PROLOOG
Concentratiekamp Mauthausen, Oostenrijk
10 april 1945
De gevangenen noemden hem Oren, omdat hij de enige Rus in Barak 8 was die Duits verstond. Niemand gebruikte ooit zijn werkelijke naam, Karol Borya. `Yxo – Oren – was vanaf de eerste dag dat hij meer dan een jaar geleden in het kamp terechtkwam de naam waarmee hij werd aangeduid. Het was een etiket waar hij trots op was, een verantwoordelijkheid die hij ter harte nam.
‘Wat zeggen ze?’ fluisterde een van de gevangenen in het donker tegen hem.
Hij stond dicht bij het raam, tegen de ijskoude
ruit gedrukt, zijn adem, als herfstdraad, vaag zichtbaar in de
droge, naargeestige lucht.
‘Willen ze meer lol?’ vroeg een andere gevangene.
Twee nachten eerder waren de bewakers een Rus komen ophalen in
Barak 8. Het was een infanterist uit Rostov bij de Zwarte Zee, die
nog maar betrekkelijk kort in het kamp was. Ze hoorden hem de hele
nacht schreeuwen, waaraan pas een einde kwam na een staccato salvo
geweervuur, en zijn bebloede lijk was de volgende dag voor iedereen
zichtbaar bij de hoofdpoort opgehangen.
Hij keek haastig om.‘Stil. Het is moeilijk te verstaan door de
wind.’
De door luizen geteisterde kooien waren drie bedden hoog, en elke
gevangene had minder dan één vierkante meter ruimte. Honderd paar
diepliggende ogen staarden hem aan.
Alle mannen respecteerden zijn bevel. Niemand verroerde zich, hun
angst was lang geleden door de gruwelen van Mauthausen verteerd.
Plotseling keerde hij zich van het raam af. ‘Ze komen.’
Een ogenblik later werd de deur van de barak opengesmeten. Sergeant
Humer, de opziener van Gevangenenbarak 8, stond in de deuropening
en de ijskoude lucht stroomde naar binnen.
‘Achtung!’
Claus Humer behoorde tot de Schutzstaffel, de ss. Achter hem
stonden nog twee gewapende ss’ers. Alle bewakers in Mauthausen
waren ss’ers. Humer droeg geen wapen. Nooit. Met een lijf van een
meter tachtig en gespierde ledematen had hij geen bescherming
nodig.
‘Er zijn vrijwilligers nodig,’ zei Humer.‘Jij, jij, jij en
jij.’
Borya werd als laatste gekozen. Hij vroeg zich af wat er aan de
hand was. Weinig gevangenen stierven ’s nachts. De gaskamer bleef
dan ongebruikt, de tijd werd benut om het gas weg te spoelen en de
tegels te wassen voor de slachting van de volgende dag. De bewakers
bleven gewoonlijk in hun barakken, kropen bij elkaar rond ijzeren
kachels die werden gestookt met brandhout, gehakt door gevangenen
die daar soms bij stierven. Ook de artsen en hun assistenten
sliepen, zich voorbereidend op een nieuwe dag van experimenten
waarbij gevangenen zonder onderscheid als laboratoriumdieren werden
gebruikt.
Humer keek Borya recht in de ogen.‘Je begrijpt me zeker
wel?’
Hij zei niets en staarde terug in de zwarte ogen van de bewaker.
Een jaar terreur had hem geleerd wat de waarde van zwijgen
was.
‘Niets te zeggen?’ vroeg Humer in het Duits.‘Goed. Zolang je het
maar begrijpt... en je mond houdt.’
Een andere bewaker kwam achter hem vandaan met vier wollen
overjassen die over zijn uitgestoken armen hingen.
‘Jassen?’ mompelde een van de Russen.
Geen enkele gevangene droeg een jas. Bij aankomst hadden ze een
jute hemd en een haveloze broek gekregen, eerder vodden dan kleren.
Na hun dood werden die van hun lijk getrokken en opnieuw verstrekt,
stinkend en ongewassen, aan de volgende gevangenen die aankwamen.
De bewaker gooide de jassen op de grond.
Humer wees. ‘Mäntel anziehen.’
Borya bukte om een van de groene bundels op te rapen.‘De sergeant
zegt dat we ze aan moeten trekken,’ verklaarde hij in het
Russisch.
De andere drie volgden zijn voorbeeld.
De wol schuurde zijn huid, maar voelde aangenaam aan. Het was lang
geleden dat hij het ook maar een beetje warm had gehad.
‘Naar buiten,’ zei Humer.
De drie Russen keken naar Borya en hij maakte een gebaar naar de
deur. Ze liepen allemaal de nacht in.
Humer leidde de rij over het ijs en de sneeuw naar het
hoofdterrein, terwijl een ijzige wind tussen reeksen lage houten
barakken gierde. Tachtigduizend mensen zaten opeengepakt in de
omringende gebouwen, meer dan er in heel Borya’s eigen streek in
Wit-Rusland woonden. Hij geloofde zo langzamerhand dat hij die plek
nooit meer terug zou zien. Tijd deed er nauwelijks nog toe, maar
voor zijn geestelijke gezondheid probeerde hij enig tijdsbesef te
houden. Het was eind maart. Nee. Begin april. En het vroor nog
steeds. Waarom kon hij niet gewoon sterven of worden vermoord?
Honderden werden er elke dag door dat lot getroffen. Was het zijn
bestemming deze hel te overleven?
Maar waartoe?
Op het hoofdterrein sloeg Humer linksaf en marcheerde een open
vlakte op. Aan de ene kant stonden meer gevangenenbarakken. De
kampkeuken, gevangenis en ziekenzaal stonden naast elkaar aan de
andere kant. Aan het eind stond de wals, een ton staal die elke dag
over de bevroren grond werd gesleept. Hij hoopte dat hun taak niet
dat onaangename karwei was.
Humer stopte voor vier hoge palen.
Twee dagen geleden was een detachement naar de omliggende bossen
geleid, waarbij Borya ook een van tien geselecteerde gevangenen was
geweest. Ze hadden er drie espen gekapt. Eén gevangene brak een arm
en werd ter plekke doodgeschoten. De takken werden van de espen
gehakt en de stammen in vieren gekapt, vervolgens teruggesleept
naar het kamp en op het hoofdterrein tot manshoogte in de grond
gezet. Maar de palen waren de afgelopen paar dagen leeg gebleven.
Nu werden ze door twee gewapende wachten bewaakt. Boven hun hoofd
brandden booglampen, die de bitter droge lucht als in mist
hulden.
‘Wacht hier,’ zei Humer.
De sergeant liep met grote passen een kleine trap op en ging de
gevangenis binnen. Licht viel in een gele rechthoek door de open
deur naar buiten. Een ogenblik later werden vier naakte mannen naar
buiten geleid. Hun blonde haren waren er niet afgeschoren, zoals
bij de rest van de Russen, Polen en joden die de overgrote
meerderheid van de gevangenen in het kamp vormden. Ook geen zwakke
spieren of trage bewegingen. Geen apathische blikken of ogen die
diep in de kassen lagen, of door oedeem opgezwollen, uitgemergelde
lichamen. Deze mannen waren krachtig. Soldaten. Duitsers. Hij had
hun gelaatsuitdrukking eerder gezien. Gezichten van graniet, geen
emotie. Steenkoud, als de nacht.
De vier liepen rechtop en uitdagend, armen langs het lichaam,
terwijl geen van hen liet merken dat de kou ondraaglijk moest zijn
voor zijn melkbleke huid. Humer liep met hen mee de gevangenis uit
en gebaarde in de richting van de palen: ‘Daarheen.’
De vier naakte Duitsers marcheerden in de aangegeven
richting.
Humer liep achter hen aan en gooide vier rollen touw in de
sneeuw.‘Bind ze aan die palen.’
Borya’s drie metgezellen keken naar hem. Hij bukte en raapte de
vier rollen op, gaf de drie anderen ieder een rol en zei wat ze
moesten doen. Ze liepen ieder op een naakte Duitser af, terwijl de
mannen in de houding voor de ruwe espenhouten palen stonden. Welke
overtreding had deze waanzin uitgelokt? Hij hing het ruwe
henneptouw om de borst van zijn man en snoerde hem tegen het
hout.
‘Strak,’ schreeuwde Humer.
Hij knoopte een lus en trok de ruwe vezel strak over de naakte
borst van de Duitser. De man vertrok geen spier. Humer keek naar de
drie anderen. Hij nam de gelegenheid te baat om in het Duits te
fluisteren:‘Wat hebben jullie gedaan?’
Geen antwoord.
Hij trok het touw strak.‘Dit doen ze niet eens bij ons.’
‘Het is een eer degene die je gevangenneemt te tarten,’ fluisterde
de Duitser.
Ja, dacht hij. Dat was zo.
Humer liep terug. Borya knoopte de laatste lus.‘Daarheen,’ zei
Humer.
Hij en de andere drie Russen sjokten door de verse sneeuw weg. Hij
hield zijn handen onder zijn oksels en ging van de ene voet op de
andere staan om warm te blijven. Het was heerlijk om die jas aan te
hebben. Hij had het sinds hij naar het kamp was overgebracht niet
meer zo warm gehad. Zijn identiteit was hem toen volledig
afgenomen, vervangen door een nummer – 10901 – dat op zijn
rechteronderarm was getatoeëerd. Op zijn haveloze hemd was links op
borsthoogte een driehoek gestikt. Een R in de driehoek gaf aan dat
hij Rus was. Ook kleur was belangrijk. Rood voor politieke
gevangenen. Groen voor misdadigers. Een gele davidster voor joden.
Zwart en bruin voor krijgsgevangenen.
Humer leek ergens op te wachten.
Borya keek even naar links.
Booglampen verlichtten de hele paradeplaats tot aan de hoofdpoort.
De weg daarachter, die naar de steengroeve liep, was in het donker
niet te zien. Het gebouw van het commandohoofdkwartier net buiten
de omheining was niet verlicht. Hij keek toe terwijl de hoofdpoort
openzwaaide en een solitaire figuur het kamp betrad. De man droeg
een overjas die tot aan zijn knieën reikte. Daaronder een lichte
broek en geelbruine kaplaarzen. Een lichtgekleurde officierspet
bedekte zijn hoofd. O-benen met abnormaal zware dijen bewogen zich
in vastberaden pas, de welgedane buik van de man stak naar voren.
De verlichting onthulde een scherpe neus, heldere ogen en
gelaatstrekken die niet onaangenaam aandeden.
En direct herkenbaar waren.
Commandant van het Richthofen Eskader, bevelhebber van de Duitse
Luchtmacht, voorzitter van het Duitse Parlement, eerste minister
van Pruisen, president van de Pruisische Staatsraad, hoofd
Rijksbos- en -wildbeheer, voorzitter van de Rijksdefensieraad,
rijksmaarschalk van het Groot-Duitse Rijk, beoogd opvolger van de
Führer.
Hermann Göring.
Borya had Göring al eens eerder gezien. In 1939. Rome. Göring
verscheen toen in een opzichtig grijs kostuum met een vuurrode
strik om zijn vlezige nek. Robijnen sierden zijn worstvormige
vingers en op zijn linkerrevers was een met diamanten bezette
nazi-adelaar gespeld. Hij had een sobere toespraak gehouden waarin
hij voor Duitsland een plaats onder de zon opeiste en vroeg: wilt u
liever kanonnen of boter? Moet u varkensreuzel of ijzererts
invoeren? Voorbereid zijn maakt ons sterk. Boter maakt ons alleen
maar dik. Göring had die redevoering afgeraffeld, met de belofte
dat Duitsland en Italië in de komende strijd schouder aan schouder
zouden oprukken. Hij herinnerde zich dat hij goed had geluisterd en
niet onder de indruk was.
‘Heren, ik vertrouw erop dat u het naar uw zin hebt,’ zei Göring op
kalme toon tegen de vier vastgebonden gevangenen.
Niemand gaf antwoord.
‘Wat zei hij, `Yxo?’ fluisterde een van de Russen.
‘Hij maakt ze belachelijk.’
‘Koppen dicht,’ mompelde Humer. ‘In de houding of je kunt je bij
hen voegen.’
Göring ging pal voor de vier naakte mannen staan.‘Ik vraag ieder
van u nog één keer. Hebt u iets te zeggen?’
Alleen de wind antwoordde.
Göring liep langzaam op een van de rillende Duitsers af. Degene die
door Borya aan de paal was gebonden.
‘Mathias, je wilt toch zeker niet zo sterven? Je bent een soldaat,
een trouw dienaar van de Führer.’
‘De... Führer... heeft hier... niets mee te maken,’ stamelde de
Duitser, terwijl hij hevig sidderde.
‘Maar alles wat we doen is voor zijn meerdere eer en
glorie.’
‘Dat is juist de reden waarom ik... liever sterf.’
Göring haalde de schouders op. Een achteloos gebaar als van iemand
die besluit of hij nog een gebakje neemt of niet. Hij gebaarde naar
Humer. De sergeant gaf een teken aan twee bewakers, die een grote
ton naar de vastgebonden mannen droegen. Een andere bewaker naderde
met vier scheplepels en gooide die in de sneeuw. Humer keek woedend
naar de Russen.‘Schep ze vol water en ga ieder bij een van die
mannen staan.’
Hij vertelde de andere drie wat ze moesten doen en de vier
scheplepels werden opgeraapt en vervolgens in het water
gedompeld.
‘Mors niets,’ waarschuwde Humer.
Borya was voorzichtig, maar door de wind verspilde hij een paar
druppels. Niemand merkte het. Hij keerde terug naar de Duitser die
hij aan de paal had gebonden. Degene die Mathias heette. Göring
stond rechtop in het midden en trok de zwarte leren handschoenen
van zijn handen.
‘Kijk, Mathias,’ zei Göring,‘Ik doe mijn handschoenen uit om de kou
te voelen, net als jouw huid.’
Borya stond dicht genoeg in de buurt om de zware zilveren ring om
de ringvinger van de rechterhand van de man te zien, met daarop in
reliëf een gebalde, gepantserde vuist. Göring stak zijn rechterhand
in zijn broekzak en haalde er een steen uit. Die was goudkleurig,
net honing. Borya zag wat het was. Amber: barnsteen. Göring
betastte het klompje en zei: ‘Jullie krijgen om de vijf minuten
water over je heen, tot iemand me vertelt wat ik wil weten, anders
sterven jullie. Ik vind het allebei best. Maar bedenk wel dat wie
praat blijft leven. Een van deze ellendige Russen zal dan je plaats
innemen. Jullie kunnen je jas dan terugkrijgen en water over hem
heen gieten tot hij sterft. Stel je eens voor hoe leuk dat zou
zijn. Jullie hoeven me alleen maar te vertellen wat ik wil weten.
Welnu, iets te zeggen?’
Stilte.
Göring knikte naar Humer.
‘Gieße es,’ zei Humer. Gieten maar.
Borya deed het, en de andere drie volgden zijn voorbeeld. Water
doordrenkte Mathias’ blonde manen, sijpelde vervolgens over zijn
gezicht en borst. Rillingen vergezelden de stroom. De Duitser gaf
geen kik, afgezien van het klapperen van zijn tanden.
‘Iets te zeggen?’ vroeg Göring nogmaals.
Niets.
Vijf minuten later werd het proces herhaald. Twintig minuten later,
na nog eens vier doses, begon onderkoeling op te treden. Göring
keek onverstoorbaar toe en wreef methodisch over het klompje amber.
Vlak voordat er weer vijf minuten waren verstreken, liep hij naar
Mathias toe.
‘Dit is belachelijk. Zeg me waar das Bernstein-Zimmer verborgen is
en maak een einde aan je ellende. Dit is niet de moeite waard om
voor te sterven.’
De rillende Duitser staarde slechts terug, met bewonderenswaardige
onverzettelijkheid. Borya vond het bijna erg om met Göring
medeplichtig te zijn aan het doden van de man.
‘Sie sind ein lügnerisches, diebisches Schwein,’ wist Mathias in
één adem uit te brengen. U bent een leugenachtig, stelend zwijn.
Toen spuwde de Duitser.
Göring wankelde achteruit terwijl speeksel de voorkant van zijn
overjas bevlekte. Hij maakte de knopen los en schudde de klodder
van zijn jas, sloeg vervolgens de jaspanden open en toonde een
parelgrijs uniform, behangen met decoraties.‘Ik ben je
Reichsmarschall. Alleen de Führer staat boven mij. Niemand behalve
ik draagt dit uniform. Hoe waag je het me te bevuilen. Je vertelt
me wat ik wil weten, Mathias, of ik laat je doodvriezen. Langzaam.
Zeer langzaam. Het zal niet fijn zijn.’
De Duitser spuwde nogmaals. Deze keer op het uniform. Göring bleef
verbazend kalm.
‘Bewonderenswaardig, Mathias. Ik neem nota van je loyaliteit. Maar
hoeveel langer kun je het uithouden? Moet je jezelf eens zien. Zou
je het niet graag warm hebben? Lekker dicht bij een groot vuur, een
behaaglijke wollen deken om je heen gewikkeld?’ Göring stak
plotseling een arm uit en sleurde Borya tot vlak voor de Duitser.
Water spatte uit de scheplepel op de sneeuw. ‘Het zou heerlijk zijn
om deze jas aan te hebben, nietwaar, Mathias? Gun je het deze
ellendige kozak dat hij het warm heeft terwijl jij het koud
hebt?’
De Duitser zei niets. Rilde alleen maar.
Göring duwde Borya weg. ‘Wat zou je denken van een beetje warmte,
Mathias?’
De Reichsmarschall ritste zijn broek open. Een boog hete urine
stroomde, trof dampend doel en liet op naakte huid gele strepen
achter die snel wegvloeiden in de sneeuw. Göring schudde zijn lid
droog en ritste zijn broek dicht.‘Voel je je nu beter,
Mathias?’
‘Verrottet in der Schweinshölle.’
Borya stemde ermee in. Rot maar in de hel, zwijn.
Göring stormde naar voren en sloeg de soldaat met de rug van de
hand hard in het gezicht, waarbij de zilveren ring een diepe snee
in diens wang trok. Het begon meteen te bloeden.
‘Gieten,’ schreeuwde Göring.
Borya liep naar de ton en schepte zijn lepel vol.
De Duitser die Mathias heette begon luidkeels te roepen. ‘Mein
Führer. Mein Führer. Mein Führer.’ Zijn stem klonk steeds harder.
De andere drie vastgebonden mannen riepen mee.
Het water plensde.
Göring stond toe te kijken, woedend het klompje amber betastend.
Twee uur later stierf Mathias, bedekt met een dikke ijskorst. Nog
geen uur later bezweken de andere drie Duitsers. Niemand had ook
maar iets gezegd over das Bernstein-Zimmer.
De Amberzaal.