EENENTWINTIG
donderdag 15 mei, 10.15 uur
Knoll vertrok uit zijn hotel en nam een Marta-trein naar het gerechtsgebouw van Fulton County. Het document met kgb-informatie dat hij uit het archievenmagazijn van Sint-Petersburg had gegapt, gaf aan dat Rachel Cutler advocaat was en vermeldde een kantooradres. Uit een bezoek aan het advocatenbureau de dag ervoor bleek echter dat ze vier jaar eerder bij het bureau was weggegaan, nadat ze tot rechter van een hogere rechtbank was benoemd. De receptioniste was meer dan beleefd geweest en had hem het nieuwe telefoonnummer en de nieuwe locatie in het gerechtsgebouw verteld. Hij besloot dat een telefoontje misschien een afwijzing zou opleveren. Een onaangekondigd persoonlijk bezoek leek de beste aanpak.
Er waren vijf dagen verstreken sinds hij Karol Borya had vermoord. Hij
moest zich ervan vergewissen of de dochter iets van de Amberzaal wist. Misschien had haar vader in de loop der jaren iets gezegd. Misschien wist ze van Chapaev. Het was nogal een gok, maar hij raakte snel door zijn aanknopingspunten heen en hij mocht geen enkele mogelijkheid onbenut laten. Een spoor dat eens veelbelovend had geleken, liep dood.
Hij stapte in een lift vol mensen en liet zich naar de vijfde verdieping van het gerechtsgebouw brengen. Aan weerskanten van de gangen bevonden zich overvolle gerechtszalen en drukke kantoren. Hij droeg het lichtgrijze colbert, het gestreepte overhemd en de lichtgele zijden stropdas die hij gisteren had gekocht in een herenkledingwinkel in een buitenwijk. Hij had de kleuren met opzet zacht en sober gehouden.
Hij duwde de glazen deuren open waarop Raadkamer van de edelachtbare Rachel Cutler stond en betrad een stil voorvertrek. Achter een bureau zat een zwarte vrouw van rond de dertig. Op het naambordje stond Sami Luffman. Hij zei in zijn beste Engels:‘Goedemorgen.’
De vrouw glimlachte en beantwoordde de
groet.
‘Ik heet Christian Knoll.’ Hij overhandigde haar een naamkaartje,
zo een als hij ook bij Pietro Caproni had gebruikt, alleen stond op
dit kaartje slechts ‘kunstverzamelaar’, niet ‘lid van de academie’,
en bevatte het geen adres.‘Ik vroeg me af of ik de edelachtbare zou
kunnen spreken?’
De vrouw nam het kaartje aan. ‘Het spijt me,
rechter Cutler is er vandaag niet.’
‘Het is heel belangrijk dat ik haar spreek.’
‘Mag ik vragen of het een zaak betreft die hier in onze rechtbank
wordt behandeld?’
Hij schudde het hoofd, hartelijk en onschuldig.‘In het geheel niet.
Het is een persoonlijke kwestie.’
‘De vader van de rechter is vorige week overleden en...’
‘O, dat spijt me zeer,’ zei hij met geveinsde emotie.‘Echt
vreselijk.’
‘Ja, het was afschuwelijk. Ze is erg overstuur en besloot een poos
vrij te nemen.’
‘Dat is bijzonder jammer, zowel voor haar als voor mij. Ik ben maar
tot morgen in de stad en hoopte vóór mijn vertrek met rechter
Cutler te kunnen spreken. Zou u misschien een boodschap kunnen
doorgeven, zodat ze mij in mijn hotel kan bellen?’
De secretaresse leek over het verzoek na te denken, en hij benutte
het moment om een ingelijste foto op het behang achter haar te
bestuderen. Een vrouw stond met de rechterarm opgeheven, alsof ze
een eed aflegde, tegenover een man. Ze had donkerbruin haar tot op
de schouders, een wipneus en felle ogen. Ze droeg een zwarte jurk,
zodat het moeilijk te beoordelen was wat ze voor figuur had, maar
ze leek slank. Een zweem rouge vormde een blos op haar gladde
wangen, en haar flauwe glimlach leek bij de plechtige situatie te
passen. Hij gebaarde naar de foto.‘Rechter Cutler?’
‘Ja, toen ze werd beëdigd, vier jaar geleden.’
Het was hetzelfde gezicht dat hij ook op de begrafenis van Karol
Borya, dinsdag, had gezien, toen de vrouw voor de andere rouwenden
stond en de armen om twee kleine kinderen, een jongen en een
meisje, sloeg.
‘Ik kan rechter Cutler wel uw boodschap doorgeven, maar ik weet
niet of ze contact met u zal opnemen.’
‘Waarom zou ze dat niet doen?’
‘Ze vertrekt later op de dag uit de stad.’
‘Een grote reis?’
‘Ze gaat naar Duitsland.’
‘Een geweldig land.’ Hij moest weten waar ze heen ging, en
probeerde dus drie aankomstlocaties.‘Berlijn is prachtig deze tijd
van het jaar. Net als Frankfurt en München.’
‘Ze gaat naar München.’
‘Ah, een magische stad. Misschien doet het haar goed bij haar
verdriet.’ ‘Ik hoop het.’
Hij wist genoeg.‘Ik dank u wel, mevrouw Luffman. U bent heel
behulpzaam geweest. Hier is de informatie over mijn hotel.’ Hij
verzon een verblijfplaats en kamernummer, contact was nu niet meer
nodig.‘Wilt u rechter Cutler doorgeven dat ik hier ben
geweest?’
‘Ik zal mijn best doen,’ zei ze.
Hij draaide zich om om weg te gaan, maar wierp nog een blik op de
ingelijste foto aan de muur en etste zo het beeld van Rachel Cutler
in zijn geest. Hij verliet de vijfde verdieping en daalde af naar
de begane grond. Een muur was voorzien van een reeks munttelefoons.
Hij liep erheen en belde overzee naar Franz Fellner in diens
studeerkamer. Het was bijna vijf uur ’s middags in Duitsland. Hij
was er niet zeker van wie er zou opnemen, of zelfs aan wie hij nu
verantwoording moest afleggen. Er was duidelijk een machtswisseling
gaande, Fellner trok zich geleidelijk terug terwijl Monika de
touwtjes in handen nam. De oude man was echter niet het type dat
gemakkelijk dingen losliet, vooral niet nu er zoiets als de
Amberzaal op het spel stond.
‘Guten Tag,’ antwoordde Monika nadat de telefoon twee keer was
overgegaan.
‘Bent u de dienstdoende secretaresse vandaag?’ vroeg hij in het
Duits.
‘Het werd tijd dat je iets liet horen. Het is al een week geleden.
Enig succes?’
‘Even voor de duidelijkheid. Ik ben geen schooljongen die zich moet
melden. Geef me een opdracht en laat me met rust. Ik bel als het
nodig is.’
‘Prikkelbaar, hè?’
‘Ik heb geen supervisie nodig.’
‘Daar zal ik je aan herinneren als je weer tussen mijn benen
ligt.’
Hij glimlachte. Moeilijk om haar bakzeil te laten halen.‘Ik heb
Borya gevonden. Hij zei dat hij niets wist.’
‘En jij geloofde hem?’
‘Zei ik dat?’
‘Hij is zeker dood?’
‘Een tragische val van de trap.’
‘Vader zal hier niet blij mee zijn.’
‘Ik dacht dat jij de leiding had?’
‘Dat is ook zo. En eerlijk gezegd, maakt dat niet uit. Maar vader
heeft gelijk, je neemt te veel risico.’
‘Ik heb geen onnodig risico genomen.’
Hij was zelfs heel voorzichtig geweest. Had er bij zijn eerste
bezoek goed op gelet niets anders aan te raken dan het theeglas,
dat hij bij zijn tweede bezoek meenam. Toen hij terugkwam voor de
tweede visite, had hij handschoenen gedragen.
‘Ik heb de gedragslijn gekozen die onder de omstandigheden
noodzakelijk was.’
‘Wat deed hij? Kwetste hij je trots?’
Verbazingwekkend dat ze hem zelfs over een afstand van zevenduizend
kilometer doorzag. Hij had nooit beseft dat hij zo transparant
was.‘Dat is onbelangrijk.’
‘Op een dag ben je door je geluk heen, Christian.’
‘Je klinkt alsof je je op die dag verheugt.’
‘Niet echt. Je zult moeilijk te vervangen zijn.’
‘In welk opzicht?’
‘Elk opzicht, smeerlap die je bent.’
Hij glimlachte. Goed om te weten dat hij haar ook irriteerde.‘Ik
ben te weten gekomen dat Borya’s dochter op weg is naar München.
Misschien brengt ze een bezoek aan Chapaev.’
‘Hoe kom je daarbij?’
‘Door Borya’s ontwijkende antwoorden en door iets wat hij over de
panelen zei.’
Misschien beter dat ze zoek blijven.
‘De dochter is misschien gewoon op vakantie.’
‘Dat betwijfel ik. Te toevallig.’
‘Ga je achter haar aan?’
‘Vanmiddag. Eerst moet ik iets anders afhandelen.’
TWEEËNTWINTIG
Suzanne sloeg christian Knoll gade vanaf de tussenverdieping. Ze zat in een drukke wachtkamer, waarvan de glazen wand aan de buitenkant was gesjabloneerd met griffier, verkeersboetes. Ongeveer 75 mensen wachtten op hun beurt om naar een formica balie te lopen en dagvaardingen af te doen, het hele tafereel chaotisch, een muffe geur van sigarettenrook ondanks verscheidene bordjes met niet roken.
Ze had Knoll sinds zaterdag gevolgd. Maandag had hij twee uitstapjes gemaakt naar het Grote Museum der Kunsten en één naar een kantoorgebouw in het centrum van Atlanta. Dinsdag had hij de begrafenis van Karol Borya bijgewoond. Ze had de plechtigheid aan het graf vanaf de overkant van de straat gadegeslagen. De dag ervoor had hij weinig gedaan, een uitstapje naar de openbare bibliotheek en een winkelcentrum, maar deze dag was hij al vroeg in de weer.
Haar korte blonde haar was weggestopt onder de bruinachtig rode haarstrengen van een pruik. Haar gezicht zat onder de een dikke laag make-up en haar ogen gingen schuil achter een goedkope zonnebril. Ze droeg strakke jeans, een kraagloze Atlanta Olympic-trui uit 1996 en tennisschoenen. Over haar schouder hing een goedkope zwarte tas. Ze ging volledig op in de massa, People-magazine open op schoot, terwijl haar ogen constant van de bladzijde naar de rij telefoons aan de overkant van de drukke tussenverdieping flitsten.
Vijf minuten eerder had ze Knoll gevolgd naar de vijfde verdieping en toegekeken terwijl hij de raadkamer van Rachel Cutler betrad. Ze herkende de naam en kende het verband. Knoll gaf klaarblijkelijk niet op en bracht nu naar alle waarschijnlijkheid rapport uit aan Monika Fellner over wat hij te weten was gekomen. Dat kreng zou beslist een probleem worden. Jong, agressief, wilde zichzelf bewijzen. Een waardige opvolgster van Franz Fellner. Een lastpost in meer dan één opzicht.
Knoll was niet lang in Rachel Cutlers kantoor gebleven, zeker niet lang genoeg om haar te spreken. Ze had zich teruggetrokken, bang dat hij haar aanwezigheid zou opmerken, onzeker of de vermomming doeltreffend zou zijn als camouflage. Ze had elke dag een ander ensemble gedragen en er goed op gelet niets aan te trekken wat hij zou kunnen herkennen. Knoll was goed. Verdomd goed. Gelukkig was zij beter.
Knoll hing op en liep naar de straat. Ze gooide het tijdschrift neer en volgde.
Knoll hield een taxi aan en ging terug naar zijn hotel. Hij had zaterdagavond in Borya’s huis iemands aanwezigheid gevoeld toen hij de oude man de nek had omgedraaid. Maar maandag, en elke dag daarna, had hij duidelijk Suzanne Danzer herkend. Ze had zich goed vermomd. Jaren praktijk hadden zijn vermogens echter gescherpt. Er ontging hem tegenwoordig weinig. Hij had haar bijna verwacht. Ernst Loring, Danzers werkgever, wilde de Amberzaal net zo graag als Fellner. Lorings vader Josef was bezeten geweest van amber en had een van de grootste particuliere verzamelingen ter wereld opgebouwd. Ernst had zowel de voorwerpen als zijn vaders begeerte geërfd. Vele malen had hij Loring horen oreren over het onderwerp, en had hij toegekeken terwijl objecten van amber werden geruild of werden gekocht van andere verzamelaars, onder wie Fellner. Danzer was beslist naar Atlanta gestuurd om te zien wat hij uitvoerde.
Maar hoe wist ze waar ze hem kon vinden?
Natuurlijk. De nieuwsgierige beambte in Sint-Petersburg. Wie anders? De idioot moest stiekem in het kgb-document hebben gekeken voordat hij het achteroverdrukte. Hij was beslist omgekocht en Loring was een van verscheidene waarschijnlijke weldoeners, de voornaamste kandidaat nu, aangezien Danzer er was, naar hij aannam al vanaf vrijdag.
De taxi stopte voor het Marriott en Knoll sprong eruit. Ergens achter hem hield Danzer hem beslist in het oog. Ze stond hier waarschijnlijk ook op de gastenlijst. De kans was groot dat ze een van de toiletten op de begane grond in zou duiken om haar vermomming aan te passen, pruik en andere accessoires te verwisselen, en misschien vlug naar boven te rennen om andere kleren aan te trekken, waarbij ze waarschijnlijk een van de piccolo’s of portiers betaalde om haar te waarschuwen als hij het gebouw zou verlaten.
Hij ging rechtstreeks naar zijn kamer op de
zeventiende verdieping. Eenmaal binnen belde hij het boekingsbureau
van Delta Airlines.
‘Ik wil van Atlanta naar München. Is er vandaag een
vlucht?’
Er werd op computertoetsen gedrukt.
‘Ja, meneer, er vertrekt een toestel om 14.35 uur. Een
rechtstreekse vlucht naar München.’
Hij moest zeker weten dat er geen andere vluchten waren.‘Gaat er
iets vroeger of later?’
Er werd weer op toetsen gedrukt.‘Niet bij ons.’
‘Een andere maatschappij misschien?’
Weer toetsen. ‘Dit is de enige rechtstreekse vlucht van Atlanta
naar München vandaag. Twee andere maatschappijen geven wel
aansluiting.’
Hij ging ervan uit dat ze de rechtstreekse vlucht had geboekt, geen
vliegreis naar New York, Parijs, Amsterdam of Frankfurt met een
overstap naar München. Hij bevestigde de boeking, hing op en pakte
snel zijn reistas. Hij moest zijn aankomst op het vliegveld exact
timen. Als Rachel Cutler niet op de vlucht zat die hij had genomen,
zou hij haar op een andere manier op het spoor moeten komen.
Misschien nadat ze haar bureau had opgebeld om haar secretaresse te
laten weten waar ze te bereiken was. Hij kon ook terugbellen, het
juiste telefoonnummer geven, en haar nieuwsgierigheid prikkelen tot
ze zijn telefoontje zou beantwoorden.
Hij liep naar beneden om te vertrekken. Het was druk in de lobby.
Mensen repten zich in alle richtingen. Hij merkte echter direct een
elfachtige brunette op die vijftig meter verder aan een tafel zat,
achter in een van de lounges die verspreid rond het centrale atrium
lagen. Zoals hij vermoedde had Danzer zich omgekleed. Een
perzikkleurig jumpsuit en een zonnebril, stijlvoller en donkerder
dan tevoren, waren in de plaats gekomen van de
grunge-uitrusting.
Hij betaalde de receptioniste voor de kamer en liep vervolgens naar
buiten om een taxi naar het vliegveld te nemen.
Suzanne keek naar de reistas. Vertrok Knoll? Ze had geen tijd om nog naar haar kamer te gaan. Ze zou hem moeten volgen om te zien waar hij heen ging. Dat was de reden waarom ze altijd weinig bagage had en niets inpakte wat ze kon missen of kon aanschaffen.
‘Ze stond op, liet vijf dollar op tafel achter voor een drankje waarvan ze maar twee keer had genipt, en liep door de draaideur de straat op.
Knoll stapte uit de taxi op Hartsfield International Airport en keek op zijn horloge: 13.25 uur. Hij had drie kwartier de tijd om Danzer te ontlopen en de gate te bereiken. Hij stak de chauffeur drie biljetten van tien dollar toe, vouwde de leren reistas over zijn rechterarm en marcheerde de zuidterminal in.
De rijen voor de Delta-ticketbalie waren lang. Hij moest Danzer verderop
in de terminal afschudden en liep dus rechtstreeks naar de elektronische incheckcel. De stiletto zat verborgen in zijn reistas, de enige veilige plek omdat het lemmet nooit door de metaaldetectors zou zijn gekomen. Hij kreeg zijn instapkaart en gaf zijn tas af, liep vervolgens langs een drukke veiligheidscontrolepost en liet zich door een lange roltrap naar het transportcentrum vervoeren. Vijftig meter achter achter hem weifelde Danzer. Precies zoals hij vermoedde was ze door zijn plotselinge vertrek overrompeld en had ze geen tijd gehad om haar vermomming te veranderen. Dezelfde donkerbruine pruik, perzikkleurige jumpsuit en donkere zonnebril als in het Marriott. Een beetje slordig voor haar doen. Ze had een reserve-uitrusting moeten meenemen. Iets waarmee ze, als vermomming het enige camouflagemiddel was dat ze gebruikte, haar uiterlijk kon variëren. Zelf gaf hij de voorkeur aan elektronische observatie. Die voorzag in de luxe van afstand tussen jager en prooi, waarbij het enige probleem het plaatsen van de doelzoeker was.
Onder aan de roltrap rende hij met de rest van de reizigers van die middag naar de automatische treinen. Honderden mensen liepen kriskras door het transportcentrum. Hij stapte in de voorste wagon van een trein en zag dat Danzer in de tweede stapte, waar ze vlak bij de deuren en voorste ramen plaatsnam zodat ze kon zien wat er vóór haar gebeurde. Hij kende de luchthaven goed. De treinen reden tussen zes hallen, waarbij de Internationale Hal het verste punt was. Bij de eerste halte, Hal A, stapte hij tegelijk met een honderdtal andere reizigers uit. Danzer vroeg zich beslist af wat hij aan het doen was, en ze kende Hartsfield zeker goed genoeg om te weten dat Hal A tot en met D niet voor internationale vluchten werden gebruikt. Misschien nam hij een binnenlandse vlucht naar een andere Amerikaanse stad, zou ze wellicht denken. Deed er niet toe. Hij wist dat ze hem zou volgen en waarschijnlijk al plannen aan het smeden was hoe ze het vliegtuig in en uit kon komen zonder door hem te worden opgemerkt.
Hij slenterde rond op het perron alsof hij op iemand wachtte. In plaats daarvan telde hij in stilte de seconden. Timing was essentieel. Ook Danzer wachtte, terwijl ze haar best deed ongeïnteresseerd te lijken en de menigte als schild gebruikte. Ze stond op vijftig meter afstand, ogenschijnlijk vol vertrouwen dat hij niets had gemerkt. Hij wachtte precies één minuut en liep daarna achter de menigte aan naar een roltrap.
De treden rolden langzaam omhoog.
Ze stegen dertig meter naar de drukke hal. Brede dakramen vier
verdiepingen hoger lieten de middagzon binnen. Een drie meter brede
getrapte strook aluminium scheidde de roltrap naar beneden van de
roltrap naar boven. Om de zes meter stond een plant van kunstzijde
als decoratie. De roltrap naar beneden, die naar het
transportcentrum leidde, was veel minder druk. Nergens waren
bewakingscamera’s of veiligheidsmensen te zien.
Hij wachtte op het exacte moment, greep de rubberen band van de
reling vast en sprong op de middenstrook, stapte om een bak met een
kunstzijden plant heen en landde op de roltrap naar beneden. Hij
ging nu de andere kant op en tikte bij het passeren van Danzer, bij
wijze van quasi-groet, even tegen zijn hoed.
De uitdrukking op haar gezicht sprak boekdelen.
Hij moest snel te werk gaan. Het zou niet lang duren voordat ze
hetzelfde deed als hij. Hij ontweek de weinige reizigers die op weg
waren naar beneden en rende naar de begane grond. Zijn timing was
perfect. Een trein denderde het station binnen, op weg naar de
volgende hal. De deuren gleden open. Een robotachtige stem riep
om:‘Gelieve de deuren vrij te houden en naar het midden van het
looppad te gaan.’ Mensen stroomden binnen. Hij keek even om en zag
Danzer over de middenstrook op de roltrap naar beneden springen,
met een beweging die net iets minder elegant was dan de zijne. Ze
struikelde, hervond toen haar evenwicht.
Hij stapte in de trein.
‘De deuren gaan nu dicht,’ kondigde de robotstem aan.
Danzer rende van de roltrap naar de trein, maar was te laat. De
deuren gleden dicht en de trein denderde het station uit.
Hij stapte uit de trein in de Internationale Hal. Danzer zou daar uiteindelijk ook komen, maar het instappen voor de vlucht naar München zou nu zeker zijn begonnen, en vond plaats op anderhalve kilometer van Hal A. Tegen de tijd dat ze hetzij door het transportcentrum rende, hetzij op de volgende trein wachtte, zou hij in de massa boven zijn opgegaan en bezig zijn met instappen.
De hal was kolossaal en bekend terrein. De grootste terminal voor internationale vluchten van Amerika. Vijf verdiepingen. Vierentwintig gates. Het zou zeker een uur in beslag nemen om door elke gate te lopen en die te controleren. Hij stapte de roltrap op en ging ermee naar boven. Overal hing dezelfde levendige oppervlakkige sfeer, alleen was hier en daar in nissen met vitrines een verscheidenheid van Mexicaanse, Egyptische en Fenicische kunst te zien. Niets extravagants of kostbaars, alleen gewone stukken met een plaquette waarop het uitlenende museum of de uitlenende verzamelaar in Atlanta was vermeld.
Boven aan de roltrap liep hij met een menigte mee naar rechts. De geur van koffie zweefde hem tegemoet vanuit een Starbucks-vestiging links van hem. Een massa mensen hing bij W.H. Smith rond om tijdschriften of kranten te kopen. Hij stond stil om het scherm met vertrektijden te bestuderen. In het komende halfuur zou een tiental vliegtuigen vanaf de gates vertrekken. Danzer kon op geen enkele manier weten óf hij in een vliegtuig zat, en zo ja in welk. Per slot van rekening had hij terug kunnen gaan naar de terminal, en was de truc met het inchecken van zijn tas misschien alleen een list geweest.
Hij zocht het scherm af voor de vlucht naar München, vond de gate en liep met grote passen door de hal. Toen hij aankwam, was het instappen voor de vlucht al begonnen.
Hij sloot bij de rij aan en zei, toen hij aan
de beurt was:‘Nog zitplaatsen beschikbaar in het
vliegtuig?’
De bediende concentreerde zich op het videoscherm.‘Nee, meneer,
alles vol.’
Nu had Danzer, zelfs als ze hem vond, geen enkele mogelijkheid om
hem te volgen. Hij hoopte dat alle passagiers zouden komen opdagen
en er geen standby-zitplaatsen zouden vrijkomen. Hij liep naar de
gate, met een dertigtal mensen voor zich. Hij keek naar de kop van
de rij en merkte een vrouw op met roodbruin haar tot op de
schouders, gekleed in een opvallend donkerblauw broekpak. Ze
overhandigde de bediende haar instapkaart en betrad de
loopbrug.
Hij herkende haar meteen.
Rachel Cutler.
Perfect.
DRIEËNTWINTIG
Atlanta, Georgia, vs vrijdag 16 mei,
9.15 uur
Suzanne slenterde het kantoor binnen. Paul Cutler stond op achter zijn extra grote notenhouten bureau en liep naar haar toe.
‘Ik stel het op prijs dat u er tijd voor uittrekt om me te ontvangen,’ zei ze. ‘Graag gedaan, mevrouw Myers.’ Cutler noemde de achternaam die ze aan
de receptioniste had doorgegeven. Ze wist dat Knoll graag zijn eigen naam gebruikte. Weer die arrogantie van hem. Zij gaf de voorkeur aan anonimiteit. En vermommingen. Minder kans dat ze een blijvende indruk zou achterlaten.
‘Zegt u maar Jo,’ zei ze.
Ze ging zitten op de stoel die hij haar aanbood en bestudeerde de advocaat van middelbare leeftijd. Hij was kort van stuk en mager, niet kaal, maar met dunnend lichtbruin haar. Hij droeg het gebruikelijke witte overhemd, de donkere broek en de zijden stropdas, maar bretels voegden er een zekere rijpheid aan toe. Hij schonk haar een ontwapenende glimlach en zijn fonkelende leigrijze ogen bevielen haar. Hij leek bedeesd en pretentieloos, iemand die wel te charmeren was, zo besloot ze al snel.
Gelukkig was ze erop gekleed. Ze droeg een kastanjekleurige pruik. Bruine contactlenzen gaven kleur aan haar ogen. Een gouden montuur met achthoekige heldere brillenglazen versterkte de illusie. De crêpe rok en het jasje met dubbele rij knopen en spitse revers, de dag ervoor gekocht bij Victoria’s Secret, gaven haar iets typisch vrouwelijks, en moesten de aandacht van haar gezicht afleiden. Toen ze zat, sloeg ze haar benen over elkaar, waarbij ze langzaam meer van haar zwarte kousen liet zien, en ze probeerde wat meer te glimlachen dan gewoonlijk.
‘Bent u kunstonderzoekster?’ vroeg Cutler.‘Moet interessant werk zijn.’ ‘Dat kan het zijn. Maar ik ben er zeker van dat uw werk even uitdagend is.’ Ze nam snel het decor van de kamer op. Boven een leren sofa hing een ingelijste Winslow-reproductie, met aan weerszijden een aquarel van Kupka. Een andere wand hing vol diploma’s, lidmaatschappen van beroepsorganisaties en prijzen. Amerikaanse Orde van Advocaten, Genootschap van Erfrecht-advocaten. Advocatenvereniging van Georgia. Twee kleurenfoto’s waren ogenschijnlijk gemaakt in wat een wetgevende kamer leek, Cutler die een oudere man een hand geeft.
Ze gebaarde naar de kunst.‘Een kenner?’
‘Nauwelijks. Ik verzamel een beetje. Ik ben echter wel werkzaam bij ons
Groot Museum.’
‘Daar zult u veel plezier aan beleven.’
‘Kunst is belangrijk voor me.’
‘Is dat de reden dat u ermee instemde me te ontmoeten?’
‘Ja, en gewoon nieuwsgierigheid.’
Ze besloot terzake te komen.‘Ik ben een poosje geleden het
gerechtsgebouw
van Fulton County binnengelopen. De secretaresse van het bureau van uw exvrouw liet me weten dat rechter Cutler op reis was. Ze wilde me niet vertellen waar ze heen was gegaan en stelde voor dat ik met u zou gaan praten.’
‘Dawn belde me kortgeleden op en zei dat het te
maken had met mijn gewezen schoonvader?’
‘Ja, dat is zo. De secretaresse van rechter Cutler verklaarde dat
er gisteren een man was geweest die op zoek was naar uw ex-vrouw.
Een grote, blonde Europeaan. Hij gebruikte de naam Christian Knoll.
Ik heb Knoll de hele week geschaduwd, maar gistermiddag raakte ik
hem kwijt op de luchthaven. Ik heb het vermoeden dat hij rechter
Cutler volgt.’
Op het gezicht van haar gastheer verscheen een bezorgde
uitdrukking. Uitstekend. Ze had goed geraden.
‘Waarom zou deze heer Knoll Rachel volgen?’
Haar openhartigheid was een gok. Misschien zou angst hem minder
behoedzaam maken en kon ze er precies achter komen waar Rachel
Cutler heen was gegaan. ‘Knoll was hier in Atlanta om met Karol
Borya te praten.’ Ze besloot er met geen woord over te spreken dat
Knoll verleden zaterdagavond daadwerkelijk met Borya had gepraat.
Het was niet nodig te veel verband te leggen. ‘Hij moet te weten
zijn gekomen dat Borya was overleden en op zoek zijn gegaan naar de
dochter. Het is de enige logische verklaring voor het feit dat hij
naar haar bureau is gegaan.’
‘Hoe kon hij, of kunt u, iets weten van Karol?’
‘U moet weten wat meneer Borya deed toen hij sovjetburger
was.’
‘Dat heeft hij ons verteld. Maar hoe weet u het?’
‘De archieven van de raad waar meneer Borya eens voor heeft gewerkt
zijn nu openbaar in Rusland. Het bestuderen van de geschiedenis is
nu gemakkelijk. Knoll is op zoek naar de Amberzaal en hoopte
waarschijnlijk dat Borya er iets van wist.’
‘Maar hoe wist hij waar Karol was?’
‘Verleden week onderzocht Knoll archieven in een magazijn in
Sint-Petersburg. Deze mogen pas sinds kort worden ingezien. Daar
heeft hij de informatie vandaan.’
‘Dat verklaart nog niet waarom u hier bent.’
‘Ik heb Knoll gevolgd, zoals ik al aangaf.’
‘Hoe wist u dat Karol is gestorven?’
‘Ik wist het pas toen ik maandag in de stad aankwam.’
‘Mevrouw Myers, vanwaar al die belangstelling voor de Amberzaal? We
hebben het over iets wat meer dan vijftig jaar zoek is. Denkt u
niet dat het ondertussen gevonden zou zijn, als er iets te vinden
is?’
‘Ik ben het met u eens, meneer Cutler. Maar Christian Knoll denkt
er anders over.’
‘U zei dat u hem gisteren op de luchthaven kwijt bent geraakt.
Waarom denkt u dat hij Rachel volgt?’
‘Gewoon een gevoel. Ik heb alle hallen afgezocht, maar kon hem
nergens vinden. Ik merkte op dat binnen enkele minuten nadat ik
Knoll uit het oog was verloren verscheidene internationale vluchten
vertrokken. De eerste ging naar München. De tweede naar Parijs. De
derde naar Frankfurt.’
‘Ze zat in het vliegtuig naar München,’ zei hij.
Klaarblijkelijk begon Pauls hart warmer voor haar te kloppen. Begon
hij haar te vertrouwen. Te geloven. Ze besloot gebruik te maken van
het moment.‘Waarom gaat rechter Cutler zo kort nadat haar vader is
overleden naar München?’
‘Haar vader liet haar een brief over de Amberzaal na.’
Dit was het moment om aan te dringen. ‘Meneer Cutler, Christian
Knoll is een gevaarlijk man. Wanneer hij op iets uit is, laat hij
zich door niets weerhouden. Ik wil wedden dat hij ook in dat
vliegtuig naar München zat. Het is belangrijk dat ik met uw
ex-vrouw spreek. Weet u in welk hotel ze zit?’
‘Ze zei dat ze daarvandaan op zou bellen, maar ik heb niets van
haar gehoord.’
In zijn woorden klonk bezorgdheid. Ze keek op haar horloge. ‘Het is
bijna halfvier in München.’
‘Ik dacht hetzelfde voor uw komst.’
‘Weet u wat haar bestemming was?’ Hij gaf geen antwoord. Ze drong
verder aan.‘Ik besef dat ik een vreemde voor u ben. Maar ik
verzeker u dat ik een vriend ben. Ik moet Christian Knoll vinden.
Ik kan om redenen van vertrouwelijkheid niet in details treden,
maar ik ben ervan overtuigd dat hij uw ex-vrouw zoekt.’ ‘Dan lijkt
me dat ik contact moet opnemen met de politie.’
‘Knoll is van geen enkel belang voor de plaatselijke
wetshandhavers. Dit is een zaak voor de internationale
autoriteiten.’
Hij aarzelde, alsof hij over haar woorden nadacht, de mogelijkheden
afwoog. De politie inschakelen zou tijd kosten. Europese instanties
erbij betrekken nog meer tijd. Zij was er nu, en was bereid om iets
te ondernemen. Het zou een gemakkelijke keuze moeten zijn, en het
verbaasde haar niet dat hij die maakte.
‘Ze is naar Beieren gegaan om een man te zoeken die Chapaev heet.
Hij woont in Kehlheim.’
‘Wie is Chapaev?’ vroeg ze onschuldig.
‘Een vriend van Karol. Ze werkten jaren geleden samen voor de raad.
Rachel dacht dat Chapaev misschien iets wist van de
Amberzaal.’
‘Waarom dacht ze dat?’
Hij trok een bureaula open en haalde er een bundel brieven uit. Hij
gaf haar die.‘Kijk zelf maar. Daar staat het allemaal
in.’
Ze nam een paar minuten de tijd en inspecteerde elke brief. Niets
definitiefs of specifieks, enkel zinspelingen op wat de twee
misschien hadden geweten of vermoed. Genoeg echter om haar bezorgd
te maken. Het stond nu buiten kijf dat ze moest voorkomen dat Knoll
zou gaan samenwerken met Rachel Cutler. Want dat was wat de
smeerlap van plan was. Hij was niets wijzer geworden van de vader,
dus smeet hij hem van de trap en besloot de dochter in te palmen om
te zien wat hij van haar te weten kon komen. Ze stond op.‘Ik stel
de informatie op prijs, meneer Cutler. Ik zal zien of uw ex-vrouw
in München kan worden opgespoord. Ik ken mensen daar.’ Ze stak haar
hand uit voor een handdruk. ‘Bedankt voor de moeite.’
Cutler stond op en accepteerde het gebaar. ‘Ik stel uw bezoek en de
waarschuwing op prijs, mevrouw Myers. Maar u hebt helemaal niet
gezegd wat úw belang is.’
‘Dat mag ik niet onthullen, maar de heer Knoll wordt gezocht in
verband met enkele ernstige tenlasteleggingen.’
‘Bent u van de politie?’
‘Privé-detective, in de arm genomen om Knoll op te sporen. Ik werk
vanuit Londen.’
‘Vreemd. Uw accent klinkt eerder Oost-Europees dan
Brits.’
Ze glimlachte.‘Volkomen juist. Oorspronkelijk kom ik uit
Praag.’
‘Kunt u een telefoonnummer achterlaten? Misschien kan ik u beiden
in contact brengen als ik iets van Rachel hoor.’
‘Niet nodig. Ik zal me later op de dag of morgen weer bij u melden,
als u dat goed vindt.’
Ze draaide zich om om te vertrekken en merkte de ingelijste foto
van een oudere man en vrouw op.‘Een knap stel.’
‘Mijn ouders. Die foto is ongeveer drie maanden voordat ze stierven
gemaakt.’
‘Dat spijt me zeer.’
Hij accepteerde haar blijk van deelneming met een kort knikje, en
ze verliet het kantoor zonder nog iets te zeggen. De laatste keer
dat ze hetzelfde oudere stel had gezien, stapte het met een
twintigtal anderen in de regen in een airbus van Alitalia, die op
het punt stond om uit Florence te vertrekken voor een korte vlucht
over de Ligurische Zee naar Frankrijk. De explosieven die ze tegen
betaling aan boord had laten smokkelen, bevonden zich veilig in een
bagagerek, terwijl het tijdmechanisme, afgesteld op een halfuur na
vertrek wanneer het toestel boven open water vloog, verder
tikte.
VIERENTWINTIG
München, Duitsland 16.35 uur
Rachel was verbaasd. Ze was nog nooit in een bierhal geweest. Een hoempaband, compleet met trompetten, trommels, een accordeon en koebellen, maakte een oorverdovend kabaal. Feestvierders zaten schouder aan schouder aan lange houten tafels, en er hing een indringende geur van tabak, worst en bier. Zwetende obers in lederhosen en vrouwen in opzichtige dirndls serveerden gretig literkroezen donker bier. Maibock, zo hoorde ze het noemen, een seizoenbrouwsel dat alleen in deze tijd van het jaar werd geserveerd om de komst van het warme weer in te luiden.
De meesten van het tweehonderdtal mensen om haar heen leken zich te amuseren. Zij had bier nooit lekker gevonden, beschouwde het als een drank die men moest leren drinken, en bestelde dus een cola bij haar maaltijd van gebraden kip. De receptioniste van haar hotel had de hal geadviseerd, en haar afgeraden om naar het nabijgelegen Hofbräuhaus te gaan, waar drommen toeristen kwamen.
Haar vlucht uit Atlanta was eerder die ochtend aangekomen, waarna ze het advies dat iedereen altijd gaf in de wind sloeg en een auto had gehuurd, om vervolgens een kamer in een hotel te nemen en een uitvoerig dutje te doen. De volgende dag zou ze naar Kehlheim rijden, dat omstreeks zeventig kilometer zuidelijker lag, op korte afstand van Oostenrijk en de Alpen. Danja Chapaev had al zo lang gewacht dat hij nog wel een dag kon wachten, aangenomen dat hij er nog was.
De verandering van omgeving deed haar goed, hoewel het vreemd was om zich heen tongewelven en de kleurrijke klederdracht van het bierhalpersoneel te zien. Ze was nog maar één keer eerder de oceaan overgestoken, drie jaar geleden, voor een rechterscongres in Londen, gefinancierd door de Orde van Advocaten van Georgia. Televisieprogramma’s over Duitsland hadden haar altijd geïnteresseerd, en ze had ervan gedroomd er op een dag heen te gaan. Nu was ze er.
Ze knabbelde van haar kip en genoot van het schouwspel. Het leidde haar af van haar vader, de Amberzaal en Danja Chapaev. Van Marcus Nettles en de aanstaande verkiezing. Misschien had Paul gelijk en was dit volslagen tijdverspilling. Maar ze voelde zich beter nu ze hier was, en dat was al iets waard.
Ze betaalde haar rekening met euro’s die ze op de luchthaven had aangeschaft en vertrok uit de hal. Het was een koele, aangename namiddag, weer voor een trui in de vs, met een lentezon die een wisselend patroon van licht en schaduw op de ronde straatkeien wierp. Duizenden toeristen en winkelende mensen vulden de straten. De gebouwen van de oude binnenstad vormden een intrigerende melange van stenen, vakwerk en baksteen, en er hing een ouderwetse, middeleeuwse, dorpse sfeer. Het hele gebied was uitsluitend toegankelijk voor voetgangers, alleen de voertuigen van leveranciers mochten er nu en dan komen.
Ze kuierde in westelijke richting terug naar de Marienplatz. Haar hotel lag aan de overkant van het plein. Er was markt, met kramen die uitpuilden van groente en fruit, vlees en bereide specialiteiten. Aan haar linkerzijde lag een café met een groot terras. Ze herinnerde zich een paar dingen over München. Eens de hoofdstad van Beieren, woonplaats van de hertog en keurvorst, zetel van de familie Wittelsbach, die de streek 750 jaar lang bestuurde, straten gehuld in een koninklijk gewaad van statige gebouwen. Hoe had Thomas Wolfe de stad genoemd? Een proeve van de Duitse hemel.
Ze passeerde verscheidene groepen toeristen, met gidsen die oreerden in Frans, Spaans en Japans. Voor het stadhuis stuitte ze op een groep Engelsen, wier accent de scherpe cockney-tongval had die ze zich van haar vroegere reis naar Engeland herinnerde. Ze bleef achter de groep staan, luisterend naar de gids, starend naar de rijke gotische ornamentiek die voor haar oprees. De groep toeristen stak langzaam het plein over en stopte aan de overkant, voor het stadhuis. Ze liep mee en merkte op dat de gids op haar horloge keek. Op de wijzerplaat van de klok hoog boven haar was het 16.58 uur.
Plotseling zwaaiden de ramen in de klokkentoren open en dansten twee rijen in heldere kleuren geëmailleerde koperen beeldjes op een draaischijf naar buiten. Muziek stroomde over het plein uit. De klokken luidden vijf uur, terwijl andere klokken in de verte hetzelfde deden.
‘Dit is het glockenspiel,’ riep de gids boven het lawaai uit.‘Het komt drie keer per dag tot leven. Om elf uur, op het middaguur, en nu om vijf uur. De beeldjes boven voeren het steekspel op dat bij Duitse koninklijke huwelijken in de zestiende eeuw hoorde. De beeldjes eronder voeren de Smerissendans uit.’
De kleurrijke beeldjes draaiden rond op de melodie van opgewekte Beierse muziek. Iedereen op straat stond stil, de hals uitrekkend om naar boven te kijken. Het was duidelijk waarom het klokkenspel maar drie keer per dag klonk. Het tafereel duurde twee minuten, stopte vervolgens, en plotseling kwam het plein weer tot leven. De groep toeristen liep verder en stak een van de zijstraten over. Ze talmde nog enkele seconden en keek toe tot de vensters van de klok helemaal dichtgingen, om daarna het kruispunt ook over te steken.
Het getoeter van een claxon scheurde de middag
uiteen.
Ze draaide haar hoofd snel naar links.
De neus van een auto kwam op haar af. Vijftien meter. Twaalf. Zes.
Haar
ogen richtten zich op de motorkap en het
Mercedes-embleem, daarna op de verlichting en het woord
taxi.
Drie meter.
De claxon toeterde nog altijd. Ze moest zich bewegen, maar haar
voeten weigerden dienst. Ze zette zich schrap tegen de pijn, zich
afvragend of de klap van de auto of de smak op de straatkeien het
pijnlijkst zou zijn.
Arme Marla en Brent.
Arme Paul. Lieve Paul.
Een arm werd om haar heen geslagen en ze werd
weggetrokken.
Remmen piepten. De taxi kwam glijdend tot stilstand. De stank van
schroeiend rubber walmde van de bestrating.
Ze draaide zich om om te zien wie haar vasthield. De man was groot
en mager, met een stroblonde haardos die over een gebruind
voorhoofd was geborsteld. Dunne, scherp gesneden lippen markeerden
een knap gezicht met een donkere teint. Hij was gekleed in een
tarwekleurig, gekeperd overhemd en geruite broek.
‘Gaat het?’ vroeg hij in het Engels.
De climax van het moment had het uiterste van haar emoties gevergd.
Ze realiseerde zich onmiddellijk hoezeer ze de dood nabij
geweest.
‘Ik geloof van wel.’
Mensen dromden samen. De taxichauffeur was uitgestapt en keek
toe.
‘Alles is in orde met haar, mensen,’ zei haar redder. Toen zei hij
iets in het Duits en de mensen liepen weg. Hij sprak in het Duits
met de taxichauffeur, die antwoord gaf en daarna snel
wegreed.
‘Ik heb hun verteld dat alles in orde is met u. Het spijt de
chauffeur. Maar hij zegt dat u uit het niets opdook.’
‘Ik dacht dat dit voetgangersgebied was,’ zei ze. ‘Ik hield geen
rekening met auto’s.’
‘De taxi’s mogen hier niet komen, maar ze doen het toch. Ik heb de
chauffeur eraan herinnerd, en hij besloot dat hij maar het beste
het hazenpad kon kiezen.’
‘Er zou een bord of zoiets moeten staan.’
‘U bent Amerikaanse, hè? Er is voor alles een bord in Amerika. Hier
niet.’ Ze kalmeerde.‘Dank u voor wat u hebt gedaan.’
Twee rijen regelmatige witte tanden vormden een volmaakte
glimlach.‘Graag gedaan.’ Hij stak een hand uit.‘Ik ben Christian
Knoll.’
Ze nam de hand aan.‘Rachel Cutler. Ik ben blij dat u er was, meneer
Knoll. Ik had die taxi helemaal niet gezien.’
‘Anders zou het er beroerd hebben uitgezien.’
Ze grinnikte. ‘Volkomen juist.’ Ze begon onbedwingbaar te rillen,
nog geschokt door wat net bijna was gebeurd.
‘Mag ik u een drankje aanbieden zodat u kunt kalmeren?’
‘Dat is niet nodig.’
‘U beeft. Een slok wijn zou goed zijn.’
‘Dat is erg aardig, maar...’
‘Als loon voor mijn moeite.’
Dat kon ze moeilijk afslaan, en dus gaf ze toe. ‘Oké, misschien is
een beetje wijn zo gek nog niet.’
Ze liep met Knoll mee naar een café ongeveer vier straten verder, waar pal aan de overkant de beide koperen torenspitsen van de grote kathedraal oprezen. Overal op de bestrating stonden tafels met kleedjes, met eromheen mensen die stenen kroezen donker bier vasthielden. Knoll bestelde voor zichzelf een kroes bier en voor haar een glas heldere rijnwijn, droog, bitter en lekker.
Knoll had gelijk. Ze voelde zich geagiteerd. Ze was de dood nog nooit zo nabij geweest. Haar gedachten waren vreemd geweest op dat moment. Brent en Marla, dat was begrijpelijk. Maar Paul? Ze had duidelijk aan hem gedacht, een moment van hunkering.
Ze nipte van de wijn en liet de alcohol en
ambiance haar zenuwen kalmeren.
‘Ik moet u iets bekennen, mevrouw Cutler,’ zei Knoll.
‘Wat zou u denken van Rachel?’
‘Mij best, Rachel.’
Ze nam nog een teugje wijn.‘Hoezo bekennen?’
‘Ik heb je gevolgd.’
De woorden wekten haar belangstelling. Ze zette het glas wijn
neer.‘Wat bedoelt u?’
‘Ik heb je gevolgd. Dat doe ik sinds je uit Atlanta bent
vertrokken.’
Ze stond op van de tafel. ‘Ik denk dat de politie dit misschien zou
moeten weten.’
Knoll zat er onverstoorbaar bij en nam een slok van zijn bier.
‘Daar heb ik geen probleem mee. Ik vraag je alleen eerst naar mijn
verhaal te luisteren.’
Ze dacht over het verzoek na. Ze zaten in de openlucht, met overal
mensen om hen heen. Aan de andere kant van het smeedijzeren
traliewerk liep de straat vol winkelende mensen.Wat voor kwaad zou
het kunnen om te luisteren naar wat hij te vertellen had? Ze ging
weer zitten.‘Goed, meneer Knoll, vijf minuten dan.’
Knoll zette de kroes op tafel.‘Eerder deze week ben ik naar Atlanta
gereisd om je vader te spreken. Bij aankomst hoorde ik dat hij was
overleden. Gisteren meldde ik me bij je kantoor en vernam ik dat je
op reis was hierheen. Ik heb zelfs mijn naam en adres
achtergelaten. Heeft je secretaresse mijn naam niet
doorgegeven?’
‘Ik heb geen contact gehad met mijn kantoor. Wat wilde u van mijn
vader?’
‘Ik ben op zoek naar de Amberzaal en dacht dat hij misschien wat
wist.’
‘Waarom bent u op zoek naar de Amberzaal?’
‘Mijn werkgever zoekt hem.’
‘Net als de Russen, zeker?’
Knoll glimlachte. ‘Klopt. Maar na vijftig jaar beschouwen we hem
als “finders keepers”, wie het vindt mag het houden, zoals
Amerikanen het volgens mij uitdrukken.’
‘Hoe had mijn vader daarbij kunnen helpen?’
‘Hij heeft jarenlang gezocht. De sovjets kenden een hoge prioriteit
toe aan het vinden van de Amberzaal.’
‘Dat was meer dan vijftig jaar geleden.’
‘Bij deze buit in het bijzonder betekent het verstrijken van tijd
niets. Misschien maakt het de speurtocht alleen maar
intrigerender.’
‘Hoe hebt u mijn vader opgespoord?’
Knoll stak een hand in zijn zak en overhandigde haar een paar
opgevouwen vellen papier.‘Deze heb ik verleden week ontdekt in
Sint-Petersburg. Ze voerden me naar Atlanta. Zoals je zult zien, is
een paar jaar geleden de kgb bij hem op bezoek geweest.’
Ze vouwde de documenten open en las. De woorden waren in cyrillisch
schrift getypt. Ernaast in blauwe inkt stond de Engelse vertaling.
Ze merkte onmiddellijk op wie het eerste vel had ondertekend. Danja
Chapaev. Ze nam ook nota van wat het kgb-document over haar vader
zei:
Contact gelegd. Ontkent enige informatie te
hebben over jantarnaja komnata, sinds 1958. Heb Danja Chapaev niet
kunnen opsporen. Borya beweerde niet bekend te zijn met Chapaevs
verblijfplaats.
Haar vader had echter precies geweten waar Chapaev woonde. Hij had
jarenlang met hem gecorrespondeerd. Waarom had hij gelogen? Haar
vader had er ook nooit iets van gezegd dat de kgb op bezoek was
geweest. En evenmin veel over de Amberzaal. Het was enigszins
verontrustend te denken dat de kgb op de hoogte was van het bestaan
van haar, Marla en Brent. Ze vroeg zich af wat haar vader nog meer
had verzwegen.
‘Helaas heb ik niet met je vader kunnen
spreken,’ zei Knoll.‘Ik arriveerde te laat. Mijn diepste medeleven
met je verlies.’
‘Wanneer kwam u aan?’
‘Maandag.’
‘En u hebt tot gisteren gewacht om naar mijn kantoor te
gaan?’
‘Ik hoorde van je vaders overlijden en wilde je niet storen in je
verdriet. Mijn zaken konden worden uitgesteld.’
Door het verband met Chapaev voelde ze zich minder gespannen. Deze
man mocht dan geloofwaardig zijn, maar ze waarschuwde zichzelf dat
ze niet inschikkelijk mocht zijn. Per slot van rekening was
Christian Knoll, alhoewel knap en innemend, toch een vreemde. Erger
nog, een vreemde in een vreemd land.‘Zat u in hetzelfde vliegtuig
als ik?’
Hij knikte.‘Ik haalde de vlucht op het nippertje.’
‘Waarom spreekt u me nu pas aan?’
‘Ik was niet zeker van de reden van je bezoek. Als het persoonlijk
was, wilde ik me er niet mee bemoeien. Als het te maken had met de
Amberzaal, had ik het voornemen je te benaderen.’
‘Ik stel het niet op prijs te worden gevolgd, meneer Knoll.
Absoluut niet.’
Hij fixeerde haar.‘Misschien is het maar goed dat ik het heb
gedaan.’
De taxi flitste door haar gedachten. Had hij misschien
gelijk?
‘En Christian is ook goed,’ zei hij.
Ze zei bij zichzelf dat ze hem niet zo hard moest vallen. Niet
nodig om zo vijandig te zijn. Hij heeft gelijk. Hij had haar leven
gered.‘Oké, Christian dan.’
‘Heeft je reis te maken met de Amberzaal?’
‘Ik ben er niet zeker van of ik daar antwoord op moet
geven.’
‘Als ik gevaarlijk voor je was, zou ik je gewoon door de taxi
hebben laten aanrijden.’
Een goed argument, maar niet per se goed genoeg.
‘Frau Cutler, ik ben een ervaren onderzoeker. Mijn specialisme is
kunst. Ik spreek de taal hier en ben goed bekend met dit land. Jij
bent wellicht een voortreffelijk rechter, maar ik veronderstel dat
je als onderzoekster een beginneling bent.’
Ze zei niets.
‘Ik ben alleen maar geïnteresseerd in informatie over de Amberzaal.
Ik heb je verteld wat ik weet. Ik vraag van jou slechts
hetzelfde.’
‘En als ik weiger en naar de politie ga?’
‘Dan verdwijn ik eenvoudig van het toneel, maar zal ik je schaduwen
om op de hoogte te blijven van wat je doet. Het is niets
persoonlijks. Jij bent een aanknopingspunt dat ik van plan ben
grondig te onderzoeken. Ik dacht gewoon dat we om tijd te besparen
konden samenwerken.’
Knoll had iets krachtigs en gevaarlijks dat haar beviel. Zijn
woorden waren helder en openhartig, zijn stem klonk vast. Ze
onderzocht zijn gezicht zorgvuldig op ongunstige signalen, maar zag
er geen. Dus nam ze een snel besluit, zoals ze dat als rechter
gewoon was.
‘Goed, meneer Knoll. Ik ben hier om Danja Chapaev te zoeken.
Ogenschijnlijk dezelfde naam als in dit document. Hij woont in
Kehlheim.’
Knoll nam de kroes en dronk een teug bier. ‘Dat ligt ten zuiden van
hier, in de richting van de Alpen bij Oostenrijk. Ik ken het
dorp.’
‘Hij en mijn vader hadden blijkbaar belangstelling voor de
Amberzaal. Kennelijk meer dan ik me ooit heb
gerealiseerd.’
‘Enig idee wat Herr Chapaev zou kunnen weten?’
Ze besloot nog niets over de brieven te zeggen. ‘Niets, behalve dat
ze ooit hebben samengewerkt, zoals je al schijnt te
weten.’
‘Hoe ben je achter de naam gekomen?’
Ze besloot te liegen.‘Mijn vader heeft vele jaren over hem gepraat.
Ze waren ooit goed bevriend.’
‘Ik kan je waardevolle hulp bieden, Frau Cutler.’
‘Om je de waarheid te zeggen, meneer Knoll, ben ik liever even
alleen.’
‘Ik begrijp het volkomen. Ik herinner me nog dat mijn vader
overleed. Het was erg moeilijk.’
Hij klonk oprecht en ze waardeerde zijn betrokkenheid. Maar hij was
nog altijd een vreemde.
‘Je hebt hulp nodig. Als deze Chapaev over informatie beschikt, kan
ik die verder uitwerken. Ik weet alles over de Amberzaal. Kennis
waar je iets aan kunt hebben.’
Ze zei niets.
‘Wanneer ben je van plan naar het zuiden te gaan?’ vroeg
Knoll.
‘Morgen vroeg.’ Ze gaf te snel antwoord.
‘Ik rijd je erheen.’
‘Ik zou niet willen dat mijn kinderen met een vreemde meerijden.
Waarom zou ik dat wel doen?’
Hij glimlachte. Het beviel haar.
‘Ik ben tegenover je secretaresse open en eerlijk geweest over mijn
identiteit en intenties. Een duidelijk spoor voor iemand die je
kwaad wilde doen.’ Hij dronk zijn bier op.‘Hoe het ook zij, anders
volg ik je toch gewoon naar Kehlheim.’
Ze nam nog een snel besluit. Een dat haar verbaasde.‘Goed. Waarom
niet. We zullen samen gaan. Ik logeer in hotel Waldeck. Een paar
straten die kant op.’
‘Ik zit tegenover het Waldeck in het Elizabeth.’
Ze schudde het hoofd en glimlachte.‘Ik had het kunnen weten.’
Knoll keek toe terwijl Rachel wegliep.
Dat was heel goed gegaan.
Hij liet een paar euro op tafel achter en verliet het café. Hij sloeg een aantal hoeken om en stak de Marienplatz weer over. Langs de marktkramen, waar het druk was met vroege eters en pierewaaiers, ging hij op weg naar de Maximilianstrasse, een elegante boulevard met aan weerskanten musea, overheidsgebouwen en winkels. Voor hem rees de zuilengang van de Nationale Schouwburg op. Aan de voorzijde kronkelde een rij taxi’s om het standbeeld van Max-Jozef, de eerste koning van Beieren, en wachtte geduldig op klanten na de vroege avondvoorstelling. Hij stak de straat over en liep naar de vierde taxi in de rij. De chauffeur stond buiten en leunde met de armen over elkaar tegen de Mercedes.
‘Goed genoeg?’ vroeg de chauffeur in het
Duits.
‘Meer dan dat.’
‘Mijn optreden erna overtuigend?’
‘Uitstekend.’ Hij overhandigde de man een stapeltje eurobiljetten.
‘Altijd een genoegen zaken met je te doen, Christian.’
‘Met jou ook, Erich.’
Hij kende de chauffeur goed en had eerder gebruik van hem gemaakt
in
München. De man was zowel betrouwbaar als
omkoopbaar, twee eigenschappen die hij graag zag in iedereen die
voor hem werkte.
‘Ben je slap aan het worden, Christian?’
‘Hoezo?’
‘Je wilde haar alleen bang maken, niet dood hebben. Daar ben je
helemaal de man niet naar.’
Hij glimlachte. ‘Er gaat niets boven iemand van de dood redden als
je vertrouwen wilt wekken.’
‘Wil je haar neuken of zo?’
Hij wilde niet veel méér zeggen, maar hij wilde ook over de man
kunnen beschikken in de toekomst. Hij knikte en zei: ‘Een goede
manier om toegang te krijgen tot haar slipje.’
De chauffeur telde de biljetten.‘Vijfhonderd euro is een hoop geld
voor een lekker stuk.’
Maar hij dacht aan de Amberzaal en de tien miljoen euro die deze
hem zou opleveren. Dacht daarna nog eens aan Rachel Cutler en de
aantrekkingskracht die hij na haar vertrek nog voelde.
‘Niet echt.’
VIJFENTWINTIG
Atlanta, Georgia, vs
12.35 uur
Paul maakte zich zorgen. Hij had de lunch overgeslagen en was op zijn kantoor gebleven, in de hoop dat Rachel zou bellen. Het was nu halfzeven geweest in Duitsland. Ze had het over de mogelijkheid gehad om een nacht in München te blijven alvorens op weg te gaan naar Kehlheim. Hij wist dus niet zeker of ze vandaag nog zou bellen, of morgen nadat ze in de Alpen in het zuiden was aangekomen, of misschien helemaal niet.
Rachel was onomwonden, voortvarend en streng. Altijd geweest. Juist door
die onafhankelijke geest was ze een goede rechter. Maar het was daardoor ook moeilijk om haar te kennen, en nog moeilijker om van haar te houden. Ze sloot niet gemakkelijk vriendschap. Diep vanbinnen was ze echter warm en zorgzaam. Hij wist dat. Helaas waren ze water en vuur. Maar was dat echt zo? Ze gaven allebei de voorkeur aan een rustige maaltijd thuis boven een etentje in een druk restaurant. Aan een huurvideo boven een bioscoop. Aan een middag met de kinderen naar het safaripark boven een avond uit in de stad. Hij wist dat ze haar vader miste. Ze waren innig met elkaar, vooral sinds de echtscheiding. Karol had zijn best gedaan om hen weer bij elkaar te krijgen.
Wat had er ook weer in de brief van de oude man
gestaan?
Geef Paul misschien nog een kans.
Het had echter geen zin. Rachel wilde dat ze gescheiden leefden. Ze
had elke
poging tot verzoening die hij deed afgewezen. Misschien was het tijd om haar ter wille te zijn en het op te geven. Maar toch, er was iets. Haar gebrek aan sociaal leven. Haar vertrouwen in hem en hoe ze op hem steunde. En hoeveel mannen hadden de sleutel van het huis van hun ex? Hoevelen hadden nog eigendomsrecht? Of hadden nog een gemeenschappelijke effectenrekening? Ze had er geen moment op aangedrongen hun rekening bij Merrill Lynch op te heffen, en hij had die de afgelopen drie jaar beheerd zonder dat ze zijn oordeel ooit in twijfel trok.
Hij staarde naar de telefoon. Waarom had ze niet gebeld? Wat was er aan de hand? Een of andere man, Christian Knoll, zou naar haar op zoek zijn. Misschien was hij gevaarlijk. Misschien niet. De enige informatie die hij had waren de woorden van een tamelijk aantrekkelijke brunette met heldere bruine ogen en welgevormde benen. Jo Myers. Ze was kalm en beheerst, wist raad met zijn vragen, waar ze met snelle, rake antwoorden op reageerde. Het leek wel alsof ze iets voelde van zijn bezorgdheid voor Rachel, van de twijfels die hij koesterde over haar reis naar Duitsland. Hij had te vlot aangeboden om te helpen, en dat zat hem dwars. Rachel had niets te zoeken in Duitsland. Daar was hij zeker van. De Amberzaal was haar zaak niet, en het was twijfelachtig of Danja Chapaev zelfs maar in leven was.
Hij boog zich over zijn bureau en pakte de brieven van zijn vroegere schoonvader. Hij vond de brief die aan Rachel was gericht en begon de tekst ongeveer halverwege nauwkeurig te lezen:
Hebben we hem ooit gevonden? Misschien wel. We zijn eigenlijk geen van beiden ooit gaan kijken. Te veel mensen keken toe in die tijd, en tegen de tijd dat we op het goede spoor zaten, beseften we allebei dat de sovjets veel erger waren dan de Duitsers. Dus staakten we onze zoektocht. Danja en ik zwoeren nooit te onthullen wat we wisten, of misschien enkel wat we dachten te weten. Pas toen Yancy aanbood discreet onderzoek te doen, informatie na te trekken die ik ooit als geloofwaardig beschouwde, zocht ik weer verder. Hij deed onderzoek tijdens zijn laatste reis in Italië. Of die explosie in het vliegtuig toe te schrijven was aan zijn vragen of aan iets anders, zal nooit bekend worden. Maar wat ik wel weet is dat de zoektocht naar de Amberzaal gevaarlijk is gebleken.
Hij las een stukje verder en stuitte weer op de waarschuwing:
Maar houd je nooit, absoluut nooit, bezig met de Amberzaal. Denk aan het verhaal over Phaëthon en de tranen van de Heliaden. Neem zijn eerzucht en hun verdriet ter harte.
Hij had veel van de klassieken gelezen, maar kon zich de bijzonderheden van het verhaal niet herinneren. Rachel had ontwijkend geantwoord toen hij drie dagen geleden aan tafel in de eetkamer naar het verhaal had geïnformeerd.
Hij zette zich achter zijn computer en ging internet op. Hij koos een zoek
machine en typte ‘Phaëthon en de Heliaden’. Op het scherm verscheen een honderdtal sites. Hij nam er lukraak een paar door. De derde was de beste, een webpagina met als titel ‘De mythische wereld van Edith Hamilton’. Hij zocht tot hij het verhaal van Phaëthon vond, met een bibliografie die vermeldde dat het verhaal afkomstig was uit Metamorfosen van Ovidius.
Hij las het verhaal. Het was kleurrijk en
profetisch.
Phaëthon, de buitenechtelijke zoon van Helios, de zonnegod, vond
eindelijk zijn vader. Omdat de zonnegod zich schuldig voelde, stond
hij zijn zoon toe één wens te doen, en de zoon besloot direct een
dag lang zijn vaders plaats in te nemen, en van dageraad tot
schemering de zonnewagen langs het uitspansel te rijden. De vader
realiseerde zich de dwaasheid van zijn zoon en probeerde de jongen
tevergeefs op andere gedachten te brengen, maar die liet zich niet
weerhouden. Dus stond Helios de wens toe, maar waarschuwde de
jongen hoe moeilijk het was de strijdwagen te bedwingen. Geen van
de waarschuwingen van de zonnegod leek echter enige invloed te
hebben. De jongen zag niets anders dan zichzelf, staande in die
wonderbaarlijke triomfwagen, de rossen mennend die Zeus zelf niet
eens kon bedwingen.
Eenmaal in de lucht kwam Phaëthon er echter al snel achter dat de
waarschuwingen van zijn vader terecht waren, en raakte hij de macht
over de strijdwagen kwijt. De paarden sprongen naar de top van het
uitspansel en stortten zich vervolgens omlaag tot zo dicht bij de
aarde dat ze de wereld in vuur en vlam zetten. Zeus, die niet
anders kon, ontketende een bliksemstraal die de strijdwagen
vernietigde en Phaëthon doodde. Hij kwam terecht in de
geheimzinnige rivier de Eridanos, die de vlammen die zijn lijk
verslonden afkoelde. De Najaden, die medelijden hadden met zo’n
moedige en jonge persoon, begroeven hem. Phaëthons zussen, de
Heliaden, dochters van Helios, kwamen naar zijn graf om te rouwen.
Zeus veranderde hen in populieren met treurig ruisende bladeren op
de oever van de Eridanos, uit medelijden met hun smart.
Hij las de laatste regels van het verhaal op het beeldscherm:
waar ze treurend voor altijd in de rivier wenen elke traan terwijl ze valt schittert in het water een fonkelende druppel amber.
Hij moest meteen denken aan het exemplaar van Ovidius’ Metamorfosen dat hij in Borya’s boekenkast had zien staan. Karol probeerde Rachel te waarschuwen, maar ze wilde niet luisteren. Net als Phaëthon stortte ze zich in een dwaze onderneming, zonder de gevaren te begrijpen of de risico’s te beseffen. Zou Christian Knoll haar Zeus worden? Die een bliksemstraal zou werpen?
Hij staarde naar de telefoon. Bel dan toch, verdomme.
Wat moest hij doen?
Hij kon niets doen. Bij de kinderen blijven, voor hen zorgen en wachten tot Rachel terugkeerde van haar zinloze onderneming. Hij kon de politie bellen en misschien de Duitse autoriteiten waarschuwen. Maar als Christian Knoll niets meer was dan een nieuwsgierige onderzoeker, zou hij de volle laag krijgen van Rachel. Paul de onrustzaaier, zou ze zeggen.
Hij had er geen behoefte aan dat te
horen.
Er was echter nog een mogelijkheid. De aantrekkelijkste. Hij keek
op zijn horloge: 13.50 uur; 19.50 in Duitsland. Hij pakte de
telefoongids, zocht het nummer op en belde Delta Airlines. De man
van de reseveringsbalie nam op.
‘Ik heb een vlucht van Atlanta naar München nodig, vannacht.’
ZESENTWINTIG
Kehlheim, Duitsland zaterdag 17 mei,
8.05 uur
Suzanne schoot goed op. Gisteren was ze uit Paul Cutlers kantoor vertrokken en meteen naar New York gevlogen, waar ze op tijd was voor de Concorde die om halfzeven naar Parijs vertrok. Ze kwam iets later dan tien uur ’s avonds plaatselijke tijd aan, waarna een Air France-shuttle naar München haar om een uur ’s ochtends op Duitse bodem zette. Ze had kans gezien even te slapen in een hotel bij de luchthaven, was toen met een gehuurde Audi in zuidelijke richting over autobaan e533 recht naar Oberammergau gereden, en daarna westwaarts over een slingerende verkeersweg naar een Alpenmeer dat Förggensee heette, ten oosten van Füssen.
Het dorp Kehlheim was een vervallen verzameling al fresco geschilderde huizen met rijk versierde zadeldaken dat dicht tegen de oostelijke oever van het meer genesteld lag. De torens van de kerk waren prominent in het centrum aanwezig, eromheen lag een grillig gevormde marktplatz. Aan de overkant vormden beboste hellingen de oever.
Enkele zeilboten met witte flanken zweefden
over het blauwgrijze water als vlinders in de wind.
Ze parkeerde aan de zuidzijde van de kerk. Het met ronde keien
bestrate plein, waar het die zaterdagmorgen kennelijk markt was,
wemelde van de verkopers. Het rook er naar rauw vlees, vochtige
groente en fruit en verbrande tabak. Ze slenterde door de massa
krioelende zomergasten. Kinderen speelden in lawaaiige groepjes. In
de verte klonken hamerslagen. Een oudere man achter een van de
kramen, met zilvergrijs haar en een kromme neus, trok haar
aandacht. Hij moest ongeveer van dezelfde leeftijd zijn als Danja
Chapaev. Ze liep naar hem toe en bewonderde zijn appels en
kersen.
‘Mooi fruit,’ zei ze in het Duits.
‘Van mezelf,’ zei de oudere man.
Ze kocht drie appels, glimlachte breed, en vond hem aardig. Haar
imago was perfect. Roodachtig-blonde pruik, blanke huid,
lichtbruine ogen. Haar borsten waren twee maten vergroot met een
paar externe silicon inzetstukken. Ze had ook haar heupen en dijen
aangevuld, de nauwsluitende jeans twee maten groter om de
kunstmatige massa ruimte te geven. Een Schots geruite flanellen
hemdbloes en geelbruine prairielaarzen completeerden de vermomming.
Haar ogen gingen schuil achter een zonnebril, die donker was, maar
niet donker genoeg om aandacht te trekken. Ooggetuigen zouden later
zeker een zwaargebouwde blondine met zware buste
beschrijven.
‘Weet u waar Danja Chapaev woont?’ vroeg ze ten slotte. ‘Het is een
oude man. Heeft hier een tijd gewoond. Een vriend van mijn
grootvader. Ik ben hierheen gekomen om een cadeautje af te geven,
maar ik ben de routebeschrijving naar waar hij woont kwijtgeraakt.
Het dorp heb ik bij toeval gevonden.’
De oudere man schudde het hoofd.‘Slordig, hoor,
Fräulein.’
Ze glimlachte en liet het standje bezinken. ‘Dat weet ik. Maar zo
ben ik. Mijn gedachten zitten nog ergens anders, op duizenden
kilometers afstand.’
‘Ik ken geen Chapaev. Ik kom uit Nesselwang, meer naar het westen.
Maar ik zal iemand van hier halen.’
Voordat ze hem kon tegenhouden, riep hij naar een andere man aan de
overkant van het plein. Ze wilde niet te veel aandacht op haar
speurtocht vestigen. De beide mannen spraken Frans, een taal waarin
ze niet al te vaardig was. Maar ze ving hier en daar een paar
woorden op. Chapaev. Noorden. Drie kilometer. Bij het
meer.
‘Eduard kent Chapaev. Zegt dat hij ten noorden van het dorp woont.
Drie kilometer. Pal aan de oever van het meer. Die weg daar. Klein
stenen chalet met een schoorsteen.’
Ze glimlachte en knikte bij die informatie, waarna ze de man aan de
overkant van het plein ‘Julius! Julius!’ hoorde roepen.
Een jongen van een jaar of twaalf kwam naar de kraam gerend. Hij
had lichtbruin haar en een aardig gezicht. De verkoper praatte
tegen de knaap en de jongen holde vervolgens naar haar toe. Achter
hen vloog een vlucht eenden op uit het meer, de melkwitte
ochtendhemel in.
‘Zoekt u Chapaev?’ vroeg de jongen.‘Dat is mijn opa. Ik kan u naar
hem toe brengen.’
Zijn jonge ogen tastten haar borsten af. Haar glimlach werd breder.
‘Wijs me dan de weg maar.’
Mannen waren zo gemakkelijk te manipuleren, hoe oud ze ook
waren.
ZEVENENTWINTIG
9.15 uur
Rachel keek vanaf de passagiersstoel naar Christian Knoll. Ze reden met hoge snelheid over autobaan e533 naar het zuiden, en waren een halfuur ervoor uit München vertrokken. Omlijst door de getinte ramen van de Volvo waren spookachtige toppen te zien, oprijzend uit een gordijn van nevel, terwijl op de hoogste niveaus plooien in het gebergte wit waren van de sneeuw, en de hellingen daaronder bekleed waren met het groen van den en lariks.
‘Het is prachtig daar,’ zei ze.
‘Het voorjaar is de beste tijd om naar de Alpen
te gaan. Is dit de eerste keer dat je in Duitsland bent?’
Ze knikte.
‘De streek zal je heel goed bevallen.’
‘Reis je veel?’
‘Constant.’
‘Waar woon je?’
‘Ik heb een flat in Wenen, maar ik ben er zelden. Door mijn werk
reis ik over de hele wereld.’
Ze bestudeerde haar raadselachtige chauffeur. Zijn schouders waren
breed en gespierd, zijn nek breed, armen lang en sterk. Hij was ook
nu weer sportief gekleed. Geruit, lichtbruin, linnen overhemd,
jeans, laarzen, en hij rook licht naar zoete eau de
cologne.
Hij was de eerste Europese man met wie ze ooit echt langere tijd
had gesproken. Misschien was ze daarom zo gefascineerd. Hij had
duidelijk haar belangstelling geprikkeld.
‘Volgens het kgb-document heb je twee kinderen. Is er ook een
echtgenoot?’ vroeg Knoll.
‘Vroeger wel. We zijn gescheiden.’
‘Dat heerst nogal in Amerika.’
‘Ik behandel honderd of meer echtscheidingszaken per week in mijn
rechtbank.’
Knoll schudde het hoofd.‘Zonde toch.’
‘Mensen kunnen blijkbaar niet meer samenleven.’
‘Is je ex-man advocaat?’
‘Een van de besten.’ Een Volvo zoefde voorbij op de
linkerrijstrook. ‘Lieve hemel. Die auto moet minstens 160 kilometer
per uur rijden.’
‘Eerder 190,’ zei Knoll.‘Wij rijden bijna 160.’
‘Dat is duidelijk een verschil met thuis.’
‘Is het een goede vader?’ vroeg Knoll.
‘Mijn ex? O, ja. Heel goed.’
‘Betere vader dan echtgenoot?’
Vreemd, die vragen. Maar ze wilde best antwoord geven, en omdat hij
een vreemde was maakte de anonimiteit dat ze het niet echt een
inbreuk vond.‘Dat zou ik niet willen zeggen. Paul is een goede man.
Elke vrouw zou hem maar al te graag hebben.’
‘Waarom jij niet?’
‘Dat heb ik niet gezegd. Ik zei alleen dat we niet samen konden
leven.’
Knoll leek haar aarzeling te voelen.‘Het is niet mijn bedoeling
mijn neus in andermans zaken te steken. Maar mensen interesseren me
gewoon. Omdat ik geen permanent thuis of echte wortels heb, geniet
ik ervan anderen te onderzoeken. Gewoon nieuwsgierigheid. Anders
niets.’
‘Dat is oké.Ik vind het niet erg.’Ze zweeg enkele ogenblikken en
zei toen:‘Ik had Paul moeten opbellen om hem te vertellen waar ik
zit.Hij past op de kinderen.’
‘Je kunt het hem vanavond laten weten.’
‘Hij is er niet blij mee dat ik hier zelfs maar ben. Hij en mijn
vader zeiden dat ik me erbuiten moest houden.’
‘Je hebt dit met je vader besproken voordat hij stierf?’
‘Zeker niet. Hij liet een brief voor me na in zijn
testament.’
‘Waarom ben je dan hier?’
‘Gewoon voor iets wat ik moet doen.’
‘Dat kan ik begrijpen. De Amberzaal is een mooie buit. Er wordt
sinds de oorlog naar gezocht.’
‘Ik heb het gehoord. Wat maakt hem zo bijzonder?’
‘Moeilijk te zeggen. Kunst heeft zo’n verschillend effect op
mensen. Het interessante van de Amberzaal is dat iedereen er op
dezelfde manier door werd gegrepen. Ik heb verslagen gelezen uit de
negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. Ze zijn het
er allemaal over eens dat hij schitterend was. Stel je voor, een
kamer die volledig met amber is gelambriseerd.’
‘Het klinkt verbazend.’
‘Amber is erg kostbaar. Weet je er veel van?’ vroeg
Knoll.
‘Heel weinig.’
‘Gewoon versteende hars van bomen, veertig tot vijftig miljoen jaar
oud. Sap dat door de millennia tot edelsteen is verhard. De Grieken
noemden het elektron,‘materie van de zon,’ vanwege de kleur en
omdat als je met je handen over een stuk wrijft, er een elektrische
lading ontstaat. Chopin placht een hele serie klompjes amber te
betasten voordat hij piano speelde. Het materiaal voelt warm aan en
voert transpiratie af.’
‘Dat wist ik niet.’
‘De Romeinen geloofden dat, als je een Leeuw was, amber je geluk
zou brengen. Was je een Stier, dan stonden je juist moeilijkheden
te wachten.’
‘Misschien zou ik er een paar moeten aanschaffen. Ik ben een
Leeuw.’
Hij glimlachte. ‘Als je in dat soort dingen gelooft. Middeleeuwse
artsen schreven de damp van amber voor om keelpijn te behandelen.
De kokendhete damp geeft een sterke geur af en zou medicinale
eigenschappen bezitten. De Russen noemen het “wierook uit zee”. Ze
beweren ook... neem me niet kwalijk, misschien verveel ik
je.’
‘Helemaal niet. Dit is fascinerend.’
‘De dampen kunnen fruit laten rijpen. Er is een Arabische legende
over een sjah die zijn tuinman beval hem verse peren te brengen. De
moeilijkheid was dat het niet het seizoen was voor peren en het
fruit pas over een maand rijp zou zijn. De sjah dreigde de tuinman
te laten onthoofden als hij geen rijpe peren leverde. Dus plukte de
tuinman een paar onrijpe peren en bracht de nacht door met bidden
tot Allah en amberwierook branden. De volgende dag zagen de peren
er blozend uit als gevolg van zijn gebed, en waren ze zoet en klaar
om te eten.’ Knoll haalde de schouders op. ‘Of dat waar is of niet,
wie zal het zeggen? Amberdamp bevat echter ethyleen, en die stof
stimuleert vroege rijping. De damp kan ook leer soepel maken. De
Egyptenaren gebruikten amberdamp bij het
mummificatieproces.’
‘Mijn enige kennis betreft juwelen, en afbeeldingen die ik van het
materiaal heb gezien met insecten en bladeren erin.’
‘Francis Bacon noemde het “een meer dan koninklijke graftombe”.
Wetenschappers kijken naar amber als een tijdcapsule. Kunstenaars
beschouwen het als een soort kleurstof. Er bestaan meer dan 250
kleuren. Blauw en groen zijn het zeldzaamst. Rood, geel, bruin en
zwart en goudkleurig komen het meest voor. In de Middeleeuwen
ontstonden er complete gilden die verantwoordelijk waren voor de
verspreiding. De Amberzaal is in de achttiende eeuw vervaardigd als
miniatuur van wat de mens met de substantie kon doen.’ ‘Je weet er
veel van.’
‘Het is mijn vak.’
De auto minderde vaart.
‘Deze afslag moeten we hebben,’ zei Knoll terwijl ze met hoge
snelheid via een korte afrit uitvoegden en aan het einde
afremden.‘Vanaf hier rijden we over de verkeersweg naar het westen.
Kehlheim is niet ver.’ Hij draaide het stuur rechtsom en bediende
vlot de versnelling om weer op snelheid te komen.
‘Voor wie werk je?’ vroeg ze.
‘Dat mag ik niet zeggen. Mijn werkgever is een
particulier.’
‘Maar klaarblijkelijk rijk.’
‘Hoezo?’
‘Omdat hij je de aardbol rond stuurt om kunst op te sporen. Dat is
geen hobby voor een arm man.’
‘Heb ik gezegd dat mijn werkgever een man was?’
Ze grinnikte.‘Nee, dat niet.’
‘Leuk geprobeerd, edelachtbare.’
Langs de verkeersweg lagen groene weilanden, met hier en daar
bosjes hoge dennen. Ze liet het zijraampje zakken en snoof de
kristalheldere lucht op.‘We gaan omhoog, niet?’
‘De Alpen beginnen hier en strekken zich naar het zuiden uit tot in
Italië. Het zal afkoelen voordat we Kehlheim bereiken.’
Ze had zich al afgevraagd waarom hij een hemd met lange mouwen en
een lange broek droeg. Zij ging gekleed in een korte khaki
wandelbroek en een overhemd met korte mouwen. Ze besefte plotseling
dat dit de eerste keer was sinds de scheiding dat ze met een andere
man dan Paul ergens heen was gereden. Het waren altijd de kinderen,
haar vader, of een vriendin.
‘Wat ik gisteren zei meende ik. Het spijt me van je vader,’ zei
Knoll.
‘Hij was erg oud.’
‘Het verschrikkelijke van ouders. Op een dag raken we ze
kwijt.’
Het klonk alsof hij het meende. Grappig. Zulke alledaagse woorden.
Zeker beleefdheid. Ze stelde de gedachte echter op prijs.
En vond hem des te intrigerender.
ACHTENTWINTIG
11.45 uur
Rachel bestudeerde de oude man die de deur openmaakte. Hij was klein van stuk met een smal gezicht, bekroond met borstelig zilverwit haar. Zijn verweerde kin en nek waren bespikkeld met grijzende stoppels. Hij was mager, zijn huid had de tint van talkpoeder, het gezicht was verschrompeld als een walnoot. Hij was minstens tachtig, en ze dacht meteen aan haar vader en hoe sterk deze man haar aan hem herinnerde.
‘Danja Chapaev? Ik ben Rachel Cutler. De
dochter van Karol Borya.’ De oude man keek haar diep in de ogen.‘Ik
zie hem in uw gezicht en ogen.’ Ze glimlachte.‘Daar zou hij trots
op zijn. Mogen we binnenkomen?’ ‘Natuurlijk,’ zei
Chapaev.
Zij en Knoll betraden het minuscule huis. Het lage gebouwtje
bestond uit
oude balken en verwerende pleisterkalk, en Chapaevs woning was het laatste van verscheidene chalets die verspreid langs een beboste landweg aan de rand van Kehlheim lagen.
‘Hoe hebt u mijn huis gevonden?’ vroeg Chapaev.
Zijn Engels was veel beter dan dat van haar vader.
‘We hebben in het dorp geïnformeerd waar u woonde,’ zei
ze.
De kamer was huiselijk en warm door een laag, knappend vuur onder
een stenen schouw. Naast een sofa met een sprei, waar zij en Knoll
op gingen zitten, brandden twee lampen. Chapaev liet zich neer in
een houten schommelstoel tegenover hen. Er hing een geur van kaneel
en koffie. Chapaev bood iets te drinken aan, maar ze sloegen het
af. Ze stelde Knoll voor, vertelde Chapaev daarna over het
overlijden van haar vader. De oude man was verrast over het nieuws.
Hij zweeg een poos, terwijl in zijn vermoeide ogen tranen
opwelden.
‘Het was een goede man, de beste,’ zei Chapaev ten
slotte.
‘Ik ben hier, meneer Chapaev...’
‘Danja, alstublieft. Noem me Danja.’
‘Goed. Danja. Ik ben hier vanwege de brieven die jij en mijn vader
hebben gewisseld over de Amberzaal. Ik heb ze gelezen. Papa zei
iets over het geheim dat jullie tweeën delen en dat hij nu te oud
was om nog op onderzoek uit te gaan. Ik wil er zo veel mogelijk
over te weten komen.’
‘Waarom, kind?’
‘Papa leek het belangrijk te vinden.’
‘Heeft hij er ooit met je over gesproken?’
‘Hij praatte weinig over de oorlog en wat hij daarna
deed.’
‘Daar zal hij zijn redenen voor hebben gehad.’
‘Dat zal zeker zo zijn. Maar papa is er nu niet meer.’
Chapaev zweeg en keek peinzend in het vuur. Schaduwen dansten over
zijn oude gezicht. Ze keek even naar Knoll, die hun gastheer scherp
observeerde. Ze was gedwongen geweest iets over de brieven te
zeggen en zag dat Knoll reageerde. Dat verbaasde haar niet, want ze
had de informatie doelbewust achtergehouden. Ze verwachtte dat er
nog vragen zouden komen.
‘Misschien is het tijd,’ zei Chapaev zacht. ‘Ik vroeg me al af
wanneer. Misschien is nu het moment aangebroken.’
Naast haar haalde Knoll diep adem. Ze voelde een koude rilling
langs haar rug trekken. Was het mogelijk dat deze oude man wist
waar de Amberzaal zich bevond?
‘Een monster was het, Erich Koch,’ fluisterde Chapaev.
Ze begreep het niet.‘Koch?’
‘De gouwleider van Pruisen,’ zei Knoll. ‘Een van Hitlers
gewestelijke bestuurders. Koch bestuurde Pruisen en Oekraïne. Het
was zijn taak elke ton graan, elk gram staal en elke dwangarbeider
die hij kon bemachtigen uit het gebied te wringen.’
De oude man zuchtte.‘Koch zei soms dat als hij een Oekraïener vond
die geschikt was om bij hem aan tafel te zitten, hij hem dood zou
schieten. Ik geloof dat we hem dankbaar moeten zijn voor zijn
onmenselijkheid. Hij speelde het klaar om veertig miljoen
Oekraïeners, die de invallers hadden begroet als bevrijders die hen
van Stalin kwamen verlossen, te bekeren tot ziedende partizanen die
Duitsers haatten. Een hele prestatie.’
Knoll zei niets.
Chapaev ging verder.‘Koch speelde met de Russen en de Duitsers na
de oorlog, gebruikte de Amberzaal om in leven te blijven. Karol en
ik waren getuige van de manipulatie, maar konden niets
zeggen.’
‘Ik begrijp het niet,’ zei ze.
Knoll zei: ‘Koch stond na de oorlog in Polen terecht en werd ter
dood veroordeeld als oorlogsmisdadiger. De sovjets schortten zijn
terechtstelling echter herhaaldelijk op. Hij beweerde te weten waar
de Amberzaal was begraven. Koch was degene die in 1941 het bevel
gaf om deze uit Leningrad weg te halen en naar Königsberg over te
brengen. Hij gaf ook opdracht hem in ’45 te demonteren en naar het
westen te transporteren. Koch gebruikte zijn vermeende kennis om in
leven te blijven, redenerend dat de sovjets hem zodra hij de
locatie onthulde zouden ombrengen.’
Er begon iets boven te drijven van wat ze had gelezen in de
artikelen die haar vader bewaarde. ‘Uiteindelijk kreeg hij echter
de verzekering dat hij gespaard zou worden, nietwaar?’
‘Halverwege de jaren zestig,’ zei Chapaev.‘Maar die gek beweerde
dat hij zich de exacte locatie niet kon herinneren. Königsberg was
tegen die tijd herdoopt tot Kaliningrad en maakte deel uit van de
Sovjet-Unie. De stad was tijdens de oorlog tot puin gebombardeerd,
en de sovjets lieten alles platwalsen en bouwden de stad opnieuw
op. Van de vroegere stad was niets over. Hij gaf de Russen de
schuld van alles. Zei dat ze zijn herkenningspunten hadden
vernietigd. Hun schuld dat hij de plek nu niet meer kon
vinden.’
‘Koch heeft nooit iets geweten, of wel soms?’ vroeg
Knoll.
‘Niets. Een echte opportunist die in leven probeerde te
blijven.’
‘Dus vertel ons, oude man, hebt u de Amberzaal gevonden?’
Chapaev knikte.
‘U hebt hem gezien?’ vroeg Knoll.
‘Nee. Maar hij was er wel.’
‘Waarom hield u het geheim?’
‘Stalin was slecht. De vleesgeworden duivel. Hij plunderde en stal
het erfgoed van Rusland om het Paleis van de Sovjets te
bouwen.’
‘Het wat?’ vroeg ze.
‘Een kolossale wolkenkrabber in Moskou,’ zei Chapaev. ‘En hij wilde
het ding bekronen met een reusachtig standbeeld van Lenin. Kun je
je zo’n monstrum voorstellen? Karol, ik en alle anderen verzamelden
voor het Museum van Wereldkunst, dat onderdeel zou worden van dat
paleis. Het moest Stalins geschenk aan de wereld worden. Precies
hetzelfde als Hitler van plan was in Oostenrijk. Een kolossaal
museum vol geplunderde kunst. Godzijdank heeft Stalin zijn monument
evenmin gebouwd. Het was allemaal waanzin. Had niets zinnigs. En
niemand kon de schoft tegenhouden. Alleen de dood werd hem de
baas.’ De oude man schudde het hoofd. ‘Absolute, complete waanzin.
Karol en ik waren van plan onze plicht te doen en geen woord te
zeggen over wat we in de bergen dachten te hebben gevonden. Beter
dat het begraven bleef dan het paradepaardje voor satan
werd.’
‘Hoe hebben jullie de Amberzaal gevonden?’ vroeg ze.
‘Puur toeval. Karol kwam een werknemer van de spoorwegen tegen die
ons de weg wees naar de grotten. Ze lagen in de Russische sector,
wat later OostDuitsland werd. Zelfs dát stalen de sovjets, hoewel
ik het met die diefstal eens was. Er gebeuren zulke vreselijke
dingen elke keer dat Duitsland zich verenigt. Vindt u niet, meneer
Knoll?’
‘Ik heb geen mening over politiek, kameraad Chapaev. Bovendien ben
ik Oostenrijker, geen Duitser.’
‘Vreemd, ik dacht dat ik Beierse klanken bespeurde in uw
accent.’
‘Goede oren voor een man van uw leeftijd.’
Chapaev wendde zich tot haar.‘Dat was de bijnaam van uw vader.`Yxo. Oren. Zo noemden ze hem in Mauthausen. Hij was de enige in de barakken die Duits sprak.’
‘Dat wist ik niet. Papa sprak zelden over het
kamp.’
Chapaev knikte.‘Begrijpelijk. Ik heb de laatste maanden van de
oorlog zelf in een kamp gezeten.’ De oude man keek Knoll scherp
aan.‘Wat uw accent betreft, Herr Knoll, ik was vroeger goed in die
dingen. Duits was mijn specialiteit.’
‘Uw Engels is ook heel goed.’
‘Ik heb een talenknobbel.’
‘Uw werk vroeger zal beslist observatievermogen en communicatieve
vaardigheden hebben geëist.’
De wrijving die er tussen hen leek te zijn maakte haar
nieuwsgierig. Twee vreemden, maar ze gedroegen zich alsof ze elkaar
kenden. Of, beter gezegd, elkaar haatten. De schermutseling hield
hun missie echter op. Ze zei:‘Danja, kun je ons vertellen waar de
Amberzaal zich bevindt?’
‘In de grotten ten noorden van hier, het Harzgebergte. Bij
Warthberg.’
‘U klinkt net als Koch, oude man,’ zei Knoll.‘Die grotten zijn
uitgebreid onderzocht.’
‘Deze niet. Ze lagen in de oostelijke sector. De sovjets sloten ze
met kettingen af. Weigerden ook maar iemand toe te laten. Er zijn
er zoveel. Er zouden tientallen jaren voor nodig zijn om ze
allemaal te onderzoeken, en het zijn net rattenholen. De nazi’s
hebben in het merendeel explosieven aangebracht en in de rest
munitie opgeslagen. Dat is een van de redenen waarom Karol en ik
nooit zijn gaan kijken. De amber kan maar beter daar blijven liggen
dan dat alles ontploft.’
Knoll haalde een aantekenboekje en pen uit zijn achterzak.‘Teken
een plattegrond.’
Chapaev werkte een paar minuten aan een schets. Zij en Knoll
zwegen. De stilte werd slechts verbroken door het geknisper van het
vuur en het gekras van pen op papier. Chapaev gaf Knoll de blocnote
terug.
‘De goede grot is te vinden met behulp van de zon,’ zei Chapaev.‘De
ingang ligt op het oosten. Een vriend die het gebied onlangs heeft
bezocht, zei dat de ingang tegenwoordig met ijzeren tralies is
afgesloten, en dat aan de buitenkant de code bcr-65 te zien is. De
Duitse autoriteiten moeten het inwendige nog onderzoeken op
explosieven, zodat tot dusver niemand zich erin heeft gewaagd. Dat
heb ik in elk geval gehoord. Ik heb zo goed als ik het me kan
herinneren een plattegrond van de tunnel getekend. Achterin zullen
jullie moeten graven. Maar na ongeveer een meter stuiten jullie op
de ijzeren deur die toegang geeft tot de ruimte.’
Knoll zei:‘U hebt dit geheim tientallen jaren bewaard. Nu vertelt u
het vrijuit tegen twee vreemden?’
‘Rachel is geen vreemde.’
‘Hoe weet u of ze niet liegt over wie ze is?’
‘Ik zie haar vader in haar, duidelijk.’
‘Maar u weet niets van mij. U hebt er zelfs niet naar gevraagd
waarom ik hier ben.’
‘Als u bij Rachel hoort, is dat goed genoeg voor mij. Ik ben een
oude man, Herr Knoll. Ik heb niet veel tijd meer. Iemand moet weten
wat ik weet. Misschien hadden Karol en ik gelijk. Misschien niet.
Het kan zijn dat er helemaal niets is. Waarom gaat u niet kijken
voor de zekerheid?’ Chapaev wendde zich tot haar.‘Nu, mijn kind,
als dat alles is wat je wilde, ik ben moe en wil rusten.’
‘Goed, Danja, we zullen gaan. En dank je. We zullen voor jou gaan
kijken of de Amberzaal er nog is.’
Chapaev zuchtte.‘Doe dat, mijn kind. Doe dat.’
‘ Heel goed, kameraad,’ zei Suzanne in het
Russisch toen Chapaev de slaapkamerdeur opende. De gasten van de
oude man waren juist ver
trokken en ze hoorde de auto wegrijden. ‘Hebt u ooit een carrière
als acteur
overwogen? Christian Knoll is moeilijk voor de gek te houden. Maar
u deed het
fantastisch. Ik geloofde u bijna zelf.’
‘Hoe weet je of Knoll naar de grot zal gaan?’
‘Hij is erop gebrand zijn nieuwe werkgever een plezier te doen. Hij
wil de
Amberzaal zo graag vinden dat hij het erop waagt te gaan kijken, al
denkt hij
dat het allemaal op niets uitloopt.’
‘Stel dat hij denkt dat het een valstrik is.’
‘Geen reden om ook maar iets te vermoeden, dankzij uw opmerkelijke
voorstelling.’
Chapaevs ogen richtten zich op zijn kleinzoon, terwijl de jongen
met een
prop in zijn mond vastgebonden was aan een eikenhouten stoel naast
het bed. ‘Uw dierbare kleinzoon vond uw voorstelling geweldig.’ Ze
streelde het haar van het kind.‘Nietwaar, Julius?’
De jongen probeerde terug te wijken, mompelend achter de tape over
zijn mond. Ze bracht het pistool met geluiddemper tot vlak bij zijn
hoofd. Hij sperde zijn jonge ogen wijd open toen de loop dicht bij
zijn schedel tot stilstand kwam.
‘Dat is niet nodig,’ zei Chapaev snel. ‘Ik heb gedaan wat je vroeg.
Ik heb de plattegrond goed getekend. Geen trucs. Hoewel het me aan
mijn hart gaat wat die arme Rachel zou kunnen overkomen. Ze
verdient dit niet.’
‘De arme Rachel had daaraan moeten denken voordat ze besloot zich
ermee te bemoeien. Dit is niet haar strijd, en niet haar zaak. Ze
had het erbij moeten laten.’
‘Kunnen we naar de andere kamer gaan?’ vroeg hij.
‘Zoals u wilt. Ik denk niet dat die lieve Julius ergens heen zal
gaan, wel?’ Ze liepen de kamer in. Hij trok de slaapkamerdeur
dicht. ‘De jongen verdient niet dat hij sterft,’ zei hij
rustig.
‘U bent scherpzinnig, kameraad Chapaev.’
‘Noem me niet zo.’
‘U bent niet trots op uw sovjeterfenis?’
‘Ik heb geen sovjeterfenis. Ik was Wit-Rus. Alleen om tegen Hitler
te vechten sloot ik me bij hen aan.’
‘U plaatste geen vraagtekens bij het stelen van kostbaarheden voor
Stalin.’ ‘Een fout van die tijd. Lieve god. Vijftig jaar heb ik het
geheim bewaard. Nooit heb ik een woord gezegd. Kun je dat niet
accepteren en mijn kleinzoon laten leven?’
Ze zei niets.
‘Je werkt voor Loring, hè?’ vroeg hij.‘Josef is beslist dood. Het
moet Ernst, de zoon, zijn.’
‘Nogmaals, zeer scherpzinnig, kameraad.’
‘Ik wist dat je op een dag zou komen. Dat was het risico dat ik
nam. Maar de jongen heeft hier niets mee te maken. Laat hem
gaan.’
‘Hij is een risicofactor. Net als u. Ik heb de briefwisseling
tussen u en Karol Borya gelezen. Waarom kon u het niet met rust
laten? De zaak geen zachte dood laten sterven? Met hoeveel meer
mensen hebt u gecorrespondeerd? Mijn werkgever wenst geen risico’s.
Borya is dood. De andere speurders zijn er niet meer. Alleen u bent
nog over.’
‘Je hebt Karol vermoord, nietwaar?’
‘Nee, niet echt. Herr Knoll was me voor.’
‘Dat weet Rachel niet?’
‘Blijkbaar niet.’
‘Dat arme kind, het gevaar waarin ze verkeert.’
‘Haar probleem, kameraad, zoals ik al zei.’
‘Ik verwacht dat je me doodt. In zekere zin vind ik het best. Maar
laat de jongen alsjeblieft gaan. Hij kan niet verraden wie je bent.
Hij spreekt geen Russisch. Hij heeft niets verstaan van wat we
hebben gezegd. Je hebt je duidelijk vermomd. De jongen zou de
politie totaal niet kunnen helpen.’
‘U weet dat ik dat niet kan doen.’
Hij deed een uitval naar haar, maar de spieren waarmee hij
misschien ooit rotswanden had beklommen en zich van gebouwen had
laten zakken, waren weggekwijnd door ouderdom en ziekte. Ze ontweek
zijn zinloze poging met gemak.
‘Dit is niet nodig, kameraad.’
Hij viel op zijn knieën.‘Toe. Ik smeek je in de naam van de Heilige
Maagd, laat de jongen gaan. Hij verdient een leven.’ Chapaev boog
zich naar voren en drukte zijn neus tegen de vloer. ‘Arme Julius,’
mompelde hij in tranen. ‘Arme, arme Julius.’
Ze richtte het pistool op Chapaevs achterhoofd en overwoog zijn
verzoek. ‘Dasvidániya, kameraad.’
NEGENENTWINTIG
‘Heb je hem niet te hard aangepakt?’ zei Rachel.
Ze reden met hoge snelheid over de autobaan naar het noorden, en hadden Kehlheim en Danja Chapaev inmiddels een uur achter zich gelaten. Zij reed.
Knoll had gezegd dat hij het een poosje later
zou overnemen en hen over de slingerende wegen door het
Harzgebergte zou loodsen.
Hij keek op van de schets die Chapaev had gemaakt.‘Je moet
begrijpen, Rachel, dat ik dit al vele jaren doe. Mensen liegen veel
vaker dan ze de waarheid spreken. Chapaev zegt dat de Amberzaal
zich in een van de grotten in de Harz bevindt. Die theorie is al
duizend keer nageplozen. Ik oefende druk uit om me ervan te
vergewissen dat hij eerlijk was.’
‘Hij leek oprecht.’
‘Het wekt mijn achterdocht dat de schat na al die jaren eenvoudig
aan het eind van een donkere tunnel zou liggen te
wachten.’
‘Zei je niet dat er honderden tunnels zijn en dat de meesten niet
zijn verkend? Te gevaarlijk, immers?’
‘Dat klopt. Maar ik ben goed bekend met het globale gebied dat
Chapaev beschrijft. Ik heb daar zelf grotten doorzocht.’
Ze vertelde hem over Wayland McKoy en de expeditie die gaande
was.
‘Stod ligt maar veertig kilometer van de plek waar wij heen gaan,’
zei Knoll. ‘Ook daar zijn veel grotten die vol zouden zitten met
buit. Als je de schatzoekers moet geloven.’
‘Doe jij dat niet?’
‘Ik ben erachter gekomen dat alles wat het bezitten waard is
gewoonlijk al iemands eigendom is. De eigenlijke jacht betreft de
bezitters. Je zou ervan staan te kijken hoeveel zoekgeraakte
kostbaarheden eenvoudig op een tafel in iemands slaapkamer liggen,
of aan de muur hangen, net zo voor het oprapen als een in een
warenhuis gekocht kleinood. Mensen denken dat de tijd hen
beschermt. Dat is niet het geval. In de jaren zestig vond een
toerist een Monet op een boerderij. De eigenaar had het schilderij
gekregen in ruil voor een pond boter. Er zijn oneindig veel van
zulke verhalen, Rachel.’
‘Dat doe je dus? Dergelijke kansen zoeken?’
‘Naast ander speurwerk.’
Ze reden verder, door landerijen die vlakker werden en daarna weer
hoger terwijl de verkeersweg Midden-Duitsland doorkruiste en in
noordwestelijke richting afboog naar bergachtig gebied. Nadat ze
aan de kant van de weg waren gestopt, nam Rachel plaats op de
passagiersstoel. Knoll reed de wagen weer de snelweg op.‘Dat is de
Harz. Het noordelijkste gebergte van Midden-Duitsland.’
De toppen rezen niet zo hoog op als de besneeuwde rotswanden van de
Alpen. In plaats daarvan liepen de hellingen geleidelijk op, waren
de toppen meer glooiend, en waren de bergen begroeid met dennen,
beuken en notenbomen. Overal in kleine valleien en brede ravijnen
lagen steden en dorpen genesteld. In de verte waren de silhouetten
van hogere bergen zichtbaar.
‘Doet me denken aan de Appalachen,’ zei ze.
‘Dit is het land van Grimm,’ zei Knoll.‘Het magisch koninkrijk. In
de vroege Middeleeuwen was het een van de laatste streken waar het
heidendom heerste. Er zouden feeën, heksen en kabouters ronddolen.
Men zegt dat de laatste beren en lynxen van Duitsland ergens in
deze streek zijn gedood.’
‘Het is hier schitterend,’ zei ze.
‘Vroeger werd hier zilver gedolven, maar daar kwam in de tiende
eeuw een einde aan. Toen volgden goud, lood, zink en bariumoxide.
De laatste mijn ging voor de oorlog in de jaren dertig dicht. De
meeste grotten en tunnels zijn daar nog van overgebleven. Oude
mijnen waar de nazi’s goed gebruik van maakten. Perfecte
schuilplaatsen om aan bommenwerpers te ontsnappen en moeilijk
binnen te dringen voor grondtroepen.’
Ze keek naar de slingerende weg voor hen en dacht aan Knolls
verwijzing naar de gebroeders Grimm. Ze verwachtte half de gans te
zien die het gouden ei legde, of de twee zwarte stenen die eens
wrede broers waren, of de rattenvanger van Hameln die met een
deuntje ratten en kinderen lokte.
Een uur later reden ze Warthberg binnen. Een donkere vestingmuur
omringde het compacte dorp, slechts versierd met gewelfde tressen
en bastions met kegelvormige daken. Het verschil in bouwstijl met
het zuiden was duidelijk. In plaats van de rode daken en verweerde
vestingwallen van Kehlheim waren er nu vakwerkgevels met daken van
matgrijze leisteen. Minder bloemen sierden ramen en huizen. Er was
een duidelijke gloed van middeleeuwse kleuren, die echter getemperd
leek door een vernis van ingetogenheid. Niet veel anders,
concludeerde ze, dan het contrast tussen New England en het diepe
Zuiden in de vs.
Knoll parkeerde voor een herberg met de interessante naam Goldene
Krone. ‘Gouden Kroon,’ vertelde hij haar alvorens er naar binnen te
lopen. Ze wachtte buiten en bestudeerde de drukke straat. Uit de
etalages aan weerszijden van de met ronde keien bestrate weg sprak
handelsgeest. Knoll kwam een paar minuten later terug.
‘Ik heb twee kamers voor vannacht besproken. Het is bijna vijf uur
en het blijft nog vijf of zes uur licht. Maar we zullen morgen de
heuvels in gaan. Er is geen haast bij. Het ligt er al vijftig
jaar.’
‘Blijft het hier zo lang licht?’
‘We zitten hier halverwege de poolcirkel en het is bijna
zomer.’
Knoll haalde allebei hun reistassen uit de huurauto. ‘Ik help je
met je bagage; daarna moet ik een paar dingen gaan kopen. Dan
kunnen we ergens eten. Ik heb op weg hierheen een restaurant
gezien.’
‘Dat zou fijn zijn,’ zei ze.
Knoll liet rachel achter in haar kamer. Hij had toen ze het dorp binnenreden de gele telefooncel opgemerkt en vond snel zijn weg terug naar de stadswal. Hij hield er niet van om in een hotel de telefoon te gebruiken. Er werd te veel geregistreerd. Hetzelfde gold voor mobiele telefoons. Een onbekende telefooncel was altijd veiliger als er snel interlokaal moest worden gebeld. In de cel draaide hij het nummer van Burg Herz.
‘Het werd tijd. Hoe staat het ermee?’ vroeg
Monika toen ze de telefoon opnam.
‘Ik probeer de Amberzaal te vinden.’
‘Waar ben je?’
‘Niet ver weg.’
‘Ik ben niet in de stemming, Christian.’
‘Het Harzgebergte. Warthberg.’ Hij vertelde haar over Rachel
Cutler, Danja Chapaev en de grot.
‘Dat hebben we eerder gehoord,’ zei Monika.‘Die bergen zijn net
mierenhopen en niemand heeft er ooit ook maar iets
gevonden.’
‘Ik heb een plattegrond. Wat voor kwaad kan het?’
‘Je wilt haar neuken, zeker?’
‘De gedachte is bij me opgekomen.’
‘Ze komt een beetje te veel te weten, vind je niet?’
‘Niets wat van enig belang is. Ik moest haar wel meenemen. Ik nam
aan dat Chapaev zich beter op zijn gemak zou voelen bij Borya’s
dochter dan bij mij.’
‘En?’
‘Hij was toeschietelijk. Te open als je het mij vraagt.’
‘Voorzichtig met die vrouw Cutler,’ zei Monika.
‘Ze denkt dat ik op zoek ben naar de Amberzaal. Verder niets. Er is
geen enkel verband te leggen tussen mij en haar vader.’
‘Klinkt alsof je gevoelens begint te krijgen, Christian.’
‘Nauwelijks.’ Hij vertelde haar over Suzanne Danzer en de episode
in Atlanta.
‘Loring maakt zich zorgen over wat we aan het doen zijn,’ zei
Monika.‘Hij en vader hadden gisteren een lang telefoongesprek. Hij
was duidelijk aan het vissen naar informatie. Een beetje opvallend
voor zijn doen.’
‘Ach, dat hoort zo bij het spel.’
‘Ik hoef niet vermaakt te worden, Christian. Wat ik wil is de
Amberzaal. En volgens vader lijkt dit het beste aanknopingspunt dat
we ooit hebben gehad.’
‘Daar ben ik niet zo zeker van.’
‘Altijd even pessimistisch. Waarom zeg je dat?’
‘Iets aan Chapaev zit me dwars. Ik kan mijn vingers er niet op
leggen, maar er is iets.’
‘Ga naar de mijn, Christian en zoek. Overtuig jezelf. Naai dan die
rechter en ga verder met je werk.’
Rachel gebruikte de telefoon naast het bed en gaf een telefoniste van at&t in de vs haar creditcardnummer. Nadat de telefoon in haar huis acht keer was overgegaan, trad het antwoordapparaat in werking en gaf haar stem de instructie een boodschap achter te laten.
‘Paul. Ik ben in een plaats die Warthberg heet in Midden-Duitsland. Dit is het hotel en het nummer.’ Ze vertelde hem dat ze in de Goldene Krone zat.‘Ik bel morgen. Geef de kinderen een zoen voor me. Dag.’
Ze keek op haar horloge: vijf uur ’s middags. Elf uur ’s morgens in Atlanta. Misschien was hij met de kinderen naar de dierentuin of een film. Ze was blij dat ze bij Paul waren. Het was jammer dat ze niet elke dag bij hem konden zijn. Kinderen hebben een vader nodig, en hij had hen nodig. Dat was het moeilijkste van echtscheiding, weten dat er geen gezin meer was. Ze had een jaar op de rechterstoel gezeten en echtscheidingen voor anderen geregeld voordat haar eigen huwelijk instortte. Vele malen had ze zich afgevraagd, terwijl ze luisterde naar bewijsmateriaal dat ze eigenlijk niet hoefde te horen, waarom echtparen die eens van elkaar hielden plotseling niets goeds over elkaar te zeggen hadden. Was haat een eerste vereiste voor echtscheiding? Een noodzakelijk element? Zij en Paul haatten elkaar niet. Ze waren aan tafel gaan zitten, hadden kalm hun bezittingen verdeeld en vastgesteld wat het beste was voor de kinderen. Maar wat voor keus had Paul? Ze had duidelijk gemaakt dat het huwelijk voorbij was. Over het onderwerp hoefde niet meer gediscussieerd te worden. Hij had zijn best gedaan om het haar uit het hoofd te praten, maar haar besluit stond vast.
Hoe vaak had ze zichzelf dezelfde vraag
gesteld? Had ze er goed aan gedaan? Hoe dikwijls was ze tot
dezelfde conclusie gekomen?
Wie zal het zeggen?
Knoll kwam naar haar kamer en ze liep met hem mee naar een
karakteristiek stenen gebouw dat eens, zo legde hij uit, een vaste
halte en herberg was geweest en nu tot restaurant was
verbouwd.
‘Hoe weet je dat?’ vroeg ze.
‘Ik heb er naar gevraagd, toen ik er stopte om te kijken tot hoe
laat het open bleef.’
Het interieur was een gotische stenen crypte met gewelfde plafonds,
gebrandschilderde ramen en smeedijzeren lantaarns. Knoll
rekwireerde een van de schraagtafels achterin. Er waren twee uur
verstreken sinds ze in Warthberg waren aangekomen. Ze had de tijd
genomen om een bad te nemen en zich om te kleden. Ook haar
begeleider had andere kleren aangetrokken. Jeans en laarzen waren
vervangen door een wollen sportpantalon, fleurige trui en
geelbruine leren schoenen.
‘Wat heb je gedaan nadat je weg was gegaan?’ vroeg ze, terwijl ze
plaatsnamen.
‘Aangeschaft wat we morgen nodig zullen hebben. Zaklampen, een
schop, draadschaar, twee korte jassen. Het zal kil zijn in de berg.
Ik zag dat je vandaag korte laarsjes droeg. Draag ze morgen ook, je
zult goede steun voor je voeten nodig hebben.’
‘Je doet net alsof je dit eerder hebt gedaan.’
‘Verscheidene keren. Maar we moeten voorzichtig zijn. Niemand mag
zonder vergunning de mijnen in. De overheid regelt de toegang, om
te voorkomen dat mensen zichzelf opblazen.’
‘Ik neem aan dat wij ons niet om vergunningen
bekommeren?’
‘Niet echt. Daarom duurde het zo lang. Ik heb bij meer winkeliers
ingekocht. Niet zoveel op één plek dat het aandacht
trok.’
Een ober drentelde naar hen toe en nam hun bestelling op. Knoll
bestelde een fles wijn, een krachtige rode die de ober als
plaatselijke wijn aanprees.
‘Hoe vind je je avontuur tot dusver?’ vroeg hij.
‘Beter dan de rechtszaal.’
Ze keek rond in het intieme eethuis. Ongeveer twintig anderen zaten
verspreid aan de tafels. Voornamelijk tweetallen. Eén viertal.‘Denk
je dat we zullen vinden wat we zoeken?’
‘Heel goed,’ zei hij.
Ze was in verwarring gebracht.‘Wat bedoel je?’
‘Niet over ons doel praten.’
‘Ik ging er al van uit dat je onze bedoelingen niet ruchtbaar wilde
maken.’ ‘Daar ga je terecht van uit. En ik heb mijn
twijfels.’
‘Je vertrouwt nog altijd niet wat je vanmorgen hebt
gehoord?’
‘Het is geen kwestie van niet vertrouwen. Ik heb het alleen
allemaal eerder gehoord.’
‘Maar niet van mijn vader.’
‘Je vader is niet degene op wie we afgaan.’
‘Denk je dat Chapaev loog?’
De ober serveerde de bestelde wijn en gerechten. Voor Knoll een
dampend stuk varkensvlees, voor haar gebraden kip, allebei met
aardappelen en salade. Ze was onder de indruk van de snelle
bediening.
‘Wat vind je ervan als ik mijn oordeel tot morgenochtend opschort?’
zei Knoll. ‘De oude man het voordeel van de twijfel gun, zoals
jullie Amerikanen dat zeggen.’
Ze glimlachte.‘Dat lijkt me een goed idee.’
Knoll gebaarde naar het voedsel.‘Zullen we gaan eten en het over
aangenamere dingen hebben?’
Na de maaltijd liep Knoll samen met haar terug naar de Goldene Krone. Het was bijna tien uur, maar de hemel was nog licht en de avondlucht leek op die van de herfst in het noorden van Georgia.
‘Ik heb toch een vraag,’ zei ze.‘Als we de
Amberzaal vinden, hoe voorkom je dan dat de Russische regering de
panelen weer in handen krijgt?’
‘Daar zijn wettelijke mogelijkheden voor. De panelen zijn sinds
meer dan vijftig jaar opgegeven. Het in bezit hebben ervan zal
zeker tellen. Bovendien willen de Russen hem misschien niet eens
terug. Ze hebben de kamer met nieuwe amber en nieuwe technologie
weer tot leven gewekt.’
‘Dat wist ik niet.’
‘De kamer in het Catharina Paleis is opnieuw ingericht. Het heeft
meer dan twintig jaar geduurd. Het verlies van de Baltische staten
toen de Sovjet-Unie ineenstortte betekende dat ze waren gedwongen
de amber in de vrije handel te kopen. Dat bleek duur. Weldoeners
schonken echter geld. Ironisch genoeg kwam de grootste bijdrage van
een Duitse onderneming.’
‘Des te meer reden om de panelen terug te willen. De originelen
zullen veel waardevoller zijn dan kopieën.’
‘Dat denk ik niet. De amber zou een andere kleur hebben en niet van
dezelfde kwaliteit zijn. Het zou niets uithalen om die stukken te
combineren.’ ‘De panelen zouden niet intact zijn als ze worden
gevonden?’ Hij schudde het hoofd.‘De amber was oorspronkelijk op
platen massief eikenhout gelijmd met een mastiek van bijenwas en
boomsap. De temperatuur in het Catharina Paleis was nauwelijks
gereguleerd, dus terwijl het hout meer dan tweehonderd jaar lang
uitzette en kromp liet de amber geleidelijk los. Toen de nazi’s
ermee aan de haal gingen, was bijna dertig procent al losgeraakt
van de platen. Men schat dat nog eens vijftien procent verloren is
gegaan tijdens het transport naar Königsberg. Er zijn nu dus alleen
nog maar fragmenten.’
‘Wat hebben die dan nog voor nut?’
Hij grinnikte. ‘Er bestaan foto’s. Als je de stukken hebt, zou het
niet moeilijk zijn de hele zaal weer in elkaar te zetten. Waar ik
op hoop is dat de nazi’s ze goed hebben verpakt, omdat mijn
werkgever niet geïnteresseerd is in herschepping. Het gaat om het
origineel.’
‘Hij lijkt me een interessante man.’
Hij glimlachte.‘Leuk geprobeerd... alweer. Maar ik heb niet “hij”
gezegd.’
Ze kwamen bij het hotel aan. Boven, bij haar kamer, stond Knoll
stil voor haar deur.
‘Hoe vroeg gaan we weg?’ vroeg ze.
‘We vertrekken om halfacht. De receptionist beneden zegt dat we
vanaf zeven uur kunnen ontbijten. Het gebied waar we moeten zijn is
niet ver weg, ongeveer tien kilometer.’
‘Bedankt voor alles wat je voor me hebt gedaan. Om niet te spreken
van het redden van mijn leven.’
Knoll tikte tegen zijn hoed.‘Graag gedaan.’
Ze glimlachte bij het gebaar.
‘Je hebt het over je echtgenoot gehad, maar verder over niemand. Is
er een man in je leven?’
De vraag kwam plotseling. Iets te snel.‘Nee.’ Ze had direct spijt
van haar eerlijkheid.
‘In je hart verlang je nog naar je ex-man, nietwaar?’
Het waren deze man zijn zaken niet, maar om de een of andere reden
wilde ze antwoorden.‘Soms.’
‘Weet hij het?’
‘Soms.’
‘Hoelang is het geleden?’
‘Sinds wat?’
‘Sinds je de liefde hebt bedreven met een man.’
Hij keek haar langer aan dan ze verwachtte. Deze man was intuïtief
en het stoorde haar.‘Niet zo lang dat ik met een volslagen vreemde
in bed zou duiken.’ Knoll glimlachte.‘Misschien zou die vreemde je
kunnen helpen om te vergeten?’
‘Ik geloof niet dat ik daar behoefte aan heb. Maar bedankt voor het
aanbod.’ Ze stak de sleutel in het slot en opende de deur, keek
vervolgens om.‘Dit is geloof ik de eerste keer dat me echt een
oneerbaar voorstel is gedaan.’
‘En zeker niet de laatste keer.’ Hij maakte een buiginkje en
glimlachte.‘Welterusten, Rachel.’ En hij liep weg, naar de trap en
zijn eigen kamer.
Iets had echter haar belangstelling geprikkeld.
Interessant dat hij de afwijzing als een uitdaging leek op te
vatten.
DERTIG
zondag 18 mei,
7.30 uur
Knoll vertrok uit het hotel en bestudeerde de ochtend. Een deken van mist hing over het rustige dorp en de omringende vallei. De lucht zag er somber uit en de voorjaarszon deed zijn best om de dag op te warmen. Rachel leunde tegen de auto en was zo te zien klaar voor vertrek. Hij liep naar haar toe. ‘De mist zal helpen om ons bezoek geheim te houden. Het is ook gunstig dat het zondag is. De meeste mensen zitten in de kerk.’
Ze stapten in de auto.
‘Ik dacht dat je zei dat dit een bastion van heidendom was,’ zei
ze. ‘Dat geldt voor toeristische brochures en reisgidsen. In deze
bergen wonen veel katholieken, en dat al eeuwen. Het zijn
godsdienstige mensen hier.’
De Volvo kwam grommend tot leven, en hij reed snel Warthberg uit, terwijl de met keien geplaveide straten bijna verlaten waren, en nog vochtig van de ochtendkilte.
De weg ten oosten van het dorp slingerde eerst
omhoog en vervolgens omlaag naar een andere in mist gehulde
vallei.
‘Deze streek doet me nog meer denken aan de Great Smoky Mountains
in North Carolina,’ zei Rachel.‘Die zijn ook zo
gesluierd.’
Hij volgde Chapaevs plattegrond en vroeg zich af of dit een zinloze
onderneming was. Hoe konden tonnen amber meer dan een halve eeuw
verborgen blijven? Velen hadden gezocht. Sommigen waren zelfs
gestorven. Hij was zich de zogenaamde vloek van de Amberzaal
terdege bewust. Maar wat zou het voor kwaad kunnen om even een blik
in de zoveelste berg te werpen? De reis zou in elk geval
interessant zijn, dankzij Rachel Cutler.
Na een heuvel belandden ze opnieuw in een vallei, met aan
weerskanten van de weg dichte bosjes hoog oprijzende beuken,
omringd door nevel. Hij bereikte het punt waar Chapaevs wegenkaart
ophield en zette de auto tussen wat bomen. Hij zei:‘De rest van de
weg moeten we te voet afleggen.’
Hij stapte uit en haalde een rugzak met uitrusting voor
grottenonderzoek uit de kofferbak.
‘Wat zit erin?’ vroeg Rachel.
‘Wat we nodig hebben.’ Hij schikte de schouderbanden.‘Nu zijn we
gewoon een paar wandelaars die er een dagje op uit
trekken.’
Hij overhandigde haar een korte overjas. ‘Raak hem niet kwijt. Je
zult hem nodig hebben wanneer we eenmaal onder de grond
zijn.’
Hij had zijn jas in de hotelkamer aangetrokken, en de stiletto
weggemoffeld in het nylon van zijn rechtermouw. Hij ging voor het
bos in, en het grasrijke terrein liep op terwijl ze zich in
noordelijke richting van de verkeersweg verwijderden. Ze volgden
een goed begaanbaar pad dat langs de voet van een hoge heuvelrug
kronkelde, met zijpaadjes die over beboste hellingen naar de toppen
liepen. In de verte verschenen de donkere ingangen van drie
mijnschachten. Een ervan was afgesloten met een ijzeren hekwerk, en
op het ruwe graniet erboven was een bord bevestigd met gefahr –
zutritt verboten – explosiv.
‘Wat staat er?’ vroeg Rachel.
‘Gevaar. Verboden toegang. Explosieven.’
‘Echt waar?’
‘Deze bergen waren net bankkluizen. In een ervan vonden de
geallieerden de Duitse nationale schatkist. Ook was hier
vierhonderd ton kunst uit het Kaiser Friedrich Museum in Berlijn
verborgen. Explosieven waren beter dan manschappen en
waakhonden.’
‘Is dat de kunst waar Wayland McKoy het op gemunt heeft?’ vroeg
ze.
‘Op grond van wat je me hebt verteld, ja.’
‘Denk je dat hij succes zal hebben?’
‘Moeilijk te zeggen. Maar ik betwijfel of hier nog oude
schilderijen ter waarde van miljoenen op ontdekking liggen te
wachten.’
In de vochtige lucht hing de zware geur van vochtige
bladeren.
‘Wat had het voor zin?’ vroeg Rachel onder het lopen.‘De oorlog was
verloren. Waarom verstoppen ze dan al dat spul?’
‘Je moet net zo denken als een Duitser in 1945. Hitler gaf het
leger bevel om tot de laatste man door te vechten, anders zouden ze
geëxecuteerd worden. Hij geloofde dat als Duitsland maar lang
genoeg standhield, de geallieerden uiteindelijk met hem mee zouden
vechten tegen de bolsjewieken. Hitler wist hoezeer Churchill Stalin
haatte. Hij doorzag ook Stalin en voorspelde precies wat de sovjets
van plan waren met Europa. Hitler dacht dat Duitsland intact kon
blijven door de sovjets en de geallieerden tegen elkaar uit te
spelen. Hij redeneerde dat de Amerikanen en de Britten uiteindelijk
samen met hem een front zouden vormen tegen de Russen. Dan zouden
al die schatten kunnen worden gered.’ ‘Dwaasheid,’ zei
Rachel.
‘Waanzin is een betere beschrijving.’
Zweet parelde op zijn voorhoofd. Zijn leren laarzen zaten onder de
dauwvlekken. Hij bleef staan en nam de verschillende
schachtingangen in de verte goed op, en keek ook naar de
hemel.‘Geen ervan ligt op het oosten. Chapaev zei dat de opening op
het oosten gericht was. En volgens hem zou die gemarkeerd zijn met
bcr-65.’
Hij liep verder het geboomte in. Tien minuten later zag Rachel iets
en ze riep: ‘Daar.’
Hij staarde vooruit. Tussen de bomen was nog een ingang zichtbaar,
waarvan de opening met ijzerwerk was versperd. Aan de tralies was
een roestig bord waar bcr-65 op stond bevestigd. Hij keek naar de
stand van de zon. Oost.
Allemachtig.
Ze liepen erheen en hij liet de uitrusting van zijn rug glijden.
Hij keek om zich heen. Er was niemand te zien en geen geluid
verstoorde de stilte behalve het gefluit van vogels en nu en dan
het geritsel van rode eekhoorns. Hij inspecteerde de tralies en het
sluitwerk. Al het ijzer had door sterke roestvorming een paarsrode
kleur gekregen. Een stalen ketting en een beugelslot hielden het
hek goed dicht. De ketting en het slot waren duidelijk minder oud.
Dat was echter niets ongebruikelijks. De schachten werden door
inspecteurs van de bondsregering stelselmatig opnieuw onderzocht en
beveiligd. Hij trok de draadschaar uit de rugzak.
‘Zo te zien ben je goed voorbereid,’ zei Rachel.
Hij knipte de ketting door en die gleed op de grond. Hij stak de
schaar terug in de rugzak en trok het hek open.
De scharnieren piepten.
Hij stopte. Het had geen zin om onnodig aandacht te
trekken.
Hij duwde het hek langzaam open, zodat het lawaai van metaal op
metaal minder werd. Voor hen lag een gewelfde opening van ongeveer
vijf meter hoog en vier meter breed. Op het zwart geworden
gesteente achter de ingang kleefde korstmos en er hing een muffe
schimmelgeur. Net een graf, dacht hij.‘Deze opening is wijd genoeg
voor een vrachtwagen.’
‘Vrachtwagen?’
‘Als de Amberzaal zich hier bevindt, zijn er ook vrachtwagens. De
kisten kunnen op geen enkele andere manier zijn vervoerd.
Tweeëntwintig ton amber is zwaar. De Duitsers moeten vrachtwagens
de grot in hebben gereden.’
‘Hadden ze geen vorkheftrucks?’
‘Onwaarschijnlijk. We hebben het hier over het eind van de oorlog.
De nazi’s moesten hun schat dringend verbergen. Geen tijd voor
finesse.’
‘Hoe kwamen de vrachtwagens hier?’
‘Er zijn vijftig jaar verstreken. Destijds waren er veel wegen en
minder bomen. Dit hele gebied was een belangrijke industriële
locatie.’
Hij haalde twee zaklampen en een dikke rol bindgaren uit de rugzak
die hij vervolgens weer op zijn schouders hees. Hij trok het hek
achter zich dicht en bracht de ketting en grendel weer aan, om de
schijn te wekken dat de ingang nog vergrendeld was.
‘We zouden gezelschap kunnen krijgen,’ zei hij.‘Nu lopen mensen wel
door naar een andere spelonk. Er zijn er genoeg niet versperd en
veel gemakkelijker te betreden.’
Hij overhandigde haar een zaklamp. Hun twee smalle lichtbundels
drongen maar enkele meters in de afschrikwekkende duisternis door.
Uit het gesteente stak een stuk verroest ijzer. Hij bond het
uiteinde van het bindgaren er stevig aan vast en gaf de rol aan
Rachel.
‘Rol hem af terwijl we naar binnen gaan. Zo vinden we onze weg naar
buiten, mochten we gedesoriënteerd raken.’
Hij ging voorzichtig voor, terwijl hun zaklampen een ruwe
uitgehakte gang onthulden die diep het binnenste van de berg in
voerde. Rachel liep achter hem aan nadat ze haar jas had
aangetrokken.
‘Wees voorzichtig,’ zei hij.‘Er kunnen mijnen zijn gelegd in deze
tunnel. Dat zou de vergrendeling met de ketting
verklaren.’
‘Leuk om te weten.’
‘Wat de moeite waard is, krijg je nooit cadeau.’
Hij stond stil en keek om naar de ingang veertig meter achter hen.
De lucht stonk hier en het was koud geworden. Hij viste Chapaevs
tekening uit zijn zak en bestudeerde de route met behulp van de
zaklamp. ‘Er zou een tweesprong moeten komen. Eens zien of Chapaev
gelijk had.’
De lucht was doortrokken van een verstikkende walm. Rot.
Weerzinwekkend.
‘Vleermuizenguano,’ zei hij.
‘Ik geloof dat ik moet overgeven.’
‘Haal oppervlakkig adem en let er niet op.’
‘Ik moet er wel op letten.’
‘Deze schachten zitten vol vleermuizen.’
‘Fijn.’
Hij grinnikte.‘In China worden vleermuizen vereerd als symbool van
geluk en een lang leven.’
‘Geluk stinkt.’
Er verscheen een tweesprong in de tunnel. Hij stond stil.‘Volgens
de plattegrond moeten we rechtsaf.’
Dat deed hij. Rachel liep achter hem aan, het bindgaren
afrollend.
De stank nam af. De nieuwe tunnel was nauwer dan de hoofdschacht,
maar nog ruim genoeg voor een vrachtwagen. Van tijd tot tijd waren
er smalle zijgangen. Het geluid van vleermuizen, die wachtten tot
het nacht werd, doemde dreigend op.
De berg was zonder twijfel een labyrint. Dat waren ze allemaal.
Mijnwerkers op zoek naar erts en zout hadden er eeuwenlang als
mieren gegraven. Wat zou het prachtig zijn als het juist deze
schacht zou zijn die naar de Amberzaal leidde. Tien miljoen euro.
Allemaal van hem. Om van Monika’s dankbaarheid niet te spreken.
Misschien zou Rachel Cutler dan opgewonden genoeg zijn om hem toe
te laten tot haar slipje. Haar afwijzing gisteren had hij eerder
prikkelend dan beledigend gevonden. Het zou hem niet verbazen als
haar echtgenoot de enige man was met wie ze ooit naar bed was
gegaan. Die gedachte was bedwelmend. Bijna een maagd. Zeker sinds
haar echtscheiding. Wat een genot zou het zijn haar te
nemen.
De schacht begon smaller te worden en te stijgen.
Zijn gedachten keerden abrupt terug naar de tunnel.
Ze waren minstens honderd meter in het graniet en de kalksteen
doorgedrongen. Volgens Chapaevs schets zouden ze op een nieuwe
tweesprong stuiten.
‘Het garen is op,’ zei Rachel.
Hij stond stil en gaf haar een nieuwe rol.
‘Bind de einden goed aan elkaar.’
Hij bestudeerde de schets. Hun bestemming moest ergens voor hen
liggen. Maar iets klopte er niet. De tunnel was hier niet wijd
genoeg voor een voertuig. Als de Amberzaal hier verborgen was, zou
het noodzakelijk zijn geweest de kisten te dragen. Achttien, als
hij het zich goed herinnerde. Alles gecatalogiseerd en geïndexeerd,
de panelen in vloeipapier gewikkeld. Lag er verderop nog een
ruimte? Niet ongewoon dat in het gesteente holten waren gevormd.
Dat deed de natuur soms. Andere holten waren door mensenhand
gemaakt. Volgens Chapaev versperden grote rotsplaten en slik de
ingang naar zo’n ruimte twintig meter verder.
Hij liep verder, elke stap voorzichtig zettend. Hoe dieper in de
berg, hoe groter het risico op explosieven. Zijn zaklamp verdreef
de duisternis vóór hem, en hij richtte zijn blik op iets.
Hij keek ingespannen.
Verdraaid .
Suzanne richtte de verrekijker en bestudeerde de ingang van de mijn. Het bord dat ze drie jaar geleden op het ijzeren hek had bevestigd, bcr-65, hing er nog. De list leek te zijn geslaagd. Knoll was nonchalant aan het worden. Hij had zich linea recta naar de mijn gespoed, met Rachel Cutler achter zich aan. Het was jammer dat het zo was gelopen, maar het kon niet anders. Knoll was zeker interessant. Opwindend zelfs. Maar hij was een probleem. Een groot probleem. Haar trouw aan Ernst Loring was absoluut. Onvoorwaardelijk. Ze had alles aan Loring te danken. Hij was de familie die haar nooit was gegund. Haar leven lang had de oude man haar als een dochter behandeld, en hun band was misschien wel inniger dan zijn relatie met zijn beide zoons, en de liefde voor kostbare kunst was wat hen bond. Hij was zo blij toen ze hem de snuifdoos en het boek gaf. Hem een plezier doen schonk haar voldoening. De keuze tussen Christian Knoll en haar weldoener was dus een uitgemaakte zaak.
Toch was het erg jammer. Knoll had zo zijn
pluspunten.
Ze stond op de beboste heuvelrug, zonder vermomming, met het
golvende blonde haar tot op de schouders en een coltrui aan. Ze
liet de verrekijker zakken, haalde de afstandsbediening voor de dag
en trok de uitschuifbare antenne uit.
Knoll had haar aanwezigheid klaarblijkelijk niet gevoeld, denkend
dat hij haar op de luchthaven van Atlanta had afgeschud.
Bij lange na niet, Christian.
Een knip aan een schakelaar en de ontsteking was
ingeschakeld.
Ze keek op haar horloge.
Knoll en zijn dame zouden nu diep in het inwendige moeten zijn.
Diep genoeg om er nooit meer uit te komen. De autoriteiten
waarschuwden het publiek herhaaldelijk niet op verkenning te gaan
in de spelonken. Explosieven konden overal liggen. Door de jaren
heen waren veel mensen omgekomen, wat de reden was dat de overheid
vergunningen was gaan verstrekken voor onderzoek. Drie jaar geleden
had zich in dezelfde schacht een explosie voorgedaan, die door haar
was opgezet toen een Poolse verslaggever te dicht in de buurt kwam.
Ze had hem gelokt met visioenen van de Amberzaal, en het ongeluk
werd uiteindelijk geweten aan het zoveelste geval van onwettig
onderzoek. Het lijk was nooit gevonden en lag begraven onder het
puin dat Christian Knoll nu aan het bestuderen zou moeten zijn.
Knoll onderzocht de muur van rotsen en zand. Hij had al eerder tunnels zien ophouden. Dit was geen natuurlijk einde. Wat voor hem lag was door een ontploffing veroorzaakt, en het was onmogelijk om met een schop door het puin, dat van bodem tot plafond reikte, heen te komen.
En aan de andere kant bevond zich ook geen
ijzeren deur.
Daar was hij zeker van.
‘Wat is er?’ vroeg Rachel
‘Er is hier een explosie geweest.’
‘Misschien hebben we de verkeerde afslag genomen?’
‘Onmogelijk. Ik heb me exact aan Chapaevs aanwijzingen gehouden.’
Er was duidelijk iets mis. In gedachten nam hij de feiten nog eens
door: Chapaevs informatie die zonder verzet was verstrekt. De
ketting en het slot die van recenter datum waren dan het hek. De
ijzeren scharnieren die nog werkten. Het spoor dat gemakkelijk te
volgen was. Al te gemakkelijk.
En Suzanne Danzer? In Atlanta? Misschien
niet.
Hij kon maar beter terugkeren naar de ingang, zich amuseren met
Rachel Cutler en daarna uit Warthberg vertrekken. Hij was steeds al
van plan geweest haar te vermoorden. Een levende informatiebron
waar een andere acquisiteur gebruik van zou kunnen maken, was
overbodig. Danzer was hen al op het spoor. Het was dus slechts een
kwestie van tijd voordat ze Rachel zou vinden en met haar zou
praten, misschien iets over Chapaev te weten zou komen. Dat zou
Monika niet aanstaan. Misschien wist Chapaev echt waar de Amberzaal
zich bevond, maar had hij hen weloverwogen tot deze speurtocht
aangezet. Dus besloot hij zich nu meteen van Rachel Cutler te
ontdoen, dan terug te rijden naar Kehlheim en informatie uit
Chapaev te wringen, op wat voor manier dan ook.
‘Kom, we gaan,’ zei hij. ‘Rol het garen naar de ingang op. Ik loop
achter je aan.’
Ze begonnen terug te lopen door het labyrint, Rachel voorop. Zijn
lamp onthulde haar stevige achterste en welgevormde dijen in haar
geelbruine jeans. Hij bestudeerde haar slanke benen en smalle
schouders. Zijn lies begon te reageren.
De eerste tweesprong kwam in zicht, vervolgens de tweede.
‘Wacht,’ zei hij.‘Ik wil kijken wat hier te zien is.’
‘Zo gaan we naar buiten,’ zei ze, naar het garen links
wijzend.
‘Dat weet ik. Maar we zijn nu toch hier. Laten we gaan kijken. Leg
het garen maar neer. We weten de weg van hier af.’
Ze gooide de rol bindgaren op de grond en sloeg rechtsaf, nog
altijd vooroplopend.
Hij maakte een snelle beweging met zijn rechterarm. De stiletto
kwam vrij en gleed omlaag. Hij nam het heft in zijn hand.
Rachel stond stil en draaide zich om, zodat het licht van haar lamp
een ogenblik op hem viel.
Zijn zaklamp onthulde de geschokte uitdrukking op haar gezicht toen
ze het glinsterende lemmet zag.
Suzanne richtte de afstandsbediening en drukte op de knop. Het signaal snelde door de ochtendlucht naar de explosieve ladingen die ze gisteravond in het gesteente had aangebracht. Niet genoeg explosieve kracht om aandacht te trekken in Warthberg, op zes kilometer afstand, maar meer dan voldoende om het binnenste van de berg te laten instorten.
Weer een probleem uit de weg geruimd.
De grond schudde. Brokstukken van het plafond kwamen omlaag. Knoll probeerde zijn evenwicht te bewaren.
Nu wist hij het. Het wás een
valstrik.
Hij draaide zich om en stormde in de richting van de ingang. Het
gesteente kwam nu in een regen van steen en verblindend stof naar
beneden. De lucht werd zwaar van het vuil. Hij hield de zaklamp in
de ene hand, de stiletto in de andere. Hij stak het mes snel in
zijn zak en trok zijn overhemd los, de schone zoom gebruikend om
zijn neus en mond te beschermen.
Er viel nog steeds gesteente naar beneden.
Het licht in de richting van de ingang vóór hem werd dof en
troebel, gesluierd door een stofwolk, daarna aan het zicht
onttrokken door rotsblokken. Het was nu onmogelijk die kant op te
gaan.
Hij draaide zich opnieuw om en stormde in de tegenovergestelde
richting, hopend dat er een andere uitweg uit de doolhof was.
Gelukkig werkte zijn zaklamp nog. Rachel Cutler was nergens te
bekennen. Maar het deed er niet toe. Het gesteente had hem de
moeite bespaard.
Hij rende dieper de berg in, via de hoofdschacht, voorbij het punt
waar hij haar het laatst had zien staan. De explosies leken zich
achter hem te concentreren, de muren en het plafond voor hem waren
nog intact, hoewel de hele berg nu trilde.
Achter hem stortte gesteente in. Hij kon duidelijk maar één kant
op. In de schacht werd een tweesprong zichtbaar. Hij stond stil en
oriënteerde zich. De oorspronkelijke ingang lag op het oosten. Het
westen lag dus vóór hem. De gang links leek naar het zuiden te
lopen, de gang rechts naar het noorden. Maar, wie weet? Hij moest
goed opletten. Niet te veel bochten. Hij zou gemakkelijk kunnen
verdwalen, en hij wilde niet onder de grond ronddolen tot hij van
honger of dorst zou omkomen.
Hij liet de zoom van zijn overhemd zakken en zoog zijn longen vol
lucht. Hij probeerde zich zo veel mogelijk te herinneren van wat
hij over de mijnen wist. Er was nooit maar één in- of uitgang. De
diepte en uitgestrektheid van de tunnels alleen al eisten dat er
meer ingangen waren. Tijdens de oorlog hadden de nazi’s het
merendeel van de ingangen echter afgesloten in een poging hun
schuilplaatsen te beveiligen. Hij hoopte nu dat dit niet een van
die mijnen was. Hij voelde zich bemoedigd door de lucht. Niet zo
muf als toen ze dieper in het
inwendige waren.
Hij stak een hand omhoog. Uit de linkergang kwam een zwakke
luchtstroom. Moest hij het erop wagen? Een afslag te veel en hij
zou de weg nooit
meer terugvinden. Totale duisternis kent geen referentiepunten, en
zijn huidige positie kende hij alleen door de ligging van de
hoofdschacht. Door een paar
keer in den blinde van richting te veranderen kon hij dat
referentiekader echter
gemakkelijk verliezen.
Wat moest hij doen?
Hij liep naar links.
Na vijftig meter verscheen er opnieuw een tweesprong in de tunnel.
Hij stak
weer een hand omhoog. Geen luchtstroom. Hij herinnerde zich eens te
hebben
gelezen dat mijnwerkers hun ontsnappingsroutes zo opzetten dat
steeds dezelfde richting moest worden gekozen. Eén keer linksaf
betekende elke keer linksaf, tot je buiten stond. Hij kon niet
anders. Linksaf.
Nog twee keer een tweesprong. Nog twee keer linksaf.
Voor hem uit verscheen een lichtbundel. Zwak. Maar onmiskenbaar.
Hij
snelde verder en sloeg de hoek om.
Op honderd meter afstand doemde daglicht op.
EENENDERTIG
Kehlheim, Duitsland
11.30 uur
Paul wierp een blik in de achteruitkijkspiegel. Een auto naderde snel, met knipperende lichten en loeiende sirene. De kleine groen met witte auto, met in blauwe letters polizei op de portieren, zoefde voorbij en sloeg een bocht om.
Hij reed verder en kwam na tien kilometer aan
in Kehlheim. Het rustige dorp had een met keien bestraat plein,
omringd door in heldere kleuren geschilderde gebouwen. Hij was niet
echt een reiziger. Slechts een reis overzee naar Parijs twee jaar
geleden voor een bezoek aan het museum; de kans om het Louvre te
bezichtigen was te verleidelijk om te laten schieten. Hij had
Rachel gevraagd mee te gaan. Ze had geweigerd. Geen goed idee voor
een exechtgenote, wist hij nog dat ze zei. Hij had nooit goed
geweten wat ze bedoelde, hoewel hij oprecht had gedacht dat ze het
graag zou doen.
Pas gistermiddag had hij een vlucht uit Atlanta kunnen nemen, nadat
hij de kinderen ’s morgens vroeg naar zijn broer had gebracht. Dat
Rachel niet had opgebeld baarde hem zorgen. Maar hij had het
antwoordapparaat sinds de ochtend ervoor om negen uur niet
afgeluisterd. Zijn vlucht had door tussenlandingen in Amsterdam en
Frankfurt lang geduurd, zodat hij pas twee uur eerder in München
was aangekomen. Hij friste zich zo goed mogelijk op in een toilet
op de luchthaven, maar kon beslist een douche, scheerbeurt en
schone kleren gebruiken.
Hij reed op zijn gemak het dorpsplein op en parkeerde bij wat een
supermarkt leek. In Beieren was klaarblijkelijk niet veel te doen
op zondag. Alle gebouwen waren gesloten. De enige activiteit
concentreerde zich rond de kerk, waarvan de toren het hoogste punt
van het dorp was. Geparkeerde auto’s stonden in dichte rijen bijeen
op ongelijke straatkeien. Op de traptreden voor de kerk stond een
groepje oudere mannen te praten. Baarden, donkere jassen en hoeden
overheersten. Hij had een colbert mee moeten nemen, maar had in
zijn haast alleen het hoogstnodige ingepakt.
Hij liep erheen.‘Neem me niet kwalijk. Spreekt iemand van u
Engels?’
Eén man, zo te zien de oudste van de vier, zei:‘Ja, een
beetje.’
‘Ik ben op zoek naar een man die Danja Chapaev heet. Ik heb gehoord
dat hij hier woont.’
‘Niet meer. Nu dood.’
Hij was er al bang voor. Chapaev moest oud zijn geweest. ‘Wanneer
is hij overleden?’
‘Gisteravond. Vermoord.’
Had hij het goed verstaan? Vermoord? Gisteravond? Zijn grootste
angst kwam in hem op. Onmiddellijk rees de vraag.‘Is er iemand
anders gewond geraakt?’
‘Nein. Alleen Danja.’
Opeens schoot hem de politieauto te binnen.‘Waar is dat
gebeurd?’
Hij reed kehlheim uit en volgde de weg die ze hem hadden gewezen. Tien minuten later kwam het huis in zicht, dat gemakkelijk te herkennen was omdat er, met de neus naar de voorzijde, vier politieauto’s geparkeerd stonden. Een man in uniform hield onbewogen de wacht bij de voordeur. Paul liep naar hem toe, maar werd direct tegengehouden.
‘ Nicht eintreten. Kriminelle szene,’ zei de
politieman.
‘Engels, graag.’
‘Verboden toegang. Misdaadlocatie.’
‘Dan moet ik de persoon spreken die de leiding heeft.’
‘Ik heb hier de leiding,’ zei een stem in het huis, in Engels met
Duitse keelklanken.
De man die naar de voordeur kwam was van middelbare leeftijd. Plukken weerbarstig zwart haar bekroonden een verweerd gezicht. Een donkerblauwe overjas hing tot op de knieën over zijn magere lijf. Daaronder een olijfkleurig kostuum met wollen stropdas.
‘Ik ben Fritz Pannik. Inspecteur van de
rijkspolitie. En u?’
‘Paul Cutler. Advocaat uit de Verenigde Staten.’
Pannik streek langs de bewaker aan de voordeur.‘Wat doet een
advocaat uit
Amerika hier op een zondagmorgen?’
‘Ik zoek mijn ex-vrouw. Ze is hier om Danja Chapaev op te zoeken.’
Pannik wisselde een blik met de politieman.
Hij merkte de nieuwsgierige uitdrukking op zijn gezicht op.‘Wat is
er?’ ‘Een vrouw vroeg gisteren in Kehlheim de weg naar dit huis. Ze
wordt van
deze moord verdacht.’
‘Hebt u een beschrijving?’
Pannik stak zijn hand in zijn jaszak en haalde er een blocnote uit.
Hij sloeg
de leren omslag open. ‘Gemiddelde lengte. Rossig-blond haar. Grote borsten.
Jeans. Flanellen bloes. Laarsjes. Zonnebril.
Stevig.’
‘Dat is Rachel niet. Maar het zou iemand anders kunnen zijn.’ Hij
vertelde Pannik snel over Jo Myers, Karol Borya en de Amberzaal en
beschreef hoe zijn bezoekster eruit had gezien. Slank, middelgrote
borsten, kastanjebruin haar, bruine ogen, bril met achthoekig
montuur.‘Ik kreeg de indruk dat het niet haar eigen haar was. Noem
het maar advocatenintuïtie.’
‘Maar ze las de brieven die Chapaev en deze
Karol Borya naar elkaar stuurden?’ ‘Grondig.’
‘Stond dit adres op de enveloppen?’
‘Alleen de naam van het dorp.’
‘Valt er nog meer te vertellen?’
Hij vertelde de inspecteur over Christian Knoll, de bezorgdheid van
Jo
Myers, en zijn bezorgdheid.
‘En u wilde uw ex-vrouw waarschuwen?’ vroeg Pannik.
‘Ik wilde zien of alles goed met haar was. Ik had direct al met
haar mee moeten gaan.’
‘Maar u beschouwde haar reis als
tijdverspilling?’
‘Zonder meer. Haar vader had haar uitdrukkelijk gevraagd zich niet
met deze dingen te bemoeien.’ Achter Panniks rug liepen twee
politieagenten heen en weer.‘Wat is daarbinnen gebeurd?’
‘Als u ertegen kunt, laat ik het u zien.’
‘Ik ben advocaat,’ zei hij, alsof dat iets uitmaakte. Hij maakte er
geen gewag van dat hij in zijn leven nog nooit een strafzaak had
behandeld en nog nooit op een misdaadlocatie was geweest. Maar hij
werd door nieuwsgierigheid gedreven. Eerst Borya dood, nu Chapaev
vermoord. Maar Karol was van de trap gevallen.
Of niet?
Hij liep achter Pannik aan naar binnen. In de warme kamer hing een
eigenaardige, walgelijk zoete geur. In thrillers hadden ze het
altijd over de geur van de dood. Was het dat?
Het huis was klein: een huiskamer, keuken, slaapkamer en badkamer.
De meubels die hij zag waren oud en haveloos, maar het was er toch
schoon en knus. De rust spatte uiteen bij de aanblik van een oude
man die languit op een versleten vloerkleed lag, terwijl zich rond
twee gaten in de schedel een grote karmozijnrode vlek had
gevormd.
‘Een schot van vlakbij,’ zei Pannik.
Zijn ogen waren gefixeerd op het lijk. Gal begon in zijn keel op te
komen. Hij verzette zich tegen de impuls, maar het was
vruchteloos.
Hij stormde de kamer uit.
Hij stond voorovergebogen en gaf over. Het beetje dat hij in het vliegtuig had gegeten, bevuilde nu het vochtige gras. Hij haalde een paar keer diep adem en kreeg zichzelf weer in de hand.
‘Over?’ vroeg Pannik.
Hij knikte.‘Denkt u dat de vrouw dat heeft gedaan?’
‘Dat weet ik niet. Het enige wat ik weet is dat een vrouw vroeg
waar Chapaev woonde en dat de kleinzoon aanbood haar de weg te
wijzen. Ze verlieten gisterochtend samen het marktplein. De dochter
van de oude man begon zich gisteravond zorgen te maken toen de
jongen niet thuiskwam. Ze ging erheen en trof de jongen
vastgebonden in de slaapkamer aan. Blijkbaar had de vrouw er moeite
mee een kind te doden, maar zat ze er niet mee een oude man dood te
schieten.’
‘Gaat het goed met de jongen?’
‘Geschokt, maar in orde. Hij bevestigde de beschrijving, maar had
verder weinig te melden. Hij bevond zich in de andere kamer. Hij
herinnert zich dat hij stemmen hoorde. Hij kon echter niets van het
gesprek volgen. Daarna kwamen zijn opa en de vrouw even binnen. Ze
praatten in een andere taal. Ik probeerde een paar woorden als
voorbeeld en het lijkt erop dat ze Russisch spraken. Daarna
verlieten de oude man en de vrouw de kamer. Kort daarop hoorde hij
een schot. Vervolgens bleef het stil tot een paar uur later zijn
moeder verscheen.’
‘Ze schoot de man recht door het hoofd?’
‘Nog van dichtbij ook. De inzet moet wel hoog zijn.’
Een politieagent kwam van binnen aanlopen.‘Nichts im haus
hinsichtlich des Bernstein-zimmer.’
Pannik keek hem aan.‘Ik heb hem het huis laten doorzoeken op dingen
die met de Amberzaal te maken hebben. Er is niets
gevonden.’
Een radio kraakte vanaf de heup van de Duitser die op wacht stond
aan de voordeur. De man haalde de zender van zijn middel en liep
ermee naar Pannik. De politieagent zei in het Engels: ‘Ik moet weg.
Er is een oproep binnengekomen voor een reddingsactie. Ik heb dit
weekeinde dienst.’
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Pannik.
‘Ontploffing in een van de mijnen bij Warthberg. Ze hebben er een
Amerikaanse vrouw uit gehaald, maar zoeken nog naar een man. De
plaatselijke autoriteiten hebben onze hulp ingeroepen.’
Pannik schudde het hoofd.‘Een drukke zondag.’
‘Waar ligt Warthberg?’ vroeg Paul meteen.
‘In het Harzgebergte. Vierhonderd kilometer naar het noorden. Ze
maken soms gebruik van onze bergreddingsploegen als er een ongeluk
is gebeurd.’
Hij moest onmiddellijk denken aan de belangstelling die Wayland
McKoy en Karol voor het Harzgebergte hadden.‘Hoe heet de
Amerikaanse die gevonden is?’
Pannik leek de zin van de vraag te begrijpen en wendde zich tot de
agent. Er werden enkele woorden gewisseld en de agent sprak in de
zender.
Twee minuten later klonken uit het apparaat de woorden: ‘Die Frau
ist Rachel Cutler. Amerikanische.’
TWEEËNDERTIG
15.10 uur
De politiehelikopter vloog in noordelijke richting. Voorbij Würzburg begon het te regenen. Paul zat naast Pannik en achter hen zat een team reddingswerkers in de riemen.
‘Een groep wandelaars hoorde de explosies en waarschuwde de autoriteiten,’ schreeuwde Pannik boven het geraas van de turbine uit.‘Uw ex-vrouw is onder het puin vandaan gehaald bij de ingang van een van de schachten. Ze is overgebracht naar een plaatselijk ziekenhuis, maar kon haar redders nog op de hoogte brengen van de man. Zijn naam is Christian Knoll, Herr Cutler.’
Hij luisterde met grote bezorgdheid. Maar zag alleen maarRachel voor zich die bloedend in een ziekenhuis lag. Wat was er aan de hand? Waar was Rachel in verzeild geraakt? Hoe had Knoll haar gevonden? Wat was er in die mijn gebeurd? Liepen Marla en Brent gevaar? Hij moest zijn broer opbellen en hem waarschuwen.
‘Het lijkt erop dat Jo Myers gelijk had,’ zei
Pannik.
‘Weten ze iets over Rachels toestand?’
Pannik schudde het hoofd.
De helikopter vloog eerst naar het toneel van de explosie, de
mijningang lag
diep in de bossen aan de voet van een van de hogere heuvels. De dichtstbijzijnde open plek lag een halve kilometer westelijk, en de reddingsploeg werd daar afgezet en moest te voet naar de locatie. Hij en Pannik bleven in de heli en vlogen oostelijk van Warthberg naar het regionaal ziekenhuis waar Rachel heen was gebracht.
Eenmaal binnen liep hij recht naar haar kamer op de derde verdieping. Rachel droeg een blauwe nachtjapon. Om haar schedel was een groot verband gewikkeld. Ze glimlachte in bed toen ze hem zag.‘Ik dacht al dat je zou komen.’
Hij stapte dichter naar haar toe. Haar wangen,
neus en armen waren geschaafd en gekneusd.‘Ik had verder weinig te
doen dit weekeinde, dus waarom geen uitstapje naar
Duitsland?’
‘Alles goed met de kinderen?’
‘Het gaat prima met ze.’
‘Hoe ben je hier zo snel gekomen?’
‘Ik ben gisteren vertrokken.’
‘Gisteren?’
Voordat hij het kon uitleggen, kwam Pannik, die zwijgend bij de
deur had gestaan, naar hen toe.‘Frau Cutler, ik ben inspecteur
Fritz Pannik, rijkspolitie.’
Paul vertelde Rachel over Jo Myers, Christian
Knoll en wat er was gebeurd met Danja Chapaev.
Een geschokte uitdrukking verscheen op Rachels gezicht. ‘Chapaev is
dood?’
‘Ik moet mijn broer opbellen,’ zei Paul tegen Pannik,‘en zorgen dat
hij goed op de kinderen let. Hij kan misschien maar beter de
politie van Atlanta waarschuwen.’
‘Denk je dat ze in gevaar zijn?’
‘Ik weet niet wat ik moet denken, Rachel. Je bent in een wespennest
verzeild geraakt. Je vader waarschuwde je dat je je er niet mee
moest bemoeien.’
‘Wat bedoel je?’
‘Doe niet alsof je van niets weet. Ik heb in Ovidius gelezen. Hij
wilde dat je je hier absoluut buiten zou houden. Nu is Chapaev
dood.’
Haar gezicht verstrakte.‘Dat is niet eerlijk, Paul. Dat heb ik niet
gedaan. Ik wist het niet.’
‘Maar u hebt misschien de weg gewezen,’ maakte Pannik
duidelijk.
Rachel staarde de inspecteur aan, terwijl te zien was dat het
doordrong. Plotseling had Paul spijt van zijn uitbrander. Hij wilde
samen met haar de schuld dragen, zoals altijd.‘Dat is niet helemaal
waar,’ zei hij.‘Ik liet de vrouw de brieven zien. Door mij wist ze
van Kehlheim.’
‘En zou u dat hebben gedaan als u niet had gedacht dat Frau Cutler
in gevaar was?’
Nee, dat was niet het geval. Hij keek Rachel aan. Tranen welden op
in haar ogen.
‘Paul heeft gelijk, inspecteur. Het is mijn schuld. Ik wilde het
niet met rust laten. Hij en mijn vader hadden me
gewaarschuwd.’
‘Hoe zit het met die Christian Knoll?’ vroeg Pannik. ‘Vertel me
iets over hem.’
Rachel deed verslag van wat ze wist, wat niet veel was. Toen zei
ze:‘De man voorkwam dat ik door een auto werd aangereden. Hij was
charmant en hoffelijk. Ik dacht echt dat hij me wilde
helpen.’
‘Wat gebeurde er in de mijn?’ vroeg Pannik.
‘We lieten ons leiden door Chapaevs plattegrond. De tunnel was
tamelijk breed, en plotseling leek het alsof een aardbeving en
steenlawine een instorting veroorzaakten in de schacht. Ik draaide
om in de richting van de ingang en rende daar naartoe. Ik was pas
ongeveer halverwege toen ik door vallend gesteente tegen de grond
sloeg. Gelukkig lag ik niet helemaal onder het puin. Ik heb er
gelegen tot er een paar wandelaars me eruit haalden.’
‘En Knoll?’ vroeg Pannik.
Ze schudde het hoofd.‘Ik heb geroepen toen de instorting was
opgehouden, maar niets.’
‘Hij is daar waarschijnlijk nog,’ zei Pannik.
‘Was het een aardbeving?’ vroeg Paul.
‘We kennen hier geen aardbevingen. Waarschijnlijk springstoffen uit
de oorlog. De schachten liggen er vol mee.’
‘Dat zei Knoll ook,’ zei Rachel.
De deur van de ziekenhuiskamer ging open en een gedrongen
politieagent wenkte Pannik. De inspecteur excuseerde zich en liep
de kamer uit.
‘Je hebt gelijk,’ zei Rachel.‘Ik had moeten luisteren.’
Hij was niet geïnteresseerd in haar concessies.‘We moeten hier weg
en terug naar huis.’
Rachel zei niets, en hij stond op het punt aan te dringen toen
Pannik terugkwam.
‘De schacht is vrijgemaakt. Er is verder niemand aangetroffen. Er
was nog een andere ingang, niet afgesloten, aan het eind van een
tunnel helemaal aan de andere kant. Hoe zijn u en Herr Knoll bij de
mijn gekomen?’
‘We zijn er met een huurauto heen gereden en hebben toen een stuk
gelopen.’
‘Wat voor auto?’
‘Een kastanjebruine Volvo.’
‘Er is geen auto aangetroffen langs de snelweg,’ zei Pannik.‘Die
Knoll is verdwenen.’
De inspecteur leek nog iets meer te weten. Paul vroeg:‘Wat vertelde
die politieagent u nog meer?’
‘Die schacht is nooit gebruikt door de nazi’s. Er zijn geen
springstoffen in aangebracht. Toch is dit de tweede explosie daar
in drie jaar.’
‘Wat wil dat zeggen?’
‘Dat er iets heel vreemds gaande is.’
Paul verliet het ziekenhuis en kon met een politieauto meerijden naar Warthberg. Pannik vergezelde hem. Als inspecteur van de rijkspolitie had hij enige status en privileges.
‘Net als uw fbi,’ zei Pannik, ‘werk ik in het
hele land voor de politiemacht. De plaatselijke korpsen werken
altijd met ons samen.’
Rachel had hun verteld dat Knoll twee kamers had in de Goldene
Krone. Panniks politiepenning verschafte hem onmiddellijk toegang
tot Rachels kamer, waar alles opgeruimd, het bed opgemaakt en de
koffer weg was. Ook Knolls kamer was leeg. Er was nergens een
kastanjebruine Volvo te bekennen.
‘Herr Knoll is vanmorgen vertrokken,’ zei de hoteleigenaar.
‘Betaalde voor beide kamers en vertrok.’
‘Hoe laat?’
‘Ongeveer halfelf.’
‘U hebt niets gehoord over de ontploffing?’
‘Er vinden veel explosies plaats in de mijnen, inspecteur. Ik let
er niet zo op wie erbij betrokken zijn.’
‘Hebt u Knoll vanmorgen terug zien komen?’
De man schudde het kalende hoofd. Ze bedankten de eigenaar en
liepen naar buiten.
Hij zei tegen Pannik: ‘Knoll heeft een voorsprong van vijf uur,
maar misschien kunnen we door middel van een radiobericht de auto
opsporen.’
‘Herr Knoll interesseert me niet,’ zei Pannik. ‘Zijn ergste
overtreding tot dusver is verboden terrein betreden.’
‘Hij heeft Rachel in die mijn aan haar lot overgelaten.’
‘Dat is evenmin een misdaad. Het is die vrouw die ik zoek. Een
moordenares.’
Pannik had gelijk. Hij besefte dat de inspecteur in een lastig
parket zat. Geen nauwkeurige beschrijving. Geen echte naam. Geen
tastbaar bewijsmateriaal. Geen achtergrondinformatie. Helemaal
niets.
‘Enig idee waar u moet zoeken?’ vroeg hij.
Pannik staarde uit het raam naar het stille dorpsplein. ‘Nein, Herr
Cutler. Geen enkel.’
DRIEËNDERTIG
Kasteel Loukov, Tsjechië 17.10 uur
Suzanne nam de tinnen drinkbeker van Ernst Loring aan en nestelde zich behaaglijk in een Empire-stoel.Haar werkgever leek ingenomen met het verslag. Ze zei:‘Ik ben een halfuur ter plekke gebleven en ben pas vertrokken toen de autoriteiten arriveerden. Er is niemand uit de mijnschacht gekomen.’
‘Ik zal morgen onder een of ander voorwendsel
contact opnemen met Fellner. Misschien zegt hij het als Christian
iets is overkomen.’
Ze nipte van haar wijn, tevreden over de bezigheden van die dag. Ze
was van Midden-Duitsland rechtstreeks naar Tsjechië gereden, de
grens overgestoken, en had zich zuidwaarts naar Lorings landgoed
gespoed. De driehonderd kilometer waren een ontspannen rit van
tweeënhalf uur geweest met de Porsche.
‘Erg slim om Christian op die manier om de tuin te leiden,’ zei
Loring. ‘Hij laat zich gewoonlijk moeilijk bij de neus
nemen.’
‘Hij was te gretig. Maar ik moet zeggen dat Chapaev volkomen
overtuigend was.’ Ze nam nog een teugje wijn. De fruitige jaargang
kwam van Lorings eigen wijngaard.‘Jammer. de oude man was
toegewijd. Hij heeft lange tijd zijn mond gehouden. Helaas moest ik
hem wel tot zwijgen brengen.’
‘Goed dat je het kind ongedeerd liet.’
‘Ik vermoord geen kinderen. De jongen wist niets meer dan de andere
getuigen op de markt zouden vertellen. Hij was het machtsmiddel
waarmee ik de oude man kon laten doen wat ik wilde.’
Lorings gelaatsuitdrukking was somber, vermoeid. ‘Ik vraag me af
wanneer er een einde aan zal komen. We schijnen om de paar jaar
aandacht aan deze zaak te moeten besteden.’
‘Ik heb de brieven gelezen. Chapaev konden we gewoon niet in leven
laten. Meer onzekere factoren die uiteindelijk tot problemen zouden
hebben geleid.’
‘Helaas, drahá, heb je gelijk.’
‘Bent u iets meer te weten gekomen uit Sint-Petersburg?’
‘Alleen dat Christian inderdaad opnieuw de archieven van de raad
heeft bezocht. Hij merkte mijn vaders naam op in een document dat
Knoll las. Het was echter verdwenen toen hij het na Knolls vertrek
wilde nakijken.’
‘Goed dat Knoll geen probleem meer is. Nu Borya en Chapaev niet
meer leven, zou alles veilig moeten zijn.’
‘Jammer genoeg niet,’ zei Loring.‘Er is nog een
probleem.’
Ze zette haar glas neer.‘Wat?’
‘Ze zijn met opgravingen begonnen bij Stod. Een Amerikaanse
ondernemer op zoek naar kostbaarheden.’
‘Mensen weten blijkbaar niet van opgeven.’
‘De verlokking is te bedwelmend. Moeilijk om met zekerheid te
zeggen of deze nieuwste poging de juiste grot betreft. Helaas
kunnen we dat op geen enkele manier te weten komen voordat de grot
is onderzocht. Ik weet alleen dat hij globaal in het goede gebied
zit.’
‘Hebben we een informant?’
‘Informatie uit de eerste hand. Hij heeft me op de hoogte gehouden,
maar zelfs hij weet het niet zeker. Jammer genoeg heeft vader die
specifieke informatie voor zich gehouden... zelfs zijn zoon niet
vertrouwd.’
‘Wilt u dat ik erheen reis?’
‘Graag. Houd alles in de gaten. Mijn informant is betrouwbaar, maar
hebzuchtig. Hij eist te veel en ik kan niet tegen hebzucht, zoals
je weet. Hij verwacht dat een vrouw contact met hem opneemt. Mijn
persoonlijke secretaresse is de enige die tot dusver met hem heeft
gesproken, en dat alleen telefonisch. De informant weet niets van
mij. Hij zal van Margarethe horen wie je bent. Zorg, als er iets
wordt gevonden, dat je het in de hand houdt. Geen enkel spoor mag
naar buiten leiden. Als de locatie loos alarm blijkt, laat het dan
zitten en elimineer desgewenst de informant. Maar laten we het
moorden alsjeblieft zo veel mogelijk proberen te
beperken.’
Ze wist wat hij bedoelde.‘Ik had geen keus bij Chapaev.’
‘Ik begrijp het, drahá, en ik stel je inspanningen op prijs.
Hopelijk zal dat dodelijk slachtoffer het einde betekenen van de
zogenaamde vloek van de Amberzaal.’
‘En de twee anderen.’
De oude man grinnikte.‘Christian en Rachel Cutler?’
Ze knikte.
‘Ik geloof dat je tevreden bent over je inspanningen. Vreemd, ik
dacht dat ik onlangs een zekere aarzeling bespeurde met betrekking
tot Christian. Je voelde enige aantrekkingskracht
misschien?’
Ze hief de drinkbeker en toastte op haar werkgever.‘Daar kan ik wel
buiten.’
Knoll reed met hoge snelheid zuidwaarts naar Füssen. Er was te veel politie in en rond Kehlheim om daar te overnachten. Hij was Warthberg ontvlucht en naar de Alpen in het zuiden teruggereden om met Danja Chapaev te spreken, en kwam er toen achter dat de oude man de nacht tevoren was vermoord. De politie was op zoek naar een vrouw die gisteren de weg naar Chapaevs huis had gevraagd en samen met diens kleinzoon het marktplein had verlaten. Haar identiteit was onbekend. Maar niet voor hem.
Suzanne Danzer.
Wie anders? Op de een of andere manier had ze het spoor gevonden en
Chapaev eerder bereikt dan zij. Alle informatie die Chapaev zo
royaal had verstrekt, kwam van haar. Het leed geen twijfel. Hij was
in een valstrik gelokt en bijna omgekomen.
Hij wist nog wat Juvenalis had gezegd in zijn Satires: ‘Wraak is
het grote genoegen van een kleingeestig en bekrompen mens. Het
bewijs hiervan is dat niemand méér van wraak geniet dan een
vrouw.’
Klopt. Maar hij gaf de voorkeur aan Byron: ‘Mannen beminnen in
haast maar nemen de tijd om te verfoeien.’
Wacht maar, de poppen zouden aan het dansen zijn wanneer hun wegen
elkaar weer kruisten. De volgende keer zou hij haar vóór zijn. Hij
zou klaarstaan.
De smalle straten van Füssen krioelden van toeristen die op
Lodewijks Kasteel ten zuiden van de stad af kwamen. Het was
eenvoudig om op te gaan in de avondspits van feestvierders, op zoek
naar eten en sterkedrank, in de drukke cafés. Hij wachtte een
halfuur en at in een van de rustigste etablissementen, luisterend
naar de verrukkelijke kamermuziek van een zomerconcert die hem
vanaf de overkant van de straat bereikte. Daarna vond hij een
telefooncel bij zijn hotel en belde Burg Herz. Franz Fellner nam
op.
‘Ik hoorde iets over een explosie in de bergen vandaag. Een vrouw
is gered en ze zoeken nog naar de man.’
‘Ze zullen me niet vinden,’ zei hij. ‘Het was een valstrik.’ Hij
vertelde Fellner wat er was gebeurd sinds hij uit Atlanta was
vertrokken tot het moment dat hij hoorde dat Chapaev was
vermoord.‘Interessant dat Rachel Cutler het misschien heeft
overleefd. Maar dat is niet van belang. Ze gaat beslist terug naar
Atlanta. Ze heeft niets essentieels over me te melden.’
‘Weet je zeker dat Suzanne erbij betrokken is?’
‘Op de een of andere manier is ze me voor geweest.’
Fellner grinnikte.‘Je bent toch niet oud aan het worden,
Christian?’
‘Ik ben niet voorzichtig genoeg geweest.’
‘Verwaandheid is een betere verklaring,’ zei Monika plotseling. Ze
luisterde klaarblijkelijk mee op een ander toestel.
‘Ik vroeg me al af waar je bleef.’
‘Je liep waarschijnlijk te dromen hoe je haar zou gaan neuken.’
‘Wat een geluk dat ik jou heb om me aan al mijn tekortkomingen te
herinneren.’
Monika lachte.‘De helft van de lol die ik aan dit alles beleef,
Christian, is te observeren hoe je te werk gaat.’
Hij zei:‘Het lijkt erop dat dit spoor nu is vastgelopen. Kan ik me
misschien niet beter met andere acquisities gaan
bezighouden?’
‘Vertel het hem, kind,’ zei Fellner.
‘Een Amerikaan, Wayland McKoy, is in de buurt van Stod aan het
graven. Beweert dat hij de kunst uit het museum van Berlijn zal
vinden, misschien wel de Amberzaal. Hij heeft dit met enig succes
eerder gedaan. Trek het voor de zekerheid na. Op zijn minst levert
het je misschien wat goede informatie op, wellicht een nieuwe
aanwinst.’
‘Is deze opgraving algemeen bekend?’
‘Het staat in de plaatselijke kranten en cnn International
besteedde er verscheidene malen aandacht aan,’ zei
Monika.
‘We wisten er al van voordat je naar Atlanta afreisde,’ zei
Fellner,‘maar vonden dat Borya wel een spoedonderzoek waard
was.’
‘Is Loring in deze nieuwe opgraving geïnteresseerd?’ vroeg
hij.
‘Hij lijkt geïnteresseerd in alle andere dingen die we doen,’ zei
Monika.
‘Je hoopt dat Suzanne eropaf wordt gestuurd?’ vroeg
Fellner.
‘Dat kun je wel zeggen, ja.’
‘Goede jacht, Christian.’
‘Bedankt, Herr Fellner, en stel Loring niet teleur als hij opbelt
om erachter te komen of ik dood ben.’
‘Een beetje anonimiteit nodig?’
‘Dat zou geen kwaad kunnen.’
VIERENDERTIG
Warthberg, Duitsland
20.45 uur
Rachel slenterde het restaurant binnen en liep met Paul naar een tafel, genietend van de warme lucht waarin een zweem van kruidnagel en knoflook hing. Ze was uitgehongerd en voelde zich beter. De grote zwachtel uit het ziekenhuis was vervangen door wat verbandgaas met tape aan de zijkant van haar hoofd. Ze droeg een katoenen broek en een bloes met lange mouwen, die Paul in een plaatselijke winkel had gekocht omdat de haveloze kleren van die ochtend niet meer bruikbaar waren.
Paul had haar twee uur geleden opgehaald in het ziekenhuis. Ze voelde zich goed en had alleen nog een buil op haar hoofd en wat snijwonden en schrammen. Ze had de dokter beloofd het de komende paar dagen rustig aan te doen, en Paul had hem verteld dat ze hoe dan ook teruggingen naar Atlanta.
Een ober kwam naar hen toe en Paul vroeg wat voor wijn ze wilde drinken. ‘Een goede rode zou lekker zijn. Iets plaatselijks,’ zei ze, zich het etentje met
Knoll gisteravond herinnerend.
De ober liep weg.
‘Ik heb de luchtvaartmaatschappij gebeld,’ zei Paul. ‘Morgen
vertrekt er
een vlucht uit Frankfurt. Pannik zei dat hij
ons naar de luchthaven kon laten brengen.’
‘Waar is de inspecteur?’
‘Teruggegaan naar Kehlheim om te zien hoe het staat met het
onderzoek naar Chapaev. Hij heeft een telefoonnummer
achtergelaten.’
‘Ik kan niet geloven dat al mijn spullen weg zijn.’
‘Knoll wilde klaarblijkelijk dat er niets achterbleef waarmee ze je
zouden kunnen opsporen.’
‘Hij leek zo oprecht. Charmant zelfs.’
Paul leek de bekoring in haar stem te horen.‘Mocht je
hem?’
‘Hij was interessant. Zei dat hij een kunstverzamelaar was die op
zoek was naar de Amberzaal.’
‘Dat spreekt je aan?’
‘Kom, Paul. Vind je niet dat we een alledaags leven leiden? Werken
en naar huis. Sta er eens bij stil. De wereld rond reizen, zoekend
naar verdwenen kunst, dat zou iedereen toch opwindend
vinden.’
‘De man liet je aan je lot over.’
Haar gezicht verstrakte. Die toon deed het hem elke keer weer.
‘Maar hij heeft ook mijn leven gered in München.’
‘Ik had direct al met je mee moeten gaan.’
‘Daar heb ik toch niet om gevraagd?’ Haar irritatie nam toe. Waarom
gebeurde dat zo gemakkelijk? Paul wilde alleen maar
helpen.
‘Nee, je hebt het niet gevraagd. Maar ik had toch moeten
meegaan.’
Ze was verbaasd over zijn reactie op Knoll. Moeilijk te zeggen of
hij jaloers was of bezorgd.
‘We moeten naar huis,’ zei hij. ‘We hebben hier niets meer te
zoeken. Ik maak me zorgen over de kinderen. Ik zie Chapaevs lijk
nog voor me.’
‘Je gelooft dat de vrouw die bij jou op bezoek kwam Chapaev heeft
vermoord?’
‘Wie weet? Maar ze wist in elk geval waar ze moest zoeken, door
mij.’
Dit leek het juiste moment.‘Laten we blijven, Paul.’
‘Hè?’
‘Laten we blijven.’
‘Rachel, heb je je les niet geleerd? Mensen sterven. We moeten hier
vandaan voordat wij het zijn. Je hebt vandaag geluk gehad. Vertrouw
daar niet te veel op. Dit is geen avonturenroman. Het is echt. Het
zou dwaasheid zijn. Nazi’s. Russen. Dit gaat onze macht te
boven.’
‘Paul, papa moet iets hebben geweten. Chapaev ook. We zijn het hun
verschuldigd het te proberen.’
‘Wat te proberen?’
‘Er is nog één spoor dat we kunnen volgen. Denk aan Wayland McKoy.
Knoll vertelde me dat Stod niet ver hiervandaan ligt. Hij weet
misschien iets. Papa was geïnteresseerd in wat hij deed.’
‘Laat het rusten, Rachel.’
‘Wat kan het voor kwaad?’
‘Dat zei je ook toen je Chapaev wilde gaan zoeken.’
Ze schoof haar stoel naar achteren en stond op. ‘Dat is niet fair.’
Ze sprak met stemverheffing. ‘Als je naar huis wilt, ga maar. Ik ga
met Wayland McKoy praten.’
Enkele andere eters begonnen op te kijken. Ze hoopte dat niemand
van hen Engels verstond. Pauls gezicht vertoonde de normale
berustende uitdrukking. Hij had nooit goed geweten wat hij met haar
aan moest. Het was een van hun problemen. Onstuimigheid was hem
vreemd. Hij was een nauwgezet planner. Geen detail te klein. Niet
obsessief. Alleen consequent. Had hij ooit iets spontaans gedaan in
zijn leven? Ja, hij was als bij ingeving hierheen gevlogen. En ze
hoopte dat dat iets betekende.
‘Ga zitten, Rachel,’ zei hij zacht.‘Kunnen we deze ene keer iets
rationeel bespreken?’
Ze ging zitten. Ze wilde dat hij bleef, maar zou het nooit
toegeven.
‘Rachel, de afgelopen twee dagen zijn twee mensen uit het niets
opgedoken, allebei op zoek naar hetzelfde, de één mogelijk een
moordenaar, de ander hardvochtig genoeg om je voor dood achter te
laten. Karol is er niet meer. Chapaev evenmin. Je vader is
misschien vermoord. Je was daar verschrikkelijk achterdochtig over
voordat je hierheen kwam.’
‘Dat ben ik nog steeds en dat speelt hier mee. Net als jouw ouders.
Ook zij waren misschien slachtoffers.’
Ze kon zijn geest bijna horen kraken. Keuzen afwegen. Het volgende
argument bedenken om haar ervan te overtuigen met hem mee naar huis
te gaan.
‘Goed,’ zei hij.‘We gaan naar McKoy.’
‘Echt waar?’
‘Ik lijk wel gek. Maar ik ben niet van plan je hier alleen te
laten.’
Ze leunde naar voren en kneep in zijn hand.‘Jij past op mij en ik
pas op jou. Oké?’
Hij grinnikte.‘Ja, goed.’
‘Papa zou trots zijn.’
‘Je vader draait zich waarschijnlijk om in zijn graf. We negeren
alles wat hij wilde.’
De ober kwam eraan met de wijn en schonk twee glazen in. Ze hief
haar glas. ‘Op succes.’
Hij beantwoordde de toast.‘Succes.’
Ze nipte van de wijn, tevreden dat Paul bleef. Maar weer flitste
dat beeld door haar hoofd. Wat ze zag toen haar zaklamp een seconde
voor de ontploffing Christian Knoll bescheen. Het lemmet van een
mes, glinsterend in zijn hand.
Toch had ze niets tegen Paul of inspecteur Pannik gezegd. Hun
reactie was gemakkelijk te voorspellen, vooral die van
Paul.
Ze keek naar haar ex-man, dacht aan haar vader en Chapaev, en dacht
aan de kinderen.
Deed ze er verstandig aan?