordijn van nevel, terwijl op de hoogste niveaus plooien in het gebergte wit waren van de sneeuw, en de hellingen daaronder bekleed waren met het groen van den en lariks.

‘Het is prachtig daar,’ zei ze.

‘Het voorjaar is de beste tijd om naar de Alpen te gaan. Is dit de eerste keer dat je in Duitsland bent?’
Ze knikte.
‘De streek zal je heel goed bevallen.’
‘Reis je veel?’
‘Constant.’
‘Waar woon je?’
‘Ik heb een flat in Wenen, maar ik ben er zelden. Door mijn werk reis ik over de hele wereld.’
Ze bestudeerde haar raadselachtige chauffeur. Zijn schouders waren breed en gespierd, zijn nek breed, armen lang en sterk. Hij was ook nu weer sportief gekleed. Geruit, lichtbruin, linnen overhemd, jeans, laarzen, en hij rook licht naar zoete eau de cologne.
Hij was de eerste Europese man met wie ze ooit echt langere tijd had gesproken. Misschien was ze daarom zo gefascineerd. Hij had duidelijk haar belangstelling geprikkeld.
‘Volgens het kgb-document heb je twee kinderen. Is er ook een echtgenoot?’ vroeg Knoll.
‘Vroeger wel. We zijn gescheiden.’
‘Dat heerst nogal in Amerika.’
‘Ik behandel honderd of meer echtscheidingszaken per week in mijn rechtbank.’
Knoll schudde het hoofd.‘Zonde toch.’
‘Mensen kunnen blijkbaar niet meer samenleven.’
‘Is je ex-man advocaat?’
‘Een van de besten.’ Een Volvo zoefde voorbij op de linkerrijstrook. ‘Lieve hemel. Die auto moet minstens 160 kilometer per uur rijden.’
‘Eerder 190,’ zei Knoll.‘Wij rijden bijna 160.’
‘Dat is duidelijk een verschil met thuis.’
‘Is het een goede vader?’ vroeg Knoll.
‘Mijn ex? O, ja. Heel goed.’
‘Betere vader dan echtgenoot?’
Vreemd, die vragen. Maar ze wilde best antwoord geven, en omdat hij een vreemde was maakte de anonimiteit dat ze het niet echt een inbreuk vond.‘Dat zou ik niet willen zeggen. Paul is een goede man. Elke vrouw zou hem maar al te graag hebben.’
‘Waarom jij niet?’
‘Dat heb ik niet gezegd. Ik zei alleen dat we niet samen konden leven.’
Knoll leek haar aarzeling te voelen.‘Het is niet mijn bedoeling mijn neus in andermans zaken te steken. Maar mensen interesseren me gewoon. Omdat ik geen permanent thuis of echte wortels heb, geniet ik ervan anderen te onderzoeken. Gewoon nieuwsgierigheid. Anders niets.’
‘Dat is oké.Ik vind het niet erg.’Ze zweeg enkele ogenblikken en zei toen:‘Ik had Paul moeten opbellen om hem te vertellen waar ik zit.Hij past op de kinderen.’
‘Je kunt het hem vanavond laten weten.’
‘Hij is er niet blij mee dat ik hier zelfs maar ben. Hij en mijn vader zeiden dat ik me erbuiten moest houden.’
‘Je hebt dit met je vader besproken voordat hij stierf?’
‘Zeker niet. Hij liet een brief voor me na in zijn testament.’
‘Waarom ben je dan hier?’
‘Gewoon voor iets wat ik moet doen.’
‘Dat kan ik begrijpen. De Amberzaal is een mooie buit. Er wordt sinds de oorlog naar gezocht.’
‘Ik heb het gehoord. Wat maakt hem zo bijzonder?’
‘Moeilijk te zeggen. Kunst heeft zo’n verschillend effect op mensen. Het interessante van de Amberzaal is dat iedereen er op dezelfde manier door werd gegrepen. Ik heb verslagen gelezen uit de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. Ze zijn het er allemaal over eens dat hij schitterend was. Stel je voor, een kamer die volledig met amber is gelambriseerd.’
‘Het klinkt verbazend.’
‘Amber is erg kostbaar. Weet je er veel van?’ vroeg Knoll.
‘Heel weinig.’
‘Gewoon versteende hars van bomen, veertig tot vijftig miljoen jaar oud. Sap dat door de millennia tot edelsteen is verhard. De Grieken noemden het elektron,‘materie van de zon,’ vanwege de kleur en omdat als je met je handen over een stuk wrijft, er een elektrische lading ontstaat. Chopin placht een hele serie klompjes amber te betasten voordat hij piano speelde. Het materiaal voelt warm aan en voert transpiratie af.’
‘Dat wist ik niet.’
‘De Romeinen geloofden dat, als je een Leeuw was, amber je geluk zou brengen. Was je een Stier, dan stonden je juist moeilijkheden te wachten.’
‘Misschien zou ik er een paar moeten aanschaffen. Ik ben een Leeuw.’
Hij glimlachte. ‘Als je in dat soort dingen gelooft. Middeleeuwse artsen schreven de damp van amber voor om keelpijn te behandelen. De kokendhete damp geeft een sterke geur af en zou medicinale eigenschappen bezitten. De Russen noemen het “wierook uit zee”. Ze beweren ook... neem me niet kwalijk, misschien verveel ik je.’
‘Helemaal niet. Dit is fascinerend.’
‘De dampen kunnen fruit laten rijpen. Er is een Arabische legende over een sjah die zijn tuinman beval hem verse peren te brengen. De moeilijkheid was dat het niet het seizoen was voor peren en het fruit pas over een maand rijp zou zijn. De sjah dreigde de tuinman te laten onthoofden als hij geen rijpe peren leverde. Dus plukte de tuinman een paar onrijpe peren en bracht de nacht door met bidden tot Allah en amberwierook branden. De volgende dag zagen de peren er blozend uit als gevolg van zijn gebed, en waren ze zoet en klaar om te eten.’ Knoll haalde de schouders op. ‘Of dat waar is of niet, wie zal het zeggen? Amberdamp bevat echter ethyleen, en die stof stimuleert vroege rijping. De damp kan ook leer soepel maken. De Egyptenaren gebruikten amberdamp bij het mummificatieproces.’
‘Mijn enige kennis betreft juwelen, en afbeeldingen die ik van het materiaal heb gezien met insecten en bladeren erin.’
‘Francis Bacon noemde het “een meer dan koninklijke graftombe”. Wetenschappers kijken naar amber als een tijdcapsule. Kunstenaars beschouwen het als een soort kleurstof. Er bestaan meer dan 250 kleuren. Blauw en groen zijn het zeldzaamst. Rood, geel, bruin en zwart en goudkleurig komen het meest voor. In de Middeleeuwen ontstonden er complete gilden die verantwoordelijk waren voor de verspreiding. De Amberzaal is in de achttiende eeuw vervaardigd als miniatuur van wat de mens met de substantie kon doen.’ ‘Je weet er veel van.’
‘Het is mijn vak.’
De auto minderde vaart.
‘Deze afslag moeten we hebben,’ zei Knoll terwijl ze met hoge snelheid via een korte afrit uitvoegden en aan het einde afremden.‘Vanaf hier rijden we over de verkeersweg naar het westen. Kehlheim is niet ver.’ Hij draaide het stuur rechtsom en bediende vlot de versnelling om weer op snelheid te komen.
‘Voor wie werk je?’ vroeg ze.
‘Dat mag ik niet zeggen. Mijn werkgever is een particulier.’
‘Maar klaarblijkelijk rijk.’
‘Hoezo?’
‘Omdat hij je de aardbol rond stuurt om kunst op te sporen. Dat is geen hobby voor een arm man.’
‘Heb ik gezegd dat mijn werkgever een man was?’
Ze grinnikte.‘Nee, dat niet.’
‘Leuk geprobeerd, edelachtbare.’
Langs de verkeersweg lagen groene weilanden, met hier en daar bosjes hoge dennen. Ze liet het zijraampje zakken en snoof de kristalheldere lucht op.‘We gaan omhoog, niet?’
‘De Alpen beginnen hier en strekken zich naar het zuiden uit tot in Italië. Het zal afkoelen voordat we Kehlheim bereiken.’
Ze had zich al afgevraagd waarom hij een hemd met lange mouwen en een lange broek droeg. Zij ging gekleed in een korte khaki wandelbroek en een overhemd met korte mouwen. Ze besefte plotseling dat dit de eerste keer was sinds de scheiding dat ze met een andere man dan Paul ergens heen was gereden. Het waren altijd de kinderen, haar vader, of een vriendin.
‘Wat ik gisteren zei meende ik. Het spijt me van je vader,’ zei Knoll.
‘Hij was erg oud.’
‘Het verschrikkelijke van ouders. Op een dag raken we ze kwijt.’
Het klonk alsof hij het meende. Grappig. Zulke alledaagse woorden. Zeker beleefdheid. Ze stelde de gedachte echter op prijs.
En vond hem des te intrigerender.


ACHTENTWINTIG

11.45 uur


Rachel bestudeerde de oude man die de deur openmaakte. Hij was klein van stuk met een smal gezicht, bekroond met borstelig zilverwit haar. Zijn verweerde kin en nek waren bespikkeld met grijzende stoppels. Hij was mager, zijn huid had de tint van talkpoeder, het gezicht was verschrompeld als een walnoot. Hij was minstens tachtig, en ze dacht meteen aan haar vader en hoe sterk deze man haar aan hem herinnerde.

‘Danja Chapaev? Ik ben Rachel Cutler. De dochter van Karol Borya.’ De oude man keek haar diep in de ogen.‘Ik zie hem in uw gezicht en ogen.’ Ze glimlachte.‘Daar zou hij trots op zijn. Mogen we binnenkomen?’ ‘Natuurlijk,’ zei Chapaev.
Zij en Knoll betraden het minuscule huis. Het lage gebouwtje bestond uit

oude balken en verwerende pleisterkalk, en Chapaevs woning was het laatste van verscheidene chalets die verspreid langs een beboste landweg aan de rand van Kehlheim lagen.

‘Hoe hebt u mijn huis gevonden?’ vroeg Chapaev. Zijn Engels was veel beter dan dat van haar vader.
‘We hebben in het dorp geïnformeerd waar u woonde,’ zei ze.
De kamer was huiselijk en warm door een laag, knappend vuur onder een stenen schouw. Naast een sofa met een sprei, waar zij en Knoll op gingen zitten, brandden twee lampen. Chapaev liet zich neer in een houten schommelstoel tegenover hen. Er hing een geur van kaneel en koffie. Chapaev bood iets te drinken aan, maar ze sloegen het af. Ze stelde Knoll voor, vertelde Chapaev daarna over het overlijden van haar vader. De oude man was verrast over het nieuws. Hij zweeg een poos, terwijl in zijn vermoeide ogen tranen opwelden.
‘Het was een goede man, de beste,’ zei Chapaev ten slotte.
‘Ik ben hier, meneer Chapaev...’
‘Danja, alstublieft. Noem me Danja.’
‘Goed. Danja. Ik ben hier vanwege de brieven die jij en mijn vader hebben gewisseld over de Amberzaal. Ik heb ze gelezen. Papa zei iets over het geheim dat jullie tweeën delen en dat hij nu te oud was om nog op onderzoek uit te gaan. Ik wil er zo veel mogelijk over te weten komen.’
‘Waarom, kind?’
‘Papa leek het belangrijk te vinden.’
‘Heeft hij er ooit met je over gesproken?’
‘Hij praatte weinig over de oorlog en wat hij daarna deed.’
‘Daar zal hij zijn redenen voor hebben gehad.’
‘Dat zal zeker zo zijn. Maar papa is er nu niet meer.’
Chapaev zweeg en keek peinzend in het vuur. Schaduwen dansten over zijn oude gezicht. Ze keek even naar Knoll, die hun gastheer scherp observeerde. Ze was gedwongen geweest iets over de brieven te zeggen en zag dat Knoll reageerde. Dat verbaasde haar niet, want ze had de informatie doelbewust achtergehouden. Ze verwachtte dat er nog vragen zouden komen.
‘Misschien is het tijd,’ zei Chapaev zacht. ‘Ik vroeg me al af wanneer. Misschien is nu het moment aangebroken.’
Naast haar haalde Knoll diep adem. Ze voelde een koude rilling langs haar rug trekken. Was het mogelijk dat deze oude man wist waar de Amberzaal zich bevond?
‘Een monster was het, Erich Koch,’ fluisterde Chapaev.
Ze begreep het niet.‘Koch?’
‘De gouwleider van Pruisen,’ zei Knoll. ‘Een van Hitlers gewestelijke bestuurders. Koch bestuurde Pruisen en Oekraïne. Het was zijn taak elke ton graan, elk gram staal en elke dwangarbeider die hij kon bemachtigen uit het gebied te wringen.’
De oude man zuchtte.‘Koch zei soms dat als hij een Oekraïener vond die geschikt was om bij hem aan tafel te zitten, hij hem dood zou schieten. Ik geloof dat we hem dankbaar moeten zijn voor zijn onmenselijkheid. Hij speelde het klaar om veertig miljoen Oekraïeners, die de invallers hadden begroet als bevrijders die hen van Stalin kwamen verlossen, te bekeren tot ziedende partizanen die Duitsers haatten. Een hele prestatie.’
Knoll zei niets.
Chapaev ging verder.‘Koch speelde met de Russen en de Duitsers na de oorlog, gebruikte de Amberzaal om in leven te blijven. Karol en ik waren getuige van de manipulatie, maar konden niets zeggen.’
‘Ik begrijp het niet,’ zei ze.
Knoll zei: ‘Koch stond na de oorlog in Polen terecht en werd ter dood veroordeeld als oorlogsmisdadiger. De sovjets schortten zijn terechtstelling echter herhaaldelijk op. Hij beweerde te weten waar de Amberzaal was begraven. Koch was degene die in 1941 het bevel gaf om deze uit Leningrad weg te halen en naar Königsberg over te brengen. Hij gaf ook opdracht hem in ’45 te demonteren en naar het westen te transporteren. Koch gebruikte zijn vermeende kennis om in leven te blijven, redenerend dat de sovjets hem zodra hij de locatie onthulde zouden ombrengen.’
Er begon iets boven te drijven van wat ze had gelezen in de artikelen die haar vader bewaarde. ‘Uiteindelijk kreeg hij echter de verzekering dat hij gespaard zou worden, nietwaar?’
‘Halverwege de jaren zestig,’ zei Chapaev.‘Maar die gek beweerde dat hij zich de exacte locatie niet kon herinneren. Königsberg was tegen die tijd herdoopt tot Kaliningrad en maakte deel uit van de Sovjet-Unie. De stad was tijdens de oorlog tot puin gebombardeerd, en de sovjets lieten alles platwalsen en bouwden de stad opnieuw op. Van de vroegere stad was niets over. Hij gaf de Russen de schuld van alles. Zei dat ze zijn herkenningspunten hadden vernietigd. Hun schuld dat hij de plek nu niet meer kon vinden.’
‘Koch heeft nooit iets geweten, of wel soms?’ vroeg Knoll.
‘Niets. Een echte opportunist die in leven probeerde te blijven.’
‘Dus vertel ons, oude man, hebt u de Amberzaal gevonden?’
Chapaev knikte.
‘U hebt hem gezien?’ vroeg Knoll.
‘Nee. Maar hij was er wel.’
‘Waarom hield u het geheim?’
‘Stalin was slecht. De vleesgeworden duivel. Hij plunderde en stal het erfgoed van Rusland om het Paleis van de Sovjets te bouwen.’
‘Het wat?’ vroeg ze.
‘Een kolossale wolkenkrabber in Moskou,’ zei Chapaev. ‘En hij wilde het ding bekronen met een reusachtig standbeeld van Lenin. Kun je je zo’n monstrum voorstellen? Karol, ik en alle anderen verzamelden voor het Museum van Wereldkunst, dat onderdeel zou worden van dat paleis. Het moest Stalins geschenk aan de wereld worden. Precies hetzelfde als Hitler van plan was in Oostenrijk. Een kolossaal museum vol geplunderde kunst. Godzijdank heeft Stalin zijn monument evenmin gebouwd. Het was allemaal waanzin. Had niets zinnigs. En niemand kon de schoft tegenhouden. Alleen de dood werd hem de baas.’ De oude man schudde het hoofd. ‘Absolute, complete waanzin. Karol en ik waren van plan onze plicht te doen en geen woord te zeggen over wat we in de bergen dachten te hebben gevonden. Beter dat het begraven bleef dan het paradepaardje voor satan werd.’
‘Hoe hebben jullie de Amberzaal gevonden?’ vroeg ze.
‘Puur toeval. Karol kwam een werknemer van de spoorwegen tegen die ons de weg wees naar de grotten. Ze lagen in de Russische sector, wat later OostDuitsland werd. Zelfs dát stalen de sovjets, hoewel ik het met die diefstal eens was. Er gebeuren zulke vreselijke dingen elke keer dat Duitsland zich verenigt. Vindt u niet, meneer Knoll?’
‘Ik heb geen mening over politiek, kameraad Chapaev. Bovendien ben ik Oostenrijker, geen Duitser.’
‘Vreemd, ik dacht dat ik Beierse klanken bespeurde in uw accent.’
‘Goede oren voor een man van uw leeftijd.’

Chapaev wendde zich tot haar.‘Dat was de bijnaam van uw vader.`Yxo. Oren. Zo noemden ze hem in Mauthausen. Hij was de enige in de barakken die Duits sprak.’

‘Dat wist ik niet. Papa sprak zelden over het kamp.’
Chapaev knikte.‘Begrijpelijk. Ik heb de laatste maanden van de oorlog zelf in een kamp gezeten.’ De oude man keek Knoll scherp aan.‘Wat uw accent betreft, Herr Knoll, ik was vroeger goed in die dingen. Duits was mijn specialiteit.’
‘Uw Engels is ook heel goed.’
‘Ik heb een talenknobbel.’
‘Uw werk vroeger zal beslist observatievermogen en communicatieve vaardigheden hebben geëist.’
De wrijving die er tussen hen leek te zijn maakte haar nieuwsgierig. Twee vreemden, maar ze gedroegen zich alsof ze elkaar kenden. Of, beter gezegd, elkaar haatten. De schermutseling hield hun missie echter op. Ze zei:‘Danja, kun je ons vertellen waar de Amberzaal zich bevindt?’
‘In de grotten ten noorden van hier, het Harzgebergte. Bij Warthberg.’
‘U klinkt net als Koch, oude man,’ zei Knoll.‘Die grotten zijn uitgebreid onderzocht.’
‘Deze niet. Ze lagen in de oostelijke sector. De sovjets sloten ze met kettingen af. Weigerden ook maar iemand toe te laten. Er zijn er zoveel. Er zouden tientallen jaren voor nodig zijn om ze allemaal te onderzoeken, en het zijn net rattenholen. De nazi’s hebben in het merendeel explosieven aangebracht en in de rest munitie opgeslagen. Dat is een van de redenen waarom Karol en ik nooit zijn gaan kijken. De amber kan maar beter daar blijven liggen dan dat alles ontploft.’
Knoll haalde een aantekenboekje en pen uit zijn achterzak.‘Teken een plattegrond.’
Chapaev werkte een paar minuten aan een schets. Zij en Knoll zwegen. De stilte werd slechts verbroken door het geknisper van het vuur en het gekras van pen op papier. Chapaev gaf Knoll de blocnote terug.
‘De goede grot is te vinden met behulp van de zon,’ zei Chapaev.‘De ingang ligt op het oosten. Een vriend die het gebied onlangs heeft bezocht, zei dat de ingang tegenwoordig met ijzeren tralies is afgesloten, en dat aan de buitenkant de code bcr-65 te zien is. De Duitse autoriteiten moeten het inwendige nog onderzoeken op explosieven, zodat tot dusver niemand zich erin heeft gewaagd. Dat heb ik in elk geval gehoord. Ik heb zo goed als ik het me kan herinneren een plattegrond van de tunnel getekend. Achterin zullen jullie moeten graven. Maar na ongeveer een meter stuiten jullie op de ijzeren deur die toegang geeft tot de ruimte.’
Knoll zei:‘U hebt dit geheim tientallen jaren bewaard. Nu vertelt u het vrijuit tegen twee vreemden?’
‘Rachel is geen vreemde.’
‘Hoe weet u of ze niet liegt over wie ze is?’
‘Ik zie haar vader in haar, duidelijk.’
‘Maar u weet niets van mij. U hebt er zelfs niet naar gevraagd waarom ik hier ben.’
‘Als u bij Rachel hoort, is dat goed genoeg voor mij. Ik ben een oude man, Herr Knoll. Ik heb niet veel tijd meer. Iemand moet weten wat ik weet. Misschien hadden Karol en ik gelijk. Misschien niet. Het kan zijn dat er helemaal niets is. Waarom gaat u niet kijken voor de zekerheid?’ Chapaev wendde zich tot haar.‘Nu, mijn kind, als dat alles is wat je wilde, ik ben moe en wil rusten.’
‘Goed, Danja, we zullen gaan. En dank je. We zullen voor jou gaan kijken of de Amberzaal er nog is.’
Chapaev zuchtte.‘Doe dat, mijn kind. Doe dat.’

‘ Heel goed, kameraad,’ zei Suzanne in het Russisch toen Chapaev de slaapkamerdeur opende. De gasten van de oude man waren juist ver
trokken en ze hoorde de auto wegrijden. ‘Hebt u ooit een carrière als acteur
overwogen? Christian Knoll is moeilijk voor de gek te houden. Maar u deed het
fantastisch. Ik geloofde u bijna zelf.’
‘Hoe weet je of Knoll naar de grot zal gaan?’
‘Hij is erop gebrand zijn nieuwe werkgever een plezier te doen. Hij wil de
Amberzaal zo graag vinden dat hij het erop waagt te gaan kijken, al denkt hij
dat het allemaal op niets uitloopt.’
‘Stel dat hij denkt dat het een valstrik is.’
‘Geen reden om ook maar iets te vermoeden, dankzij uw opmerkelijke voorstelling.’
Chapaevs ogen richtten zich op zijn kleinzoon, terwijl de jongen met een
prop in zijn mond vastgebonden was aan een eikenhouten stoel naast het bed. ‘Uw dierbare kleinzoon vond uw voorstelling geweldig.’ Ze streelde het haar van het kind.‘Nietwaar, Julius?’
De jongen probeerde terug te wijken, mompelend achter de tape over zijn mond. Ze bracht het pistool met geluiddemper tot vlak bij zijn hoofd. Hij sperde zijn jonge ogen wijd open toen de loop dicht bij zijn schedel tot stilstand kwam.
‘Dat is niet nodig,’ zei Chapaev snel. ‘Ik heb gedaan wat je vroeg. Ik heb de plattegrond goed getekend. Geen trucs. Hoewel het me aan mijn hart gaat wat die arme Rachel zou kunnen overkomen. Ze verdient dit niet.’
‘De arme Rachel had daaraan moeten denken voordat ze besloot zich ermee te bemoeien. Dit is niet haar strijd, en niet haar zaak. Ze had het erbij moeten laten.’
‘Kunnen we naar de andere kamer gaan?’ vroeg hij.
‘Zoals u wilt. Ik denk niet dat die lieve Julius ergens heen zal gaan, wel?’ Ze liepen de kamer in. Hij trok de slaapkamerdeur dicht. ‘De jongen verdient niet dat hij sterft,’ zei hij rustig.
‘U bent scherpzinnig, kameraad Chapaev.’
‘Noem me niet zo.’
‘U bent niet trots op uw sovjeterfenis?’
‘Ik heb geen sovjeterfenis. Ik was Wit-Rus. Alleen om tegen Hitler te vechten sloot ik me bij hen aan.’
‘U plaatste geen vraagtekens bij het stelen van kostbaarheden voor Stalin.’ ‘Een fout van die tijd. Lieve god. Vijftig jaar heb ik het geheim bewaard. Nooit heb ik een woord gezegd. Kun je dat niet accepteren en mijn kleinzoon laten leven?’
Ze zei niets.
‘Je werkt voor Loring, hè?’ vroeg hij.‘Josef is beslist dood. Het moet Ernst, de zoon, zijn.’
‘Nogmaals, zeer scherpzinnig, kameraad.’
‘Ik wist dat je op een dag zou komen. Dat was het risico dat ik nam. Maar de jongen heeft hier niets mee te maken. Laat hem gaan.’
‘Hij is een risicofactor. Net als u. Ik heb de briefwisseling tussen u en Karol Borya gelezen. Waarom kon u het niet met rust laten? De zaak geen zachte dood laten sterven? Met hoeveel meer mensen hebt u gecorrespondeerd? Mijn werkgever wenst geen risico’s. Borya is dood. De andere speurders zijn er niet meer. Alleen u bent nog over.’
‘Je hebt Karol vermoord, nietwaar?’
‘Nee, niet echt. Herr Knoll was me voor.’
‘Dat weet Rachel niet?’
‘Blijkbaar niet.’
‘Dat arme kind, het gevaar waarin ze verkeert.’
‘Haar probleem, kameraad, zoals ik al zei.’
‘Ik verwacht dat je me doodt. In zekere zin vind ik het best. Maar laat de jongen alsjeblieft gaan. Hij kan niet verraden wie je bent. Hij spreekt geen Russisch. Hij heeft niets verstaan van wat we hebben gezegd. Je hebt je duidelijk vermomd. De jongen zou de politie totaal niet kunnen helpen.’
‘U weet dat ik dat niet kan doen.’
Hij deed een uitval naar haar, maar de spieren waarmee hij misschien ooit rotswanden had beklommen en zich van gebouwen had laten zakken, waren weggekwijnd door ouderdom en ziekte. Ze ontweek zijn zinloze poging met gemak.
‘Dit is niet nodig, kameraad.’
Hij viel op zijn knieën.‘Toe. Ik smeek je in de naam van de Heilige Maagd, laat de jongen gaan. Hij verdient een leven.’ Chapaev boog zich naar voren en drukte zijn neus tegen de vloer. ‘Arme Julius,’ mompelde hij in tranen. ‘Arme, arme Julius.’
Ze richtte het pistool op Chapaevs achterhoofd en overwoog zijn verzoek. ‘Dasvidániya, kameraad.’


NEGENENTWINTIG


‘Heb je hem niet te hard aangepakt?’ zei Rachel.

Ze reden met hoge snelheid over de autobaan naar het noorden, en hadden Kehlheim en Danja Chapaev inmiddels een uur achter zich gelaten. Zij reed.

Knoll had gezegd dat hij het een poosje later zou overnemen en hen over de slingerende wegen door het Harzgebergte zou loodsen.
Hij keek op van de schets die Chapaev had gemaakt.‘Je moet begrijpen, Rachel, dat ik dit al vele jaren doe. Mensen liegen veel vaker dan ze de waarheid spreken. Chapaev zegt dat de Amberzaal zich in een van de grotten in de Harz bevindt. Die theorie is al duizend keer nageplozen. Ik oefende druk uit om me ervan te vergewissen dat hij eerlijk was.’
‘Hij leek oprecht.’
‘Het wekt mijn achterdocht dat de schat na al die jaren eenvoudig aan het eind van een donkere tunnel zou liggen te wachten.’
‘Zei je niet dat er honderden tunnels zijn en dat de meesten niet zijn verkend? Te gevaarlijk, immers?’
‘Dat klopt. Maar ik ben goed bekend met het globale gebied dat Chapaev beschrijft. Ik heb daar zelf grotten doorzocht.’
Ze vertelde hem over Wayland McKoy en de expeditie die gaande was.
‘Stod ligt maar veertig kilometer van de plek waar wij heen gaan,’ zei Knoll. ‘Ook daar zijn veel grotten die vol zouden zitten met buit. Als je de schatzoekers moet geloven.’
‘Doe jij dat niet?’
‘Ik ben erachter gekomen dat alles wat het bezitten waard is gewoonlijk al iemands eigendom is. De eigenlijke jacht betreft de bezitters. Je zou ervan staan te kijken hoeveel zoekgeraakte kostbaarheden eenvoudig op een tafel in iemands slaapkamer liggen, of aan de muur hangen, net zo voor het oprapen als een in een warenhuis gekocht kleinood. Mensen denken dat de tijd hen beschermt. Dat is niet het geval. In de jaren zestig vond een toerist een Monet op een boerderij. De eigenaar had het schilderij gekregen in ruil voor een pond boter. Er zijn oneindig veel van zulke verhalen, Rachel.’
‘Dat doe je dus? Dergelijke kansen zoeken?’
‘Naast ander speurwerk.’
Ze reden verder, door landerijen die vlakker werden en daarna weer hoger terwijl de verkeersweg Midden-Duitsland doorkruiste en in noordwestelijke richting afboog naar bergachtig gebied. Nadat ze aan de kant van de weg waren gestopt, nam Rachel plaats op de passagiersstoel. Knoll reed de wagen weer de snelweg op.‘Dat is de Harz. Het noordelijkste gebergte van Midden-Duitsland.’
De toppen rezen niet zo hoog op als de besneeuwde rotswanden van de Alpen. In plaats daarvan liepen de hellingen geleidelijk op, waren de toppen meer glooiend, en waren de bergen begroeid met dennen, beuken en notenbomen. Overal in kleine valleien en brede ravijnen lagen steden en dorpen genesteld. In de verte waren de silhouetten van hogere bergen zichtbaar.
‘Doet me denken aan de Appalachen,’ zei ze.
‘Dit is het land van Grimm,’ zei Knoll.‘Het magisch koninkrijk. In de vroege Middeleeuwen was het een van de laatste streken waar het heidendom heerste. Er zouden feeën, heksen en kabouters ronddolen. Men zegt dat de laatste beren en lynxen van Duitsland ergens in deze streek zijn gedood.’
‘Het is hier schitterend,’ zei ze.
‘Vroeger werd hier zilver gedolven, maar daar kwam in de tiende eeuw een einde aan. Toen volgden goud, lood, zink en bariumoxide. De laatste mijn ging voor de oorlog in de jaren dertig dicht. De meeste grotten en tunnels zijn daar nog van overgebleven. Oude mijnen waar de nazi’s goed gebruik van maakten. Perfecte schuilplaatsen om aan bommenwerpers te ontsnappen en moeilijk binnen te dringen voor grondtroepen.’
Ze keek naar de slingerende weg voor hen en dacht aan Knolls verwijzing naar de gebroeders Grimm. Ze verwachtte half de gans te zien die het gouden ei legde, of de twee zwarte stenen die eens wrede broers waren, of de rattenvanger van Hameln die met een deuntje ratten en kinderen lokte.
Een uur later reden ze Warthberg binnen. Een donkere vestingmuur omringde het compacte dorp, slechts versierd met gewelfde tressen en bastions met kegelvormige daken. Het verschil in bouwstijl met het zuiden was duidelijk. In plaats van de rode daken en verweerde vestingwallen van Kehlheim waren er nu vakwerkgevels met daken van matgrijze leisteen. Minder bloemen sierden ramen en huizen. Er was een duidelijke gloed van middeleeuwse kleuren, die echter getemperd leek door een vernis van ingetogenheid. Niet veel anders, concludeerde ze, dan het contrast tussen New England en het diepe Zuiden in de vs.
Knoll parkeerde voor een herberg met de interessante naam Goldene Krone. ‘Gouden Kroon,’ vertelde hij haar alvorens er naar binnen te lopen. Ze wachtte buiten en bestudeerde de drukke straat. Uit de etalages aan weerszijden van de met ronde keien bestrate weg sprak handelsgeest. Knoll kwam een paar minuten later terug.
‘Ik heb twee kamers voor vannacht besproken. Het is bijna vijf uur en het blijft nog vijf of zes uur licht. Maar we zullen morgen de heuvels in gaan. Er is geen haast bij. Het ligt er al vijftig jaar.’
‘Blijft het hier zo lang licht?’
‘We zitten hier halverwege de poolcirkel en het is bijna zomer.’
Knoll haalde allebei hun reistassen uit de huurauto. ‘Ik help je met je bagage; daarna moet ik een paar dingen gaan kopen. Dan kunnen we ergens eten. Ik heb op weg hierheen een restaurant gezien.’
‘Dat zou fijn zijn,’ zei ze.

Knoll liet rachel achter in haar kamer. Hij had toen ze het dorp binnenreden de gele telefooncel opgemerkt en vond snel zijn weg terug naar de stadswal. Hij hield er niet van om in een hotel de telefoon te gebruiken. Er werd te veel geregistreerd. Hetzelfde gold voor mobiele telefoons. Een onbekende telefooncel was altijd veiliger als er snel interlokaal moest worden gebeld. In de cel draaide hij het nummer van Burg Herz.

‘Het werd tijd. Hoe staat het ermee?’ vroeg Monika toen ze de telefoon opnam.
‘Ik probeer de Amberzaal te vinden.’
‘Waar ben je?’
‘Niet ver weg.’
‘Ik ben niet in de stemming, Christian.’
‘Het Harzgebergte. Warthberg.’ Hij vertelde haar over Rachel Cutler, Danja Chapaev en de grot.
‘Dat hebben we eerder gehoord,’ zei Monika.‘Die bergen zijn net mierenhopen en niemand heeft er ooit ook maar iets gevonden.’
‘Ik heb een plattegrond. Wat voor kwaad kan het?’
‘Je wilt haar neuken, zeker?’
‘De gedachte is bij me opgekomen.’
‘Ze komt een beetje te veel te weten, vind je niet?’
‘Niets wat van enig belang is. Ik moest haar wel meenemen. Ik nam aan dat Chapaev zich beter op zijn gemak zou voelen bij Borya’s dochter dan bij mij.’
‘En?’
‘Hij was toeschietelijk. Te open als je het mij vraagt.’
‘Voorzichtig met die vrouw Cutler,’ zei Monika.
‘Ze denkt dat ik op zoek ben naar de Amberzaal. Verder niets. Er is geen enkel verband te leggen tussen mij en haar vader.’
‘Klinkt alsof je gevoelens begint te krijgen, Christian.’
‘Nauwelijks.’ Hij vertelde haar over Suzanne Danzer en de episode in Atlanta.
‘Loring maakt zich zorgen over wat we aan het doen zijn,’ zei Monika.‘Hij en vader hadden gisteren een lang telefoongesprek. Hij was duidelijk aan het vissen naar informatie. Een beetje opvallend voor zijn doen.’
‘Ach, dat hoort zo bij het spel.’
‘Ik hoef niet vermaakt te worden, Christian. Wat ik wil is de Amberzaal. En volgens vader lijkt dit het beste aanknopingspunt dat we ooit hebben gehad.’
‘Daar ben ik niet zo zeker van.’
‘Altijd even pessimistisch. Waarom zeg je dat?’
‘Iets aan Chapaev zit me dwars. Ik kan mijn vingers er niet op leggen, maar er is iets.’
‘Ga naar de mijn, Christian en zoek. Overtuig jezelf. Naai dan die rechter en ga verder met je werk.’

Rachel gebruikte de telefoon naast het bed en gaf een telefoniste van at&t in de vs haar creditcardnummer. Nadat de telefoon in haar huis acht keer was overgegaan, trad het antwoordapparaat in werking en gaf haar stem de instructie een boodschap achter te laten.

‘Paul. Ik ben in een plaats die Warthberg heet in Midden-Duitsland. Dit is het hotel en het nummer.’ Ze vertelde hem dat ze in de Goldene Krone zat.‘Ik bel morgen. Geef de kinderen een zoen voor me. Dag.’

Ze keek op haar horloge: vijf uur ’s middags. Elf uur ’s morgens in Atlanta. Misschien was hij met de kinderen naar de dierentuin of een film. Ze was blij dat ze bij Paul waren. Het was jammer dat ze niet elke dag bij hem konden zijn. Kinderen hebben een vader nodig, en hij had hen nodig. Dat was het moeilijkste van echtscheiding, weten dat er geen gezin meer was. Ze had een jaar op de rechterstoel gezeten en echtscheidingen voor anderen geregeld voordat haar eigen huwelijk instortte. Vele malen had ze zich afgevraagd, terwijl ze luisterde naar bewijsmateriaal dat ze eigenlijk niet hoefde te horen, waarom echtparen die eens van elkaar hielden plotseling niets goeds over elkaar te zeggen hadden. Was haat een eerste vereiste voor echtscheiding? Een noodzakelijk element? Zij en Paul haatten elkaar niet. Ze waren aan tafel gaan zitten, hadden kalm hun bezittingen verdeeld en vastgesteld wat het beste was voor de kinderen. Maar wat voor keus had Paul? Ze had duidelijk gemaakt dat het huwelijk voorbij was. Over het onderwerp hoefde niet meer gediscussieerd te worden. Hij had zijn best gedaan om het haar uit het hoofd te praten, maar haar besluit stond vast.

Hoe vaak had ze zichzelf dezelfde vraag gesteld? Had ze er goed aan gedaan? Hoe dikwijls was ze tot dezelfde conclusie gekomen?
Wie zal het zeggen?
Knoll kwam naar haar kamer en ze liep met hem mee naar een karakteristiek stenen gebouw dat eens, zo legde hij uit, een vaste halte en herberg was geweest en nu tot restaurant was verbouwd.
‘Hoe weet je dat?’ vroeg ze.
‘Ik heb er naar gevraagd, toen ik er stopte om te kijken tot hoe laat het open bleef.’
Het interieur was een gotische stenen crypte met gewelfde plafonds, gebrandschilderde ramen en smeedijzeren lantaarns. Knoll rekwireerde een van de schraagtafels achterin. Er waren twee uur verstreken sinds ze in Warthberg waren aangekomen. Ze had de tijd genomen om een bad te nemen en zich om te kleden. Ook haar begeleider had andere kleren aangetrokken. Jeans en laarzen waren vervangen door een wollen sportpantalon, fleurige trui en geelbruine leren schoenen.
‘Wat heb je gedaan nadat je weg was gegaan?’ vroeg ze, terwijl ze plaatsnamen.
‘Aangeschaft wat we morgen nodig zullen hebben. Zaklampen, een schop, draadschaar, twee korte jassen. Het zal kil zijn in de berg. Ik zag dat je vandaag korte laarsjes droeg. Draag ze morgen ook, je zult goede steun voor je voeten nodig hebben.’
‘Je doet net alsof je dit eerder hebt gedaan.’
‘Verscheidene keren. Maar we moeten voorzichtig zijn. Niemand mag zonder vergunning de mijnen in. De overheid regelt de toegang, om te voorkomen dat mensen zichzelf opblazen.’
‘Ik neem aan dat wij ons niet om vergunningen bekommeren?’
‘Niet echt. Daarom duurde het zo lang. Ik heb bij meer winkeliers ingekocht. Niet zoveel op één plek dat het aandacht trok.’
Een ober drentelde naar hen toe en nam hun bestelling op. Knoll bestelde een fles wijn, een krachtige rode die de ober als plaatselijke wijn aanprees.
‘Hoe vind je je avontuur tot dusver?’ vroeg hij.
‘Beter dan de rechtszaal.’
Ze keek rond in het intieme eethuis. Ongeveer twintig anderen zaten verspreid aan de tafels. Voornamelijk tweetallen. Eén viertal.‘Denk je dat we zullen vinden wat we zoeken?’
‘Heel goed,’ zei hij.
Ze was in verwarring gebracht.‘Wat bedoel je?’
‘Niet over ons doel praten.’
‘Ik ging er al van uit dat je onze bedoelingen niet ruchtbaar wilde maken.’ ‘Daar ga je terecht van uit. En ik heb mijn twijfels.’
‘Je vertrouwt nog altijd niet wat je vanmorgen hebt gehoord?’
‘Het is geen kwestie van niet vertrouwen. Ik heb het alleen allemaal eerder gehoord.’
‘Maar niet van mijn vader.’
‘Je vader is niet degene op wie we afgaan.’
‘Denk je dat Chapaev loog?’
De ober serveerde de bestelde wijn en gerechten. Voor Knoll een dampend stuk varkensvlees, voor haar gebraden kip, allebei met aardappelen en salade. Ze was onder de indruk van de snelle bediening.
‘Wat vind je ervan als ik mijn oordeel tot morgenochtend opschort?’ zei Knoll. ‘De oude man het voordeel van de twijfel gun, zoals jullie Amerikanen dat zeggen.’
Ze glimlachte.‘Dat lijkt me een goed idee.’
Knoll gebaarde naar het voedsel.‘Zullen we gaan eten en het over aangenamere dingen hebben?’

Na de maaltijd liep Knoll samen met haar terug naar de Goldene Krone. Het was bijna tien uur, maar de hemel was nog licht en de avondlucht leek op die van de herfst in het noorden van Georgia.

‘Ik heb toch een vraag,’ zei ze.‘Als we de Amberzaal vinden, hoe voorkom je dan dat de Russische regering de panelen weer in handen krijgt?’
‘Daar zijn wettelijke mogelijkheden voor. De panelen zijn sinds meer dan vijftig jaar opgegeven. Het in bezit hebben ervan zal zeker tellen. Bovendien willen de Russen hem misschien niet eens terug. Ze hebben de kamer met nieuwe amber en nieuwe technologie weer tot leven gewekt.’
‘Dat wist ik niet.’
‘De kamer in het Catharina Paleis is opnieuw ingericht. Het heeft meer dan twintig jaar geduurd. Het verlies van de Baltische staten toen de Sovjet-Unie ineenstortte betekende dat ze waren gedwongen de amber in de vrije handel te kopen. Dat bleek duur. Weldoeners schonken echter geld. Ironisch genoeg kwam de grootste bijdrage van een Duitse onderneming.’
‘Des te meer reden om de panelen terug te willen. De originelen zullen veel waardevoller zijn dan kopieën.’
‘Dat denk ik niet. De amber zou een andere kleur hebben en niet van dezelfde kwaliteit zijn. Het zou niets uithalen om die stukken te combineren.’ ‘De panelen zouden niet intact zijn als ze worden gevonden?’ Hij schudde het hoofd.‘De amber was oorspronkelijk op platen massief eikenhout gelijmd met een mastiek van bijenwas en boomsap. De temperatuur in het Catharina Paleis was nauwelijks gereguleerd, dus terwijl het hout meer dan tweehonderd jaar lang uitzette en kromp liet de amber geleidelijk los. Toen de nazi’s ermee aan de haal gingen, was bijna dertig procent al losgeraakt van de platen. Men schat dat nog eens vijftien procent verloren is gegaan tijdens het transport naar Königsberg. Er zijn nu dus alleen nog maar fragmenten.’
‘Wat hebben die dan nog voor nut?’
Hij grinnikte. ‘Er bestaan foto’s. Als je de stukken hebt, zou het niet moeilijk zijn de hele zaal weer in elkaar te zetten. Waar ik op hoop is dat de nazi’s ze goed hebben verpakt, omdat mijn werkgever niet geïnteresseerd is in herschepping. Het gaat om het origineel.’
‘Hij lijkt me een interessante man.’
Hij glimlachte.‘Leuk geprobeerd... alweer. Maar ik heb niet “hij” gezegd.’
Ze kwamen bij het hotel aan. Boven, bij haar kamer, stond Knoll stil voor haar deur.
‘Hoe vroeg gaan we weg?’ vroeg ze.
‘We vertrekken om halfacht. De receptionist beneden zegt dat we vanaf zeven uur kunnen ontbijten. Het gebied waar we moeten zijn is niet ver weg, ongeveer tien kilometer.’
‘Bedankt voor alles wat je voor me hebt gedaan. Om niet te spreken van het redden van mijn leven.’
Knoll tikte tegen zijn hoed.‘Graag gedaan.’
Ze glimlachte bij het gebaar.
‘Je hebt het over je echtgenoot gehad, maar verder over niemand. Is er een man in je leven?’
De vraag kwam plotseling. Iets te snel.‘Nee.’ Ze had direct spijt van haar eerlijkheid.
‘In je hart verlang je nog naar je ex-man, nietwaar?’
Het waren deze man zijn zaken niet, maar om de een of andere reden wilde ze antwoorden.‘Soms.’
‘Weet hij het?’
‘Soms.’
‘Hoelang is het geleden?’
‘Sinds wat?’
‘Sinds je de liefde hebt bedreven met een man.’
Hij keek haar langer aan dan ze verwachtte. Deze man was intuïtief en het stoorde haar.‘Niet zo lang dat ik met een volslagen vreemde in bed zou duiken.’ Knoll glimlachte.‘Misschien zou die vreemde je kunnen helpen om te vergeten?’
‘Ik geloof niet dat ik daar behoefte aan heb. Maar bedankt voor het aanbod.’ Ze stak de sleutel in het slot en opende de deur, keek vervolgens om.‘Dit is geloof ik de eerste keer dat me echt een oneerbaar voorstel is gedaan.’
‘En zeker niet de laatste keer.’ Hij maakte een buiginkje en glimlachte.‘Welterusten, Rachel.’ En hij liep weg, naar de trap en zijn eigen kamer.
Iets had echter haar belangstelling geprikkeld.
Interessant dat hij de afwijzing als een uitdaging leek op te vatten.


DERTIG

zondag 18 mei,

 7.30 uur

Knoll vertrok uit het hotel en bestudeerde de ochtend. Een deken van mist hing over het rustige dorp en de omringende vallei. De lucht zag er somber uit en de voorjaarszon deed zijn best om de dag op te warmen. Rachel leunde tegen de auto en was zo te zien klaar voor vertrek. Hij liep naar haar toe. ‘De mist zal helpen om ons bezoek geheim te houden. Het is ook gunstig dat het zondag is. De meeste mensen zitten in de kerk.’

Ze stapten in de auto.
‘Ik dacht dat je zei dat dit een bastion van heidendom was,’ zei ze. ‘Dat geldt voor toeristische brochures en reisgidsen. In deze bergen wonen veel katholieken, en dat al eeuwen. Het zijn godsdienstige mensen hier.’

De Volvo kwam grommend tot leven, en hij reed snel Warthberg uit, terwijl de met keien geplaveide straten bijna verlaten waren, en nog vochtig van de ochtendkilte.

De weg ten oosten van het dorp slingerde eerst omhoog en vervolgens omlaag naar een andere in mist gehulde vallei.
‘Deze streek doet me nog meer denken aan de Great Smoky Mountains in North Carolina,’ zei Rachel.‘Die zijn ook zo gesluierd.’
Hij volgde Chapaevs plattegrond en vroeg zich af of dit een zinloze onderneming was. Hoe konden tonnen amber meer dan een halve eeuw verborgen blijven? Velen hadden gezocht. Sommigen waren zelfs gestorven. Hij was zich de zogenaamde vloek van de Amberzaal terdege bewust. Maar wat zou het voor kwaad kunnen om even een blik in de zoveelste berg te werpen? De reis zou in elk geval interessant zijn, dankzij Rachel Cutler.
Na een heuvel belandden ze opnieuw in een vallei, met aan weerskanten van de weg dichte bosjes hoog oprijzende beuken, omringd door nevel. Hij bereikte het punt waar Chapaevs wegenkaart ophield en zette de auto tussen wat bomen. Hij zei:‘De rest van de weg moeten we te voet afleggen.’
Hij stapte uit en haalde een rugzak met uitrusting voor grottenonderzoek uit de kofferbak.
‘Wat zit erin?’ vroeg Rachel.
‘Wat we nodig hebben.’ Hij schikte de schouderbanden.‘Nu zijn we gewoon een paar wandelaars die er een dagje op uit trekken.’
Hij overhandigde haar een korte overjas. ‘Raak hem niet kwijt. Je zult hem nodig hebben wanneer we eenmaal onder de grond zijn.’
Hij had zijn jas in de hotelkamer aangetrokken, en de stiletto weggemoffeld in het nylon van zijn rechtermouw. Hij ging voor het bos in, en het grasrijke terrein liep op terwijl ze zich in noordelijke richting van de verkeersweg verwijderden. Ze volgden een goed begaanbaar pad dat langs de voet van een hoge heuvelrug kronkelde, met zijpaadjes die over beboste hellingen naar de toppen liepen. In de verte verschenen de donkere ingangen van drie mijnschachten. Een ervan was afgesloten met een ijzeren hekwerk, en op het ruwe graniet erboven was een bord bevestigd met gefahr – zutritt verboten – explosiv.
‘Wat staat er?’ vroeg Rachel.
‘Gevaar. Verboden toegang. Explosieven.’
‘Echt waar?’
‘Deze bergen waren net bankkluizen. In een ervan vonden de geallieerden de Duitse nationale schatkist. Ook was hier vierhonderd ton kunst uit het Kaiser Friedrich Museum in Berlijn verborgen. Explosieven waren beter dan manschappen en waakhonden.’
‘Is dat de kunst waar Wayland McKoy het op gemunt heeft?’ vroeg ze.
‘Op grond van wat je me hebt verteld, ja.’
‘Denk je dat hij succes zal hebben?’
‘Moeilijk te zeggen. Maar ik betwijfel of hier nog oude schilderijen ter waarde van miljoenen op ontdekking liggen te wachten.’
In de vochtige lucht hing de zware geur van vochtige bladeren.
‘Wat had het voor zin?’ vroeg Rachel onder het lopen.‘De oorlog was verloren. Waarom verstoppen ze dan al dat spul?’
‘Je moet net zo denken als een Duitser in 1945. Hitler gaf het leger bevel om tot de laatste man door te vechten, anders zouden ze geëxecuteerd worden. Hij geloofde dat als Duitsland maar lang genoeg standhield, de geallieerden uiteindelijk met hem mee zouden vechten tegen de bolsjewieken. Hitler wist hoezeer Churchill Stalin haatte. Hij doorzag ook Stalin en voorspelde precies wat de sovjets van plan waren met Europa. Hitler dacht dat Duitsland intact kon blijven door de sovjets en de geallieerden tegen elkaar uit te spelen. Hij redeneerde dat de Amerikanen en de Britten uiteindelijk samen met hem een front zouden vormen tegen de Russen. Dan zouden al die schatten kunnen worden gered.’ ‘Dwaasheid,’ zei Rachel.
‘Waanzin is een betere beschrijving.’
Zweet parelde op zijn voorhoofd. Zijn leren laarzen zaten onder de dauwvlekken. Hij bleef staan en nam de verschillende schachtingangen in de verte goed op, en keek ook naar de hemel.‘Geen ervan ligt op het oosten. Chapaev zei dat de opening op het oosten gericht was. En volgens hem zou die gemarkeerd zijn met bcr-65.’
Hij liep verder het geboomte in. Tien minuten later zag Rachel iets en ze riep: ‘Daar.’
Hij staarde vooruit. Tussen de bomen was nog een ingang zichtbaar, waarvan de opening met ijzerwerk was versperd. Aan de tralies was een roestig bord waar bcr-65 op stond bevestigd. Hij keek naar de stand van de zon. Oost.
Allemachtig.
Ze liepen erheen en hij liet de uitrusting van zijn rug glijden. Hij keek om zich heen. Er was niemand te zien en geen geluid verstoorde de stilte behalve het gefluit van vogels en nu en dan het geritsel van rode eekhoorns. Hij inspecteerde de tralies en het sluitwerk. Al het ijzer had door sterke roestvorming een paarsrode kleur gekregen. Een stalen ketting en een beugelslot hielden het hek goed dicht. De ketting en het slot waren duidelijk minder oud. Dat was echter niets ongebruikelijks. De schachten werden door inspecteurs van de bondsregering stelselmatig opnieuw onderzocht en beveiligd. Hij trok de draadschaar uit de rugzak.
‘Zo te zien ben je goed voorbereid,’ zei Rachel.
Hij knipte de ketting door en die gleed op de grond. Hij stak de schaar terug in de rugzak en trok het hek open.
De scharnieren piepten.
Hij stopte. Het had geen zin om onnodig aandacht te trekken.
Hij duwde het hek langzaam open, zodat het lawaai van metaal op metaal minder werd. Voor hen lag een gewelfde opening van ongeveer vijf meter hoog en vier meter breed. Op het zwart geworden gesteente achter de ingang kleefde korstmos en er hing een muffe schimmelgeur. Net een graf, dacht hij.‘Deze opening is wijd genoeg voor een vrachtwagen.’
‘Vrachtwagen?’
‘Als de Amberzaal zich hier bevindt, zijn er ook vrachtwagens. De kisten kunnen op geen enkele andere manier zijn vervoerd. Tweeëntwintig ton amber is zwaar. De Duitsers moeten vrachtwagens de grot in hebben gereden.’
‘Hadden ze geen vorkheftrucks?’
‘Onwaarschijnlijk. We hebben het hier over het eind van de oorlog. De nazi’s moesten hun schat dringend verbergen. Geen tijd voor finesse.’
‘Hoe kwamen de vrachtwagens hier?’
‘Er zijn vijftig jaar verstreken. Destijds waren er veel wegen en minder bomen. Dit hele gebied was een belangrijke industriële locatie.’
Hij haalde twee zaklampen en een dikke rol bindgaren uit de rugzak die hij vervolgens weer op zijn schouders hees. Hij trok het hek achter zich dicht en bracht de ketting en grendel weer aan, om de schijn te wekken dat de ingang nog vergrendeld was.
‘We zouden gezelschap kunnen krijgen,’ zei hij.‘Nu lopen mensen wel door naar een andere spelonk. Er zijn er genoeg niet versperd en veel gemakkelijker te betreden.’
Hij overhandigde haar een zaklamp. Hun twee smalle lichtbundels drongen maar enkele meters in de afschrikwekkende duisternis door. Uit het gesteente stak een stuk verroest ijzer. Hij bond het uiteinde van het bindgaren er stevig aan vast en gaf de rol aan Rachel.
‘Rol hem af terwijl we naar binnen gaan. Zo vinden we onze weg naar buiten, mochten we gedesoriënteerd raken.’
Hij ging voorzichtig voor, terwijl hun zaklampen een ruwe uitgehakte gang onthulden die diep het binnenste van de berg in voerde. Rachel liep achter hem aan nadat ze haar jas had aangetrokken.
‘Wees voorzichtig,’ zei hij.‘Er kunnen mijnen zijn gelegd in deze tunnel. Dat zou de vergrendeling met de ketting verklaren.’
‘Leuk om te weten.’
‘Wat de moeite waard is, krijg je nooit cadeau.’
Hij stond stil en keek om naar de ingang veertig meter achter hen. De lucht stonk hier en het was koud geworden. Hij viste Chapaevs tekening uit zijn zak en bestudeerde de route met behulp van de zaklamp. ‘Er zou een tweesprong moeten komen. Eens zien of Chapaev gelijk had.’
De lucht was doortrokken van een verstikkende walm. Rot. Weerzinwekkend.
‘Vleermuizenguano,’ zei hij.
‘Ik geloof dat ik moet overgeven.’
‘Haal oppervlakkig adem en let er niet op.’
‘Ik moet er wel op letten.’
‘Deze schachten zitten vol vleermuizen.’
‘Fijn.’
Hij grinnikte.‘In China worden vleermuizen vereerd als symbool van geluk en een lang leven.’
‘Geluk stinkt.’
Er verscheen een tweesprong in de tunnel. Hij stond stil.‘Volgens de plattegrond moeten we rechtsaf.’
Dat deed hij. Rachel liep achter hem aan, het bindgaren afrollend.
De stank nam af. De nieuwe tunnel was nauwer dan de hoofdschacht, maar nog ruim genoeg voor een vrachtwagen. Van tijd tot tijd waren er smalle zijgangen. Het geluid van vleermuizen, die wachtten tot het nacht werd, doemde dreigend op.
De berg was zonder twijfel een labyrint. Dat waren ze allemaal. Mijnwerkers op zoek naar erts en zout hadden er eeuwenlang als mieren gegraven. Wat zou het prachtig zijn als het juist deze schacht zou zijn die naar de Amberzaal leidde. Tien miljoen euro. Allemaal van hem. Om van Monika’s dankbaarheid niet te spreken. Misschien zou Rachel Cutler dan opgewonden genoeg zijn om hem toe te laten tot haar slipje. Haar afwijzing gisteren had hij eerder prikkelend dan beledigend gevonden. Het zou hem niet verbazen als haar echtgenoot de enige man was met wie ze ooit naar bed was gegaan. Die gedachte was bedwelmend. Bijna een maagd. Zeker sinds haar echtscheiding. Wat een genot zou het zijn haar te nemen.
De schacht begon smaller te worden en te stijgen.
Zijn gedachten keerden abrupt terug naar de tunnel.
Ze waren minstens honderd meter in het graniet en de kalksteen doorgedrongen. Volgens Chapaevs schets zouden ze op een nieuwe tweesprong stuiten.
‘Het garen is op,’ zei Rachel.
Hij stond stil en gaf haar een nieuwe rol.
‘Bind de einden goed aan elkaar.’
Hij bestudeerde de schets. Hun bestemming moest ergens voor hen liggen. Maar iets klopte er niet. De tunnel was hier niet wijd genoeg voor een voertuig. Als de Amberzaal hier verborgen was, zou het noodzakelijk zijn geweest de kisten te dragen. Achttien, als hij het zich goed herinnerde. Alles gecatalogiseerd en geïndexeerd, de panelen in vloeipapier gewikkeld. Lag er verderop nog een ruimte? Niet ongewoon dat in het gesteente holten waren gevormd. Dat deed de natuur soms. Andere holten waren door mensenhand gemaakt. Volgens Chapaev versperden grote rotsplaten en slik de ingang naar zo’n ruimte twintig meter verder.
Hij liep verder, elke stap voorzichtig zettend. Hoe dieper in de berg, hoe groter het risico op explosieven. Zijn zaklamp verdreef de duisternis vóór hem, en hij richtte zijn blik op iets.
Hij keek ingespannen.
Verdraaid .

Suzanne richtte de verrekijker en bestudeerde de ingang van de mijn. Het bord dat ze drie jaar geleden op het ijzeren hek had bevestigd, bcr-65, hing er nog. De list leek te zijn geslaagd. Knoll was nonchalant aan het worden. Hij had zich linea recta naar de mijn gespoed, met Rachel Cutler achter zich aan. Het was jammer dat het zo was gelopen, maar het kon niet anders. Knoll was zeker interessant. Opwindend zelfs. Maar hij was een probleem. Een groot probleem. Haar trouw aan Ernst Loring was absoluut. Onvoorwaardelijk. Ze had alles aan Loring te danken. Hij was de familie die haar nooit was gegund. Haar leven lang had de oude man haar als een dochter behandeld, en hun band was misschien wel inniger dan zijn relatie met zijn beide zoons, en de liefde voor kostbare kunst was wat hen bond. Hij was zo blij toen ze hem de snuifdoos en het boek gaf. Hem een plezier doen schonk haar voldoening. De keuze tussen Christian Knoll en haar weldoener was dus een uitgemaakte zaak.

Toch was het erg jammer. Knoll had zo zijn pluspunten.
Ze stond op de beboste heuvelrug, zonder vermomming, met het golvende blonde haar tot op de schouders en een coltrui aan. Ze liet de verrekijker zakken, haalde de afstandsbediening voor de dag en trok de uitschuifbare antenne uit.
Knoll had haar aanwezigheid klaarblijkelijk niet gevoeld, denkend dat hij haar op de luchthaven van Atlanta had afgeschud.
Bij lange na niet, Christian.
Een knip aan een schakelaar en de ontsteking was ingeschakeld.
Ze keek op haar horloge.
Knoll en zijn dame zouden nu diep in het inwendige moeten zijn. Diep genoeg om er nooit meer uit te komen. De autoriteiten waarschuwden het publiek herhaaldelijk niet op verkenning te gaan in de spelonken. Explosieven konden overal liggen. Door de jaren heen waren veel mensen omgekomen, wat de reden was dat de overheid vergunningen was gaan verstrekken voor onderzoek. Drie jaar geleden had zich in dezelfde schacht een explosie voorgedaan, die door haar was opgezet toen een Poolse verslaggever te dicht in de buurt kwam. Ze had hem gelokt met visioenen van de Amberzaal, en het ongeluk werd uiteindelijk geweten aan het zoveelste geval van onwettig onderzoek. Het lijk was nooit gevonden en lag begraven onder het puin dat Christian Knoll nu aan het bestuderen zou moeten zijn.

Knoll onderzocht de muur van rotsen en zand. Hij had al eerder tunnels zien ophouden. Dit was geen natuurlijk einde. Wat voor hem lag was door een ontploffing veroorzaakt, en het was onmogelijk om met een schop door het puin, dat van bodem tot plafond reikte, heen te komen.

En aan de andere kant bevond zich ook geen ijzeren deur.
Daar was hij zeker van.
‘Wat is er?’ vroeg Rachel
‘Er is hier een explosie geweest.’
‘Misschien hebben we de verkeerde afslag genomen?’
‘Onmogelijk. Ik heb me exact aan Chapaevs aanwijzingen gehouden.’ Er was duidelijk iets mis. In gedachten nam hij de feiten nog eens door: Chapaevs informatie die zonder verzet was verstrekt. De ketting en het slot die van recenter datum waren dan het hek. De ijzeren scharnieren die nog werkten. Het spoor dat gemakkelijk te volgen was. Al te gemakkelijk.

En Suzanne Danzer? In Atlanta? Misschien niet.
Hij kon maar beter terugkeren naar de ingang, zich amuseren met Rachel Cutler en daarna uit Warthberg vertrekken. Hij was steeds al van plan geweest haar te vermoorden. Een levende informatiebron waar een andere acquisiteur gebruik van zou kunnen maken, was overbodig. Danzer was hen al op het spoor. Het was dus slechts een kwestie van tijd voordat ze Rachel zou vinden en met haar zou praten, misschien iets over Chapaev te weten zou komen. Dat zou Monika niet aanstaan. Misschien wist Chapaev echt waar de Amberzaal zich bevond, maar had hij hen weloverwogen tot deze speurtocht aangezet. Dus besloot hij zich nu meteen van Rachel Cutler te ontdoen, dan terug te rijden naar Kehlheim en informatie uit Chapaev te wringen, op wat voor manier dan ook.
‘Kom, we gaan,’ zei hij. ‘Rol het garen naar de ingang op. Ik loop achter je aan.’
Ze begonnen terug te lopen door het labyrint, Rachel voorop. Zijn lamp onthulde haar stevige achterste en welgevormde dijen in haar geelbruine jeans. Hij bestudeerde haar slanke benen en smalle schouders. Zijn lies begon te reageren.
De eerste tweesprong kwam in zicht, vervolgens de tweede.
‘Wacht,’ zei hij.‘Ik wil kijken wat hier te zien is.’
‘Zo gaan we naar buiten,’ zei ze, naar het garen links wijzend.
‘Dat weet ik. Maar we zijn nu toch hier. Laten we gaan kijken. Leg het garen maar neer. We weten de weg van hier af.’
Ze gooide de rol bindgaren op de grond en sloeg rechtsaf, nog altijd vooroplopend.
Hij maakte een snelle beweging met zijn rechterarm. De stiletto kwam vrij en gleed omlaag. Hij nam het heft in zijn hand.
Rachel stond stil en draaide zich om, zodat het licht van haar lamp een ogenblik op hem viel.
Zijn zaklamp onthulde de geschokte uitdrukking op haar gezicht toen ze het glinsterende lemmet zag.

Suzanne richtte de afstandsbediening en drukte op de knop. Het signaal snelde door de ochtendlucht naar de explosieve ladingen die ze gisteravond in het gesteente had aangebracht. Niet genoeg explosieve kracht om aandacht te trekken in Warthberg, op zes kilometer afstand, maar meer dan voldoende om het binnenste van de berg te laten instorten.

Weer een probleem uit de weg geruimd.

De grond schudde. Brokstukken van het plafond kwamen omlaag. Knoll probeerde zijn evenwicht te bewaren.

Nu wist hij het. Het wás een valstrik.
Hij draaide zich om en stormde in de richting van de ingang. Het gesteente kwam nu in een regen van steen en verblindend stof naar beneden. De lucht werd zwaar van het vuil. Hij hield de zaklamp in de ene hand, de stiletto in de andere. Hij stak het mes snel in zijn zak en trok zijn overhemd los, de schone zoom gebruikend om zijn neus en mond te beschermen.
Er viel nog steeds gesteente naar beneden.
Het licht in de richting van de ingang vóór hem werd dof en troebel, gesluierd door een stofwolk, daarna aan het zicht onttrokken door rotsblokken. Het was nu onmogelijk die kant op te gaan.
Hij draaide zich opnieuw om en stormde in de tegenovergestelde richting, hopend dat er een andere uitweg uit de doolhof was. Gelukkig werkte zijn zaklamp nog. Rachel Cutler was nergens te bekennen. Maar het deed er niet toe. Het gesteente had hem de moeite bespaard.
Hij rende dieper de berg in, via de hoofdschacht, voorbij het punt waar hij haar het laatst had zien staan. De explosies leken zich achter hem te concentreren, de muren en het plafond voor hem waren nog intact, hoewel de hele berg nu trilde.
Achter hem stortte gesteente in. Hij kon duidelijk maar één kant op. In de schacht werd een tweesprong zichtbaar. Hij stond stil en oriënteerde zich. De oorspronkelijke ingang lag op het oosten. Het westen lag dus vóór hem. De gang links leek naar het zuiden te lopen, de gang rechts naar het noorden. Maar, wie weet? Hij moest goed opletten. Niet te veel bochten. Hij zou gemakkelijk kunnen verdwalen, en hij wilde niet onder de grond ronddolen tot hij van honger of dorst zou omkomen.
Hij liet de zoom van zijn overhemd zakken en zoog zijn longen vol lucht. Hij probeerde zich zo veel mogelijk te herinneren van wat hij over de mijnen wist. Er was nooit maar één in- of uitgang. De diepte en uitgestrektheid van de tunnels alleen al eisten dat er meer ingangen waren. Tijdens de oorlog hadden de nazi’s het merendeel van de ingangen echter afgesloten in een poging hun schuilplaatsen te beveiligen. Hij hoopte nu dat dit niet een van die mijnen was. Hij voelde zich bemoedigd door de lucht. Niet zo muf als toen ze dieper in het
inwendige waren.
Hij stak een hand omhoog. Uit de linkergang kwam een zwakke luchtstroom. Moest hij het erop wagen? Een afslag te veel en hij zou de weg nooit
meer terugvinden. Totale duisternis kent geen referentiepunten, en zijn huidige positie kende hij alleen door de ligging van de hoofdschacht. Door een paar
keer in den blinde van richting te veranderen kon hij dat referentiekader echter
gemakkelijk verliezen.
Wat moest hij doen?
Hij liep naar links.
Na vijftig meter verscheen er opnieuw een tweesprong in de tunnel. Hij stak
weer een hand omhoog. Geen luchtstroom. Hij herinnerde zich eens te hebben
gelezen dat mijnwerkers hun ontsnappingsroutes zo opzetten dat steeds dezelfde richting moest worden gekozen. Eén keer linksaf betekende elke keer linksaf, tot je buiten stond. Hij kon niet anders. Linksaf.
Nog twee keer een tweesprong. Nog twee keer linksaf.
Voor hem uit verscheen een lichtbundel. Zwak. Maar onmiskenbaar. Hij
snelde verder en sloeg de hoek om.
Op honderd meter afstand doemde daglicht op.


EENENDERTIG

Kehlheim, Duitsland

 11.30 uur


Paul wierp een blik in de achteruitkijkspiegel. Een auto naderde snel, met knipperende lichten en loeiende sirene. De kleine groen met witte auto, met in blauwe letters polizei op de portieren, zoefde voorbij en sloeg een bocht om.

Hij reed verder en kwam na tien kilometer aan in Kehlheim. Het rustige dorp had een met keien bestraat plein, omringd door in heldere kleuren geschilderde gebouwen. Hij was niet echt een reiziger. Slechts een reis overzee naar Parijs twee jaar geleden voor een bezoek aan het museum; de kans om het Louvre te bezichtigen was te verleidelijk om te laten schieten. Hij had Rachel gevraagd mee te gaan. Ze had geweigerd. Geen goed idee voor een exechtgenote, wist hij nog dat ze zei. Hij had nooit goed geweten wat ze bedoelde, hoewel hij oprecht had gedacht dat ze het graag zou doen.
Pas gistermiddag had hij een vlucht uit Atlanta kunnen nemen, nadat hij de kinderen ’s morgens vroeg naar zijn broer had gebracht. Dat Rachel niet had opgebeld baarde hem zorgen. Maar hij had het antwoordapparaat sinds de ochtend ervoor om negen uur niet afgeluisterd. Zijn vlucht had door tussenlandingen in Amsterdam en Frankfurt lang geduurd, zodat hij pas twee uur eerder in München was aangekomen. Hij friste zich zo goed mogelijk op in een toilet op de luchthaven, maar kon beslist een douche, scheerbeurt en schone kleren gebruiken.
Hij reed op zijn gemak het dorpsplein op en parkeerde bij wat een supermarkt leek. In Beieren was klaarblijkelijk niet veel te doen op zondag. Alle gebouwen waren gesloten. De enige activiteit concentreerde zich rond de kerk, waarvan de toren het hoogste punt van het dorp was. Geparkeerde auto’s stonden in dichte rijen bijeen op ongelijke straatkeien. Op de traptreden voor de kerk stond een groepje oudere mannen te praten. Baarden, donkere jassen en hoeden overheersten. Hij had een colbert mee moeten nemen, maar had in zijn haast alleen het hoogstnodige ingepakt.
Hij liep erheen.‘Neem me niet kwalijk. Spreekt iemand van u Engels?’
Eén man, zo te zien de oudste van de vier, zei:‘Ja, een beetje.’
‘Ik ben op zoek naar een man die Danja Chapaev heet. Ik heb gehoord dat hij hier woont.’
‘Niet meer. Nu dood.’
Hij was er al bang voor. Chapaev moest oud zijn geweest. ‘Wanneer is hij overleden?’
‘Gisteravond. Vermoord.’
Had hij het goed verstaan? Vermoord? Gisteravond? Zijn grootste angst kwam in hem op. Onmiddellijk rees de vraag.‘Is er iemand anders gewond geraakt?’
‘Nein. Alleen Danja.’
Opeens schoot hem de politieauto te binnen.‘Waar is dat gebeurd?’

Hij reed kehlheim uit en volgde de weg die ze hem hadden gewezen. Tien minuten later kwam het huis in zicht, dat gemakkelijk te herkennen was omdat er, met de neus naar de voorzijde, vier politieauto’s geparkeerd stonden. Een man in uniform hield onbewogen de wacht bij de voordeur. Paul liep naar hem toe, maar werd direct tegengehouden.

‘ Nicht eintreten. Kriminelle szene,’ zei de politieman.
‘Engels, graag.’
‘Verboden toegang. Misdaadlocatie.’
‘Dan moet ik de persoon spreken die de leiding heeft.’
‘Ik heb hier de leiding,’ zei een stem in het huis, in Engels met Duitse keelklanken.

De man die naar de voordeur kwam was van middelbare leeftijd. Plukken weerbarstig zwart haar bekroonden een verweerd gezicht. Een donkerblauwe overjas hing tot op de knieën over zijn magere lijf. Daaronder een olijfkleurig kostuum met wollen stropdas.

‘Ik ben Fritz Pannik. Inspecteur van de rijkspolitie. En u?’
‘Paul Cutler. Advocaat uit de Verenigde Staten.’
Pannik streek langs de bewaker aan de voordeur.‘Wat doet een advocaat uit

Amerika hier op een zondagmorgen?’
‘Ik zoek mijn ex-vrouw. Ze is hier om Danja Chapaev op te zoeken.’ Pannik wisselde een blik met de politieman.
Hij merkte de nieuwsgierige uitdrukking op zijn gezicht op.‘Wat is er?’ ‘Een vrouw vroeg gisteren in Kehlheim de weg naar dit huis. Ze wordt van

deze moord verdacht.’
‘Hebt u een beschrijving?’
Pannik stak zijn hand in zijn jaszak en haalde er een blocnote uit. Hij sloeg

de leren omslag open. ‘Gemiddelde lengte. Rossig-blond haar. Grote borsten.

Jeans. Flanellen bloes. Laarsjes. Zonnebril. Stevig.’
‘Dat is Rachel niet. Maar het zou iemand anders kunnen zijn.’ Hij vertelde Pannik snel over Jo Myers, Karol Borya en de Amberzaal en beschreef hoe zijn bezoekster eruit had gezien. Slank, middelgrote borsten, kastanjebruin haar, bruine ogen, bril met achthoekig montuur.‘Ik kreeg de indruk dat het niet haar eigen haar was. Noem het maar advocatenintuïtie.’

‘Maar ze las de brieven die Chapaev en deze Karol Borya naar elkaar stuurden?’ ‘Grondig.’
‘Stond dit adres op de enveloppen?’
‘Alleen de naam van het dorp.’
‘Valt er nog meer te vertellen?’
Hij vertelde de inspecteur over Christian Knoll, de bezorgdheid van Jo

Myers, en zijn bezorgdheid.
‘En u wilde uw ex-vrouw waarschuwen?’ vroeg Pannik.
‘Ik wilde zien of alles goed met haar was. Ik had direct al met haar mee moeten gaan.’

‘Maar u beschouwde haar reis als tijdverspilling?’
‘Zonder meer. Haar vader had haar uitdrukkelijk gevraagd zich niet met deze dingen te bemoeien.’ Achter Panniks rug liepen twee politieagenten heen en weer.‘Wat is daarbinnen gebeurd?’
‘Als u ertegen kunt, laat ik het u zien.’
‘Ik ben advocaat,’ zei hij, alsof dat iets uitmaakte. Hij maakte er geen gewag van dat hij in zijn leven nog nooit een strafzaak had behandeld en nog nooit op een misdaadlocatie was geweest. Maar hij werd door nieuwsgierigheid gedreven. Eerst Borya dood, nu Chapaev vermoord. Maar Karol was van de trap gevallen.
Of niet?
Hij liep achter Pannik aan naar binnen. In de warme kamer hing een eigenaardige, walgelijk zoete geur. In thrillers hadden ze het altijd over de geur van de dood. Was het dat?
Het huis was klein: een huiskamer, keuken, slaapkamer en badkamer. De meubels die hij zag waren oud en haveloos, maar het was er toch schoon en knus. De rust spatte uiteen bij de aanblik van een oude man die languit op een versleten vloerkleed lag, terwijl zich rond twee gaten in de schedel een grote karmozijnrode vlek had gevormd.
‘Een schot van vlakbij,’ zei Pannik.
Zijn ogen waren gefixeerd op het lijk. Gal begon in zijn keel op te komen. Hij verzette zich tegen de impuls, maar het was vruchteloos.
Hij stormde de kamer uit.

Hij stond voorovergebogen en gaf over. Het beetje dat hij in het vliegtuig had gegeten, bevuilde nu het vochtige gras. Hij haalde een paar keer diep adem en kreeg zichzelf weer in de hand.

‘Over?’ vroeg Pannik.
Hij knikte.‘Denkt u dat de vrouw dat heeft gedaan?’
‘Dat weet ik niet. Het enige wat ik weet is dat een vrouw vroeg waar Chapaev woonde en dat de kleinzoon aanbood haar de weg te wijzen. Ze verlieten gisterochtend samen het marktplein. De dochter van de oude man begon zich gisteravond zorgen te maken toen de jongen niet thuiskwam. Ze ging erheen en trof de jongen vastgebonden in de slaapkamer aan. Blijkbaar had de vrouw er moeite mee een kind te doden, maar zat ze er niet mee een oude man dood te schieten.’

‘Gaat het goed met de jongen?’
‘Geschokt, maar in orde. Hij bevestigde de beschrijving, maar had verder weinig te melden. Hij bevond zich in de andere kamer. Hij herinnert zich dat hij stemmen hoorde. Hij kon echter niets van het gesprek volgen. Daarna kwamen zijn opa en de vrouw even binnen. Ze praatten in een andere taal. Ik probeerde een paar woorden als voorbeeld en het lijkt erop dat ze Russisch spraken. Daarna verlieten de oude man en de vrouw de kamer. Kort daarop hoorde hij een schot. Vervolgens bleef het stil tot een paar uur later zijn moeder verscheen.’
‘Ze schoot de man recht door het hoofd?’
‘Nog van dichtbij ook. De inzet moet wel hoog zijn.’
Een politieagent kwam van binnen aanlopen.‘Nichts im haus hinsichtlich des Bernstein-zimmer.’
Pannik keek hem aan.‘Ik heb hem het huis laten doorzoeken op dingen die met de Amberzaal te maken hebben. Er is niets gevonden.’
Een radio kraakte vanaf de heup van de Duitser die op wacht stond aan de voordeur. De man haalde de zender van zijn middel en liep ermee naar Pannik. De politieagent zei in het Engels: ‘Ik moet weg. Er is een oproep binnengekomen voor een reddingsactie. Ik heb dit weekeinde dienst.’
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Pannik.
‘Ontploffing in een van de mijnen bij Warthberg. Ze hebben er een Amerikaanse vrouw uit gehaald, maar zoeken nog naar een man. De plaatselijke autoriteiten hebben onze hulp ingeroepen.’
Pannik schudde het hoofd.‘Een drukke zondag.’
‘Waar ligt Warthberg?’ vroeg Paul meteen.
‘In het Harzgebergte. Vierhonderd kilometer naar het noorden. Ze maken soms gebruik van onze bergreddingsploegen als er een ongeluk is gebeurd.’
Hij moest onmiddellijk denken aan de belangstelling die Wayland McKoy en Karol voor het Harzgebergte hadden.‘Hoe heet de Amerikaanse die gevonden is?’
Pannik leek de zin van de vraag te begrijpen en wendde zich tot de agent. Er werden enkele woorden gewisseld en de agent sprak in de zender.
Twee minuten later klonken uit het apparaat de woorden: ‘Die Frau ist Rachel Cutler. Amerikanische.’


TWEEËNDERTIG

15.10 uur


De politiehelikopter vloog in noordelijke richting. Voorbij Würzburg begon het te regenen. Paul zat naast Pannik en achter hen zat een team reddingswerkers in de riemen.

‘Een groep wandelaars hoorde de explosies en waarschuwde de autoriteiten,’ schreeuwde Pannik boven het geraas van de turbine uit.‘Uw ex-vrouw is onder het puin vandaan gehaald bij de ingang van een van de schachten. Ze is overgebracht naar een plaatselijk ziekenhuis, maar kon haar redders nog op de hoogte brengen van de man. Zijn naam is Christian Knoll, Herr Cutler.’

Hij luisterde met grote bezorgdheid. Maar zag alleen maarRachel voor zich die bloedend in een ziekenhuis lag. Wat was er aan de hand? Waar was Rachel in verzeild geraakt? Hoe had Knoll haar gevonden? Wat was er in die mijn gebeurd? Liepen Marla en Brent gevaar? Hij moest zijn broer opbellen en hem waarschuwen.

‘Het lijkt erop dat Jo Myers gelijk had,’ zei Pannik.
‘Weten ze iets over Rachels toestand?’
Pannik schudde het hoofd.
De helikopter vloog eerst naar het toneel van de explosie, de mijningang lag

diep in de bossen aan de voet van een van de hogere heuvels. De dichtstbijzijnde open plek lag een halve kilometer westelijk, en de reddingsploeg werd daar afgezet en moest te voet naar de locatie. Hij en Pannik bleven in de heli en vlogen oostelijk van Warthberg naar het regionaal ziekenhuis waar Rachel heen was gebracht.

Eenmaal binnen liep hij recht naar haar kamer op de derde verdieping. Rachel droeg een blauwe nachtjapon. Om haar schedel was een groot verband gewikkeld. Ze glimlachte in bed toen ze hem zag.‘Ik dacht al dat je zou komen.’

Hij stapte dichter naar haar toe. Haar wangen, neus en armen waren geschaafd en gekneusd.‘Ik had verder weinig te doen dit weekeinde, dus waarom geen uitstapje naar Duitsland?’
‘Alles goed met de kinderen?’
‘Het gaat prima met ze.’
‘Hoe ben je hier zo snel gekomen?’
‘Ik ben gisteren vertrokken.’
‘Gisteren?’
Voordat hij het kon uitleggen, kwam Pannik, die zwijgend bij de deur had gestaan, naar hen toe.‘Frau Cutler, ik ben inspecteur Fritz Pannik, rijkspolitie.’

Paul vertelde Rachel over Jo Myers, Christian Knoll en wat er was gebeurd met Danja Chapaev.
Een geschokte uitdrukking verscheen op Rachels gezicht. ‘Chapaev is dood?’
‘Ik moet mijn broer opbellen,’ zei Paul tegen Pannik,‘en zorgen dat hij goed op de kinderen let. Hij kan misschien maar beter de politie van Atlanta waarschuwen.’
‘Denk je dat ze in gevaar zijn?’
‘Ik weet niet wat ik moet denken, Rachel. Je bent in een wespennest verzeild geraakt. Je vader waarschuwde je dat je je er niet mee moest bemoeien.’
‘Wat bedoel je?’
‘Doe niet alsof je van niets weet. Ik heb in Ovidius gelezen. Hij wilde dat je je hier absoluut buiten zou houden. Nu is Chapaev dood.’
Haar gezicht verstrakte.‘Dat is niet eerlijk, Paul. Dat heb ik niet gedaan. Ik wist het niet.’
‘Maar u hebt misschien de weg gewezen,’ maakte Pannik duidelijk.
Rachel staarde de inspecteur aan, terwijl te zien was dat het doordrong. Plotseling had Paul spijt van zijn uitbrander. Hij wilde samen met haar de schuld dragen, zoals altijd.‘Dat is niet helemaal waar,’ zei hij.‘Ik liet de vrouw de brieven zien. Door mij wist ze van Kehlheim.’
‘En zou u dat hebben gedaan als u niet had gedacht dat Frau Cutler in gevaar was?’
Nee, dat was niet het geval. Hij keek Rachel aan. Tranen welden op in haar ogen.
‘Paul heeft gelijk, inspecteur. Het is mijn schuld. Ik wilde het niet met rust laten. Hij en mijn vader hadden me gewaarschuwd.’
‘Hoe zit het met die Christian Knoll?’ vroeg Pannik. ‘Vertel me iets over hem.’
Rachel deed verslag van wat ze wist, wat niet veel was. Toen zei ze:‘De man voorkwam dat ik door een auto werd aangereden. Hij was charmant en hoffelijk. Ik dacht echt dat hij me wilde helpen.’
‘Wat gebeurde er in de mijn?’ vroeg Pannik.
‘We lieten ons leiden door Chapaevs plattegrond. De tunnel was tamelijk breed, en plotseling leek het alsof een aardbeving en steenlawine een instorting veroorzaakten in de schacht. Ik draaide om in de richting van de ingang en rende daar naartoe. Ik was pas ongeveer halverwege toen ik door vallend gesteente tegen de grond sloeg. Gelukkig lag ik niet helemaal onder het puin. Ik heb er gelegen tot er een paar wandelaars me eruit haalden.’
‘En Knoll?’ vroeg Pannik.
Ze schudde het hoofd.‘Ik heb geroepen toen de instorting was opgehouden, maar niets.’
‘Hij is daar waarschijnlijk nog,’ zei Pannik.
‘Was het een aardbeving?’ vroeg Paul.
‘We kennen hier geen aardbevingen. Waarschijnlijk springstoffen uit de oorlog. De schachten liggen er vol mee.’
‘Dat zei Knoll ook,’ zei Rachel.
De deur van de ziekenhuiskamer ging open en een gedrongen politieagent wenkte Pannik. De inspecteur excuseerde zich en liep de kamer uit.
‘Je hebt gelijk,’ zei Rachel.‘Ik had moeten luisteren.’
Hij was niet geïnteresseerd in haar concessies.‘We moeten hier weg en terug naar huis.’
Rachel zei niets, en hij stond op het punt aan te dringen toen Pannik terugkwam.
‘De schacht is vrijgemaakt. Er is verder niemand aangetroffen. Er was nog een andere ingang, niet afgesloten, aan het eind van een tunnel helemaal aan de andere kant. Hoe zijn u en Herr Knoll bij de mijn gekomen?’
‘We zijn er met een huurauto heen gereden en hebben toen een stuk gelopen.’
‘Wat voor auto?’
‘Een kastanjebruine Volvo.’
‘Er is geen auto aangetroffen langs de snelweg,’ zei Pannik.‘Die Knoll is verdwenen.’
De inspecteur leek nog iets meer te weten. Paul vroeg:‘Wat vertelde die politieagent u nog meer?’
‘Die schacht is nooit gebruikt door de nazi’s. Er zijn geen springstoffen in aangebracht. Toch is dit de tweede explosie daar in drie jaar.’
‘Wat wil dat zeggen?’
‘Dat er iets heel vreemds gaande is.’

Paul verliet het ziekenhuis en kon met een politieauto meerijden naar Warthberg. Pannik vergezelde hem. Als inspecteur van de rijkspolitie had hij enige status en privileges.

‘Net als uw fbi,’ zei Pannik, ‘werk ik in het hele land voor de politiemacht. De plaatselijke korpsen werken altijd met ons samen.’
Rachel had hun verteld dat Knoll twee kamers had in de Goldene Krone. Panniks politiepenning verschafte hem onmiddellijk toegang tot Rachels kamer, waar alles opgeruimd, het bed opgemaakt en de koffer weg was. Ook Knolls kamer was leeg. Er was nergens een kastanjebruine Volvo te bekennen.
‘Herr Knoll is vanmorgen vertrokken,’ zei de hoteleigenaar. ‘Betaalde voor beide kamers en vertrok.’
‘Hoe laat?’
‘Ongeveer halfelf.’
‘U hebt niets gehoord over de ontploffing?’
‘Er vinden veel explosies plaats in de mijnen, inspecteur. Ik let er niet zo op wie erbij betrokken zijn.’
‘Hebt u Knoll vanmorgen terug zien komen?’
De man schudde het kalende hoofd. Ze bedankten de eigenaar en liepen naar buiten.
Hij zei tegen Pannik: ‘Knoll heeft een voorsprong van vijf uur, maar misschien kunnen we door middel van een radiobericht de auto opsporen.’
‘Herr Knoll interesseert me niet,’ zei Pannik. ‘Zijn ergste overtreding tot dusver is verboden terrein betreden.’
‘Hij heeft Rachel in die mijn aan haar lot overgelaten.’
‘Dat is evenmin een misdaad. Het is die vrouw die ik zoek. Een moordenares.’
Pannik had gelijk. Hij besefte dat de inspecteur in een lastig parket zat. Geen nauwkeurige beschrijving. Geen echte naam. Geen tastbaar bewijsmateriaal. Geen achtergrondinformatie. Helemaal niets.
‘Enig idee waar u moet zoeken?’ vroeg hij.
Pannik staarde uit het raam naar het stille dorpsplein. ‘Nein, Herr Cutler. Geen enkel.’


DRIEËNDERTIG

Kasteel Loukov, Tsjechië 17.10 uur


Suzanne nam de tinnen drinkbeker van Ernst Loring aan en nestelde zich behaaglijk in een Empire-stoel.Haar werkgever leek ingenomen met het verslag. Ze zei:‘Ik ben een halfuur ter plekke gebleven en ben pas vertrokken toen de autoriteiten arriveerden. Er is niemand uit de mijnschacht gekomen.’

‘Ik zal morgen onder een of ander voorwendsel contact opnemen met Fellner. Misschien zegt hij het als Christian iets is overkomen.’
Ze nipte van haar wijn, tevreden over de bezigheden van die dag. Ze was van Midden-Duitsland rechtstreeks naar Tsjechië gereden, de grens overgestoken, en had zich zuidwaarts naar Lorings landgoed gespoed. De driehonderd kilometer waren een ontspannen rit van tweeënhalf uur geweest met de Porsche.
‘Erg slim om Christian op die manier om de tuin te leiden,’ zei Loring. ‘Hij laat zich gewoonlijk moeilijk bij de neus nemen.’
‘Hij was te gretig. Maar ik moet zeggen dat Chapaev volkomen overtuigend was.’ Ze nam nog een teugje wijn. De fruitige jaargang kwam van Lorings eigen wijngaard.‘Jammer. de oude man was toegewijd. Hij heeft lange tijd zijn mond gehouden. Helaas moest ik hem wel tot zwijgen brengen.’
‘Goed dat je het kind ongedeerd liet.’
‘Ik vermoord geen kinderen. De jongen wist niets meer dan de andere getuigen op de markt zouden vertellen. Hij was het machtsmiddel waarmee ik de oude man kon laten doen wat ik wilde.’
Lorings gelaatsuitdrukking was somber, vermoeid. ‘Ik vraag me af wanneer er een einde aan zal komen. We schijnen om de paar jaar aandacht aan deze zaak te moeten besteden.’
‘Ik heb de brieven gelezen. Chapaev konden we gewoon niet in leven laten. Meer onzekere factoren die uiteindelijk tot problemen zouden hebben geleid.’
‘Helaas, drahá, heb je gelijk.’
‘Bent u iets meer te weten gekomen uit Sint-Petersburg?’
‘Alleen dat Christian inderdaad opnieuw de archieven van de raad heeft bezocht. Hij merkte mijn vaders naam op in een document dat Knoll las. Het was echter verdwenen toen hij het na Knolls vertrek wilde nakijken.’
‘Goed dat Knoll geen probleem meer is. Nu Borya en Chapaev niet meer leven, zou alles veilig moeten zijn.’
‘Jammer genoeg niet,’ zei Loring.‘Er is nog een probleem.’
Ze zette haar glas neer.‘Wat?’
‘Ze zijn met opgravingen begonnen bij Stod. Een Amerikaanse ondernemer op zoek naar kostbaarheden.’
‘Mensen weten blijkbaar niet van opgeven.’
‘De verlokking is te bedwelmend. Moeilijk om met zekerheid te zeggen of deze nieuwste poging de juiste grot betreft. Helaas kunnen we dat op geen enkele manier te weten komen voordat de grot is onderzocht. Ik weet alleen dat hij globaal in het goede gebied zit.’
‘Hebben we een informant?’
‘Informatie uit de eerste hand. Hij heeft me op de hoogte gehouden, maar zelfs hij weet het niet zeker. Jammer genoeg heeft vader die specifieke informatie voor zich gehouden... zelfs zijn zoon niet vertrouwd.’
‘Wilt u dat ik erheen reis?’
‘Graag. Houd alles in de gaten. Mijn informant is betrouwbaar, maar hebzuchtig. Hij eist te veel en ik kan niet tegen hebzucht, zoals je weet. Hij verwacht dat een vrouw contact met hem opneemt. Mijn persoonlijke secretaresse is de enige die tot dusver met hem heeft gesproken, en dat alleen telefonisch. De informant weet niets van mij. Hij zal van Margarethe horen wie je bent. Zorg, als er iets wordt gevonden, dat je het in de hand houdt. Geen enkel spoor mag naar buiten leiden. Als de locatie loos alarm blijkt, laat het dan zitten en elimineer desgewenst de informant. Maar laten we het moorden alsjeblieft zo veel mogelijk proberen te beperken.’
Ze wist wat hij bedoelde.‘Ik had geen keus bij Chapaev.’
‘Ik begrijp het, drahá, en ik stel je inspanningen op prijs. Hopelijk zal dat dodelijk slachtoffer het einde betekenen van de zogenaamde vloek van de Amberzaal.’
‘En de twee anderen.’
De oude man grinnikte.‘Christian en Rachel Cutler?’
Ze knikte.
‘Ik geloof dat je tevreden bent over je inspanningen. Vreemd, ik dacht dat ik onlangs een zekere aarzeling bespeurde met betrekking tot Christian. Je voelde enige aantrekkingskracht misschien?’
Ze hief de drinkbeker en toastte op haar werkgever.‘Daar kan ik wel buiten.’

Knoll reed met hoge snelheid zuidwaarts naar Füssen. Er was te veel politie in en rond Kehlheim om daar te overnachten. Hij was Warthberg ontvlucht en naar de Alpen in het zuiden teruggereden om met Danja Chapaev te spreken, en kwam er toen achter dat de oude man de nacht tevoren was vermoord. De politie was op zoek naar een vrouw die gisteren de weg naar Chapaevs huis had gevraagd en samen met diens kleinzoon het marktplein had verlaten. Haar identiteit was onbekend. Maar niet voor hem.

Suzanne Danzer.
Wie anders? Op de een of andere manier had ze het spoor gevonden en Chapaev eerder bereikt dan zij. Alle informatie die Chapaev zo royaal had verstrekt, kwam van haar. Het leed geen twijfel. Hij was in een valstrik gelokt en bijna omgekomen.
Hij wist nog wat Juvenalis had gezegd in zijn Satires: ‘Wraak is het grote genoegen van een kleingeestig en bekrompen mens. Het bewijs hiervan is dat niemand méér van wraak geniet dan een vrouw.’
Klopt. Maar hij gaf de voorkeur aan Byron: ‘Mannen beminnen in haast maar nemen de tijd om te verfoeien.’
Wacht maar, de poppen zouden aan het dansen zijn wanneer hun wegen elkaar weer kruisten. De volgende keer zou hij haar vóór zijn. Hij zou klaarstaan.
De smalle straten van Füssen krioelden van toeristen die op Lodewijks Kasteel ten zuiden van de stad af kwamen. Het was eenvoudig om op te gaan in de avondspits van feestvierders, op zoek naar eten en sterkedrank, in de drukke cafés. Hij wachtte een halfuur en at in een van de rustigste etablissementen, luisterend naar de verrukkelijke kamermuziek van een zomerconcert die hem vanaf de overkant van de straat bereikte. Daarna vond hij een telefooncel bij zijn hotel en belde Burg Herz. Franz Fellner nam op.
‘Ik hoorde iets over een explosie in de bergen vandaag. Een vrouw is gered en ze zoeken nog naar de man.’
‘Ze zullen me niet vinden,’ zei hij. ‘Het was een valstrik.’ Hij vertelde Fellner wat er was gebeurd sinds hij uit Atlanta was vertrokken tot het moment dat hij hoorde dat Chapaev was vermoord.‘Interessant dat Rachel Cutler het misschien heeft overleefd. Maar dat is niet van belang. Ze gaat beslist terug naar Atlanta. Ze heeft niets essentieels over me te melden.’
‘Weet je zeker dat Suzanne erbij betrokken is?’
‘Op de een of andere manier is ze me voor geweest.’
Fellner grinnikte.‘Je bent toch niet oud aan het worden, Christian?’
‘Ik ben niet voorzichtig genoeg geweest.’
‘Verwaandheid is een betere verklaring,’ zei Monika plotseling. Ze luisterde klaarblijkelijk mee op een ander toestel.
‘Ik vroeg me al af waar je bleef.’
‘Je liep waarschijnlijk te dromen hoe je haar zou gaan neuken.’ ‘Wat een geluk dat ik jou heb om me aan al mijn tekortkomingen te herinneren.’
Monika lachte.‘De helft van de lol die ik aan dit alles beleef, Christian, is te observeren hoe je te werk gaat.’
Hij zei:‘Het lijkt erop dat dit spoor nu is vastgelopen. Kan ik me misschien niet beter met andere acquisities gaan bezighouden?’
‘Vertel het hem, kind,’ zei Fellner.
‘Een Amerikaan, Wayland McKoy, is in de buurt van Stod aan het graven. Beweert dat hij de kunst uit het museum van Berlijn zal vinden, misschien wel de Amberzaal. Hij heeft dit met enig succes eerder gedaan. Trek het voor de zekerheid na. Op zijn minst levert het je misschien wat goede informatie op, wellicht een nieuwe aanwinst.’
‘Is deze opgraving algemeen bekend?’
‘Het staat in de plaatselijke kranten en cnn International besteedde er verscheidene malen aandacht aan,’ zei Monika.
‘We wisten er al van voordat je naar Atlanta afreisde,’ zei Fellner,‘maar vonden dat Borya wel een spoedonderzoek waard was.’
‘Is Loring in deze nieuwe opgraving geïnteresseerd?’ vroeg hij.
‘Hij lijkt geïnteresseerd in alle andere dingen die we doen,’ zei Monika.
‘Je hoopt dat Suzanne eropaf wordt gestuurd?’ vroeg Fellner.
‘Dat kun je wel zeggen, ja.’
‘Goede jacht, Christian.’
‘Bedankt, Herr Fellner, en stel Loring niet teleur als hij opbelt om erachter te komen of ik dood ben.’
‘Een beetje anonimiteit nodig?’
‘Dat zou geen kwaad kunnen.’


VIERENDERTIG

Warthberg, Duitsland

 20.45 uur


Rachel slenterde het restaurant binnen en liep met Paul naar een tafel, genietend van de warme lucht waarin een zweem van kruidnagel en knoflook hing. Ze was uitgehongerd en voelde zich beter. De grote zwachtel uit het ziekenhuis was vervangen door wat verbandgaas met tape aan de zijkant van haar hoofd. Ze droeg een katoenen broek en een bloes met lange mouwen, die Paul in een plaatselijke winkel had gekocht omdat de haveloze kleren van die ochtend niet meer bruikbaar waren.

Paul had haar twee uur geleden opgehaald in het ziekenhuis. Ze voelde zich goed en had alleen nog een buil op haar hoofd en wat snijwonden en schrammen. Ze had de dokter beloofd het de komende paar dagen rustig aan te doen, en Paul had hem verteld dat ze hoe dan ook teruggingen naar Atlanta.

Een ober kwam naar hen toe en Paul vroeg wat voor wijn ze wilde drinken. ‘Een goede rode zou lekker zijn. Iets plaatselijks,’ zei ze, zich het etentje met

Knoll gisteravond herinnerend.
De ober liep weg.
‘Ik heb de luchtvaartmaatschappij gebeld,’ zei Paul. ‘Morgen vertrekt er

een vlucht uit Frankfurt. Pannik zei dat hij ons naar de luchthaven kon laten brengen.’
‘Waar is de inspecteur?’
‘Teruggegaan naar Kehlheim om te zien hoe het staat met het onderzoek naar Chapaev. Hij heeft een telefoonnummer achtergelaten.’
‘Ik kan niet geloven dat al mijn spullen weg zijn.’
‘Knoll wilde klaarblijkelijk dat er niets achterbleef waarmee ze je zouden kunnen opsporen.’
‘Hij leek zo oprecht. Charmant zelfs.’
Paul leek de bekoring in haar stem te horen.‘Mocht je hem?’
‘Hij was interessant. Zei dat hij een kunstverzamelaar was die op zoek was naar de Amberzaal.’
‘Dat spreekt je aan?’
‘Kom, Paul. Vind je niet dat we een alledaags leven leiden? Werken en naar huis. Sta er eens bij stil. De wereld rond reizen, zoekend naar verdwenen kunst, dat zou iedereen toch opwindend vinden.’
‘De man liet je aan je lot over.’
Haar gezicht verstrakte. Die toon deed het hem elke keer weer. ‘Maar hij heeft ook mijn leven gered in München.’
‘Ik had direct al met je mee moeten gaan.’
‘Daar heb ik toch niet om gevraagd?’ Haar irritatie nam toe. Waarom gebeurde dat zo gemakkelijk? Paul wilde alleen maar helpen.
‘Nee, je hebt het niet gevraagd. Maar ik had toch moeten meegaan.’
Ze was verbaasd over zijn reactie op Knoll. Moeilijk te zeggen of hij jaloers was of bezorgd.
‘We moeten naar huis,’ zei hij. ‘We hebben hier niets meer te zoeken. Ik maak me zorgen over de kinderen. Ik zie Chapaevs lijk nog voor me.’
‘Je gelooft dat de vrouw die bij jou op bezoek kwam Chapaev heeft vermoord?’
‘Wie weet? Maar ze wist in elk geval waar ze moest zoeken, door mij.’
Dit leek het juiste moment.‘Laten we blijven, Paul.’
‘Hè?’
‘Laten we blijven.’
‘Rachel, heb je je les niet geleerd? Mensen sterven. We moeten hier vandaan voordat wij het zijn. Je hebt vandaag geluk gehad. Vertrouw daar niet te veel op. Dit is geen avonturenroman. Het is echt. Het zou dwaasheid zijn. Nazi’s. Russen. Dit gaat onze macht te boven.’
‘Paul, papa moet iets hebben geweten. Chapaev ook. We zijn het hun verschuldigd het te proberen.’
‘Wat te proberen?’
‘Er is nog één spoor dat we kunnen volgen. Denk aan Wayland McKoy. Knoll vertelde me dat Stod niet ver hiervandaan ligt. Hij weet misschien iets. Papa was geïnteresseerd in wat hij deed.’
‘Laat het rusten, Rachel.’
‘Wat kan het voor kwaad?’
‘Dat zei je ook toen je Chapaev wilde gaan zoeken.’
Ze schoof haar stoel naar achteren en stond op. ‘Dat is niet fair.’ Ze sprak met stemverheffing. ‘Als je naar huis wilt, ga maar. Ik ga met Wayland McKoy praten.’
Enkele andere eters begonnen op te kijken. Ze hoopte dat niemand van hen Engels verstond. Pauls gezicht vertoonde de normale berustende uitdrukking. Hij had nooit goed geweten wat hij met haar aan moest. Het was een van hun problemen. Onstuimigheid was hem vreemd. Hij was een nauwgezet planner. Geen detail te klein. Niet obsessief. Alleen consequent. Had hij ooit iets spontaans gedaan in zijn leven? Ja, hij was als bij ingeving hierheen gevlogen. En ze hoopte dat dat iets betekende.
‘Ga zitten, Rachel,’ zei hij zacht.‘Kunnen we deze ene keer iets rationeel bespreken?’
Ze ging zitten. Ze wilde dat hij bleef, maar zou het nooit toegeven.
‘Rachel, de afgelopen twee dagen zijn twee mensen uit het niets opgedoken, allebei op zoek naar hetzelfde, de één mogelijk een moordenaar, de ander hardvochtig genoeg om je voor dood achter te laten. Karol is er niet meer. Chapaev evenmin. Je vader is misschien vermoord. Je was daar verschrikkelijk achterdochtig over voordat je hierheen kwam.’
‘Dat ben ik nog steeds en dat speelt hier mee. Net als jouw ouders. Ook zij waren misschien slachtoffers.’
Ze kon zijn geest bijna horen kraken. Keuzen afwegen. Het volgende argument bedenken om haar ervan te overtuigen met hem mee naar huis te gaan.
‘Goed,’ zei hij.‘We gaan naar McKoy.’
‘Echt waar?’
‘Ik lijk wel gek. Maar ik ben niet van plan je hier alleen te laten.’
Ze leunde naar voren en kneep in zijn hand.‘Jij past op mij en ik pas op jou. Oké?’
Hij grinnikte.‘Ja, goed.’
‘Papa zou trots zijn.’
‘Je vader draait zich waarschijnlijk om in zijn graf. We negeren alles wat hij wilde.’
De ober kwam eraan met de wijn en schonk twee glazen in. Ze hief haar glas. ‘Op succes.’
Hij beantwoordde de toast.‘Succes.’
Ze nipte van de wijn, tevreden dat Paul bleef. Maar weer flitste dat beeld door haar hoofd. Wat ze zag toen haar zaklamp een seconde voor de ontploffing Christian Knoll bescheen. Het lemmet van een mes, glinsterend in zijn hand.
Toch had ze niets tegen Paul of inspecteur Pannik gezegd. Hun reactie was gemakkelijk te voorspellen, vooral die van Paul.
Ze keek naar haar ex-man, dacht aan haar vader en Chapaev, en dacht aan de kinderen.
Deed ze er verstandig aan?