ERVOOR
Hayden belde mij niet, en ik hem niet. Neal belde vaak, maar ik verzon uitvluchten. Ik wachtte af,.ongemakkelijk en met een bang voorgevoel, dat zich in mijn buik nestelde. Ik wachtte af en nam mezelf kwalijk dat ik afwachtte. Ik ondernam een halfhartige poging om met opknappen te beginnen, die voornamelijk neerkwam op het leegmaken van laden en planken en de rommel vervolgens niet opruimen. Toen een stel vrienden me vroeg om mee te gaan naar een nieuw driedaags muziekfestival in de Yorkshire Dales, keek ik even rond in mijn appartement, met het half van de muren getrokken behang en de dozen vol borden met barsten, niet bij elkaar passende glazen en weg te gooien rotzooi, en aarzelde niet. Ik stuurde alle leden van de band een sms'je dat de repetitie van die week was afgelast en dat ik contact zou opnemen over de volgende keer. De enige wie het iets leek te kunnen schelen was Sally, die het blijkbaar heerlijk vond dat we zo vaak bij haar thuis speelden. Ik vond het naar om te beseffen hoe eenzaam ze was geworden nu haar hele leven om Lola draaide. Ik zocht wandelschoenen, een korte broek, een slaapzak en een beschimmeld tweepersoonstentje waar de regen doorheen kwam bij elkaar en trof mijn vrienden op het station. Ik knapte er ineens een stuk van op, en mijn melancholie verdween. Gedurende drie warme, slonzige dagen met veel muziek en te weinig slaap dacht ik niet aan Neal, Hayden, interieurontwerpen of naderende bruiloften. Ik at noedels, tofuburgers en toastjes met kaas en dronk lauw bier en vieze koffie, danste en lag in de zon, waarbij ik mijn schouders en het puntje van mijn neus verbrandde. Het was zomer. Ik had vakantie. Ik wilde me amuseren.
Toen ik thuiskwam, zat ik vol nieuwe energie. Ik gooide bijna al mijn kleren weg en verfde de houten vloer van mijn slaapkamer wit, al moet ik zeggen dat de oude kleur er hier en daar doorheen kwam en het er niet uitzag zoals ik had verwacht. Ik gooide oude tijdschriften weg, tassen die ik nooit gebruikte, schoenen die ik niet droeg, pennen die het niet deden, muziek die ik niet draaide, etenswaren die ik nooit zou opeten, foto's waar ik niet naar wilde kijken en brieven die me herinnerden aan tijden waaraan ik niet terug wilde denken. Ik ging de deur uit en kocht blikken verf. Ik had zoveel energie dat ik niet wist of ik euforisch of manisch was. Ik dacht erover om een tatoeage te laten zetten, een kleintje op mijn schouder misschien, maar bedacht dat ik bang ben voor naalden. Toen ging de telefoon. Het was Neal. Hij kwam niet met verwijten, hij vroeg alleen maar of ik alsjeblieft, alsjeblieft, langs wilde komen. Ik stelde me voor hoe hij met zijn knappe gezicht met die wijd uit elkaar staande ogen naar me zou glimlachen als hij me zag.
'Goed,' zei ik. 'Ik kom eraan.'
In de gang kuste hij me op mijn schouder en op mijn mond. In de huiskamer deed hij mijn schoenen uit hij maakte de veters netjes los en zette de schoenen keurig naast elkaar. Op de trap naar boven legde hij zijn warme hand vertrouwelijk op mijn rug. In de slaapkamer knoopte hij mijn bloesje los, waarna hij mijn kin vasthield zodat ik niet weg kon kijken en zei: 'Waarom heb ik al die jaren nooit gezien hoe mooi je bent?'
Maar toen hij me op het bed neervlijde, zei ik: 'Neal, ik moet je iets zeggen.'
'Wat dan?'
'Je moet niks met mij beginnen.' Ik hoorde de stem van Hayden terwijl ik het zei. 'Dat moet je niet doen.'
'Als jij het zegt...'
Hij dacht dat ik een grapje maakte, en ik wist niet zeker of hij daar geen gelijk in had. Ik voelde me wazig worden onder zijn aandachtige blik en de warmte van zijn lijf. Soms is het moeilijk om het verlangen van de ander los te zien van je eigen verlangen. Ik vlijde mijn handen om zijn gezichten kuste hem. Ik hoorde hem zuchten.
Toen ik in de vroege ochtend wakker werd en een brede baan goudkleurig licht door het open raam naar binnen zag schijnen, draaide ik me om en keek hoe hij lag te slapen en zijn lippen bij elke diepe ademhaling iets naar buiten blies. Ik legde mijn hand op zijn heup. Ik bedacht dat ik Hayden maar moest vergeten, zoals hij mij nu al vergeten was. Het was een bizarre misstap geweest, die niet veel te betekenen had, een fout die ik snel kon corrigeren. Niemand hoefde het ooit te weten.
ERNA
Ik schrok wakker en bleef nog even als verstijfd en badend in het zweet onder mijn laken liggen. Mijn hart ging tekeer. Ik probeerde de droom van me af te schudden, maar ik had van Hayden gedroomd, hoe hij onder water verdween, met het gat in zijn hoofd en zijn ogen nog open. Ik ging rechtop zitten en ademde diep in en uit, rilde en voelde hoe het zweet op mijn voorhoofd opdroogde, totdat ik het koud kreeg en klam aanvoelde. Wat had ik gedaan? Wat had ik gedaan? Ik kroop in het donker het bed uit, wist de badkamer maar net te bereiken en gaf over in de toiletpot. Ik waste mijn gezicht, poetste mijn tanden en ging toen liggen wachten tot het ochtend werd.
Toen de deurbel ging, stommelde ik uit bed, trok een badjas aan over mijn T-shirt en onderbroek en rende de gemeenschappelijke hal door.
'Bonnie Graham?'
'Ja.'
'Pakje voor u.'
Ik tekende het formulier dat me op een klembord werd toegestoken, waarna ik een zacht aanvoelend pakket in bruin papier kreeg aangereikt, waar mijn naam met grote kapitalen op geschreven stond.
Ik legde het pakket op tafel en zette een kop thee, maar ontdekte toen dat ik geen melk had. Ik nipte er toch maar van en begon het pakket open te maken. Maar halverwege hield ik op. Wat was dit nu? Ik bleef stil zitten staren naar het pakket, haalde toen diep adem en scheurde het laatste stuk papier eraf. Ja, daar was hij.
Mijn schoudertas. De tas waar ik in het appartement van Liza naar had gezocht. Die ik daar had laten liggen. Ik liet mijn tong langs mijn droge lippen gaan en raakte hem aan. Geen twijfel mogelijk. Dit was mijn schoudertas. Iemand had hem uit Liza's appartement meegenomen en naar mij opgestuurd. Waarom? Wie? Was het een boodschap? Een waarschuwing?
Ik wist dat ik hem open had achtergelaten, maar de gespen zaten nu goed dicht. Ik maakte ze los, maar aarzelde voor ik de tas opende. Maar toen dacht ik: erger dan wat ik al heb gezien kan het niet zijn.
Ik deed hem open en trof er alleen mijn eigen spullen in aan: het boek dat ik aan het lezen was, een paar ongeopende rekeningen die ik er inderhaast in had gepropt en waar ik niet meer aan had gedacht, een tijdschrift, mijn agendaatje, een portemonnee met vijf biljetten van een pond en een handvol munten, een paar pennen zonder dop en een vel bladmuziek. Mijn schort zat er ook in, netjes opgerold, en mijn kookboek. En, onderin, een fluwelen zakje met daarin, zag ik toen ik het snoertje waar het mee was dichtgebonden losmaakte, een dun zilveren halskettinkje dat ik niet kende. Het voelde koel en glad aan toen ik het door mijn vingers liet gaan.
Wie zou dit gedaan kunnen hebben, en wat betekende het? Ik bekeek het handschrift op het bruine papier, maar de keurige blokletters boden geen aanknopingspunten. Er stond geen afzender op vermeld. Ik maakte een prop van het papier, duwde die diep in de vuilnisbak en staarde toen weer naar mijn schoudertas, naar het versleten bruine leer en de dof geworden gespen. Ik deed het kettinkje om mijn pijnlijk aanvoelende hals, sloot mijn ogen en zette mijn vingertoppen op mijn kloppende oogleden.
ERVOOR
Ik dacht dat ik de meeste zaaltjes in Noord Londen wel kende, maar van The Long Fiddler had ik nog nooit gehoord. Hayden vertelde me dat het aan Kilburn High Road lag, maar ik moest het opzoeken om het precieze adres te weten te komen. Toen ik er aankwam, realiseerde ik me dat het niet echt een zaaltje was, maar eigenlijk meer een café met achterin een podium. Toen ik om me heen keek, zag ik dat Hayden er al was hij stond met twee mannen aan de bar. Toen ik op hem afliep, stak hij bij wijze van begroeting nonchalant zijn hand op.
'Ik zie je zo,' zei hij. Een paar dagen geleden hadden we gevrijd en had hij in mijn armen gehuild, en nu deed hij alsof ik zomaar een kennis was.
Ik bestelde voor mezelf een biertje en een zakje chips en ging aan een tafeltje zitten opzij van het podium, net ver genoeg ervandaan om niet direct in Haydens gezichtsveld te zitten. Ik keek op mijn mobiel of ik nog sms'jes had ontvangen, en er was er een van Neal, die me vroeg hem te bellen, een van Joakim, die wilde weten wanneer de volgende repetitie was, en een van Liza, die me nog eens herinnerde aan haar planten. Ik rommelde in mijn schoudertas. Er zat allerlei schoolwerk in, maar niets om te lezen, zodat ik niet veel anders kon doen dan maar een beetje kijken naar het groepje aan de bar. Een van de mannen droeg leren laarzen, een spijkerbroek, een soort werkmansjasje en op zijn hoofd een zwarte Stetson. Hij had een warrig, grijzend sikje. Kortom, de onmisbare uitrusting voor wie stieren wilde vangen of met een bandje optreden in een bar. De andere man droeg een bruin suède jack en een spijkerbroek. Hij keek wat aarzelend, niet erg op zijn gemak. Ik kon niet verstaan wat ze zeiden, maar af en toe werd er met stemverheffing gepraat. Zo te horen liep het gesprek niet naar wens.
Hayden zei niet veel, maar hij had een harde, sarcastische uitdrukking op zijn gezicht. Op een gegeven moment zag ik dat hij met zijn vinger in de borst van de man in het suède prikte, waar de man echter niet op reageerde. Naast hem op de bar stond een bierflesje, dat hij met zijn hand omsloot en schuin hield, nu eens de ene kant op, dan weer de andere, alsof hij uitprobeerde hoe schuin hij het kon houden voordat het omviel.
Ik dronk mijn biertje op en vroeg me af waarom ik hier in godsnaam naartoe was gekomen. Ik dacht erover om op te staan en weg te gaan, ertussenuit te knijpen als Hayden even de andere kant op keek. Hij had me een uurtje geleden opgebeld om te vragen of ik wilde komen, en toen had ik geweigerd.
'Bekijk het maar,' had hij gezegd, als een van mijn leerlingen. 'Ik dacht dat je misschien wel eens zou willen horen wat voor muziek ik speel.'
Hij had gelijk, dat wilde ik. Daarom was ik hier, tegen beter weten in, en keek ik hoe hij in zijn wereld leefde. Ik had mezelf beloofd een aantal nummers aan te horen en dan weg te gaan.
Een tijdje later werd de man in het suède op zijn mobiel opgebeld en kwamen Hayden en de man met het sikje naar mij toe en gingen aan mijn tafeltje zitten. Hayden stelde hem aan me voor als Nat, de bassist. Nat nam nauwelijks notitie van me en keek Hayden aan.
'Je had wel wat aardiger mogen zijn.'
'Het spijt me,' zei Hayden. 'Heb ik nou onze carrièrekansen verprutst? Heb ik kolonel Tom Parker beledigd? Heeft hij zijn chequehoekje opgeborgen?'
Ik keek naar de man in het suède verderop, die nog stond te telefoneren.
'Ik weet niet of het erg is,' zei ik, 'maar hij kan waarschijnlijk horen wat je zegt.'
Hayden haalde alleen zijn schouders op.
'Die man wilde ons spreken,' zei Nat. 'Over een contract.'
'Ach, schei toch uit,'zei Hayden. 'Hij is de assistent van de assistent van de assistent.'
'Maar hij is wel hier. Daar gaat het verdomme om.'
'Ze houden ons aan het lijntje.'
Nat keek naar mij en toen weer naar Hayden. 'Ze denken over een cd,' zei hij. 'Weet je, een voorschot zou best goed uitkomen. Zeker voor jou.'
Langzaam nam Hayden een teug van zijn bier. 'Je krijgt je geld heus wel,' zei hij.
'Sorry,' zei ik. 'Zal ik jullie niet liever alleen laten?'
'Je weet hoe het gaat als een band uit elkaar gaat, hè?' zei Hayden. 'Dan hebben ze het altijd over creatieve verschillen van inzicht, maar is er eigenlijk ruzie over geld.'
'En met ruzie over geld bedoelt Hayden dat iemand het geld in zijn zak heeft gestoken dat eigenlijk voor de hele band was bedoeld,' zei Nat.
'Als man en vrouw uit elkaar gaan, maken ze ruzie wie de kinderen krijgt,' zei Hayden. 'Bij bands gaat het erom wie het geld krijgt.'
Ik dacht aan Amos. 'Man en vrouw kunnen ook ruzie maken over het geld.'
'Het gaat er hier helemaal niet om wie het geld krijgt,' zei Nat.
Hayden lachte. 'Alsof er überhaupt geld zou zijn.'
'Ik ben hier gekomen om jullie te zien spelen,' zei ik.
'We waren aan het warmdraaien,' zei Hayden. 'Om in de stemming te komen.'
Ik bestelde een rondje voor ons, waarna Nat er ook nog een bestelde, terwijl het langzamerhand drukker werd, zonder dat het echter te vol dreigde te worden. Op een gegeven ogenblik arriveerde ook Ralph, hun derde man, met zijn gitaar. Hij droeg een geblokt overhemd, een linnen broeken sportschoenen zonder veters.
'Is hij er?' vroeg hij, toen hij met een glas bier aan het tafeltje kwam zitten.
Nat gaf een hoofdknikje in de richting van de man in het suède, die inmiddels druk iets intoetste op zijn Blackberry.
'Hij leek nogal enthousiast,' zei Nat. 'Maar Hayden heeft het afgewimpeld.' Ralph keek somber maar niet verbaasd en nam alleen een slok van zijn bier.
'Kunnen we?'
Ze stonden op en baanden zich een weg tussen de tafeltjes door. Het publiek bestond grotendeels uit mensen die ze kenden. Een paar mannen stonden op om hen te begroeten. Een vrouw slaakte een gilletje, liep op hen af en sloeg haar armen om Hayden heen. Er ging een steek door me heen die aanvoelde als jaloezie. Maar dat was belachelijk. Hoe kon ik jaloers zijn? Hij sloeg zijn handen niet om haar heen, maar legde alleen een hand op haar rug, alsof hij haar hielp om haarevenwicht te bewaren. Even was het alsof die hand op mijn rug rustte en niet op de hare, en ging er een golf van verlangen door me heen. Hier was ik voor gekomen. Want zelfs als ik niet aan Hayden dacht en hem uit mijn gedachten wilde bannen, was ik me van hem bewust. De herinnering aan hem lag in mijn lichaam opgeslagen. In flitsen dacht ik steeds weer aan de nacht die ik met hem had doorgebracht: als ik naar muziek luisterde, een boterham at of op de bus stond te wachten, voelde ik ineens weer hoe hij zijn lippen op mijn schouder drukte of zijn handen op mijn lijf legde. Maar nog terwijl ik dit stond te bedenken, kwam er weer een sms van Neal. 'Denk aan je,'was de hele tekst. Hij dacht aan mij, ik probeerde niet aan Hayden te denken. Hayden was...ja wat? Hij was voor mij niet te doorgronden.
Zonder introductie gingen ze met z'n drieën het podium op. Nat liep naar de zijkant en haalde niet zoals ik had verwacht een basgitaar tevoorschijn, maar een haveloze oude contrabas. Terwijl ze de stoelen opzij schoven, de microfoonstandaards verplaatsten en andere voorbereidingen troffen, zag ik hen veranderen. Toen ze aan het tafeltje zaten, waren ze prikkelbaar, ruw en kritisch geweest, maar op het podium hadden ze iets soepels, een soort vertrouwdheid met elkaar, een intimiteit die alleen mensen hebben die met elkaar muziek hebben gemaakt. Snel stemden ze hun instrumenten, Hayden gaf een knikje, en zonder verdere aankondiging gingen ze van start. Hier had ik op gewacht. Ik kende Hayden. Ik zou genoegen hebben kunnen nemen met een clichébeeld: ik had bij hem geslapen, ik had naakt tegen hem aan gelegen, ik wist hoe hij rook en smaakte, hij was in me geweest en ik wist wat voor geluid hij maakte als hij klaarkwam. We hadden gepraat. Ik had hem zien spelen. Maar toch had Ik het gevoel dat ik hem helemaal niet kende. Hij was muzikant, maar zelfs tijdens onze repetities had hij zich ingehouden, zoals een grote zeevogel op het land zijn vleugels niet uitslaat. In het gezelschap van mensen als Amos en Neal kon hij niet veel anders. Wat ik wilde, was hem zien vliegen, hem de lucht in zien gaan, in vrije vlucht.
Meteen was alles anders. Ze begonnen meteen countrynummer dat ik niet kende, en onmiddellijk wist ik dat ik in goede handen was. Ze communiceerden met een korte blik of een enkel hoofdknikje naar elkaar, en je kon zien dat ze elkaar vertrouwden, zoals acrobaten die niet eens hoeven te kijken of hun partner klaarstaat om hen op te vangen. Nat was zeer aanwezig achter zijn bas, waar hij genietend en naar Ralph grijnzend aan stond te plukken. Het was duidelijk dat zij de begeleiders waren. Hayden stond vooraan, met zijn ogen halfdicht, in een eigen wereldje. Toch was hij zich ervan bewust dat zij achter hem stonden en de leemten vulden. Toen het eerste nummer afgelopen was, klonk er een daverend applaus en geroep, en zelfs een enkele uitgelaten kreet. Haydens gezicht ontspande zich, hij glimlachte. Hij leek een beetje verlegen. Ik wierp een blik opzij naar de man in het suède, die nog met zijn Blackberry in de weer was. Toen ik weer naar het podium keek, kruiste mijn blik die van Hayden. Hij glimlachte even naar me, wat me een bijzondere, haast puberale opwinding bezorgde: de leadzanger in de band had naar me geglimlacht, alleen naar mij!
Bij de eerste akkoorden van het tweede nummer had ik het gevoel dat ik iets miste, en het duurde enkele ogenblikken voordat ik wist wat het precies was. Ik verlangde naar een sigaret. Het gaf op de een of andere manier geen goed gevoel om in een café bier te zitten drinken zonder een sigaret tussen mijn vingers.
Het ene nummer volgde op het andere, met tussendoor gekscherende opmerkingen en grapjes bedoeld voor ingewijden, die aan bepaalde tafeltjes gelach veroorzaakten. Ze speelden een paar eigen nummers. Het viel me op dat Ralph niet zo goed was als de andere twee. Betekende dit dat hij een invaller was? Of was hij een van de oprichters van de band, en was het Hayden nooit gelukt hem definitief te lozen? Hij paste er qua uiterlijk wel goed bij. Ik kon me voorstellen hoe ze er op een poster van de band uit zouden zien.
Maar voornamelijk genoot ik ervan om naar Hayden te kijken. In normale omstandigheden maakte hij een slungelige en onverzorgde indruk, maar hier op het podium had hij een vreemde, boeiende charme, zoals hij zijn gitaar in een omhelzing vasthield en zijn lange vingers over de snaren liet gaan. Hij hield het publiek in zijn ban. Maar ik bedacht ook iets anders.
Vele jaren geleden, als tiener, had ik getennist. Ik had toen zelfs een tennisleraar, een man van één meter tachtig van halverwege de twintig met lang haar, op wie ik natuurlijk verliefd was. Hij was leraar bij de plaatselijke tennisclub, en op een gegeven moment hoorde Ik dat hij zou meedoen aan een wedstrijd tegen een andere vereniging. Als hij ons les gaf sloeg hij de bal wel eens met een keiharde forehand een millimeter over het net heen, en dat vond ik dan altijd zó sterk en sexy. Ik besloot te gaan kijken hoe hij in die wedstrijd speelde, en dat was een vreemde ervaring. Ineens zag ik hem daar voluit spelen, serveren en naar het net rennen, maar hij won niet! Hij reageerde niet alsof hij zich vernederd voelde, hij misdroeg zich niet, hij smeet zijn racket niet neer, hij maakte geen ruzie met de scheidsrechter en hij weigerde niet om na afloop zijn tegenstander de hand te drukken, maar hij had niet gewonnen. Wat ik me toen, op mijn dertiende of zo, ineens realiseerde, was dat mijn leraar wel goed was, maar ook weer niet zo goed, en dat de speler die hem had verslagen beter was, maar eigenlijk ook niet zo goed.
Bij muziek is dat waarschijnlijk niet helemaal hetzelfde, maar toch kreeg ik na ongeveer het zevende of achtste nummer een soortgelijk gevoel. Hayden was heel goed. Hij was veel beter dan Neal. Hij was heel veel beter dan Amos. Misschien was hij zelfs beter dan heel goed. Hij was een uitstekend gitarist en hij had een boeiende stem, af en toe omfloerst, maar werkelijk heel mooi. Het was niet zo dat je er een vinger achter kon krijgen en kon zeggen: dat en dat mankeert eraan. Hij was een betere muzikant dan mijn tennisleraar tennisser was. Die zou nooit op Wimbledon hebben gespeeld. Bij muziek valt er niks te winnen, maar daar gaat het net zo goed om dat toegevoegde, onvoorspelbare element, dat er ineens is als de ervaring buiten je hersenen om bij je binnenkomt en je iets gewaarwordt wat je nooit had kunnen bedenken. Dan is het alsof je een dreun op je hoofd krijgt of dat je nekharen of wat voor haren dan ook rechtovereind gaan staan. Dan is het zo bijzonder dat je antwoord krijgt op vragen die nooit bij je zijn opgekomen. En dat kreeg zelfs Hayden niet voor elkaar. Hij had iets ongrijpbaars. Nou, én? Hij was goed. Was dat dan niet voldoende?
Ze speelden ruim een uur, en speelden toen als toegift een nummer dat verscheidene mensen in het publiek leken te kennen. Terwijl ze speelden keek ik naar de plaats waarde man in het suède had gestaan, maar hij was weg. Toen het nummer afgelopen was, was de betovering verbroken en was het podium geen podium meer, maar nog slechts een verhoging met een vloerkleed erop. Hij werd meteen omstuwd door een stel mensen die hem op de schouders sloegen en omarmden. Een lange, jonge vrouw kuste hem op zijn mond.
Het duurde een hele tijd voordat iedereen weg was, maar ten slotte stonden we dan buiten op Kilbury High Road, waar het nog warm was, hoewel het al na elven was en er een verfrissend, koel briesje stond. Ik hield een taxi aan. Hij leek ervan uit te gaan dat hij met mij mee naar huis ging. Zou hij er ook van uitgaan dat we weer samen in bed terecht zouden komen, omdat we toevallig aan het einde van de dag bij elkaar waren? Zo ja, dan stond hem een verrassing te wachten, dacht ik bij mezelf. Ik wilde niet dat dat vanzelfsprekend zou zijn. Maar ja, mijn appartement lag wel op de route. Hij kon een kop koffie krijgen, en dan zou ik hem wegsturen. Mijn besluit stond vast. Daarna zou ik Neal bellen. Tijdens de rit was hij niet erg spraakzaam. Ik had het idee dat ik wist wat hij voelde. Als je hebt opgetreden, heb je er soms behoefte aan om je te ontspannen en heb je geen zin om van alles onder woorden te moeten brengen. Omdat je dan denkt dat je datgene wat je net hebt meegemaakt tekort doet.
Toen we tussen de rommel in mijn appartement stonden, zette hij zijn gitaar voorzichtig tegen de bank. Hij zag er ineens weerloos uit, als een klein kind.
'Ik weet niet wat ik met mezelf aan moet,' zei hij, halfglimlachend en toch serieus. 'Ik ben helemaal leeg van binnen, Bonnie.'
Ik werd overspoeld door een verschrikkelijke genegenheid voor hem, die me de adem benam. Ik liet mijn schoudertas op de grond vallen.
'Kom hier,'zei ik.
Ik trok zijn jasje uit. Zijn lichaam onder zijn overhemd voelde warm en vochtig aan. Ik drukte me tegen hem aan. Hij rook naar bier naar gist, lekker. Hij drukte zijn lippen op mijn kruin en sloeg zijn armen om me heen. Onze harten bonsden tegen elkaar aan. Ik deed mijn ogen dicht. Doorgaans voel je je veilig, beschermd en getroost als iemand zijn armen om je heen slaat, maar zo was het bij Hayden niet, zo was het bij hem nooit. Ik kreeg er een draaierig gevoel van, alsof we ons op de rand van een afgrond aan elkaar vast klemden en we elk moment naar beneden konden storten.
Ten slotte maakten we ons van elkaar los. Hij zuchtte en wreef zijn ogen uit alsof hij uiteen droom ontwaakte.
'Wat vond je ervan? Eerlijk zeggen.'
'Het was heel goed,' zei ik. 'Geweldig. Ik heb genoten.'
Hij keek me aan meteen gespannen frons.
'Kom nou, Bonnie.'
'Jullie hadden een paar geweldige nummers,' zei ik. 'En jij en Nat waren echt goed op elkaar ingespeeld.'
'Je vond er niks aan.'
'Jawel. Echt. Ik vind je fantastisch als je speelt.'
'Doe niet zo laf.'
'Ik vond het prachtig, Hayden. Echt waar.' Mijn stem klonk zwak en weinig overtuigend.
'Wie denk je verdomme wel datje bent?'
'Hè?'
Ineens voelde ik een stoot in mijn rug doordat ik tegen de muur werd geduwd, en tegelijkertijd had ik het gevoel alsof ik me midden in een vuurwerkexplosie bevond en talloze kleurrijke lichtstralen alle kanten op schoten. Ik vroeg me af wat er gebeurd was, en toen het tot me doordrong, was het bijna alsof ik het tegen mezelf moest zeggen: hij heeft me geslagen. Hayden had me geslagen.
Secondenlang stonden we in volstrekt stilzwijgen tegenover elkaar, hij met zijn hand nog omhoog en ik tegen de muur geleund. We staarden elkaar aan, en het was als of een diepverborgen aspect van hem ineens zichtbaar was geworden. Ik stond als aan de grond genageld en kon geen woord uitbrengen.
Toen kromp hij in elkaar, als een vel papier dat in brand vliegt en ineens desintegreert. In grote verwarring en met een vertrokken gezicht klapte hij dubbel en zeeg hij op zijn knieën naast me op de vloer ineen.
'Het was niet mijn bedoeling om... Ach, je gezicht.'
Ik kromp ineen en bracht mijn hand naar mijn wang. Hij voelde zacht en rauw aan, en toen ik hem terugtrok zat er bloed aan mijn vingers. Hayden stak zijn arm uit alsof hij mijn hand wilde pakken, maar ik sloeg hem weg.
'Waag het niet me aan te raken.'
Toen krabbelde hij overeind. Ik herkende zijn gezicht nauwelijks, zo buiten zichzelf van ellende was hij.
'Ik heb je gewaarschuwd, je moet je niet met mij inlaten,' zei hij. 'Niemand. Wie ik liefheb laat ik lijden.' Hij herhaalde zijn eigen woorden meteen soort gehuil dat achter uit zijn keel leekte komen. 'Wie ik liefheb laat ik lijden.'
'Het klinkt als een sentimenteel rotliedje,' zei ik. 'Maar je hebt me geslagen!'
'Je hebt gelijk dat je me haat.'
'Haat? Je moet gewoon opsodemieteren. Nu.'
'Alsjeblieft.'
'Nu meteen.'
Hayden liet zich op de bank zakken, sloeg zijn handen voor zijn gezichten deinde zachtjes naar voren en naar achteren.
'Hou op,' zei ik. Ik liep naar hem toe en bleef naast hem staan.
'Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft,' jankte hij.
'Zo is het wel genoeg.'
En ik legde mijn hand heel licht op zijn hoofd.
Zodra ik hem aanraakte, viel hij abrupt stil, waarna hij zich vooroverboog en zijn gezicht tegen mijn buik drukte, zijn armen om me heen sloeg en met nieuwe energie begon te huilen. Doordat hij zo onbedaarlijk snikte, schudde ook ik heen en weer. Uiteindelijk hield hij ermee op en keek hij op. Zijn gezicht was nat en glansde en was van een verschrikkelijke schoonheid.
'Doet het erg pijn?' fluisterde hij.
'Ik weet het niet.'
Hij streek met twee vingers over mijn gezicht. 'Jezus, Bonnie.'
Hij leidde me naar de badkamer. Op mijn linkerjukbeen ontstond een blauwe plek, hij werd donkerder terwijl ik ernaar keek. Mijn neus klopte, en ik proefde bloed in mijn mond. Hayden hield een dot watten onder de warme kraan en depte de wond heel voorzichtig. Hij beet op zijn onderlip toen ik mijn gezicht vertrok van de pijn.
'Nu moeten we er een ijskompres opdoen,' zei hij. 'Om de zwelling tegen te gaan.'
'Dat kan ik zelf wel.'
Maar ik liet me door hem naar een stoel brengen in mijn bedompte keukentje, waarna hij in het vriesvak van mijn koelkast rommelde. Hij brak een aantal ijsklompjes uit de kromgetrokken plastic vorm en verpakte die in een smoezelige theedoek, die hij tegen mijn wang hield. Zijn oogleden waren dik, en zijn gezicht was nog nat van de tranen.
'Er kwam iets afschuwelijks over me,' zei hij.
'je voelde je door mij vernederd,' zei ik.'Dat was het. Ik heb je niet genoeg geprezen, of gedaan zoals die groupies van je doen. Ik heb niet tegen je gezegd dat je geniaal bent.'
'Ik weet het niet meer,' zei hij. 'Het was een afschuwelijk, brullend zwart gat, en toen ineens stond ik te kijken naar jou en die wond op je wang.'
'Lekker makkelijk: je was het zelf niet echt.'
'Nee. Nee. Ik weet het wel. Ik was het wel. Het is iets in me. Dat is juist het enge.'
Als Hayden met wat voor excuus dan ook was gekomen, het uit had willen leggen of had geprobeerd me ervan te overtuigen dat zijn gewelddadige woede uitbarsting een rationele achtergrond had, zou ik hem de deur hebben gewezen en hem nooit meer hebben willen zien. Dat denk ik tenminste, want ik zou de gedachte niet kunnen verdragen dat dit niet het geval was. Maar dat deed hij niet. Hij kwam naast me zitten en hield die ijsblokjes tegen mijn wang, en hij zag er zo verslagen uit. Het was alsof ik hem zag zoals nog nooit iemand anders hem had gezien. Zou ik op dat moment pas echt voor Hayden zijn gevallen, toen hij me had geslagen en begon te huilen?
'Ik heb honger,' zei ik na een tijdje. Het was waar. Ik had ineens een leeg gevoel vanbinnen.
Hayden haalde het kompres weg. 'Zullen we wat gaan halen? Indiaas? Hier verderop zit een Indiër.'
'Goed.' Er viel een stilte, waarin Hayden wat onzeker naast me bleef staan. 'Mijn portemonnee zit in mijn tas.' Ik gebaarde naar mijn schoudertas naast de bank.
Korte tijd later zaten we op de bankzwijgend en gulzig uit de bakjes van metaalfolie te eten. Toen nam ik een douche en liet het lauwe water uit de douchekop over mijn gezicht met de blauwe plek en mijn vermoeide lijf stromen. Toen ik in mijn badjas de huiskamer weer in kwam, was Hayden diep in slaap, en uit zijn half geopende mond ontsnapte een licht, sonoor gesnurk. Hij leek volkomen ontspannen. Ik bleef lang naar hem kijken, en ik weet niet wat ik dacht of wat ik voelde. Het was alsof ik onder water was en me traag door een onbekende wereld bewoog, terwijl de wereld die ik wel kende ver weg was.
Ik ging naar mijn slaapkamer, pakte de slaapzak uit de kast, ritste hem open, legde hem over Hayden heen zonder hem wakker te maken en zorgde ervoor dat de ritssluiting niet tegen zijn huid aan kwam. Toen liep ik terug naar mijn slaapkamer, deed de deur goed achter me dicht en stapte in mijn bed. De wond op mijn gezicht klopte, en ik voelde me volkomen leeg en uitgeput. Toch lag ik die nacht een paar keer wakker, piekerend over Hayden, die aan de andere kant van de muur als een hulpeloze baby lag te slapen. Toen het ochtend werd, ging ik naar hem toe en nam ik hem in mijn armen om hem te troosten voor het feit dat hij mij pijn had gedaan.
ERNA
'Je bent er niet op gekleed, Bonnie. Je kunt je keuken niet gaan slopen in je pyjama.'
Ik was vergeten dat Sally vanmorgen langs zou komen om te helpen met mijn klus. Gekleed in een oude, versleten spijkerbroek met scheuren in de knieën en een overmaats T-shirt met een beer erop stond ze in de deuropening. Haar haar had ze met een sjaaltje opgebonden.
'Ik moet me nog aankleden,' zei ik, en ik probeerde te verbergen dat ik geschrokken was haar ineens voor me te zien. 'Maar eerst koffie, je wilt toch wel koffie, hè?'
'Ja. Ik ben zo moe dat ik staand in slaap zou kunnen vallen.'
'Houdt Lola je wakker?'
'Nee. Er is van alles. Je kent het vast wel, dat je in bed ligt en dat je gedachten maar door je hoofd malen.'
'Dat ken ik, ja,' zei ik. 'Waar heb je over liggen piekeren?'
'O, het leven,' zei ze vaag. 'Paniek in de kleine uurtjes.'
Op elk ander moment zou ik haar hebben aangespoord erover te praten, maar nu niet, niet vanochtend.
'Is Lola bij Richard?'
'Hij ziet me aankomen,' zei Sally. 'Mijn moeder past een paar uurtjes op. Zo krijgt ze de kans haar kleindochter te leren kennen. Het is voor het eerst dat ze alleen met haar is.'
'Je zou eigenlijk iets leuks moeten gaan doen, naar een museum gaan, koffie drinken. En dan bedoel ik echt koffie drinken, bij een goede koffiebar, en niet hier gaan klussen.'
'Nee, je hebt het mis, Bonnie. Dit heb ik juist nodig. Een ochtendje gewoon een normaal mens zijn, niet verplicht zijn haar te voeden, te zorgen dat ze gaat slapen, of als ze eindelijk in slaap is gevallen me over haar heen buigen om te horen of ze nog wel ademt. Had ik je verteld dat ik dat nog steeds doe?'
'Nee.'
'Niemand heeft me ooit verteld hoe het is om moeder te zijn. Ze hebben wel gezegd hoe afschuwelijk de bevalling is, maar niet hoe het is om zo van je baby te houden dat je eigenlijk een gevangene van haar wordt. Gewoon normaal doen is al een hele opluchting voor me. Als jij je nou gaat aankleden, zal ik wel koffie zetten.'
Terwijl ik in een vuilniszak zocht naar iets om aan te trekken, besefte ik dat ik me nu al moe en zwak voelde. Ik had moeite om eten binnen te houden, en vooral nadat die schoudertas bij me was bezorgd, was ik voortdurend misselijk en had ik het idee dat ik nauwelijks op mijn benen kon staan. Ik liep naar de keuken, waar Sally koffie aan het zetten was, en ik probeerde naar haar te glimlachen terwijl ik me zo rot voelde dat ik dacht dat ik een inwendige bloeding had.
Dit doet me zó goed,' zei ze, terwijl ze me de beker aanreikte, en ik schaamde me meteen voor mijn neiging haar weg te sturen en de deur achter haar dicht te slaan. Ook met de band was ze heel gastvrij geweest. Ik nam me voor om vriendelijk te zijn, mijn best te doen en iets aardigs te zeggen. Ik had me de moeite kunnen besparen, want ik kreeg niet eens de kans om iets te zeggen. Sally gedroeg zich als een gevangene die na jaren van eenzame opsluiting is vrijgelaten, wat ze wel vaker deed als we met z'n tweeën waren en ze zich even niet hoefde te bekommeren om haar kind, dat haar uit haar slaap hield. Ze praatte en ze praatte maar. Ze praatte natuurlijk over de frustraties van haar huiselijk leven, die nu scherper aangezet leken dan normaal al het geval was. Het was niet de gewone bezorgdheid die ik van haar kende dat ze fulltime moeder was, terwijl Richard werkte, waardoor de relatie met haar man onverwachts uit balans was geraakt maar ze had nu iets wat veel leek op paniek of zelfs een soort angst, dacht ik. Ik vroeg waarom ze niet aan het werk ging, zodat ze weer de gelijke van haar man kon zijn, maar toen schudde ze heftig haar hoofd.
'Dat is het niet,' zei ze. 'Je snapt het niet.'
'Wat snap ik niet?'
'Het gaat er niet om of ik werk of niet. Het gaat erom... dat ik mezelf niet ben. En trouwens, ik wil Lola niet alleen laten. Dat zou net zoiets zijn als mijn hart uitrukken.'
'Maar je wilt steeds van haar verlost worden!'
'Nee. Niet op die manier. Dat ik van haar... af wil, dat is alleen op bepaalde momenten.'
'Gaat het nu slechter tussen jou en Richard?' vroeg ik. Ik probeerde te doen wat ik een paar weken geleden gedaan zou hebben. Ik probeerde me te herinneren hoe ik mezelf kon zijn, mezelf zijn op een manier die ik tijdelijk even kwijt leek te zijn bij alle ellende en alle waanzin. 'Je kunt er altijd met mij over praten.'
'Hmm,' zei ze. Het leek alsof ze meer ging zeggen, maar ik kon aan haar zien dat ze zichzelf het zwijgen oplegde, waarna ze wat heen en weer liep en me vragen stelde over mijn plannen met het appartement. Afgezien van mijn voornemen om wat te schilderen, de oude keuken eruit te slopen ik had geen idee hoe dat moest en een paar extra planken op te hangen, had ik die niet.
Maar dat gaf niet, want Sally had ineens heel veel plannen, al waren die over het algemeen niet erg praktisch. Ze liep rond, klopte op muren en maakte opmerkingen over de barsten in het stucwerk. Het kon me nu niet schelen. Ik had geen zin om te praten of om na te denken en vond het wel rustig om van mijn koffie met veel melk te nippen en nergens aan te denken terwijl Sally praatte over het opknappen van mijn appartement, ideeën die ik nooit van mijn leven zou kunnen realiseren. Dat er zoveel melk in de koffie zat was wel een beetje een probleem. Hij smaakte daardoor als een soort babyvoeding, maar was wel warm en bevatte waarschijnlijk de broodnodige vitaminen en mineralen.
Toen Sally plompverloren aankondigde dat we nodig aan het werk moesten, was ik bijna teleurgesteld. 'Waarmee zullen we beginnen?' vroeg ze. 'Met het schilderen van deze muur,' zei ik. 'Meer had ik voor vandaag niet op het programma staan. Met één muur zal ik me al een stuk beter voelen.'
Sally wierp een bedenkelijke blik op de muur.
'Moet daar niet eerst een basislaag op?'
'Ik had gedacht om maar door te gaan met verven totdat we de kleur eronder niet meer zien.'
'En eigenlijk zou je die grote scheur eerst moeten opvullen.' Sally ging er met haar nagel langs.
'Die wordt wel opgevuld door de verf,' zei ik. 'Gedeeltelijk, het is maar tijdelijk. Als ik ooit nog eens geld heb, doe ik het goed. Trouwens, als ik ooit geld heb ga ik verhuizen.'
'Je komt vast gauw iemand tegen,' zei Sally. Ik was zo onvoorbereid op haar spontane opmerking dat die aanvoelde als een mes tussen mijn ribben. 'Ik voorspel: je komt iemand tegen en je wordt weer verliefd.' En een beetje melancholiek voegde ze eraan toe: 'Mannen zijn dol op je.'
Ik staarde haar getroffen aan en kon geen woord uitbrengen. 'O, Bonnie, kijk me niet zo aan! Ik bedoelde er niets mee,' zei ze.
'Oké,' was alles wat ik zeggen kon. Ik moet mijn grote mond eens leren houden.' 'Niks aan de hand.'
'Is het vanwege Amos?'
'Nee. Nee.'
'Kom hier. Kom, geef me je beker, je morst.'
Terwijl ze de beker van me aanpakte, keek Sally me plotseling aan, zo te zien tegelijkertijd verbaasd en in de war. Toen onze blikken elkaar kruisten, kreeg ze een vuurrode kleur en keek ze weg. Ze liep terug naar de keuken met de bekers, en ik hoorde de kraan lopen. Veel tijd kostte het niet om de twee bekers om te spoelen, maar het gaf me even de gelegenheid om tot mezelf te komen. Om toch de indruk te wekken dat ik de zaken enigszins professioneel aanpakte, spreidde ik voor de muur een oud laken op de vloer uit. Niet omdat de vloerbedekking beschermd moest worden, die zou er mét verfspatten misschien zelfs beter uitzien. Ik haalde het laken meteen weer weg. Toen Sally de kamer weer in kwam, leek ze verstrooid.
'Ik heb deze twee kwasten in huis,' zei ik, met de bedoeling ons op te monteren. 'Je mag de grote of de kleine.'
Sally leek me niet gehoord te hebben.
'Ik zei...'begon ik.
'Sorry,' zei ze. 'Het klinkt stom, maar het viel me op dat je aan je hals...'
Ik deinsde achteruit. Ik was bijna vergeten dat ik een blauwe plek had, die inmiddels vaalgeel was geworden en een beetje opgezet. 'O, dat is niets,' zei ik. Ik kon geen enkele goede smoes bedenken om de blauwe plek in mijn hals te verklaren. 'Ergens tegenaan gestoten.'
'Nee. Dat is het niet,' zei ze. Sally knipperde een paar keer met haar ogen. 'Ik wil niet vervelend zijn, maar zou je me misschien kunnen vertellen hoe je aan dat halskettinkje komt, alsjeblieft?'
Met een ongemakkelijke hoofdbeweging keek ik ernaar. Waarom had ik het in godsnaam omgedaan? Het begon me te duizelen.
'Ik weet het niet,' zei ik. 'Ergens gevonden, geloof ik.'
'Zou ik het wat beter mogen bekijken?'
'Is er soms wat mee?' hoorde ik mezelf vragen. Wat was er aan de hand? Had ik een fout gemaakt?
'Nee, nee, helemaal niet. Ik wil het alleen even bekijken.'
'Als je dat wilt,' zei ik, en ik maakte het los en reikte het haar op de palm van mijn hand aan. Ze pakte het op en bekeek het nauwkeurig.
'Denk je dat het wat waard is?' vroeg ik in een zwakke poging om er een grapje van te maken.
'Ik vind het vervelend om te zeggen,' zei Sally, 'maar ik geloof dat het van mij is.'
Het leek ineens een stuk kouder. 'Dat gelóóf je?'
'Ik bedoel, ik weet zeker dat het van mij is. Ik heb het cadeau gekregen toen we op vakantie waren in Turkije. Van Richard.'
Ik probeerde mezelf te dwingen om na te denken. Het was alsof ik een vastgeroeste oude machine op gang probeerde te brengen. Het kettinkje was me toegestuurd in het pakket met de spullen uit Liza's appartement. Hoe kon het van Sally zijn?
'Weet je het zeker?' vroeg ik. 'Die dingen lijken soms erg op elkaar.'
'Ik draag het altijd,' zei Sally. Ze hield het omhoog. 'Er zit een nieuw sluitinkje op. Het oude was kapot. Ik heb het laten vervangen, maar het is net even iets anders.'
We zwegen terwijl we elkaar aankeken. Wat was er gaande? Beschuldigde Sally me ervan dat ik haar kettinkje had gestolen? Ik keek haar aan. Nee. Ze was net zo onzeker als ik. En toen ze begon te praten, kwamen haar woorden er in een stortvloed uit.
'Ik snap het wel, het gaat natuurlijk heel makkelijk,' zei ze. 'Het moet gebeurd zijn toen je aan het repeteren was. Ik zal het wel afgedaan hebben. Toen ik ging schoonmaken of zo. Anders blijf je er ergens mee achter haken. Je weet hoe dat gaat. En toen heb jij het zien liggen en het zonder erbij na te denken omgedaan, gewoon automatisch.'
Ik begreep het niet. Dit was onzin. Dat doe je niet: per ongeluk, midden in een muziekrepetitie het kettinkje van iemand anders omdoen. Ze zocht een uitvlucht voor me. Bijna alsof ze zich verontschuldigde. Bovendien wist ik natuurlijk dat ik het niet bij haar thuis had meegenomen.'Het is zo'n vergissing die iedereen zou kunnen maken,' zei ze bijna luchtig. 'Je pakt het op en je doet het automatisch om. Ik vroeg me al af waar het gebleven was. Richard zou het wel vreemd hebben gevonden om dat kettinkje om jouw nek te zien. Dat zou wel grappig zijn geweest.'
Aan haar gezicht was te zien dat ze het helemaal niet grappig vond. Nu wist ik het. Sally had het kettinkje in het appartement van Liza laten liggen. Sally met Hayden... Ik keek haar aan. Ze had rode konen. Ze wist het. En nu wist ze dat ik het ook wist. Dat kon niet anders. En wat wist ze nog meer van me? Wat vermoedde ze? Wat vermoedde ze van Hayden? Wat dacht ze dat er met hem was gebeurd?
'Ja,' zei ik traag. 'Wat stom van me. Ik moet het zonder erbij na te denken hebben gepakt. Je moet me maar goed in de gaten houden. Zo meteen vergeet ik mijn eigen hoofd nog. Haha. Nog een geluk dat je het zag. Nou, laten we maar gaan schilderen.'
Met een schroevendraaier wrikte ik het deksel van een pot verf. Het zag eruit als wit, een soort wit althans, maar om de een of andere reden heette de kleur 'String'. We begonnen de verf aan te brengen. Sally was ineens niet meer zo babbelziek.
Sally met Hayden. Hayden met Sally. Kon je jaloers zijn als het om een dode ging, kon je je achteraf bedrogen voelen door iemand wiens lijk je net had gedumpt? Tenslotte had ik wat hem betrof geen illusies gehad. Als er muziek werd gemaakt, deed hij mee. Als er eten voor hem werd neergezet, at hij het op, met een eeuwig onstilbare honger. En met vrouwen was het net zo. Hij zou zich over een wanhopige, eenzame, verwaarloosde, verveelde vrouw hebben ontfermd, hij zou ervoor gezorgd hebben dat ze zich beter voelde, weer bijzonder, weer onder de levenden. Hij zou zijn handen over haar lichaam hebben laten gaan en tegen haar hebben gezegd dat ze mooi was, en dan zou ze ook mooi zijn geworden. Ik deed mijn best me hen niet samen in bed voor te stellen, hun blote lijven verstrengeld, hij met zijn vertrouwde geur. Hoe hij naar haar glimlachte, een glimlach die voorzichtig begon en zich dan over zijn hele gezicht verspreidde en er warmte aan gaf. Ik hield even op met schilderen en bleef met de druipende kwast in mijn hand staan totaal overmand door het verlies dat ik voelde.
Toen ging ik verder met mijn klus: verf uitsmeren over dat saaie, beige vlak. Wanneer had dit zich afgespeeld? Waar was ik geweest toen het gebeurde? Was het toen ik naar dat muziekfestival was? Dat moest wel, ja. Alleen, zat hij toen al in Liza's appartement? Ik wist het niet meer. Ik had blubber in mijn hersenen. Wat hadden ze voor smoezen moeten verzinnen? Ik probeerde het me te herinneren. Had Sally tegen mij iets over Hayden gezegd, had Hayden iets gezegd over Sally? Hoe dan ook, het was allemaal zo stom, zo ellendig en zo fout, want welk recht had ik om me bedrogen te voelen? Hoe je het ook wendde of keerde, welk recht had ik?
En wat wist Sally? Wist ze het van ons tweeën? Dat moest wel, tenzij ze zich in allerlei bochten had gewrongen om het niet te hoeven weten.
Het had iets bevredigends om de kleverige substantie van de verf op te brengen en het zompige geluid te horen wanneer ik de kwast neerzette en hem iets draaide, zodat er geen zakkers ontstonden. Het liefst had ik mijn handen in het blik gestoken en zo de verf op de muur gesmeerd.
Hayden met Sally, en Hayden met mij. Maar natuurlijk school er onder deze vragen nog iets emotioneels, iets wat veel belangrijker was: de oceaan onder deze rimpeling. Ze had het kettinkje achtergelaten in het appartement van Liza. Het moest op het nachtkastje hebben gelegen. Was het een kwestie van bijgeloof geweest, had Sally gevonden dat ze het halskettinkje dat ze van haar man had gekregen moest afdoen voordat ze vreemdging? Had het haar tegengestaan het om haar hals te voelen terwijl ze ineengestrengeld lag met Hayden? Het had op het nachtkastje gelegen, iemand had het daar zien liggen, moest gedacht hebben dat het van mij was en besloten hebben het aan me op te sturen. Maar waarom? Was het een waarschuwing? Een boodschap? Iets in de geest van: ik weet dat jij daar was, ik weet dat jij daar iets van jezelf hebt laten liggen, je kunt niet ontsnappen, niemand ontsnapt.
Ondertussen stonden Sally en ik zwijgend naast elkaar te schilderen. Het was bizar. Ik dwong mezelf de stilte te verbreken.
'Hoe gaat het?' vroeg ik.
'Ik weet niet of deze kleur wel goed dekt,' zei ze.
'Goed genoeg,' zei ik.
ERVOOR
Neal kwam aanzetten met een fles witte wijn die zo koud was dat er druppeltjes condens op stonden en met een glimlach zo breed en vol zelfvertrouwen dat ik het gevoel had dat ik onderuit werd gehaald. Ik keek hem aan, zoals hij daar voor de deur stond, met zijn haar netjes geborsteld wat eigenlijk niet bij hem paste en zijn mooie linnen overhemd, dat hij vlak voordat hij de deur uit ging gestreken moest hebben.
'Hallo, Neal,' zei ik. Ik voelde me als een moordenaar die op het punt stond de fatale klap toe te dienen.
'Wat is er met jou gebeurd?'
Ik streek even met mijn vingers over mijn opgezwollen kaak. 'Ik ben gevallen.'
'Je ziet eruit alsof je aan een bokswedstrijd hebt meegedaan.'
'Het ziet er erger uit dan het voelt,' zei ik, niet naar waarheid.
'Waar ben je gevallen?'
'Doet dat ertoe?' zei ik. Ik had het vervolg niet voorbereid en probeerde iets aannemelijks te bedenken. 'In de badkamer. Ik was op de rand van het bad gaan staan om iets van de plank te pakken. Mijn voet gleed weg, en ik viel met mijn gezicht op de rand.'
'Hè, bah,' zei Neal meelevend. 'Wanneer was dat?'
'Gisteravond.'
'Het ziet er nog vers uit. Ik heb gisteravond nog geprobeerd je te bellen, maar er werd niet opgenomen.'
'Ik zal wel met ijs op mijn wang op mijn bed hebben gelegen,' zei ik. Het was niet eens helemaal onwaar.
'Ik had gedacht om te gaan picknicken,' zei hij. 'Als jij daartoe in staat bent, natuurlijk. Het is een prachtige dag.' Hij zoende me op mijn mond, heel voorzichtig om me niet nog meer pijn te doen. Ik voelde aan zijn lippen dat hij glimlachte en week achteruit.
'Laten we naar binnen gaan,' zei ik.
Ik ging tegenover hem aan de keukentafel zitten. Thee of koffie?' vroeg ik om tijd te rekken.
'Geen van beide,' zei hij. Hij had een lichte frons op zijn gezicht en keek enigszins ongerust.
Met mijn rug naar Neal gekeerd, zodat ik zijn gezicht niet hoefde te zien, vulde ik de waterkoker en zette die aan.
'Ik heb er nog eens over nagedacht,' zei ik.
'Dat klinkt niet goed.' Hij probeerde onbezorgd te klinken.
'Over jou en mij,' zei ik.
'Het is tijden geleden dat ik dit voor iemand heb gevoeld,' onderbrak hij me, om te verhinderen dat ik zou gaan zeggen wat hij al voelde aankomen. 'Dat weet je.'
'Ik heb je onrecht aangedaan.' Ik verkrampte het klonk als een regel uit een oubollig countrynummer. Toch voelde ik het zo. Ik had hem onrecht aangedaan.
'Ik heb me afgesloten, om niet gekwetst te worden.'
'Ik ben er niet klaar voor,' zei ik vertwijfeld.
'Wat wil dat zeggen?'
'Het is te snel gegaan, en het komt voor mij op een ongelukkig moment.'
'Ik wil je niet opjagen.'
'We kunnen toch goede vrienden zijn?'
Terwijl ik dit zo nonchalant zei, schaamde ik me al.
'Wat is er gebeurd? Ik begrijp het niet.'
Ik draaide me naar hem toe en keek hem aan, dwong mezelf hem in de ogen te kijken. 'Er is niets gebeurd, Neal. Ik heb er nog eens over nagedacht.'
'Ik heb het kennelijk helemaal verkeerd begrepen.' Hij wreef met zijn hand over zijn gezicht alsof hij spinrag wegveegde. 'Ik dacht dat jij hetzelfde voelde als ik.'
'Het was fijn, Neal. Maar ik ben niet iemand met wie je een vaste relatie zou moeten willen.'
'Maar ik wil het wel,' zei hij. Hij gaf het niet op. Hij was niet van plan me te laten gaan.
'Het heeft geen zin.'
'Is er iemand anders?'
'Daar gaat het niet om.'
Terwijl hij me aanstaarde veranderde er iets in zijn gelaatsuitdrukking. 'Ja, er is iemand anders, hè?' zei hij. 'En je gezicht? Je bent niet gevallen, hè? Iemand heeft je geslagen.'
'Zo is het genoeg,' zei ik. Hij had me een excuus gegeven om kwaad te worden en hem eruit te gooien, en die kans liet ik niet onbenut. 'Je moet nu gaan.'
Neal liep om de tafel heen en bleef op een paar centimeter van me af staan. Hij stak zijn hand uiten raakte mijn blauwe plek aan.
'Zo makkelijk kom je niet van me af, Bonnie.'
'Je moet gaan.'
'Het is niet voorbij,' zei hij.
'Ik speel geen spelletje met je.'
'Het kan niet voorbij zijn. Dat laat ik niet gebeuren. Ik wacht wel tot je van gedachten verandert.'
Ik voelde steken in mijn huid van ergernis. 'Heb je niet gehoord wat ik zei?'
'Ik heb je wel gehoord. Ik geloof je alleen niet.'
Een uur later kwam Hayden. Ik deed de deur open en trok hem naar binnen. We zeiden niets. Hij drukte zijn lippen op mijn blauwe plek en maakte de knoopjes van mijn bloesje los. Ik knielde neer en ontknoopte zijn veters. Toen ik opkeek, zag ik in zijn gezicht zo'n hongerige blik dat ik het bijna uitschreeuwde. We deden het rechtop tegen de muur, vlak achter de voordeur, allebei met onze kleren nog aan, en daarna gingen we naar de slaapkamer. Hij trok heel langzaam mijn kleren uit, keek naar me alsof ik een godswonder was en raakte me aan alsof ik breekbaar was. Urenlang lagen we op mijn bed, soms in innige omarming en soms staarden we alleen maar naar elkaar. Ik had het gevoel alsof ik diep in zijn wezen keek, naar iets wat mensen maar zelden te zien krijgen. Toen het licht buiten zachter begon te worden en we steeds minder zagen, stonden we op en douchten we, waarna we naar een tapasbar op enkele minuten van mijn appartement gingen. We bestelden aardappelkroketjes, milde groene pepers, kruidige bonensalade, punten van een dikke omelet en zoute kaas, en dat alles spoelden we weg met een karaf goedkope rode wijn. Ik had een lege maag en at gulzig met mijn vingers, en de wijn sloeg ik met grote teugen achterover.
Innig gearmd liepen we terug naar mijn appartement. Hij hield me dicht tegen zich aan. Het kon me niet schelen wat er verder zou gebeuren. Niets deed er nog toe. Alleen dit.
ERNA
'Ik zou verdomme wel eens willen weten waar Hayden uithangt.' Amos beende met zijn gitaar door de kamer. Hij had een rood hoofd, maar ik wist niet of het van de warmte of van kwaadheid was. 'De grap heeft nu lang genoeg geduurd.'
Het was die woensdagavond drukkend warm toen we voor de repetitie weer bij elkaar kwamen in het huis van de lankmoedige Liam. Liam was deze keer thuis, maar had zich teruggetrokken in zijn slaapkamer. Ik had de repetitie willen afzeggen, maar Joakim had er met klem op gewezen dat we nog geen twee weken verwijderd waren van 12 september en de bruiloft. We stonden er inderdaad belabberd voor, we waren absoluut niet klaar voor het optreden.
'Ik weet zeker dat hij wel komt opdagen,' zei ik. 'Hij is alleen een beetje laat.'
Guy keek nog eens op zijn horloge. 'Bijna een half uur al.'
'Er is vast iets aan de hand,' zei Guy.
'Wat bedoel je?' Sonia klonk kalm en oprecht geïnteresseerd in wat hij te zeggen had.
'Heb jij iets van hem gehoord, Bonnie? Heeft hij nog gereageerd op je ingesproken bericht?'
'Nee.' Dat was in elk geval waar.
'Dat kan zo toch niet?'
'Je weet hoe dat gaat,' zei ik. 'Hij zal wel weg zijn met zijn band.'
'Hij is niet bij zijn band.' We draaiden ons allemaal naar Joakim en keken hem aan. 'Ik ben een paar dagen geleden naar een van hun optredens geweest. Hij was er niet. En ze hadden een waardeloze avond, dat kan ik jullie wel vertellen,' voegde hij er met enig genoegen aan toe. 'Zonder Hayden stellen ze niets voor.'
'Ik snap niet dat je niet ongeruster bent.' Sonia weer. Ik keek haar ongelovig aan. 'Ik bedoel, hoe lang is hij nou al zoek?'
'Pas een week,' zei ik. En toen, in de mist van mijn gedachten, begreep ik ineens waar Sonia op aanstuurde: mijn natuurlijke reactie zou er een van bezorgdheid hebben moeten zijn, en het was eigenaardig dat ik zo laconiek reageerde. 'Tja, dat is eigenlijk wel erg lang,' voegde ik eraan toe.
Dat is het zeker, voor mensen die hun verantwoordelijkheid nemen!' Amos sprak met stemverheffing. Sonia legde een hand op zijn schouder, en ik zag dat hij kalmeerde. De spanning leek van hem af te vallen. Hij glimlachte dankbaar naar haar, ze glimlachte terug, en ik dacht: ze hebben iets met elkaar, en zo niet, dan zal het er snel van komen. En bovendien zou dat voor allebei goed zijn, Sonia zou in elk geval goed zijn voor Amos: ze zou zijn neiging tot ongebreideldheid inperken zonder zelf last te hebben van zijn prikkelbaarheid. Ze zou voor hem zorgen, want daar was ze goed in en daar hield ze van. Zo iemand was ik niet voor Amos geweest. En Hayden en ik waren in onze relatie geen van beiden ook maar enigszins rationeel of geduldig geweest. We waren samen recht op een muur afgestormd. Toch was hij mijn ex-vriend, de man met wie ik had gedacht misschien voor eeuwig het leven te zullen delen of althans voor zolang eeuwig voor iemand als ik voorstelbaar was en mijn beste vriend. Nu meer dan ooit. Mijn handlanger, met wie ik door een gedeeld geheim en schuldgevoel verbonden was. Ineens schoot het door me heen: zou ze het hem hebben verteld? Alsof ze mijn bezorgdheid aanvoelde, draaide Sonia haar hoofd en keek mijn kant op. Ze glimlachte even vertrouwelijk naar me.
'Waar Hayden ook is, we moeten maar doorgaan alsof hij niet meer komt,' zei ik. 'We kunnen het wel zonder hem. Joakim op de gitaar. De anderen moeten maar voor compensatie zorgen.'
'Nee,' zei Joakim. Hij keek me aan alsof hij bijna buiten zinnen was, en hij had een kleur van opwinding op zijn magere gezicht. 'We kunnen niet zonder hem doorgaan, alsof hij er niet toe doet.'
'Jo...' begon Guy sussend, alsof hij nog maar een kind was, maar Joakim draaide zich met een ruk om.
'Jij bent blij, hè? Hij heeft jou te kakken gezet en mij gestimuleerd voor mezelf de balans op te maken. En dat staat jou niet aan. Jij wilt helemaal niet dat hij terugkomt, hè?'
'Doe niet zo kinderachtig.' Maar Guy keek ontsteld, en er viel een pijnlijke, vervelende stilte in de kamer.
'Laten we eens naar het tweede nummer kijken,' zei ik opgewekt.
'Joakim heeft gelijk, we zouden eigenlijk iets moeten doen,' zei Guy in een doorzichtige poging zijn kalmte te bewaren.
'Wat denk jij ervan?' Sonia keek naar Neal, die ineengezakt in een stoel zat. Hij had zijn handen voor zijn gezicht geslagen alsof hij vreselijke kiespijn had.
'Wat Bonnie al zei, dat we ervan uit moeten gaan dat hij niet meer komt en dat we zonder hem verder moeten.'
'Gelul,' zei Joakim. 'Stom gelul.'
'Joakim!'
'Hij zal wel gewoon weg zijn gegaan,' vervolgde Neal. Zijn stem klonk zacht en monotoon, en we moesten moeite doen om hem te verstaan. 'Zo'n man is het. Hij trekt mensen aan en dan laat hij ze vallen. Hij gebruikt ze en hij misbruikt ze. Laten we er een punt achter zetten, zodat we verder kunnen. Hayden is weg, hij is 'm gesmeerd. Oké?'
'Jij bent ook niet bepaald vrolijk, zeg,' zei Amos strijdbaar. 'Wat is er met je?'
'Tweede nummer, zei je, Bonnie?' vroeg Sonia.
'We zouden eens moeten gaan kijken waar hij woont,' zei Joakim.
'Hij heeft gelijk,' zei Sonia.
'Vind ik ook, ja,' dwong ik mezelf te zeggen, tegen mijn gevoel in. 'Misschien is er wel iets gebeurd.'
'Maar waar is dat dan? Ik dacht dat hij op het moment ergens op de etage van een vriend zat.'
'Bonnie weet het,' zei Amos behulpzaam. 'Het is het appartement van Liza. Bonnie heeft dat geregeld. Hayden zit daar nu zij op reis is, hè Bonnie?'
'Ja,' zei ik. 'Ik heb ook al geprobeerd hem daar te bellen. Er werd niet opgenomen.'
'Dan gaan we even kijken,' zei Joakim. Hij was niet van plan het op te geven. 'Wat is het adres?'
'Nu?'
'Wanneer anders?'
'We hebben geen sleutel,' wierp Sonia tegen. 'We kunnen daar toch niet de deur intrappen.'
'Nee, zeker niet,' beaamde ik. Ik had een sleutel aan mijn sleutelbos, de sleutelbos in mijn tas, op nog geen meter afstand. Ik was
bijna bang dat het ding zo meteen alarmsignalen zou gaan afgeven.
'Waarom niet?' zei Joakim. 'Misschien is hij wel ziek.'
'Weet je wat?' Guy praatte tegen zijn zoon, kennelijk met de bedoeling iets goed te maken. 'Laten we dit nou eens verstandig aanpakken.' Hij keek mij aan. 'Liza heeft jou een sleutel gegeven, nietwaar?'
'Ja, en die heb ik aan Hayden gegeven.'
'Heeft ze nog gezegd of ze een sleutel bij de buren zou achterlaten of zo?'
'Eh, ik weet het eigenlijk niet meer.'
'Vast wel,' zei Joakim.
'Als we nou eens contact opnemen met Liza om te vragen of er iemand een reservesleutel heeft? Maar maak haar niet ongerust, zeg dat Hayden weg is en dat we de planten water moeten geven.'
'Contact met haar opnemen?' zei ik dommig.
'Stuur haar een sms,' zei Joakim.
'Ze zit helemaal aan de andere kant van de wereld. Ik wil niet dat ze zich zorgen maakt over haar appartement en zoekgeraakte sleutels.'
'Wat gaan we dan doen?'
Ik haalde diep adem en zei wat ik ook gezegd zou hebben als ik niet Haydens lijk in een vloerkleed het appartement uit had gesleept.
'We moeten daar langsgaan en kijken of alles in orde is.'
'Precies!' Joakim stond als eerste overeind en was al bijna op weg naar de deur.
'Na de repetitie, Joakim,' zei ik, en hij ging weer zitten.
'Laten we nu gaan oefenen. Tweede nummer.'
Sonia had een prachtige stem, ongeschoold en verre van volmaakt, maar wel krachtig, een beetje hees en met een klaaglijke ondertoon, die goed bij deze muziek paste. Ze bezat een bepaalde uitstraling, een kwaliteit waarmee ze ook klassen van dertig pubers bij de les hield als het over scheikundige formules ging. Ze zong over haar beminde. Neal slaagde er nauwelijks in wijs te houden, Joakim speelde onstuimig en Guy raakte de maat kwijt, maar Sonia slaagde erin de band bij elkaar te houden, alsof de muziek het enige was wat haar bezighield.
'Heel goed,' zei ik toen het afgelopen was. 'Dat was tot nu toe het beste.'
'Zullen we dan maar?' zei Joakim, terwijl hij zijn viool opborg en de sluitinkjes dichtsloeg.
'Oké.' Ik probeerde een onbezorgde indruk te maken. 'Stel nooit uit tot morgen.
ERVOOR
'Ik heb Liza gesproken, en je kunt hier de komende weken blijven op voorwaarde datje haar planten water geeft,' zei ik tegen Hayden.
'Prima.'
'Echt haar planten water geven, bedoel ik. Elke dag. Zorg dat ze niet doodgaan. Ze is er erg aan gehecht. Het zijn een soort kinderen voor haar.'
'Oké.'
'En maak niet zo'n vreselijke rommel.'
'Je klinkt nou net als een moeder.'
'Alleen omdat jij wel een kind lijkt.'
'Is dat zo?'
'Ja. Hier is de sleutel.' Hij stak hem in zijn zak. 'Ze heeft er ook nog een bij de bovenbuurman achtergelaten.'
'Kon hij de planten geen water geven?'
'Nee, ze vertrouwt het hem niet toe. Wil je hier niet blijven?'
'Natuurlijk wel. Het is fantastisch. Ik zal de planten water geven en stofzuigen, en voordat ik wegga zal ik nog een cadeautje voor haar kopen ook.'
ERNA
'Raar weggetje,' zei Guy toen we het laantje in sloegen dat naar Liza's appartement voerde. 'Net alsof ze het vergeten zijn. Ze zouden hier best een paar flats kunnen neerzetten.'
'Daar is Liza nou juist bang voor,' zei ik. 'Er staan hier maar een paar huizen, en deze garage.' De garage was verlaten, de luiken waren dicht en het ijzeren uithangbord zwaaide heen en weer aan zijn hengsels. Het was bijna negen uur, en het licht begon al zwakker te worden, waardoor zelfs het struikgewas er een beetje spookachtig uitzag en het wat armoedige laantje bijna iets schilderachtigs kreeg. 'Het is daar aan het einde, het huis dat met de achterkant naar de spoorweg staat.'
Ik kon nauwelijks geloven dat ik daar nu weer aan de voordeur stond. Ik belde aan en wachtte.
'Hij doet dus niet open,' zei Joakim. 'Druk eens op de andere bel.'
Met tegenzin drukte ik erop, en ik deed een schietgebedje dat er niet opengedaan zou worden.
'Volgens mij is er niemand,' zei ik na een paar seconden.
'Even wachten.' Joakim drukte een paar keer flink hard op de bel, alsof die daardoor harder zou klinken. 'Ik geloof dat ik iemand hoor.'
En jawel, we hoorden voetstappen snel op de deur afkomen.
De jongeman die opendeed had een donkere huid, droeg een enorme bril en had zijn haar in een pony gekamd. Ik had hem wel eerder gezien, maar hij leek zich mij niet te herinneren.
'Hallo,' zei ik. 'Sorry dat we je lastigvallen.'
'Wat is er?'
'Ik ben een vriendin van Liza.'
'Liza is er niet.'
'Dat weet ik.'
'Heb je een sleutel van haar appartement?' Joakim onderbrak me ongeduldig.
De jongeman verplaatste zijn blik van mij naar hem. 'Pardon?'
'We moeten dringend het appartement in. Heb je een sleutel?'
'Als ik die had, waarom zou ik jullie er dan in laten?'
'Heb je er een?'
'Mijn zoon drukt zich wat ongelukkig uit,' zei Guy. 'Een vriend van ons woont zolang in het appartement, en we maken ons zorgen om hem. We wilden even kijken of alles in orde is met hem.'
'Een vriend van jullie?'
'Hayden,' zei Joakim. 'Hayden Booth. Misschien is hij wel ziek en heeft hij hulp nodig. Hij neemt de telefoon niet op en komt niet naar onze repetities. Je moet ons erin laten.'
'Hebt u een sleutel?' vroeg Guy.
'Hoe moet ik weten dat jullie zijn wie jullie zeggen te zijn?'
'Mijn naam is Guy Siegel,' zei Guy lachwekkend gewichtigdoenerig. 'Ik ben advocaat.'
'Advocaat? Wat heeft hij gedaan, die vriend van jullie?'
'Nee, dat is alleen mijn beroep. We willen gewoon nagaan of alles in orde is.'
'Bonnie hier is een vriendin van Liza,' zei Joakim.
'O, jij bent Bonnie? Zeg dat dan meteen.'
'Sorry?'
'Liza had jou gevraagd haar planten water te geven. Dat heeft ze mij verteld. Je wist dus al dat ik een sleutel had.'
'O ja?'
'Ze zei dat ze het jou had verteld.'
'O. Nou, dat was ik dan blijkbaar vergeten.'
'Mogen we dan nu de sleutel?' Joakim stond zowat te trappelen van ongeduld, alsof Haydens redding geen uitstel verdroeg.
'Natuurlijk. Wacht even.' Hij rende naar boven en kwam bijna meteen weer terug. 'Kijk eens. Krijg ik hem wel terug voor jullie weggaan?'
Maar Joakim was nog niet klaar met hem.
'Heb je Hayden de laatste tijd nog gezien?'
'Ik weet het niet. Is hij weg dan? Een paar dagen geleden was hij er in elk geval nog wel. Volgens mij heeft zijn vriendin bij hem gelogeerd.'
'Ik wist niet dat hij een vriendin had. Wist jij dat, Bonnie?'
'Laten we maar even gaan kijken,' zei ik, en ik liep vast naar de deur van Liza's appartement, zodat ze niet zouden zien wat een kleur ik kreeg.
'Wanneer was dat?' vroeg Joakim, die nog bleef staan.
'Even denken. Vijf dagen geleden? Een week? Langer? Ik weet liet niet. Ik heb er niet goed op gelet.' Er trok een bezorgde blik over zijn gezicht.
'Prima. Bedankt voor je hulp,'zei ik. 'Kom mee, jullie tweeën.'
Ik stak de sleutel in het slot, duwde de deur open en liep naar binnen. Even verwachtte ik, net als de vorige keer, Haydens rottende lijk op de vloer te zien liggen, met een plas bloed om zijn hoofd, een arm uitgestrekt en zijn vingers gekromd. Een brandend gevoel in mijn borst maakte het ademhalen pijnlijk.
'Hallo,' riep Guy, terwijl hij achter mij de kamer inkwam. 'Hallo? Hayden? Ben je hier?'
'Hayden,' echode Joakim. 'Hallo.'
Ik kon mezelf er niet toe brengen zijn naam te roepen. Na alles wat ik had gedaan zou dit slechts getuigen van een onbeduidende hypocrisie, maar ik kon het gewoon niet. Ik wachtte af, of deed in elk geval alsof.
'Er is hier niemand,' zei ik.
'Laten we dan maar eens rondkijken,' zei Guy.
'Waarom eigenlijk?' zei ik, en op het moment dat ik dat zei, zag ik iets.
'Misschien heeft hij iets achtergelaten waaruit we kunnen afleiden waar hij naartoe is gegaan, zodat we hem kunnen opbellen en hem de huid vol schelden.'
'Wat?' zei ik dommig. Ik had niet goed geregistreerd wat hij zei, want daar bij de muur, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, hing mijn lichtgrijze katoenen jack over een stoel. Ik werd ineens overvallen door een soort waanzin. Zo moest krankzinnigheid zijn: niets sluit nog bij elkaar aan, er is geen scheiding meer tussen oorzaak en gevolg, tussen binnenwereld en buitenwereld. Het was voor mij een volstrekt raadsel wat er gebeurde. Mijn eigendommen die hier in het appartement hadden gelegen werden bij me thuisbezorgd, en nu troffen we hier dit voor mij belastende kledingstuk aan. Wie deed me dit aan? Wat was de bedoeling? Pas na een paar seconden drong het tot me door dat ik zelf degene was die het jack hier had achtergelaten. Ik dwong mezelf me te concentreren, en ik kon me duidelijk herinneren dat ik het jack had uitgetrokken voordat ik Sonia ging helpen met opruimen. En toen kon ik me ook herinneren, als het tenminste mogelijk is je het ontbreken van iets te herinneren, dat ik het jack niet had aangetrokken toen we weggingen. Of liever gezegd: ik kon me niet herinneren dat ik het wél had aangetrokken. In elk geval had ik het de rest van die nacht niet aan gehad. En toch was ik sinds die afschuwelijke avond nog een keer hier in het appartement geweest en had ik het niet gezien. Vroeg ik erom om tegen de lamp te lopen?
Zonder te weten dat de hele situatie hier eigenlijk een decor was dat door Sonia en mij was gecreëerd, liepen Guy en Joakim door het appartement. Guy pakte de post die achter de deur lag en bekeek die argwanend.
'Hier zit niks voor hem bij,' zei hij.
'Volgens mij is hij niet het type man dat veel post krijgt,' zei Joakim.
'Iedereen krijgt post,' zei Guy.
Ik wilde iets zeggen, maar kon niets bedenken wat normaal en neutraal was.
'Ik krijg geen post,' zei Joakim.
'Ik heb het over volwassenen maar misschien moeten we Hayden niet beschouwen als een volwassene.'
Ik moest mezelf dwingen om niet te kijken. In plaats daarvan deed ik alsof ik de voorwerpen bekeek die ik zelf zo had neergezet.
'De keuken,' zei ik plotseling.
'Wat?' vroeg Guy.
'Denken jullie niet dat we daar eens moeten kijken?' zei ik. 'Mensen houden daar lijstjes bij. Lijstjes van dingen die gedaan moeten worden. En die hangen ze met magneetjes aan de koelkast.'
Het klonk ongelooflijk zwak, en Guy keek weifelend. Ik besloot mijn toon wat luchtiger te maken. 'Dan kijken we gelijk even wat hij in de koelkast heeft staan.'
Zelfs het gebruik van de tegenwoordige tijd kostte me moeite 'heeft', en niet 'had'. Wat Joakim en Guy betrof was Hayden op dit moment gewoon elders iets anders aan het doen. Hij stond misschien wel net op het punt hier binnen te komen lopen. Zij konden zich nog aan hem ergeren of zich door hem in de war gebracht voelen, en dat kun je niet meer als je weet dat iemand dood is. Je kunt hem of haar dan nog wel haten of liefhebben, je kunt om zo iemand rouwen, maar je kunt je niet meer ergeren of je aan hem of haar storen. Guy leek heel erg geïrriteerd, en hij liep in zichzelf te mompelen terwijl hij met enige tegenzin op weg ging naar de keuken. Joakim liep achter hem aan, waarschijnlijk uit belangstelling voor wat hij in de koelkast zou aantreffen.
Ik liep de kamer door en griste het jack van de stoel. In paniek keek ik om me heen. Ik had geen tas bij me, en ik kon niet helder nadenken. Ik kon niet besluiten of ik door te proberen het jack ergens te verstoppen nu wel of niet iets doms deed en een groot risico nam. Ik hoorde geluiden uit de keuken. Omdat ik niks anders wist te bedenken trok ik het jack maar aan. Ik hoorde de stemmen luider worden. Ze kwamen terug. Het kwam nu op de eerste paar seconden aan. Ik had wel eens gehoord van experimenten om te testen of mensen wel of niet iets registreerden. Als je afgeleid was, was het soms verbazend wat je niet opviel. Op de schoorsteenmantel stond een slanke, zwarte vaas. Hij zag er sierlijk, duur en breekbaar uit. Ik pakte hem op, en terwijl ze de kamer weer in kwamen, liet ik hem vallen. Op de stenen voor de open haard viel hij in stukken uit elkaar.
'Shit,' zei ik.
Ze snelden allebei toe.
'Wat was dat in godsnaam?' vroeg Guy.
'Het was een vaas,' zei ik. 'O god, wat onhandig. Ik schaam me dood.'
Guy keek me aan met een boosaardige grijns.
'Geeft niks. Als we de scherven opruimen, kunnen we er zonder bezwaar Hayden de schuld van geven.'
'Wat gemeen van je.'
Ze maakten zich vrolijk over mijn onhandigheid terwijl ze samen op zoek gingen naar stoffer en blik en de scherven opveegden. Ze zeiden geen woord over het jack. De afleidingsmanoeuvre had gewerkt. Maar het kwam natuurlijk ook doordat het mannen waren. Als Sally erbij was geweest, zouden zelfs honderd kapot vallende vazen haar er niet van hebben kunnen weerhouden te vragen waar dat jack ineens vandaan was gekomen.
'En, zijn we klaar?' vroeg ik, toen de scherven van wat waarschijnlijk een erfstuk van Liza was geweest in een oude boodschappentas waren gestopt.
'Volgens mij wel,' zei Joakim somber, met een blik op zijn vader.
Guy reageerde niet. Hij stond met een teleurgesteld gezicht nog om zich heen te kijken. Toen ik nadacht over wat ik had gedaan en wat ik bijna had laten gebeuren, begon ik me onpasselijk te voelen. Sonia en ik hadden dingen anders neergezet in het appartement, we hadden meubels verschoven, bewijsmateriaal verwijderd, en ik had gewoon mijn jack over de rugleuning van een stoel laten hangen, waar iedereen het had kunnen vinden. Als ik daar al toe in staat was, wat was er verder dan niet allemaal aan mijn aandacht ontsnapt? Er moesten zoveel dingen veranderd, verschoven, verzonnen en verborgen worden, en ik hoefde maar één ding verkeerd te doen. Het was een kwestie van concentratie, maar hoe moest ik het aanpakken, wilde ik erachter komen wat ik had vergeten of over het hoofd gezien? Zo zou het de rest van mijn leven blijven, tenzij het misging en alles aan het licht kwam. Het vooruitzicht ontmaskerd te worden had ineens bijna iets rustgevends.
'Jullie hebben in de keuken niks gevonden?' vroeg ik, terwijl ik probeerde de spanning in mijn stem te onderdrukken.
'Weet je wat zo grappig is?' zei Guy.
'Nee,' zei ik. 'Wat dan?'
'Het kenmerkende van Hayden is dat hij zo'n ongetemde, spontane muzikant is, hè? Hij komt onverwachts niet opdagen op een repetitie, zonder de moeite te nemen ons op de hoogte te brengen,en wij moeten kennelijk zelf maar bedenken dat hij de stad uit is, weer op tournee is of een optreden heeft dat hij niet kon afzeggen.'
Ik weet het niet.'
'Heeft hij echt hier gewoond?'
'Hoe bedoel je?'
'Natuurlijk wel. Er staat een koffer in de hoek die duidelijk van hem is, en ik heb tussen Liza's kleren in de kast ook een paar overhemden van hem zien hangen. In de koelkast staan een paar biertjes, die me ook van hem lijken. Maar verder ziet het er hier niet naar uit dat er net een rock 'n roller is vertrokken. Er staat geen geschifte melk in de koelkast en er slingeren nergens vuile overhemden of oude kranten rond.'
Ik dwong mezelf om niet te reageren. Ik concentreerde me op het reguleren van mijn ademhaling. Waar wilde hij heen?
'Weet je wat ik denk?'
Ik vertrouwde het mezelf niet toe iets te zeggen en schudde alleen mijn hoofd.
'Ik geloof helemaal niet dat dit zo plotseling was. Ik denk dat hij lang van tevoren van plan was om weg te gaan. En dat hij het ons niet heeft verteld, is gewoon zijn manier om nog eens zijn middelvinger naar ons op te steken.'
'Pa,' begon Joakim, op boze, protesterende toon.
'Hij vond ons een stelletje amateurs en dat wilde hij ons eens goed inwrijven. Is dat niet precies zijn manier van doen?'
Ik keek naar de gekwetste, teleurgestelde Joakim.
'Het zou kunnen,' zei ik.
'Er is één manier om daar achter te komen,' zei Guy.
'Hoe dan?'
Hij antwoordde niet, maar begon in de laden van het tafeltje te rommelen.
'Wat ben je aan het doen?'
'Ik ben op zoek naar iets,' zei hij geheimzinnig.
'Naar wat?'
'Nou, waar is zijn paspoort, bijvoorbeeld?'
'Wat moet je met zijn paspoort?'
'Niks. Ik wil alleen weten of het hier ligt, want als dat niet het geval is, heeft hij het meegenomen, en als hij het heeft meegenomen, betekent het dat hij ergens naartoe is. Einde verhaal. Waar zou hij het anders hebben moeten bewaren?'
Ik bleef Guy volgen terwijl hij laden opentrok, tussen papieren keek en zelfs de zakken van Haydens jasjes en broeken naging.
'Geen paspoort,' zei hij triomfantelijk tegen Joakim. 'Geen paspoort, geen portefeuille, geen telefoon. Accepteer het, hij is ervandoor.'
'Dat zou hij nooit doen.'
'En...' vervolgde Guy, terwijl hij naar de badkamer liep, 'geen tandenborstel en geen scheerapparaat. Hij is weg, jongen.' Zijn uitdrukking werd wat milder toen hij zag hoe aangedaan Joakim was. 'Sorry,' zei hij.
'Het spijt je helemaal niet. Je bent er blij om. Je vond dat hij een sIechte invloed op me had.'
'We waren het niet met elkaar eens, maar ik vind het jammer dat het op deze manier is geëindigd,' zei Guy. 'Ik weet hoe jij over hem dacht.' Hij legde een hand op Joakims schouder, maar Joakim rukte zich los en rende bijna de huiskamer weer in.
'We moeten maar gaan,' zei ik, terwijl ik achter hem aan liep. Hij komt hier niet meer terug.'
'Hij heeft zijn gitaar laten staan,' zei Joakim ineens, en hij wees naar de gitaar, die in de koffer tegen de bank stond.
'Is dat de zijne?' vroeg ik dommig.
'Die zou hij nooit achtergelaten hebben. Hij was gek op dat ding.'
Joakim knielde neer, opende de koffer en haalde de gitaar tevoorschijn. Hij staarde naar het versplinterde instrument en de gebroken snaren, waar hij voorzichtig zijn vingers overheen liet gaan, alsof het een ding van vlees en bloed was en hij het zo kon genezen.
'Hij is vernield,' zei hij ten slotte. 'Wie heeft dat gedaan?'
'Hijzelf, natuurlijk,' zei Guy. 'Wie anders?'
'Nee. Je snapt het niet. Dat zou net zoiets zijn als iemand van wie je houdt in elkaar slaan.'
'O ja? Dat gebeurt anders om de haverklap.'
'We moeten weg,' herhaalde ik mijn aansporing. Mijn huid tintelde van angst. Ik had het gevoel dat ik geen minuut langer in dit huis kon blijven, dat als we niet gauw weggingen, ik iets afschuwelijks zou doen of zeggen.
Ik trok de deur achter ons dicht, en we gingen de trap op om de sleutel af te geven.
'En, nog wat gevonden?' vroeg de bovenbuurman.
'Het lijkt erop dat hij vertrokken is.'
'Het zal wel niet belangrijk zijn, maar ik heb laatst wel vreemde geluiden gehoord uit het appartement.'
'O?'
'Ik weet alleen niet meer wanneer. Ik dacht dat hij en zijn vriendin het wel zouden zijn.'
'Dat zal ook wel.'
ERVOOR
Overdag schraapte ik behang van de muur, sprak ik af met vrienden, zat ik in het park naar mijn muziek te luisteren en ging ik winkelen, 's Nachts lag ik in het donker bij Hayden, terwijl de koplampen van de auto's lichtbanen trokken over het plafond van de slaapkamer waar we ineengestrengeld van elkaar lagen te genieten. Het waren verschillende werelden, waartussen blijkbaar geen verband was. Als ik wezenloos en met een gevoel van onwerkelijkheid in de spiegel keek, herkende ik mezelf bijna niet. Soms maakte dat me bang, maar niet bang genoeg om ermee op te houden.
'Ik was bijna iets begonnen met Neal.'
Ik zat bij Sonia in de auto; ze reed me naar het huis van haar zus in een dorp in Hertfordshire, waar we zouden gaan lunchen en vervolgens aardbeien plukken bij een zelfpluk boerderij in de buurt. Het was Sonia's idee, dit was iets waar ik zelf nooit op zou komen. Ze zei dat ze dit jaar voor al haar vrienden jam ging maken.
'Ik weet het,'zei ze.
'Je weet het?'
'Ik dacht het al.'
'Was het zo duidelijk?'
'Ja. Voor mij tenminste wel. Zoals hij naar je keek, je met zijn ogen volgde. En waarom heb je het niet gedaan?'
'Ik had er geen goed gevoel over,' zei ik. Ik wilde met Sonia praten, maar zonder het over Hayden te hebben; ik wilde het aan haar kwijt, maar zonder het haar te vertellen; ik wilde goede raad van haar, maar zonder dat ze zou weten waarin ze me adviseerde.
'Hij is aardig.'
'Té aardig misschien. Te gretig. Hij is zo'n man die je vraagt om te komen helpen als je thuis een klusje te doen hebt.'
'ls dat dan zo erg?'
'Je weet wel wat ik bedoel.'
'Je bedoelt dat je een kant hebt die op mannen valt die niet aardig, gevoelig, respectvol en zachtmoedig zijn zoals Neal?'
'Maar zo wil ik niet zijn.' Het was makkelijker om zo'n soort gesprek te voeren in de auto, terwijl we allebei onze blik voor ons op de weg gericht hielden. 'Waarom is het zo moeilijk om hierover te praten?'
'Komt het alleen door Neal dat je hierover begint?'
'Min of meer.' Ik staarde uit het zijraampje naar de heggen, de landerijen en de koeien, die vredig bij elkaar aan het hek stonden.
'Mijn vader sloeg vroeger mijn moeder, heb ik je dat ooit verteld?' Ik wist dat ik het niet had verteld, ik vertelde het nooit aan iemand. Alleen al door het uit te spreken werd ik een beetje duizelig.
Sonia keek me even van opzij aan. Ik voelde mijn al vager wordende blauwe plek steken en kreeg het er warm van.
'Nee, dat heb je nooit verteld,' zei ze zacht. 'Maar ik ben blij dat je het nu doet.'
'Ik zeg tegen jou dingen waarvan ik dacht dat ik ze nooit zou kunnen uitspreken.'
'Dank je.' Ze klonk serieus en geruststellend.
'Je vertelt het niet verder, hè?'
'Dat hoef je niet eens te vragen.'
'Ook niet aan Amos?'
'Ook niet aan Amos. Het is jouw geheim, dus als je wilt dat een ander het weet, moet jij het zelf vertellen, en niet ik.'
'Ja.'
'Dus je bent bang dat oude patronen zich gaan herhalen?'
'Ik denk het ,ja.'
'Maar gebeurt dat ook?'
'Misschien.' Ik dacht aan zijn vuist in mijn gezicht. 'Ik wil het niet.'
'Toch geloof ik niet dat jij het onderdanige type bent,' zei ze. 'Eigenlijk zou ik zelfs zeggen dat jij degene bent die doorgaans bepaalt wat er gebeurt.'
Nu was het mijn beurt om haar aan te kijken.
'Heb je het met Amos over mij gehad?'
'Nee.'
'Sonia?'
'Hij zegt wel eens iets over je, natuurlijk, jullie zijn lang bij elkaar geweest. Jij bent zijn verleden, het is voor hem onmogelijk om het daar met mij niet over te hebben. Dat begrijp je vast wel. Maar ja, het is wel vreemd, natuurlijk, omdat we vriendinnen zijn.'
'Jij en Amos...' Ik zweeg en wachtte totdat zij het zou overnemen, en toen ze dat niet deed, maakte ik het af en zei: 'Zijn jullie nu echt samen?'
'Vind je het vervelend?'
'Waarom zou ik het vervelend vinden?'
'We hoeven er niet omheen te draaien. Amos en ik...' Nu was het haar beurt om te zwijgen.
'Als jij en Amos samen iets hebben, ben ik heel blij voor jullie.' Was ik dat echt? Het was niet dat ik Amos voor mezelf wilde hebben, maar het had iets vreemds dat een van mijn beste vriendinnen een relatie had met mijn ex met wie ik jaren had samengewoond. Het had bijna iets incestueus.
' En dat meen je echt?'
'Echt,' zei ik, haar sceptische blik trotserend. 'Ik ben er blij om. Jullie moeten alleen niet met elkaar over mij praten, dat is alles. Ik bedoel, ga je gang maar natuurlijk doen jullie dat. Zeg het alleen niet tegen me.'
***
Aan het einde van de straat waar Sally woonde stopte ik.
'Ik ga eerst. Jij wacht een paar minuten.'
'Waarom?'
'Zodat niemand het weet.'
'Wat weet?'
Ik glimlachte naar hem en kuste hem op zijn mond. 'Niks.'
Ze zaten allemaal te wachten.
'Waar was je nou?' vroeg Amos. 'Jij bent wel de bandleidster, hoor.'
'Zoals jij het zegt, is het net alsof we een stelletje padvinders zijn.'
'Waar is Hayden?'vroeg Joakim.
'Hou nou eens op over Hayden,' zei Guy in een plotselinge uitval. Zijn hals was vuurrood.
'Maar wat...'
'Hou er gewoon over op.'
Sally kwam met een taart de keuken uit gestormd. Ze had iets met haar haar gedaan en had lippenstift op. Toen ze in mijn buurt kwam, rook ik haar parfum.
'Waar is Hayden?'vroeg ze.'Hier ben ik,' zei Hayden, terwijl hij de kamer in kwam. 'Hallo, allemaal. Zaten jullie op mij te wachten? Sally, wat zie je er vandaag leuk uit. Nee maar, hallo Bonnie!' Hij deed overdreven verbaasd. 'Hoe is het met jou?' Grijnzend kleedde hij me uit met zijn ogen, waar iedereen bij was.
'Laten we maar beginnen,' zei ik, terwijl ik me van hem afkeerde. Neal keek naar Hayden en toen naar mij. Het was alsof ik er regelrecht getuige van was hoe het tot hem doordrong als vergif. Hij wist het nu. En toen we elkaar aankeken, zag ik dat hij zich realiseerde dat ik dat had gezien.
'Wie wil er taart?' vroeg Sally opgewekt. 'Koffie met walnoot, jij, Bonnie?'
'Nu even niet.'
'Ik wil wel,' zei Hayden. Hij pakte een groot stuk en terwijl iedereen toekeek, stak hij de helft ervan in zijn mond, kauwde en slikte het door. Hij likte zijn vingers af.
'Neal?'
'Nee.' Zijn stem klonk zacht en vermoeid. Ik keek de andere kant op om zijn gezicht niet te hoeven zien, maar ik voelde dat zijn blik op mij gericht was.
'Wat heb jij aan je gezicht?' vroeg Amos.
'O, niks,' zei ik luchthartig.
'Had je haar tegenstander moeten zien,' zei Neal. Het was als grapje bedoeld, maar het klonk te hard, te ruw. Er viel een stilte.
'Ik ben tegen de rand van het bad gevallen,'zei ik. 'Het doet al bijna geen pijn meer.'
'Het is helemaal geel.'
'Dank je.'
'Zullen we beginnen?' Joakim stemde zijn viool. De pure, hoge tonen bleven in de kamer hangen.
'Klaar, Sonia?' vroeg ik.
Ze knikte en hield haar armen langs haar zij, met de handpalmen iets naar buiten gedraaid de houding van een zangeres.
'Sonia zal ons laten horen hoe "lt Had to Be You" gezongen hoort te worden,' zei ik.
'Ze heeft een stem die klinkt naar rook en fluweel,' zei Hayden.
'Goh, wat aardig van je, Hayden,'zei Sonia ironisch.
'Heel sexy.'
Ik voelde dat bij Amos, die in de hoek zat, alle stekels overeind gingen staan. Het was benauwd in de kamer. Door het raam zag ik Richard en Lola in de tuin. Hij was de rozen aan het snoeien en zij zat op de grond met een aandachtige blik naar de aarde te turen. Het was koel en helder daar, een wereld van verschil vergeleken met de warme, bedompte lucht hier binnen. Het zweet stond in mijn handen, en ik voelde de druppeltjes over mijn borst naar beneden lopen. Ik wilde het liefst ver weg zijn, ergens waar het groen en vredig was, zonder kibbelende mensen in de buurt.
'Ik tel tot drie,' zei ik. 'We gaan eens wat Billie Holiday laten horen.'
ERNA
Vlak naast me ging keihard de telefoon, zodat ik met een ruk uit mijn overbevolkte dromen werd gewekt. Nog maar half wakker stak ik mijn hand uit, tastte naar de telefoon en hield hem tegen mijn oor.
'Ja?' zei ik.
'Bonnie, met mij. Sally.'
'Hoe laat is het?'
'Iets voor zevenen.'
'Wat is er? Toch niets met Lola?'
'Ik heb de politie gebeld.'
'Waarom?'
'Ik heb gezegd dat ik Hayden als vermist wil opgeven.'
'Waarom?'
'Omdat hij vermist is.'
Ik probeerde helder na te denken en dwong mezelf te reageren zoals iemand normaal gesproken zou reageren.
'Niet vermist op de manier dat je er de politie voor moet bellen, Sally. We zijn in zijn appartement geweest. Hij is waarschijnlijk gewoon vertrokken.'
'Ik heb het al gedaan. Ik kan het nu niet meer terugdraaien. Ga je met me mee, alsjeblieft?'
Ik kon geen overtuigend excuus bedenken om het niet te doen. Het kon ook wel nuttig zijn om te horen wat Sally had te zeggen. Toen ik had neergelegd, probeerde ik na te denken. Het was alsof mijn hersenen doordraaiden, als autowielen die nutteloos rondwentelen en almaar dieper in de modder wegzinken. Sally wilde naar de politie gaan. Wat betekende dat? Zouden ze een onderzoek instellen naar Haydens verdwijning of haar bezorgdheid afdoen als hysterisch gedrag van een verliefde vrouw? Zouden ze willen praten? Met ons? Met mij? En wat zou ik zeggen? Zouden ze naar het appartement gaan en een sporenonderzoek doen? Als ik mijn jack daar had achtergelaten, zomaar over de rug van een stoel, wat had ik dan nog meer over het hoofd gezien, vergeten, laten slingeren, veronachtzaamd? Zaten overal mijn vingerafdrukken op? Had Hayden misschien met anderen over ons gepraat? Ik dacht dat ik alles onder controle had, maar realiseerde me ineens dat ik mezelf maar wat wijsmaakte. Er zouden aanwijzingen aan het licht komen die ik me niet eens kon voorstellen. Eén enkele haar was al voldoende om achter de tralies terecht te komen. Mijn haren zaten op zijn hoofdkussen, mijn zweet op zijn handdoeken en lakens, mijn vingerafdrukken op zijn kopjes en glazen, op een beveiligingscamera stonden videobeelden van mij. Misschien was er op het moment dat we Haydens lijk in het donkere water van het spaarbekken hadden laten zakken wel een lens op ons gericht geweest. Je blijft nergens onopgemerkt. Iemand die ik nooit eerder had gezien zou naar beelden van mij wijzen en zeggen: 'Zij daar. Ja, zij is het. Zonder enige twijfel.'
Ik moest me niet zo opwinden. Wat konden ze doen? Zolang Sonia maar niets zei, konden ze me niets maken. Maar kon ik Sonia wel vertrouwen? Ja toch? Ze was mijn vriendin. En trouwens, ze kon het niet aan iemand vertellen zonder ook zichzelf verdacht te maken. Maar er was nog iemand anders die iets wist. Degene die mij mijn schoudertas toegestuurd had. Mijn schoudertas met al mijn spullen die ik in het appartement had achtergelaten en het kettinkje van Sally. Wat betekende dat? Er was iets gaande, en ik wist niet wat. Ik voelde me belaagd, in alle hoeken en gaten lagen vervelende verrassingen op de loer.
Ik trok een spijkerbroek en een gestreept truitje aan. Ik zag er androgyn en onvolgroeid uit, als een jongen vlak voordat hij in de fase van de jeugdpuistjes terechtkomt, of als zo'n lappenpop met vlassig haar en slappe beentjes. Ik tuurde in de spiegel naar mezelf. Wat had Hayden in me gezien, die keren dat hij me met zo'n intense blik had bekeken, wie had hij toen gezien? Waarom had hij zo naar me verlangd?
Ik dronk twee koppen zwarte koffie en strooide cornflakes in een kom, maar ontdekte toen dat de melk zuur was. Ik had ineens een enorme honger, maar in de kast stond alleen een blikje maïs. Ik maakte het open en nam er een paar grote lepels van, maar als ontbijt was het niet zo geslaagd, en bovendien was ik misselijk, ondanks mijn honger.
Toen Sally kwam, bleek ze zich aangekleed te hebben alsof ze naar een sollicitatiegesprek moest een zwarte broek die haar te strak zat, een getailleerd jasje en een witte bloes. Ze had haar haar opgestoken en droeg gouden oorknopjes.
'Wat zie jij er netjes uit!'
Ze trok een gezicht. 'Je zult me wel een halvegare vinden.'
'Helemaal niet. Kom binnen. Je kunt koffie krijgen, maar zonder melk, of thee, ook zonder melk.'
'Koffie, alsjeblieft.'
We gingen aan mijn tafeltje zitten, en ze begon te ratelen over een gebroken nacht, maar ineens zweeg ze. Toen ze me aankeek, welden de tranen op in haar ogen.
'Dit is een schijnvertoning. Je weet het, hè?'
'Wat weet ik?' Natuurlijk wist ik het, maar het weten was iets anders dan het horen uitspreken.
'Van Hayden.'
'Vertel het eens,' zei ik, en ik moest moeite doen om mijn stem in bedwang te houden. Ik voelde hoe mijn gelaatsuitdrukking zich verhardde tot een karikatuur van wat die normaal was.
'Daarom ben ik naar de politie gegaan. Hij kan niet zomaar verdwenen zijn. Dat kan ik niet geloven. Dat zou hij nooit doen. Hij zou er iets over tegen me hebben gezegd, dat weet ik zeker.' Maar ze had een vragende intonatie in haar woorden gelegd, en ze lachte door haar tranen heen. 'Ik ben niet goed te volgen, hè? Sorry. Het is ook zo... Ik ben helemaal in de war, als je het echt weten wilt. Heb jij een zakdoekje bij de hand?'
Ik liep naar de wc en kwam terug met een rol toiletpapier, die ik haar aanreikte.
'Ik had het je al eerder willen vertellen. Ik wist dat je me er niet om zou veroordelen. Maar ik... ik schaamde me zo. En ik was ook zo gelukkig. Voor het eerst sinds tijden had ik weer het gevoel dat ik leefde. Hij gaf me het gevoel dat ik leefde.'
'Hayden, bedoel je?'
'Ja. Sorry. We hadden... iets met elkaar. Misschien wist je het al, toen al, bedoel ik? Ik dacht dat het wel duidelijk was.'
'Pas toen met dat kettinkje.'
'Weet je wat het is? Hij was zo aardig voor me. Stom woord eigenlijk. "Aardig" is geen woord dat bij iemand als hij past. Vanaf liet allereerste moment dat ik hem ontmoette, gaf hij me het gevoel dat ik bijzonder was, alsof hij zag wie ik echt was niet Sally de huisvrouw of Sally de moeder, maar degene die ik werkelijk ben. Hij zei dat ik beeldschoon was. Weet je hoe lang het geleden is dat iemand dat tegen me heeft gezegd? Weet je, als je een kind hebt, raak je zelf buiten beeld. Richard gaat 's morgens naar zijn werk en komt 's avonds thuis, en dan is hij moe en ben ik moe en praten we eigenlijk nergens over, behalve over dingen die geregeld moeten worden, en ik kan me niet eens meer herinneren wanneer we voor het laatst gevrijd hebben. En al mijn vriendinnen staan in het volle leven, ook jij, Bonnie, maar jij kunt er niks aan doen, hoor. Jullie worden verliefd, jullie hebben lol, jullie werken en verdienen geld, en ik heb het gevoel dat dat voor mij allemaal voorbij is. Ik zit in een dip, ik loop rond met vet haar, kleren met vlekken erop en wallen onder mijn ogen, en plotseling komt er zo'n man die me weer het gevoel geeft dat er iemand naar me verlangt. Snap je wat ik bedoel?'
'Ja.' Maar ik wilde er niet over nadenken of me hen samen voorstellen. Ik zou gek worden als ik daaraan dacht.
'Ik hou van Lola en zou haar niet willen missen. En ik hou ook van Richard. In zekere zin. Maar we leven eigenlijk langs elkaar heen. En dan is daar ineens Hayden je weet hoe hij is.'
Ik maakte een onbestemd geluid, en hoewel ik me al gejaagd voelde door te veel cafeïne nam ik een slok van mijn koffie.
'Hij at de taarten die ik maakte, hij dronk de thee die ik voor hem zette en hij zei dat ik een knappe vrouw was, dat ik er mooi uitzag. Hij lachte om wat ik zei, hij speelde met Lola zodat ik even mijn handen vrij had en hij vroeg me dingen over mezelf alsof hij die echt wilde weten. Het was alsof ik weer een tiener was, weet je wel, met vlinders in mijn buik. Voordat ik hem ontmoette, wilde ik alleen maar de hele tijd slapen. Ik was zo moe dat ik wel dagen achter elkaar had kunnen slapen zonder dat er aan mijn vermoeidheid een einde kwam. En ineens was ik vol energie, het spatte eraf!'
'Dus jullie hadden een verhouding.' Mijn stem klonk zo droog als een hoop dorre bladeren.
'Zo kun je het eigenlijk niet noemen.' Sally's stem klonk onvast. 'Dan lijkt het heel wat. Het was uiteindelijk maar twee keer. En toen leek het ook niet alsof het afgelopen was, hij glimlachte nog naar me, hij raakte me nog aan en behandelde me nog alsof ik iets bijzonders was, maar hij deed er niets meer mee.'
'Wanneer was dit allemaal?' Ik wilde weten of het in dezelfde tijd was geweest.
Maar Sally gaf geen antwoord. In plaats daarvan zei ze ernstig: 'Ik geloof dat hij een beschadigd mens is. Hij moet ooit gekwetst zijn, en nu is hij... nou ja, ik neem het hem niet kwalijk. Ik denk dat ik wel echt iets voor hem betekend heb. Ik weet het zeker. Dat moet wel. Misschien is hij gestopt omdat hij mijn huwelijk niet in gevaar wilde brengen.' Ze maakte een geluid dat het midden hield tussen slikken en hikken en streek weer met haar hand over haar ogen. 'Ik dacht dat ik hem kon helpen, hem liefde kon geven en een beter gevoel over zichzelf. Niet lachen.'
'Dat deed ik niet. En Richard?'
'Of hij het weet, bedoel je? Ik was doodsbang dat hij erachter zou komen. Ik dacht dat er vast wel iemand zou zijn die vermoedde hoe het zat en die het tegen hem zou zeggen of zo... Maar het rare is dat ik het zelf heb verraden. Ik heb het zelf verteld. Gewoon gezegd. Het ging zo beroerd tussen ons, hij voelde wel dat er iets niet klopte en zei vreselijke dingen over Hayden, hij noemde hem een... nou ja, laat dat maar zitten. Hij vermoedde dus wel iets, daarom wilde hij ook niet dat de band nog bij ons thuis repeteerde. Hij had alleen niet gedacht dat ik hem ontrouw was. Hij zag me nu niet meer als een seksueel wezen, dus ik denk dat hij zich daarom ook niet kon voorstellen dat een ander me wel zo zag. En misschien wilde ik hem ook wel kwetsen, wilde ik hem losrukken uit zijn onverschilligheid. Of misschien dacht ik wel dat hij weer oog voor me zou krijgen als ik het hem vertelde.' Ze lachte hard. 'Nou, dat was zeker zo.'
'Hoe reageerde hij?'
Ze huiverde. 'Laten we het erop houden dat hij het niet kalm opnam. Hij zei steeds maar dat hij niet begreep hoe ik Lola zoiets kon aandoen. Mijn god, ik deed Lola toch niets aan? Ik hou van Lola, en ik zou haar nooit pijn doen, en als ik dacht... Maar waar het om gaat, is dat hij niet helemaal blind is, Richard. Hij weet half bewust misschien dat het niet alleen mijn schuld was. Als het beter was gegaan tussen ons, zou het niet gebeurd zijn. Ik was zo eenzaam, Bonnie.'
Ik legde mijn hand op de hare. 'Je had het me eerder moeten vertellen.'
'Jij lijkt altijd alles onder controle te hebben. Jij zou nooit een man hebben die je behandelde alsof je er alleen maar was om het huis schoon te houden en eten klaar te maken. Jij zal nooit meemaken dat je iemand tegenkomt die een paar keer met je neukt en je dan in de steek laat zonder zelfs maar te zeggen dat hij weggaat.'
'Ja, zo lijkt het voor de buitenwereld,' zei ik. 'Maar voor mij voelt dat niet zo.'
'Wat er met Hayden is voorgevallen was erg belangrijk voor mij, en ook voor Richard. Misschien is ons huwelijk er zelfs door kapotgemaakt, hoewel we dat volgens mij geen van beiden willen. Maar ik heb nu het idee dat het voor Hayden misschien niks betekende. Dat ik gewoon een van de velen was. Hij zal me wel gauw vergeten misschien is hij me nu al vergeten.'
Alles wat ze zei kwam me bekend voor. In zekere zin was haar verhaal ook het mijne behalve dan dat ze nu probeerde weer bij haar man terug te komen, op haar schreden terugkeerde en weer wilde opvatten wat ze had laten liggen voordat ze Hayden ontmoette. Maar ik had een grens overschreden en bevond me op vreemd terrein, vanwaar geen terugkeer mogelijk was. Mijn oude leven zoals het was geweest voordat Hayden me in zijn armen sloot en me kuste leek ver weg mooi, maar onbereikbaar en met de zachte glans van wat onherroepelijk verloren is. En niet alleen mijn oude leven was verloren gegaan, ook mijn oude ik. Ik kon nooit meer de vrouw zijn die ik was geweest, dacht ik. Ik had iets gedaan wat niet opgebiecht kon worden en waarvoor geen vergiffenis bestond.
'We moeten eens goed praten over wat er is gebeurd,' zei ik. 'En over hoe het nu verder moet met jou en Richard. Maar jij gaat zo meteen naar het politiebureau, dus vertel me eens waarom je hem als vermist hebt opgegeven.'
'Ik werd bang.'
'Bang?'
'Het klinkt stom. Ik weet wel dat hij gewoon zijn eigen leven weer heeft opgepakt. Ik geloof niet dat hij weet wat continuïteit is, zoals jij en ik. Het is bij hem het ene moment dit en het volgende moment weer wat anders, zonder dat er verband tussen bestaat. Ik denk trouwens dat hij, zelfs toen hij met mij was, ook nog iemand anders had, al heeft hij dat nooit gezegd. Dat gevoel had ik gewoon. Ik denk ook dat hij daarom na die tweede keer niet meer teruggekomen is. Maar ik heb zitten denken... over iets wat hij een keer tegen me heeft gezegd.'
'Wat dan?'
'Dat hij een waardeloze man was. Dat ik niks moest beginnen met iemand als hij.'
'Zei hij dat?' Letterlijk hetzelfde als wat hij tegen mij had gezegd, en wat ik vervolgens tegen Neal had gezegd.
'Ja.'
'Denk je dat hij zelfmoord gepleegd zou kunnen hebben?'
'Nee! Ja. Ik weet het niet; ik denk niet dat hij het echt zou doen, maar toen ik eenmaal op dat idee gekomen was, kon ik het niet meer van me afzetten. Ik wilde naar hem toe ik heb hem op zijn mobiel gebeld en op zijn vaste telefoon, en toen ben ik langsgegaan op het adres waar hij logeerde en heb ik aangebeld. Ik was ervan overtuigd dat hij er was, dat hij wist dat ik het was die aanbelde en dat hij me niet wilde zien. Het was afschuwelijk.'
Nee, ik was daar, dacht ik bij mezelf met Sonia en met Haydens lijk. We hoorden je en hoopten dat je snel weg zou gaan. Ik rilde bij de herinnering.
'En?' zei ik, bij wijze van aansporing.
'Ik heb gisteren tegen Richard gezegd dat ik het bij de politie zou gaan aangeven, en dat leek zelfs hem wel verstandig.' Ze keek me aan met roodomrande ogen. 'Heb ik daar goed aan gedaan, Bonnie?'
'Je hebt gedaan wat je moest doen.'
'Ik realiseer me nu dat ik in feite niks van hem weet. Ik weet niet waar hij is opgegroeid, wie zijn ouders zijn, wie zijn vrienden zijn, niets.'
Ik wist ook niet veel. Stukjes en beetjes, losse informatie die hij wel eens had laten vallen. Hij had een keer gezegd dat hij van olifanten hield, omdat die bij het lopen nooit geluid maakten, maar alles heel stil en voorzichtig deden, en dat ze rouwden als er één van hun kudde doodging, en toen ik hem vroeg hoe hij dat wist, vertelde hij dat hij ooit een tijdje in Afrika was geweest. Het beeld van Hayden die in een wildpark door een verrekijker naar olifanten en leeuwen stond te kijken was zo idioot dat ik erom had moe ten lachen. En hij had het natuurlijk ook over vrouwen gehad: dat was een felle, die was knettergek, maar nooit noemde hij een naam of gaf hij specifieke bijzonderheden. Hij had over hen gepraat alsof ze niet meer dan fantasieën, dromen of mythen waren. En hij had verteld over bands, festivals, losse optredens in obscure kroegen, maar zonder er data of plaatsen bij te vermelden. Ik wist dat hij ergens in het zuidwesten van Engeland was opgegroeid, dat zijn vader een hopeloos geval was geweest en zijn moeder een trieste vrouw, dat hij een hekel had gehad aan school, waar die school dan ook gestaan mocht hebben. Ik vroeg me af of dat de reden was dat vrouwen zo gek op hem waren. Hij had altijd de indruk gewekt alsof hij uit het niets was opgedoken, en hij had een air om zich heen gehad van mysterie en gekwetstheid. We hadden het raadsel dat hij was geweest willen oplossen, hem willen genezen van zichzelf. Even zag ik zijn door woede vertrokken gezicht en zijn opgeheven vuist voor me. Stom, stom, stom.
'Ik ben zo blij dat je het nu weet,' zei Sally.
'Ik ook.' Maar wat wist zij? Vermoedde ze het? Dat moest toch haast wel? En waarom vroeg ze me niet hoe ik aan dat kettinkje was gekomen? 'Ik ga met je mee naar de politie.'
Want wat kon ik anders? Dit was Sally, mijn geheime rivaal, mijn onwetende informant, mijn oudste vriendin.
ERVOOR
'Sally heeft gebeld; ze zei dat we niet meer bij haar thuis kunnen repeteren,' riep ik naar de badkamer.
'Balen.' Hayden zat in bad. Hij zat er al ongeveer een uur. Om de zoveel tijd trok hij de stop eruit om er wat water uit te laten lopen, waarna hij de warme kraan even opendraaide. Ik zag hem nauwelijks door de wolken stoom.
'Zo te horen was ze erg van streek. Ik denk dat Richard er genoeg van had.'
Hij stak zijn grote teen boven water en draaide aan de kraan. 'Er zal wel een andere plek te vinden zijn.'
ERNA
Zo had ik me het politiebureau niet voorgesteld. Het deel waar ze ons toelieten had meer weg van een derderangs bankfiliaal. De agent die ons te woord stond, zat achter een loket met kunststof tralies. Je kon je voorstellen dat hier regelmatig vreemde types binnenkwamen, mensen die stemmen hoorden of met een wapen zwaaiden, die hun recht wilden halen of wraak eisten of iets anders dat misschien niet helemaal begrijpelijk was. Zelfs de politie moest beschermd worden.
De agent werd geheel in beslag genomen door het formulier dat hij aan het invullen was en keek nauwelijks op toen Sally iets zei. Zijn gezicht vertoonde rimpels van concentratie, en zijn kalende schedel glansde van de inspanning die het werk hem kostte. Toen Sally zei dat ze kwam om een vermissing aan te geven, keek hij met een ruk op, maar toen ze vervolgens omslachtig begon te vertellen wat er gebeurd was en waarom het zo belangrijk was, verslapte zijn aandacht zichtbaar.
'Moeten we een verklaring afleggen of zoiets?' vroeg Sally.
'Wanneer hebt u hem voor het laatst gezien?' vroeg de agent.
'Negen dagen geleden,' zei Sally. Ze keek mij aan. 'Wanneer hebben wij hem nog gezien, Bonnie?'
'De achttiende, geloof ik. Of zoiets.'
'Van deze maand?' vroeg de agent.
'Ja,' zei Sally. 'Tien dagen geleden. Bijna. Hij is gewoon verdwenen, zonder een woord te zeggen. Er is hem iets overkomen. Ik weet het zeker.'
De agent tikte een paar keer met zijn pen op zijn bureau, maar schreef niets op.
'We gaan niet weg voordat u een onderzoek begint,' zei Sally.
De agent keek mij aan. Ik trok een gezicht waarvan ik hoopte dat het uitdrukte dat ik Sally wel steunde, maar niet al te nadrukkelijk.
'Neemt u daar even plaats, alstublieft,' zei de agent. 'Dan stuur ik iemand om u te woord te staan.'
We gingen op een houten bank tegen de muur zitten en keken naar de affiches die ons op onze rechten wezen en adviseerden onze deuren af te sluiten en onze waardevolle bezittingen te markeren. Voortdurend kwamen er mensen binnen om aan het loket aangifte te doen van vandalisme of kleine criminaliteit of om er hun soms onbegrijpelijke grieven te uiten. Het was alsof de mensen gewoon hun verhaal kwijt wilden, zonder dat het duidelijk was of ze nu behoefte hadden aan een politieman, een arts, een priester of gewoon maar iemand die bereid was naar hen te luisteren. Soms maakte de agent een notitie, maar wat hij voornamelijk deed was geduldig knikken en iets mompelen wat wij, aan de andere kant van de wachtruimte, niet konden verstaan.
Na een hele tijd klonk er een zoemer. De gepantserde deur ging open,en een vrouw in politie-uniform kwam naar buiten en ging naast ons zitten. Ze stelde zich voor als Becky Horton ('u mag wel Becky zeggen') en zei dat ze begrepen had dat wij ons zorgen maakten.
'Zorgen?' zei Sally boos, en ze begon opnieuw met haar verhaal,maar zweeg ineens. 'Schrijft u helemaal niets op?'
De politieagente boog zich voorover en legde geruststellend een hand op Sally's arm.
'Vertelt u eerst eens waar u zich precies zorgen om maakt.'
Sally keek achterdochtig. 'Praat u nou als een therapeut? Wilt u me geruststellen of bent u van plan echt op zoek te gaan naar Hayden Booth?'
'We moeten eerst duidelijk hebben wat er gebeurd is,' zei Becky. Ze was meer Becky dan agent Horton. Ze was onze vriendin, leek de bedoeling. 'En dan beslissen we hoe we verder gaan.'
Sally vertelde dus haar verhaal van Haydens verschijnen en verdwijnen en zei dat ze ervan overtuigd was dat er iets ernstigs gebeurd moest zijn.
'Snapt u het dan niet?' zei ze, met een blik naar mij, op zoek naar bevestiging. 'Hij was aan het repeteren voor een concert binnenkort, en toen is hij ineens verdwenen, zonder een woord te zeggen, en niemand weet waar hij is of wat er met hem gebeurd is.'
'Hebt u pogingen gedaan om daar achter te komen?'
'Natuurlijk. Bonnie en een stel andere mensen zijn bij zijn appartement langs geweest om te kijken of hij er was.'
'En wat hebt u aangetroffen?' vroeg Becky met een blik op mij.
Ik voelde me ineens een acteur die het toneel op geduwd is. Niet alleen kende ik mijn tekst niet, ik had niet eens besloten welke rol ik zou moeten spelen. Het was van belang dat ik de indruk wekte loyaal te zijn aan Sally, dat ik het met haar eens was en dat ik haar steunde. Maar het was van groter belang, van veel groter belang, dat ik in die rol niet zó overtuigend was dat de politie daadwerkelijk een zoektocht naar Hayden op touw zou zetten. Ik had over dit alles van tevoren na moeten denken, maar daar was geen tijd voor geweest.
'Hij is niet verschenen op een repetitie, en we konden hem niet bereiken, dus toen zijn we bij zijn appartement langs geweest om te kijken of hij iets had achtergelaten waaruit zou blijken waar hij was.' Ik kreeg een ingeving. 'Als ik het over zijn appartement heb, bedoel ik niet letterlijk dat het van hem is. Hij was niet...' Ik corrigeerde mezelf. 'Hij is niet de eigenaar. Niet eens de huurder. Het is van een vriendin van me die met vakantie is, en hij logeerde daar tijdelijk.'
'En wat hebt u aangetroffen?'
'Niets, eigenlijk. Geen paspoort, geen mobiele telefoon en geen portefeuille. We dachten dat hij die had meegenomen.'
'Ze hebben ontdekt dat zijn gitaar kapot was,' zei Sally. 'Vindt u dat niet verdacht? Hij is muzikant, en zijn enige gitaar is kapotgeslagen, terwijl hijzelf onvindbaar is.'
'Het is niet zijn enige gitaar,' zei ik.
'Nou, zijn favoriete gitaar dan.'
'Hebt u contact opgenomen met zijn werkgever?' vroeg Becky.
'Ik gaf hier geen antwoord op. Ik liet het aan Sally over om haar eigen betoog te ondergraven.
'Mij heeft geen werkgever,' zei ze. 'Hij is muzikant.'
Becky leek hierdoor in de war gebracht.
'Wat voor muzikant? Heeft hij een band, treedt hij regelmatig ergens op?'
'Dat weet ik niet,' zei Sally. 'Ik geloof het niet.'
'Hoe lang zat hij al in... nou ja, waar hij nu woont.'
'Weet ik niet. Een paar weken,' zei Sally.
'En daarvóór?'
Sally had een rood hoofd gekregen. Ze was van de wijs gebracht.
'Dat weet ik niet. Weet jij het, Bonnie?'
'Nee,' zei ik. 'Voordat hij in Liza's appartement trok, kwam hij hij anderen over de vloer.'
'Over de vloer?'
'Nou ja, daar sliep hij dan op de bank of zo. En daarvóór speelde hij ergens buiten Londen, geloof ik. Ik weet niet waar.'
'Misschien is hij daar weer naartoe,' zei Becky.
'Nee, dat is hij niet,' zei Sally. 'Dat is gewoon niet zo. Dat weet ik zeker. Hij zou nooit zomaar weggaan. Hij zou het gezegd hebben. Luistert u eens, ik snap dit niet. Als er iemand een vermissing komt aangeven, is het dan niet uw werk om de vermiste op te sporen? Zo gaat het op tv, dan zie je rijen mensen een bos doorzoeken of in een meer dreggen.'
Toen Sally dit zei, voelde ik een steek door me heen gaan, alsof iemand me diep in mijn innerlijk had geraakt. Toen Becky weer wat zei, deed ze dat op rustige toon, als een moeder die een hysterisch kind kalmeert.
'Vermist zijn betekent niet altijd hetzelfde. Als een peuter een half uur vermist is, slaan we alarm. Bij een volwassene ligt dat anders. Volwassenen hebben het recht om zomaar weg te gaan als ze dat willen. Dat kan heel kwellend zijn voor hun naasten. We krijgen hier soms afschuwelijke verhalen te horen van mannen die hun gezin zomaar in de steek laten. Maar tenzij we redenen hebben om aan te nemen dat er een misdrijf is gepleegd, kunnen we in zo'n geval niet veel uitrichten.'
'Maar daar is hier wel reden voor,' zei Sally. 'U hebt toch gehoord wat ik allemaal gezegd heb?'
'Deze man is een soort popmuzikant, klopt dat?'
'Zoiets, ja.'
'Ik weet er niet zoveel van, maar ik heb begrepen dat dit soort mensen vaak een onregelmatig leven leidt. Ze gaan op tournee, en dan ineens hebben ze weer een baantje, allemaal heel los.'
'Hij is niet zomaar weggegaan,' zei Sally. 'Hij is van de aardbodem verdwenen zonder een spoor achter te laten.'
Op Becky's gezicht lag nu een uitdrukking van lichte achterdocht.
'Had u misschien een relatie met deze man?'
Ik zag Sally bezorgd met haar ogen knipperen. Wat ging ze op het spel zetten?
'We waren vrienden,' zei ze.
Toen viel er een langdurige stilte. Ik zag dat Becky hierover nadacht en zich misschien afvroeg of ze ons maar niet gewoon weg zou sturen.
'Als u me uw adres geeft, zal ik of een collega bij u langskomen om nog eens met u te praten, en dan zullen we kijken of er een basis is voor verder onderzoek.'
'Dank u,' zei Sally. 'Dat is alles wat ik vraag.'
'En u moet maar bedenken dat het misschien niets te betekenen heeft,' zei Becky. 'Als u straks thuiskomt, zit hij daar waarschijnlijk al op u te wachten.'
ERVOOR
Soms zit alles tegen en kun je daar niets aan veranderen. Omdat er geen tijd was om iets anders te regelen wat enigszins aanvaardbaar zou zijn, zou de volgende repetitie bij mij thuis plaatsvinden. De huiskamer was eigenlijk te klein voor ons allemaal, en ik zei van tevoren al dat we zo zachtjes mogelijk moesten spelen, omdat ik niet het risico wilde lopen ruzie te krijgen met mijn nieuwe buren.
Guy kwam niet opdagen, wat niet bepaald een ramp was. Er zou geen plaats zijn geweest voor hem en zijn drumstel, en hij zou teveel herrie hebben gemaakt. Ik was me zeer bewust van de aanwezigheid van Hayden. We waren pas vlak voordat de repetitie zou beginnen uit bed gekomen, en hoewel ik had gedoucht en me had gewassen en geboend, had ik het gevoel dat iedereen zijn geur aan mij rou kunnen ruiken. En dan die bezitterigheid van hem: hij bekeek al mijn spullen, pakte mijn boeken op en liet zijn kleren slingeren. Zo was hij natuurlijk overal waar hij kwam. Overal nam hij de hele ruimte om zich heen in beslag. Maar hij leek nu wel erg zijn stempel te drukken op mijn appartement. Dat kon iedereen zien.
Ik had overwogen hem te vragen naar buiten te gaan en dan aan te bellen, maar zo'n voorstel zou hij volstrekt niet begrepen hebben, of hij zou meteen iets hebben uitgehaald om mij voor gek te zetten, toen ging de bel en kwam Joakim binnen. Hij had iets geagiteerds over zich. Voor een deel zou dat wel toe te schrijven zijn aan de opwinding om nu eens bij zijn voormalige lerares over de vloer te mogen komen, en hij was natuurlijk ook altijd wat gespannen als Hayden in de buurt was. Hoewel, niet meer dan ik op het moment.
Ik was niet erg blij met de aanwezigheid van Amos in mijn huis. Hij ging mijn boekenkast na om te zien of er boeken van hem bij ·stonden.
'We moeten nu eens definitief onze spullen verdelen,' zei hij.
'Dit lijkt me niet het geschikte moment,' zei ik.
Hij haalde zijn agenda tevoorschijn en opperde enkele data, totdat ik tegen hem uitviel en hij verontwaardigd reageerde. Het ergste van alles was het spelen. Ik weet niet waarom. Misschien lag het aan de beperkte ruimte of aan mijn vreemde, door Hayden geïnspireerde nervositeit en geagiteerdheid. Het was net als met het weer: als er storm op komst is, kun je zo'n onrustig gevoel krijgen en ernaar gaan verlangen dan is het maar voorbij, denk je dan. Ook Sonia was niet op haar best. Ze had last van hooikoorts en was hees. Niet sexy hees, zoals Nina Simone, maar schor, en ze zong vals. Onopvallend liep ze naar de keuken om voor zichzelf iets warms te drinken te maken.
Ik wilde een nieuw nummer met hen uitproberen, 'HonkyTonk', waarvan ik dacht dat we de mensen er op een bruiloft wel mee aan het dansen konden krijgen, maar het ging niet. Neal had een rot humeur. In het nummer moest hij een soort arpeggiomotief spelen, het nummer stond of viel ermee, maar het lukte hem steeds niet. Drie keer achter elkaar begonnen we, maar elke keer ging de basgitaar de mist in en daarmee de hele uitvoering. De aanwezigen keken elkaar gegeneerd aan.
'Geeft niks,' zei ik. 'Misschien moeten we maar gewoon met iets anders verder gaan.'
'Nee,' zei Neal te hard. 'Ik kan het. Het ging uitstekend toen ik het gisteravond instudeerde. Kom op. Een, twee, drie...'
We begonnen, maar hielden al snel weer op, alsof we getuige waren geweest van een auto ongeluk in slow motion. Je zou het bijna grappig kunnen noemen, maar dat was het helemaal niet. Ik hoorde Neal binnensmonds vloeken, en vervolgens ook buitensmonds. Hij begon in zijn eentje opnieuw, maar ook deze keer deed hij het verkeerd.
'Het spijt me,' zei hij. 'Ik ben het kwijt. Het wordt alleen maar erger, in plaats van beter.'
'Wacht maar even,' zei Hayden. Hij legde zijn gitaar neer, stond op en pakte die van Neal, die te verbaasd leek om iets te zeggen of überhaupt te reageren.
'Luister,' zei Hayden.
Hij speelde de baspartij, en die klonk meteen vloeiend en swingend, en ik moest er spontaan om glimlachen, wat ik echter snel onderdrukte, in de hoop dat Neal het niet had gezien. Hayden ging door met spelen alsof hij vergeten was dat wij er waren, en hij bracht hier en daar nog wat variaties aan waardoor het alleen nog maar beter klonk. Ineens leek hij zich te realiseren waar hij was en hield hij op. Hij gaf de basgitaar terug aan Neal.
'Zoiets dus,'zei hij.
Neals ogen glommen van woede. 'Waarom speel je het zelf niet?' zei hij.
'Dat zou ik wel willen, maar wat ga jij dan spelen?' zei Hayden. Onvergeeflijk.
Op Neals gezicht verscheen een uitdrukking van ongeloof en van grote woede.
'Dat klonk onaardiger dan het bedoeld was,' zei Hayden. 'Ik zou de baspartij eens voor je kunnen bekijken. Een beetje vereenvoudigen.'
Ik vroeg me af of Neal Hayden een klap zou geven of van woede zou ontploffen. 'Natuurlijk,' zei hij met verstikte stem. 'Dat zou mooi zijn.'
ERNA
Ik sliep die nacht heel diep en werd pas laat wakker, nog in de war van de laatste restanten van een droom die ik me niet kon herinneren. Ik staarde naar het vlekkerige plafond en bleef nog lang wakker liggen onder mijn dekbed, terwijl ik mezelf eraan herinnerde waar ik was. Het was een warme, windstille dag, de hemel was staalblauw en de zon voelde als een vlammenwerper. De bladeren aan de bomen voor mijn huis waren donker vuilgroen, en het gras op het pleintje verderop was geel gebleekt. Het zou niet meevallen om in deze hitte niet volkomen lusteloos te zijn. Het was eind augustus en de zomer liep op zijn einde. Toen ik mijn bed uitkwam om naar buiten te kijken, zag ik de hond van twee huizen verder languit in zijn voortuintje liggen, en in het huis tegenover mij stond een klein bloot meisje tegen het raam van de bovenste verdieping gedrukt, alsof haar roze lijfje aan het glas koelte kon ontlenen. Ik bedacht dat ik aan de gang moest met het verven van de badkamer of het afscheuren van het behang in mijn slaapkamer, die er met die losse repen al zo ontveld uitzag. Maar het was te warm. Ik zou hier niet moeten zijn, in dit benauwde appartementje, waar ik bij elk geluidje hartkloppingen en pijn in mijn buik kreeg. Ik had deze zomer weg moeten gaan, naar een Grieks eiland bijvoorbeeld. Even stelde ik me voor hoe ik daar in een boot zou zitten, met mijn voeten in helder, turkoois water en met op de achtergrond zo'n prachtig dorpje met witgekalkte huisjes. Ouzo drinken, dansen, wit zand onder je voeten, vrij zijn niet hier zijn, niet gevangen zitten in wat ik gedaan had en stiekem pogingen doen om onder mijn leugens, halve waarheden en angsten uit te komen.
Toen er iemand van de politie belde en zei dat ze langs wilden komen om me te spreken, had ik de neiging alles op te geven en meteen maar via de telefoon een volledige bekentenis af te leggen. Het zou misschien een opluchting zijn geweest. Maar ik sprak af hen te ontvangen, hier in mijn appartement, om twee uur die middag. Ze zouden niet veel tijd nodig hebben, zei de agent.
Ik belde meteen Sonia op. Ik had haar niet meer echt gesproken sinds die verschrikkelijke avond. We hadden wel blikken gewisseld, elkaar bemoedigend op de schouder geklopt en geruststellend naar elkaar geglimlacht, maar we hadden geen woord gezegd over datgene wat we gedaan hadden. Dat lag tussen ons in als een diepe kloof. Ik zei dat we moesten praten.
'Niet nu,' zei ze. 'Ik sta op het punt om naar Amos te gaan.'
Ik vertelde dat Sally naar de politie was geweest.
'Ik weet het,' zei ze. 'Ze hebben mij ook gebeld, en Amos ook. Sally heeft onze namen genoemd. Maar het is vast niet meer dan een formaliteit.'
'We moeten zorgen dat ons verhaal klopt.'
'Bonnie.' Haar stem klonk nu afgemeten. 'We hebben geen verhaal. Hou het simpel en hou het kort.'
'Vind je niet dat we moeten afspreken wat we gaan zeggen?'
'Dat is niet nodig.'
Ik beende door het huis. Ik trok nog wat repen van de muur. Ik haalde de deur van een vaste kast die ik pas had willen weghalen als ik daarvoor het juiste gereedschap had gekocht. Geen afgesloten kasten meer, had ik besloten, alleen open ruimtes om mijn kleren in neer te leggen en op te hangen. Ik dronk lauwe koffie en vond op internet goedkope hangsystemen, waarvan ik er drie bestelde, wat te veel was. Daar had ik helemaal geen ruimte voor. Ik ging na wat voor kleren ik in mijn kast had hangen en vroeg me af wat ik voor het gesprek met de politie aan zou trekken. Niets leek me geschikt. Wat was daar überhaupt geschikt voor? Ik studeerde vast in wat ik zou zeggen: 'Nee, ik wist eigenlijk niet veel van hem...'; 'Ja, ik heb voor hem dat appartement geregeld, om mijn vriendin een dienst te doen...'; 'Nee, hij heeft nooit gezegd dat hij zou vertrekken, maar...'; 'Wanneer ik hem voor het laatst gezien heb? Even denken. Dat moet bij de laatste repetitie geweest zijn. Wilt u weten wanneer dat precies was?'; 'Volgens mij is hij gewoon weer eens verder gaan kijken. Zo iemand was hij...' Ik moest een behulpzame de indruk wekken, ironisch, niet echt bezorgd.
Ik werd in mijn overpeinzingen gestoord doordat de telefoon ging, wat me aan het schrikken maakte. Het was Neal.
Hallo.' zei ik, en ik voelde rillingen van angst over mijn lichaam gaan 'Alles goed met je?'
Er viel een stilte aan de andere kant van de lijn, en toen zei Neal:' Wil je praten?'
'Nee. Nee, ik wil niet praten.'
'O, ik dacht misschien van wel.'
'Nee. Ik denk niet dat we daar wat aan zouden hebben. Maar als je me iets wilt zeggen, doe het dan. Hoewel, als iets eenmaal gezegd is, is het niet meer terug te draaien.'
'Je hebt verdomme wel lef, hè, Bonnie Graham?'
'Gaat het je erom dat de politie ons wil spreken?'
'Natuurlijk gaat het me om de politie. Wat dacht jij dan?'
Ik dacht aan de raad die Sonia mij had gegeven.
'Hou het simpel. Dan komt het goed.'
'O ja, komt het dan goed? Is er niets waarvan je vindt dat ik het tegen hen moet zeggen of juist niet moet zeggen?'
Ik zuchtte. 'Nee, Neal,' zei ik langzaam. 'Er is niets wat je van mij wel of niet moet zeggen.'
Weet je dat heel zeker?'
'Als je wilt dat ik...'
'Dank je, ik red me wel.'
En toen hij had opgehangen, voelde ik me wankel op mijn benen en trilden mijn handen zo dat het me eerst niet eens lukte de kraan open te draaien. Ik maakte mijn gezicht en hals nat en dronk twee glazen water. Toen ging ik aan de keukentafel zitten, legde ik mijn hoofd in mijn handen en wachtte op de dingen die komen gingen.
Becky Horton belde aan, met in haar gezelschap een politieman. Vanaf het eerste moment keek hij duidelijk verveeld, alsof het hem niet kort genoeg kon duren. Dat gaf me een goed gevoel. Koffie wilden ze niet.
'We zullen niet veel beslag leggen op uw tijd,' zei Becky bemoedigend.
'We hoeven ons vast geen zorgen te maken,' zei ik. 'Hij zal wel weer opduiken, in Newcastle of Cardiff of zo, waar hij waarschijnlijk in een of andere rare kroeg speelt.' Ik moest mijn mond houden. Zo meteen zou ik hun nog alles vertellen, al was het maar om de stilte te vullen.
'Hoezo Newcastle?' vroeg de politieman ineens geïnteresseerd.
'Ik noemde maar een willekeurige stad,' zei ik.
'Willekeurig?'
'Ik noemde ook Cardiff.'
Uiteindelijk zei ik hetzelfde wat ik de vorige dag in het gezelschap van Sally ook had gezegd: dat ik Hayden een dag of negen geleden voor het laatst had gezien, dat ik twee dagen geleden in zijn appartement had rondgekeken en de indruk had dat hij was vertrokken, dat ik geen idee had waar naar toe, maar dat ik me niet echt zorgen maakte.
'Hoe goed kende u meneer Booth?' vroeg Becky.
'Niet goed. Ik heb hem bij toeval ontmoet. Hij speelde in onze band.'
'U ging niet vriendschappelijk met hem om?'
Ik zweeg even. Ik wilde niet op leugens betrapt worden.
'Alleen voor zover je dat doet als je samen in een band speelt,' zei ik. Dat kon van alles inhouden.
'Kende u vrienden van hem?'
'Nee,' zei ik.
ERVOOR
Hij was niet dronken genoeg of zij waren te dronken, of allebei. Wat een hilariteit teweegbracht leek mij helemaal niet grappig, zeker niet toen ze herinneringen begonnen op te halen aan alle plaatsen waar ze in de tijd dat ze rondtrokken de beest hadden uitgehangen. Nat en Ralph waren er, het tweetal dat ik eerder had gezien die avond in The Long Fiddler en nog een paar jongens met wie Hayden had gespeeld en op tournee was geweest.
'Weten jullie nog, toen we die prullenbak in de fik hadden gestoken?' zei Jan, ik geloof tenminste dat hij Jan heette. Hij was lang, mager en slungelig en had blond haar en lichtblauwe ogen. Hij droeg laarzen met vastgekoekte modder eraan, die hij op Liza's mooie tafeltje had gelegd, tussen de bakjes van de Indiase afhaalmaaltijd.
'En dat we het vuur probeerden te doven met een fles whisky?' Dat was Mick, die een litteken over zijn lip en donkerrood haar had.
Er ging een bulderend gelach op. Jan wilde zijn blikje bier pakken, maar greep mis en gooide het om. Het bleef verderop op het vloerkleed liggen, en de lichtgekleurde vloeistof liep eruit en verspreidde zich, terwijl Jan een ander blikje pakte.
'Weten jullie nog, dat appartement in Dublin?' zei Ralph, waarmee hij een volgende golfhilariteit in de kamer veroorzaakte.
'En van die kakkerlakken die op ons neervielen toen we lagen te slapen?'
Ik raapte het blikje op en duwde Jans voeten van het tafeltje. Hij merkte het nauwelijks. Ik beende naar de keuken om een doekje te pakken. De verhalen over kotsen, drugs en lekkere wijven drongen ook daar tot me door, terwijl ik me als een zeurderige echtgenote met een chagrijnige blik zorgen stond te maken over de vlekken in het vloerkleed, de kringen op het tafeltje, de breekbare zwarte vaas op de schoorsteenmantel en Liza's dierbare spulletjes.
Toen ik de kamer weer in kwam, zat Hayden schokschouderend en met tranen in zijn ogen te giechelen als een puber. Ik had nog nooit een man zo mooi horen giechelen, hikkend en aanstekelijk. Hij had al een grote hoeveelheid bier en whisky achter de kiezen, en hij had iets los en slungeligs over zich.
'Ik denk dat ik maar eens ga,' zei ik toen zijn vrolijkheid bedaard was.
Hij pakte mijn pols. 'Ga nou niet weg.'
'Nee, ik moet echt gaan.'
'Alsjeblieft. Je kunt niet weg. De jongens gaan zo meteen.'
'O ja?' zei Nat.
'Bonnie?'
'Je nodigt ons uit, en je gooit ons eruit als je wat beters te doen hebt.' Dit zei Jan. Ik keek hem even aan, maar hij leek zich daar niets van aan te trekken.
'Nee, ik moet echt weg,' zei ik koeltjes.
'Let maar niet op hen. Het zijn hufters,' zei Hayden. Hij stond met enige moeite op, sloeg zijn armen om me heen en leunde tegen me aan. Ik voelde het gewicht en de warmte van zijn lijf en zijn adem tegen mijn wang. Er ging gejoel op in de kamer.
'Sodemieter op,' zei Hayden. Hij kuste me op mijn wang, maar ik deinsde achteruit. Ik voelde dat de stemming in de kamer in rap tempo omsloeg.
'Weten jullie nog van Hayden met die ouwe vrijster?' Mick probeerde de sfeer van dronkemansnostalgie weer op te roepen.
'En weten jullie nog van Hayden en dat geld dat vreemd genoeg ineens zoek was?' zei Jan. 'Dat was pas lachen.'
Hayden pakte mijn hand. Hij draaide mijn duimring langzaam rond en keek niet naar Jan, leek hem niet eens gehoord te hebben.
'Nu niet, jongen,'zei Mick zachtjes.
'Jij hebt makkelijk praten. Jij bent geen geld kwijtgeraakt. Jij hoeft niet zo'n kloteschuld af te betalen.'
Hayden bleef aan mijn ring frunniken.
'Heb je daar niks op te zeggen?'
Toen keek Hayden op, zo te zien ineens broodnuchter. In zijn stem klonk minachting. 'Wat wil je dat ik zeg? Als je op zoek bent naar zekerheid, moet je maar boekhouder worden. Je bent muzikant. Zeggen ze.'
'Nou, nou,' zei Mick.
'Ik word kotsmisselijk van je zelfmedelijden.' Hayden klonk akelig gemoedelijk. Hij legde zijn hand op Jans wang en liet die daar even rusten.
Jan kreeg vlekken in zijn gezicht van woede, 'Jij hebt dat voorschot, óns voorschot, in je zak gestoken en opgemaakt. Ik noem dat diefstal.'
'Ooit gehoord van onkosten?'
'Je bedoelt dat je het hebt opgezopen.'
Hayden haalde zijn schouders op. 'Ik heb gedaan wat het beste is voor de band,' zei hij. 'Zet je er eens overheen.'
'Wat? Dat jij mijn geld en mijn meisje hebt afgepikt? Moet ik me daar overheen zetten?'
'Bij mij heeft het goed gewerkt.'
Ik had de indruk dat Hayden om een pak slaag vroeg. Hij kwam in elk geval niet in beweging toen Jan door de kamer op hem afstormde, en toen Jans vuist hem in zijn maag trof, liet hij alleen een zacht waarderend gebrom horen. Ik pakte Jans arm, maar hij rukte zich los en sloeg nog twee keer op Hayden in, een keer op zijn hoofd, terwijl zijn vuist de tweede keer nogal onhandig in zijn nek belandde, waarna Mick en Nat hem wegtrokken. Hayden ging zitten en glimlachte naar me, een poeslieve glimlach was het, die me bang maakte Hij had tranen in zijn ogen.
'En nou eruit,' zei ik tegen het viertal, waarna ze langs me heen schuifelden. Liza's appartement zag er uit als een slooppand. Ik keek Hayden aan en zei: 'Je bent een idioot.'
'Ja,' zei hij.
'Had jij dat geld gepikt?'
'Natuurlijk niet.'
'Maar je hebt het wel opgemaakt?'
'Het is op gegaan. Zoals dat gaat met geld.' Hij wreef over zijn gelicht, en toen hij zijn hand weghaalde, was zijn glimlach verdwenen en zag hij er alleen nog maar moe uit. 'Als je bedoelt dat ik een hopeloos geval ben: natuurlijk ben ik dat. Ik heb je meteen al gezegd dat je niks met mij moest beginnen.'
'En ik heb jou gezegd dat ik niks met je begon.'
'O nee?'
'Nee. Het is voor mij een vakantiescharrel.'
Hij lachte zacht.
'Dacht je dat?'
ERNA
Ik werd met een schok wakker. Wat was er? Was er iemand in huis? Ik bleef een paar seconden liggen luisteren. Er reed een auto voorbij. Ik hoorde stemmen, maar van ver af, ergens op straat. Nee, dat was het niet. Het was iets in mijn droom geweest, maar niet alleen in de droom, het was iets belangrijks. Ineens doemde het vanuit het niets bij me op. De sleutel. De sleutel van Haydens auto. Waarom had ik die bewaard? Dat was ongelooflijk stom geweest. En dat ik hem op een slimme plek had verstopt, maakte het nog stommer. Als de politie mijn appartement zou doorzoeken en de sleutel gewoon ergens vond, zou ik altijd nog kunnen zeggen dat Hayden me tijdens onze verhouding de reservesleutel had gegeven dat zou ik dan tenminste kunnen beweren. Maar als ze de sleutel onder in de suikerpot vonden, was er geen onschuldige verklaring mogelijk. En die zouden ze vinden. Ik had hem in paniek verstopt, en zij waren professionele speurders. Ze wisten waar idioten als ik dingen verstopten, en als ze het niet wisten, zouden ze hem evengoed wel vinden, want als ze iets wilden vinden, lieten ze geen steen op de andere. Niet dat het nou zo'n briljante bergplaats was, want stel je voor dat er hier iemand kwam die iets wilde doen waar veel suiker voor nodig was, zoals limonade maken of een taart bakken, en hij of zij die suikerpot zou leegmaken. Die zou dan de sleutel vinden. En het klonk stom, maar wat zou ik dan zeggen?
Ik stond op, rende naar de keuken en stak mijn hand in de suikerpot. Ineens dacht ik: stel je voor dat hij er niet in zit. Maar natuurlijk was hij er wel. Ik legde de sleutel op tafel en keek ernaar. Het was een talisman, een symbool van het contact dat ik met Hayden had gehad en van mijn schuld. Hij straalde bijna energie uit, zodat ik hem nauwelijks aan durfde te raken. Ik dacht er zo diep over na dat ik bijna duizelig werd. Wat me te doen stond was hem weggooien, samen met de sleutel van het appartement die ik nog had, op een plaats waar ze nooit gevonden zouden worden. Waarom in godsnaam had ik dat niet meteen gedaan? Ja, waarom niet? Ik probeerde de motieven na te gaan van die andere persoon, degene die ik toen was geweest, die de auto weg had gezet.
Er moest een reden voor zijn geweest, hoewel die voor mijzelf op dat moment niet duidelijk was geweest.
Ik dwong mezelf hierover na te denken, ook al was het iets uit het verleden en wilde ik niets liever dan dit maar vergeten. Ja, er was een reden geweest om de sleutel te bewaren. Als ik hem had weggegooid, zou ik daarmee mijn laatste kans hebben weggegooid om nog iets met de auto te doen. Als ik me later zou herinneren dat ik iets fout had gedaan, iets had laten liggen bijvoorbeeld, zou ik er niets meer aan hebben kunnen doen. Nu moest ik weer sterk denken aan de auto en de plaats waar hij stond. Was het wel zo'n goed idee geweest om hem daar achter te laten? Als de politie naar zijn auto zou gaan zoeken, zou de parkeerplaats van de luchthaven dan niet een van de eerste plaatsen zijn om te gaan kijken? Ze hoefden dan ook niet al die duizenden auto's een voor een te controleren, maar konden waarschijnlijk volstaan met het intoetsen van het kenteken in een database om precies te kunnen zien wanneer de auto daar was aangekomen. Dan konden ze daar op het moment van Haydens verdwijning afleiden en eventuele alibi's onderzoeken. Was het echt aannemelijk dat we in de auto geen enkel spoor hadden achtergelaten? Zelfs als het zo was, zouden ze aan de foto van onze aankomst op de parkeerplaats kunnen zien dat er een vrouw achter het stuur had gezeten. Er waren te veel zwakke punten. Ik dacht diep na, en met een gevoel van misselijkheid drong het ineens tot me door waar mijn gedachten me naartoe voerden. Ik was als iemand met last van hoogtevrees die me dwingt om langs een steile afgrond te lopen en zich zo ver nu mogelijk voorover te buigen en in de diepte te kijken.
Snel waste ik me en kleedde ik me aan, maar het was te vroeg om al de straat op te gaan. Ik moest wachten totdat de winkels open waren, en ik wilde pas naar de luchthaven gaan als er veel mensen op de been waren. Terwijl de sleutel voor me een gat in de tafel brandde dronk ik de ene kop koffie na de andere, en ik keek in het telefoonboek totdat ik had gevonden wat ik zocht. Ik scheurde een hoekje van een krant en schreef daar het adres op. Het was half negen toen ik tenslotte het appartement verliet. Eerst ging ik naar een pinautomaat en haalde driehonderd pond van mijn rekening. Ik stond nu tweehonderddertig pond rood, hoe moest ik volgende week mijn hypotheek betalen en eten kopen? Ik liep de winkelstraat door totdat ik bij een winkel kwam, die ik me vaag herinnerde, maar waar ik nog nooit een voet binnen had gezet. Ze verkochten er rare kleren tegen ongelooflijk lage prijzen. Ik kocht er voor vijf pond een opzichtige kastanjebruine broek, voor twee pond een afschuwelijk sweatshirt met het opschrift spalsboro sports club en een afbeelding van een adelaar, en voor twee pond vijftig een paar katoenen handschoenen. Ik liep terug naar huis, trok alles aan en keek in de spiegel. Ik zag er vreemd uit. Arm. Maar het maakte niet uit hoe ik eruitzag. Het enige wat ik nodig had, was het geld en de sleutel.
Ik reisde per trein naar Stansted, met om me heen allemaal mensen met bagage die op vakantie gingen. Ik keek uit het raam naar de kanalen, de uitgestrekte bouwprojecten en het onbebouwde terrein dat ten slotte voor korte tijd overging in boerenland. Weer werd ik overvallen door paniek. Het kaartje van het parkeerterrein, wat hadden we daarmee gedaan? Ik wist bijna zeker dat we het in de auto hadden laten liggen. Ik dacht erover om Sonia op te bellen, maar besloot het niet te doen. Ik zou haar dan moeten zeggen wat ik van plan was, en dat wilde ik pas achteraf vertellen. Lag het in de auto? Wat ging ik doen als dat niet het geval was? Dan moest ik de auto maar gewoon laten staan, dan moesten we maar vasthouden aan het oude plan en zou ik me de rest van mijn leven zorgen moeten maken.
Toen ik bij het eindpunt aankwam en het busje naar de parkeerplaats wilde nemen, realiseerde ik me dat ik moest weten welke parkeerplaats ik moest hebben. Er waren er zesentwintig, voor elke letter een. Ik had daar wel eerder een auto geparkeerd, en ik had de letter altijd onthouden door hem te verbinden met iets wat ik kende, iemands naam, een plaatsnaam, de naam van een huisdier. Maar dat had ik deze keer niet gedaan. Ik had niet gedacht hier terug te zullen komen. In gedachten ging ik de letters van het alfabet langs. Ze leken allemaal zo neutraal. A, B, C, D, E, F,G... Ja, die was het. De G van God. De alwetende, de almachtige, die tot alles in staat was, maar die niet bestond. Althans, dat hoopte ik. Ik stapte in de bus.
Toen ik bij de auto kwam, vond ik het kaartje meteen in het handschoenenkastje. Alles ging van een leien dakje. Ik moest bij het kantoor naar binnen om tachtig pond twintig af te rekenen, maar het meisje achter de balie keek me nauwelijks aan, en er was geen camera te zien toen ik naar de slagboom reed. Ze maken zich niet druk over je als je weggaat, zolang je maar betaald hebt.
Toen ik in Londen kwam sloeg ik af naar Walthamstow en ging op zoek naar het adres dat ik had opgeschreven. Het was perfect.
SupaShine 24/7 Car Cleaning Service was gevestigd in een pand dat vroeger een tankstation of een autoshowroom geweest moest zijn. Toen ik er naar binnen reed, zag ik een stel jongemannen in overall met waterslangen en sponzen aan het werk aan een stel auto's. Omdat ik er met mijn handschoenen aan krankzinnig uitzag, trok ik ze snel uit. Ik stapte uit, en meteen kwam er een extreem dikke man met een klembord naar me toe.
'Wilt u het standaardprogramma wassen en in de wax zetten?' vroeg hij.
'Wat zijn er nog meer voor mogelijkheden?'
Hij wees naar een bord aan de muur.
'Wat houdt "interieurverzorging" in?' vroeg ik.
Hij snoof. 'Stofzuigen en met shampoo behandelen van alle textiel,ook in de kofferbak. Alles wordt schoongemaakt, alle schimmel verwijderd, ook uit de asbakjes.' Hij keek met een bedenkelijke blik naar de auto. Die was vreselijk smerig.
'En de buitenkant dan?' vroeg hij.
De buitenkant deed er niet zoveel toe, maar ik wilde niet dat hij mij zou herinneren, en hij zou waarschijnlijk nog nooit opdracht hebben gehad een auto alleen van binnen schoon te maken en niet vanbuiten.
'De buitenkant ook,' zei ik. 'Natuurlijk.'
De man liep naar de auto toe en bekeek Haydens krakkemikkige oude Rover met zijn roestende deurstijlen en gladde banden wat beter.
'Doorgaans vragen ze alleen voor bedrijfswagens het Executive programma,' zei hij.
'Ik heb hem te leen,' zei ik. 'Ik heb beloofd hem te laten schoonmaken voordat ik hem terugbreng.'
'Dat wordt dan negentig pond,' zei hij schouderophalend.
'Een koopje,' zei ik, en ik telde het geld uit.
'Het duurt ongeveer een halfuur,' zei hij. 'We hebben een wachtkamer.'
'Ik red me wel,' zei ik.
Het volgende halfuur stond ik in het warme zonnetje in een buurt van Londen waar ik nog nooit was geweest en keek ik hoe de mannen deden wat Sonia en ik hadden moeten doen: elke vierkante centimeter boenen, stofzuigen en een verbazingwekkende hoeveelheid rommel verwijderen, waar in elk geval enige zaken bij moeten zijn geweest die wij, of waarschijnlijker ik, er per ongeluk in hadden laten liggen. En het kwam me helemaal goed uit dat ik de mannen met elkaar hoorde praten in een taal of talen die ik niet verstond. Ik kende dit soort bedrijven. Recent aangekomen immigranten, lage lonen, geen lastige vragen, hoge omzet. Niemand zou zich mij herinneren. Niemand zou hier trouwens nog werken tegen de tijd dat er mogelijk vragen gesteld zouden worden. Niemand zou zich de vrouw van de niet bestaande Spalsboro Sports Club herinneren.
Ik trok mijn handschoenen weer aan en reed weg, maar al na een paar honderd meter sloeg ik links af, een drukke straat in met vervallen internetcafés, winkels waar ze goedkope paraplu's verkochten, groentewinkels met kisten vol mij onbekende soorten fruit, een sjofele zaak waar je dieren kon laten opzetten, een kapper, een winkel met kanaries, hamsters en parkieten in op elkaar gestapelde kooien in de etalage, een winkel in huishoudelijke artikelen. Het was een arme, overbevolkte buurt, uitstekend geschikt voor mijn doeleinden. Ik zette de auto neer achter een witte bestelauto die frisdrank aan het bezorgen was, keek of ik niks had laten liggen dat me in moeilijkheden zou kunnen brengen, zette de motor af maar liet de sleutel in het contactslot zitten, stapte uit en wandelde zo nonchalant mogelijk weg. Nu moest er iemand langskomen en de auto stelen. Lang kon dat niet duren.
Ik was van plan geweest meteen weer naar huis te gaan, maar ik merkte ineens dat ik zo moe was en zo duizelig, misschien door de honger maar misschien ook door de angst, dat ik nauwelijks mijn ene voet voor de andere kon zetten. Ik wankelde de straat door totdat ik bij een café kwam met twee tafeltjes bij het raam, die ook donuts en gebakjes verkocht. Ik bestelde een kop thee en een bessenmuffin en ging aan een tafeltje zitten om die op te eten. De thee was lauw en had te lang getrokken, zodat ik hem met snelle,kleine slokjes moest opdrinken, en de muffin had betere tijden gekend. Hij voelde als zaagsel in mijn mond, maar toch was hij zoet, en ik voelde dat ik er weer energie van kreeg.
Buiten voor het raam ging het leven zijn gang. Er liepen vrouwen voorbij die peuters achter zich aan sleepten, kwekkende tieners, mannen in hun eentje, sommigen langzaam en anderen met snelle,doelgerichte passen. Veel auto's, die nauwelijks voortgang maakten door de verkeersopstopping. En motorfietsen en vrachtwagens. En ik moest even met mijn ogen knipperen, maar een vergissing was uitgesloten: een takelwagen met een roestige, oude Rover erachter. Haydens Rover. De Rover die ik met de sleutel in het contactslot had achtergelaten. Hoe had dat kunnen gebeuren ? Ze hadden nog geen halfuur nodig gehad om de auto weg slepen die ik had willen laten stelen. Had ik hem neergezet op een plek waar dat niet mocht? Nee toch zeker. Haydens auto werd nu door de verkeerspolitie weggesleept en niet, zoals mijn bedoeling was geweest, door een dief weggereden, die er, nadat hij er andere kentekenplaten op had gezet, verder in Londen mee rond zou rijden. Had ik nu de boel verpest? Maar toen dacht ik: misschien niet. Misschien was het toch een goede manier om de auto kwijt te raken. Of was het een ramp? Ik wist het niet en kon er ook niets meer aan veranderen. Daarvoor was het te laat.
Een uur later was ik weer thuis. Ik deed mijn rare kleren uit en trok weer normale aan, waarna ik een ommetje door Camden maakte en me bij vier verschillende afvalbakken ontdeed van de broek, het sweatshirt en de twee handschoenen. Toen belde ik met grote tegenzin Sonia op en zei dat ik haar moest spreken, dat het inderdaad, ja, dringend was, maar dat ze zich nergens zorgen over hoefde te maken. Daarop had ze gezegd dat dat een gesprek onder vier ogen moest worden, waarbij zij de naam van een café verder op bij haar in de straat noemde. Toen ik haar daar trof, bestelde ik twee glazen wijn, waarna we buiten op de stoep in de zon gingen staan en ik haar alles vertelde wat ik had gedaan. Toen ik klaar was, bleef Sonia zwijgen.
'Nou?' zei ik.
'Idioot die je bent,' zei ze hardop.
'Sonia,' siste ik, om me heen kijkend. Aan een van de picknicktafels op het trottoir zat een stel, waarvan de man naar ons keek.
'Jij stomme, stomme idioot,' zei ze nog een keer, maar deze keer op woedende fluistertoon. 'Waar ben jij in godsnaam op uit?'
'Ik dacht dat het te riskant was om hem op de parkeerplaats te laten staan,' zei ik. 'We zouden sporen achtergelaten kunnen hebben. We hadden hem eerst moeten schoonmaken, om alle mogelijke aanwijzingen weg te wassen. We moeten sporen hebben achtergelaten. Vezels. Ik weet niet... iets in elk geval. En die zouden ze snel gevonden hebben als hij daar was blijven staan.'
'Hoe weet jij dat?' zei Sonia. Het leek haar moeite te kosten haar stem te dempen. 'Hoe kun jij dat nou weten?'
'Ze moeten een systeem hebben om een achtergelaten auto er na een paar weken tussenuit te halen,' zei ik. Anders krijgen ze op parkeerplaatsen van luchthavens steeds mensen die daar auto's dumpen.'
'En stel dat je onderweg pech had gekregen?' zei Sonia. 'Of een ongeluk? Of dat je geflitst bent omdat je te hard reed?'
'Het lijkt gek...'
'Dus je hebt Haydens auto gewoon in handen van de politie gespeeld? Was dat je plan?'
'Het was niet wat ik had bedacht, maar het is niet echt de politie,' zei ik. 'Er is wel vaker een auto van me weggesleept. Ze brengen ze naar een speciaal terrein.'
'Ja?' zei Sonia kwaad. 'En dan?'
'Daar heb ik over nagedacht. Ik neem aan dat hij daar dan gewoon blijft staan,' zei ik. 'Ze zullen de eigenaar wel een brief sturen, en dan nog een, maar omdat hij geen vast adres had, kan het ik weet niet hoe lang duren voordat ze erachter komen. En al bemoeit de politie zich er wel mee, wat dan nog? Wat is er voor verdachts aan? En nu zullen ze het niet in verband brengen met het tijdstip van Haydens verdwijning.'
Sonia nam een slokje wijn en vervolgens een grote teug.
'Er klopt iets niet,' zei ze. 'Er zijn vast opnamen van je op bewakingscamera's of zo.'
'Dit was de juiste beslissing,' zei ik.
'Overal hangen camera's.'
Ja,' zei ik. 'Maar ik vond dat hij goed schoongemaakt moest worden. Dat heb ik in elk geval laten doen.'
'We hadden een plan,' zei Sonia. 'Ik heb dit niet eerder gezegd, maar ik wil het nu wel zeggen. Jij hebt mij hierbij betrokken. Ik heb jou geholpen, we hadden een plan. Je kunt niet zomaar midden in de nacht wakker worden, een ideetje bedenken en dan alles o om gooien en mij pas achteraf op de hoogte brengen.'
'Ons plan was niet goed.'
'Dat was het wel. Of als het niet goed was, was het in elk geval niet zo verkeerd dat het teruggedraaid moest worden en er een ander plan bedacht moest worden, dat ook niet goed is. Als ze de auto bijde luchthaven hadden gevonden, zouden ze gedacht hebben dat Hayden het land had verlaten. Wat zullen ze nu denken?'
'Ik weet het niet,' zei ik ongelukkig. 'Het doet er niet toe. Ze zullen waarschijnlijk helemaal niks denken. Volgens mij kan het niemand eigenlijk wat schelen, behalve ons.' En toen herinnerde ik me ineens dat mijn tas per post was thuisbezorgd en voelde ik weer een adrenalinestoot van angst door mijn lijf schieten. 'Bijna niemand.'
ERVOOR
'Mevrouw Graham! Mevrouw Graham! Ik ben geslaagd!'
Ik keek naar het papiertje en vervolgens naar haar. Ze grijnsde zo breed dat haar gezicht erdoor in tweeën werd gedeeld, en twee dikke tranen rolden over haar wangen. Ik sloeg mijn armen om haar heen en kuste haar.
'Fantastisch, Maud,' zei ik. 'En zeer verdiend.'
'Ik kan het niet geloven. Ik ben zo blij. Zo blij.' En weg was ze. Ze rende over het gras naar een stel meisjes die elkaar omhelsden en elkaar onder het slaken van gilletjes met hun mobieltjes fotografeerden. Ik keek om me heen naar alle jonge mensen allemaal oud-leerlingen van me die in groepjes of in hun eentje of wel met een gespannen, bezorgd gezicht de school binnengingen, ofwel met een envelop in de hand naar buiten kwamen.
Ik heb een hekel aan de dagen waarop de examenresultaten bekend worden gemaakt. Al zijn er nog zoveel leerlingen met mooie cijfers, er zijn er altijd een paar bij wie alle hoop de bodem in wordt geslagen. De meesten zijn wel geslaagd, maar de leerlingen die te weinig hebben gedaan en van wie je vanaf hun eerste dag op school al wist dat ze het waarschijnlijk niet zouden halen, zijn eigenlijk komen opdraven voor een rituele openbare vernedering. Om me heen kijkend naar de verschillende groepjes, zie ik meteen wie het er slecht van afhebben gebracht. Niet alleen Amy, die hete tranen schreit op de schouder van haar beste vriendin, maar ook Steven Lowe, die staat te lachen, zijn schouders ophaalt en doet alsof het hem niks kan schelen, waarmee hij niemand voor de gek houdt, en een verlegen jongen als Rob, die eruitziet alsof hij een stomp in zijn maag heeft gehad en moeite heeft om overeind te blijven, en Lorrie en Frank, die vertwijfeld aan een sigaret staan te trekken.
Samen met negen andere docenten was ik hier vanaf half negen, en het was nu tien uur. In het algemeen werd het er met het verstrijken van de tijd niet beter op: de leerlingen die toch al dachten dat ze het er goed van af hadden gebracht waren vroeg. De anderen kwamen later, met tegenzin en zogenaamd ongeïnteresseerd, alles om het moment van de bittere en al wel verwachte waarheid maar zo lang mogelijk uitte stellen.
Toen zag ik een bekende figuur, die nonchalant met de handen in de zakken van zijn spijkerbroek en een sigaret bungelend aan zijn onderlip met slungelige pas aan kwam lopen. Joakim zag me en zwaaide, maar bleef niet staan, en ik zag hem naar de tafel slenteren waar zijn envelop lag. Ik keek naar zijn gespannen nek en zijn stijf opgetrokken schouders, en zag toen dat hij zich ontspande. Dit was zijn manier om uiting te geven aan zijn opluchting en blijheid. Losjes rolde hij het stuk papier op, bleef even staan praten met een vriend, liet zich dooreen meisje met blonde staartjes overladen met lippenstiftkussen, schudde de hand van Joe Robbins, de rector, en draaide zich toen om met de bedoeling om weg te gaan.
'Oké?' vroeg ik, toen hij langsliep.
'Prima.' Er verscheen een glimlach om zijn lippen, en hij reikte mijn zijn cijferlijst aan om te bekijken.
Geweldig,' zei ik, en ik legde mijn hand op zijn arm. Ik zag hem glimmen van genoegen. 'Je zult wel trots zijn.'
'Bedankt.'
'Laten we het maar vieren,' zei ik, terwijl een jongen in een groepje riep dat hij naar hen toe moest komen. 'Ik zie je vanavond.'
'O ja?'
'Bij ons optreden tijdens de barbecue. Je hebt het zelf geregeld '
'O, dat.'
'Je komt toch wel?'
'Ja, hoor. Ik zou er toch al naartoe zijn gegaan. Op zo'n feest kun je je ellende verzuipen. En ons optreden is een mooie gelegenheid om op te houden met drinken.'
Tegen de tijd dat we begonnen te spelen, dreigde het te gaan regenen Een warme wind trok dikke druppels uit de hemel. Er waren minstens zo'n honderdvijftig jongelui, voor het merendeel bij aankomst al dronken, en als ze het niet waren, deden ze er alles aan om het zo snel mogelijk te worden. Ze sloegen blikjes bier achterover, joints en aten verbrande worstjes en grauw uitziende hamhurgers. Een jongen die ik een aantal jaren in de klas had gehad, zag ik huilend en jammerend overgeven in de bosjes. Niemand bekleedde veel aandacht aan onze muziek, behalve om Joakim toe te juichen en uit te fluiten. Velen kenden Sonia en mij, in elk geval van gezicht, en het was komisch om te zien hoe ongelovig ze reageerden toen we het podium op kwamen. Veel belangstelling viel ons als vertegenwoordigers van de oude garde niet ten deel. De voormalige aanvoerder van het schoolelftal verdween met een meisje van twaalf achter een bijgebouw, waar hij kennelijk meende onzichtbaar te zijn. De voorzitter van de schoolraad gooide een steen naar een kat. De band speelde door.
'Heb je Joakims lijst gezien?' vroeg Guy tijdens de pauze met nauwelijks verholen zelfvoldaanheid. 'Heb je hem gesproken?'
'Ja, ik heb het gezien. Fantastisch.'
'Hij is briljant,' voegde Sonia eraan toe.
'Het is zo'n opluchting!'
Hayden was bij een groepje tieners achter in de tuin gaan staan, waar ook Joakim bij stond, en flarden van hun gelach drongen door tot de plek waar wij stonden. Ze gaven een dikke joint aan elkaar door, en ik zag Guy steelse blikken in hun richting werpen en dan weer wegkijken.
'Hij gaat naar Edinburgh, hè?' vroeg ik om hem af te leiden.
'Ja. Over krap zes weken. Zijn moeder zal hem missen.'
'En jij?'
'Ik?'
'Zul jij hem niet missen?'
'Voor een vader ligt dat anders,' zei Guy. Ik opende mijn mond om een tegenwerping te maken, maar deed hem weer dicht. 'En trouwens, we hebben de laatste tijd zo vaak ruzie dat het voor ons beiden goed zal zijn om even niet op eikaars lip te zitten. Hij wil niks liever dan het huis uit. Ik zei...' hij begon harder te praten toen zijn zoon en Hayden op ons afkwamen '... dat je niets liever wilt dan van huis weggaan.'
'Dat zou ik niet zo willen stellen.' Joakim keek Hayden smekend aan.
'Ik neem het je niet kwalijk,' zei Guy. 'Ik ben de laatste tijd misschien wat te streng voor je geweest.'
'Mwoah...' Joakim ging van zijn ene been op het andere staan.
'Ik zei net tegen Bonnie en Sonia dat je moeder je zal missen. Maar ik ook, hoor.'
'O, maar jullie hoeven nog geen afscheid van hem te nemen,' zei Hayden luchthartig.
'Over zes weken wel.'
'Zes weken, zes maanden,' zei Hayden. 'Wie zal het zeggen, in de krankzinnige wereld waarin wij leven?'
'Hoezo?'
'Het gaat om Edinburgh, pa.'
'Wat is er met Edinburgh?'
'Ik zit eraan te denken er misschien toch een jaar tussenuit te gaan.'
'Waarvoor?'
'Volgens mij moeten we weer spelen,' onderbrak Amos het gesprek.
Guy negeerde hem. 'Wanneer heb je dat besloten?'
'Ik loop er al tijden over na te denken.'
'Maar je weet toch wat je wilt? Naar de universiteit.'
'Er is ook nog zoiets als de universiteit van het leven.' Het was Hayden die dit zei.
'Zit jij hier soms achter?' vroeg Guy.
'We hebben het erover gehad,' zei Hayden met een vage glimlach, alsof hij genoot van de uitwerking die het bericht op Guy had.
'Heb je wel in Edinburgh geïnformeerd of ze je inschrijving willen opschorten?' vroeg Sonia.
'Ik heb het nog maar net besloten,' zei Joakim.
'Besloten?' zei Guy, met overslaande stem.
'Jullie moeten het na het optreden maar bespreken,' zei ik. 'Samen.'
'Misschien ga ik het zo ook wel maken en hoef ik helemaal niet te studeren,' zei Joakim, langs mij heen tegen zijn vader. 'Ik weet niks. Ik begin bij nul.'
'Hoezo ga je "het maken"?' Guys stem klonk schor. 'Hoe bedoel je, "het maken"?'
'Hayden heeft gezegd dat hij me wil helpen.'
Hayden hief zijn handen op in een gebaar van bescheidenheid. 'Ik zal doen wat ik kan. Joakim is in elk geval veelbelovend.'
'Hou jij je hierbuiten,' zei Guy. 'Doe het niet, Jo. Alsjeblieft. Gooi niet alles zomaar weg.'
'Het is míjn leven,' zei Joakim.
'Is dat wat je wilt? Als je ouder wordt merken dat je een mislukkeling bent, die bij anderen bivakkeert en op de zak van zijn vrienden teert in afwachting van het moment dat hij het gaat maken?'
'Genoeg,' zei Sonia. 'We gaan spelen.'
'Ik heb er geen zin in,' mopperde Joakim.
Ik boog me naar hem toe. 'Joakim, als je succes wilt hebben in de muziek, moet je leren om de zaken een beetje professioneel aan te pakken. Laten we nu gaan spelen, dan praten we straks.'
'Ik ben er klaar voor.' Hayden pakte zijn gitaar.
'Jij hebt heel wat op je geweten,' zei Guy.
'Ik heb niks op mijn geweten.' De glimlach was ineens weg. Haydens gezicht stond hard en misprijzend. 'Want ik ben vrij. En dat kun jij niet hebben, hè?'
De kat waar een jongen net een steen naar had gegooid streek langs Guys benen, waarop hij hem zo'n gemene trap gaf dat het beest luid miauwend wegrende.
'Pa!'
'Een, twee, drie...' zei ik, waarna de muziek in de tuin opklonk en het begon te regenen.
Na afloop zei Hayden opgewekt: 'Dat was helemaal niet slecht. Dat gaan we vieren.'
'We gaan wat drinken, bedoel je?'
'Nee. Dit is voorde kids. Wij gaan naar een feestje van volwassenen.'
Ik kreeg een akelig voorgevoel: zijn pupillen waren verwijd en hij sprak enigszins met dubbele tong.
'Ik ga naar huis,' zei Guy met een dikke stem van kwaadheid. 'Mijn vrouw zit op me te wachten, en zij en ik hebben wat te bespreken.' Om de een of andere reden refereerde hij als Hayden in de buurt was altijd aan Celia als 'mijn vrouw', alsof hij zichzelf zo aan zijn onaantastbaar stabiele positie in het leven moest herinneren.
Hayden haalde zijn schouders op. 'Je moet doen waar je zin in hebt. Maar een vriendin van me geeft een feestje. We kunnen daar best even langsgaan om te kijken of het wat is het is niet ver van hier. Tien minuten lopen, hooguit.'
'Wat voor feestje?' vroeg Amos.
'Een feestje voor volwassenen.' Hayden grijnsde erbij. 'Kijk niet zo bang.'
'Waarom zou ik bang zijn?'
'Weet ik dat? Zeg het zelf maar.'
'Ik ben niet bang.'
'Dus je gaat mee?'
'Ja,'zei Amos.
'Ik dacht dat wij met z'n tweeën ergens zouden gaan eten,' zei Sonia. Ik begreep dat ze hem een kans bood om zich terug te trekken.
'Ik heb geen honger,' zei Amos. 'Ik heb trouwens al een hamburger op.'
'Jij kunt beter ook maar meekomen, Sonia,' zei Hayden joviaal. 'Kun je een beetje op hem letten. Zorgen dat hij niet uit de band springt.'
Sonia keek hem ijzig aan. Zij was de enige van ons voor wie Hayden wel eens een begin van vrees leek te voelen, maar vanavond blijkbaar niet. Hij legde zijn hand op haar schouder en zei: 'Wou je met die blik zeggen dat je meegaat?'
'Als jij het wilt, ga ik mee,' zei Sonia tegen Amos, terwijl ze Hayden de rug toe keerde.
'Mooi. En jij, Neal?'
'Nee,' zei Neal.
'Nee?'
'Ik ben niet in de stemming,' zei Neal.
'Oké. Dan gaan we met z'n vieren.'
'Je hebt niet goed geteld,' zei ik.
'Jij, Sonia, Amos en ik, ik neem tenminste aan dat onze jonge vriend Joakim hier bij zijn vrienden blijft.'
'Je hebt mij niks gevraagd. Je gaat er zomaar van uit dat ik meega.'
'Je vindt het vast leuk.' Hij streek over de rug van mijn hand. 'Zo'n feestbeest als jij.'
'Dit feestbeest is moe en heeft er genoeg van.'
'Alsjeblieft.' Hij boog zich voorover en zei zachtjes in mijn oor: 'Ik wil vannacht bij jou zijn.'
Ik was blij dat het halfdonker was en niemand kon zien dat ik bloosde. 'Nou, even dan.'
'Tja.' Neal wilde ontspannen overkomen, maar slaagde daar niet in. 'Als jullie allemaal gaan, kan ik net zo goed ook maar meegaan.'
Hayden keek hem met een brede glimlach aan. 'Natuurlijk,' zei hij 'Waarom niet? Hoe meer zielen, hoe meervreugd.'
Het was een groot feest in een klein huis. Alle kamers puilden uit, zoveel mensen waren er. Zelfs de trap en het smalle tuintje stonden vol. De muziek dreunde door het huis; ik voelde de muren en de vloeren trillen. Voor zover ik het in het rokerige halfduister kon beoordelen, was het een vreemd allegaartje. Sommige aanwezigen waren jong, zelfs zo jong als Joakim, anderen veel ouder, mannen met grijs haar in een paardenstaart en naar muskus geurende vrouwen met tatoeages op hun schouders. Je waande je in een muziektent op het popfestival van Glastonbury, behalve dan dat hier het bier gratis, koud en in grote hoeveelheid voorradig was.
Hayden werd opgeslokt in de zee van mensen, van wie de meesten hem leken te kennen. Ik zag een vrouw met mooi rood haar haar armen om zijn hals slaan. Sonia en Amos liepen samen de tuin in; later zag ik hen in het lange gras onder een dood boompje zitten, waar ze samen uit één glas wijn dronken en spraken met een hoogzwangere vrouw. Neal kwam achter me aan toen ik door de kamers dwaalde op zoek naar een drankje en een plekje om te zitten en naar de mensen te kijken. Als tiener had ik het vreselijk gevonden om op feestjes te zijn waar ik niemand kende en geconfronteerd te worden met dat kwellende gevoel dat je hebt als je je in een ruimte bevindt met alleen maar onbekenden, die elkaar in de armen vallen, zoenen en geanimeerd praten. Want wat moet je dan met jezelf aan? Een blik trekken van wat kan het me schelen? Veel tijd doorbrengen op de wc en mensen die nodig moeten aan de deur laten morrelen? Doelbewust rondlopen alsof je op zoek bent naar een vriend van wie je weet dat hij er niet is? Ik weet niet meer wanneer het was, maar op een gegeven moment ben ik ermee opgehouden om me opgelaten te voelen. Ik zou wel zien wat er gebeurde.
'Waar gaan we heen?' vroeg Neal.
'Ik ga maar op de trap zitten, denk ik.'
Bovenaan vonden we een vrije trede, en ik nam een teug uit het bierblikje dat ik uit de met ijsblokjes gevulde badkuip had gevist. Van hieraf kon ik Hayden zien. Als hij opkeek, zou hij mij ook zien, maar hij keek niet op. Iedereen met wie hij praatte had zijn volle aandacht, op dit moment twee vrouwen en een man, die allemaal lachten. Ik had van Hayden begrepen dat hij en ik binnenkort ieder ons weegs zouden gaan. Er heerste een soort duizeligmakende sfeer tussen ons. Alsof we op een schommel zaten en hoog opzwaaiden, maar in de wetenschap dat we snel de top zouden bereiken en dan weer naar beneden zouden zwaaien. En dan zou het voorbij zijn.
'Is deze tree vrij?' vroeg een vrouw met een knap gezicht en grijs haar, waarvoor ze eigenlijk nog te jong was.
Ik glimlachte naar haar. Ze nam vlak onder Neal en mij plaats en leunde met haar hoofd naar achteren, zodat het tegen mijn knie rustte, als of we oude vrienden waren.
'Ik ben Bonnie.' zei ik. 'En dit is Neal. We kennen hier niemand.'
'Ik heet Sarah. Maar als je niemand kent, hoe kom je dan hier?'
'We zijn met Hayden meegekomen.'
'Hayden?'
'Precies.'
'Ik wist niet dat hij hier was.'
'Hij staat daar beneden.' Ik knikte in zijn richting. Hij had een fles whisky opgeduikeld en schonk zichzelf en de vrouw met wie hij stond te praten in.
'Ja, nou zie ik het. Weer zo'n onnozel vrouwtje aan het versieren.'
'Ken jij hier veel mensen?' vroeg Neal. Zijn stem klonk onvast; hij leek merkwaardigerwijs, zonder iets te hebben gedronken, toch dronken te zijn.
'Niet zoveel als ik had verwacht, gezien het feit dat het mijn eigen feest is.'
'O! Dus jij woont hier?'
'Ja. Ik ben doodmoe, maar er ligt iemand in mijn bed. Twee mensen, moet ik zeggen. Hallo, Hayden.'
Met de fles nog in zijn hand kwam hij de trap op. De vrouw met wie hij had staan praten, met grote, met kohl omrande ogen en een sigaret tussen haar lippen, volgde in zijn kielzog.
'Dit is Miriam Sylvester,' zei Hayden. 'Zij is ook lerares.'
'Hoi.' Ik stak mijn hand op. Ze keek me bevreemd aan.
'Jij bent die vriendin van Sonia.'
'Zoals jij het zegt, klinkt het alsof daar iets mis mee is,' zei ik lachend. 'Weet je, ik dacht dat ik hier helemaal niemand zou kennen. Maar iedereen lijkt Hayden te kennen, en nu ontmoet ik ook een oude kennis van Sonia.'
'Nou, we waren in Sheffield collega's.'
'Vertel maar eens iets gênants over haar,' zei ik. 'Iets wat ik een keer tegen haar kan gebruiken.'
Miriam nam een lange haal van haar sigaret. De askegel werd steeds langer en viel toen op de grond.
'En Sarah,'zei Hayden, 'kent een ex-vriendin van Amos.'
Ik bekeek haar met hernieuwde belangstelling. 'Je bedoelt Jude?' zei ik.
'We hebben samen op school gezeten,' zei Sarah. 'Je kent haar?'
'Bonnie was haar opvolgster,' zei Hayden.
'Dit is krankzinnig,'zei ik. 'Kan iemand me alsjeblieft voorstellen aan iemand die niet iedereen kent die ik ken?'
Miriam stak nog een sigaret op.
'Dus jij kent Sonia?' zei ze, met zo'n irritante blik in haar ogen die mensen kunnen hebben als ze iets van je weten. 'En ik weet iets van jou.'
'Van mij?'
'Banjo!' zei ze triomfantelijk.
'Daar schaam ik me niet voor,' zei ik. 'Daar ben ik zelfs trots op.'
Ik zag Amos en Sonia vanuit de tuin naar binnen komen en stak een hand op om hun aandacht te trekken. Sonia keek op, en ik trok een grimas. Ik wenkte haar, maar ze aarzelde en schudde toen haar hoofd, pakte Amos' hand en liep met hem naar de voordeur. Ik kon wel raden hoe ze zich voelde. Het was misschien wel leuk om mensen te ontmoeten die vrienden van me kenden, maar het had ook iets benauwends. Liza is toch maar een bofkont, viel me plotseling in: rondreizen in den vreemde, waar ze niemand kent. Maar ja, een pechvogel als ik zou waarschijnlijk zelfs boven op de Mount Everest nog een oud vriendinnetje van Hayden tegen het lijf lopen.
Maar ze had nog een reden om ons te ontwijken. Ik zag aan Amos dat hij erg dronken was. Ik kende alle stadia van zijn dronkenschap: eerst moest er over alles gediscussieerd worden, wat in feite niet meer was dan een uitvloeisel van zijn normale neiging om de confrontatie te zoeken, vervolgens werd hij emotioneel en vertrouwelijk, daarna moest je als vriendin horen dat je met hem zou moeten trouwen en heel veel kinderen krijgen, met jouw haar en zijn ogen, dan raakte hij gedeprimeerd, en ten slotte viel hij met zijn kleren aan in slaap.
Miriam had inmiddels haar hoofd in Haydens schoot gelegd, en zijn hand rustte op haar hoofd, alsof ze een klein kind was. Ze had haar ogen dicht. Hij glimlachte naar me, haalde met een hulpeloos gebaar zijn schouders op en vormde geluidloos met zijn lippen een woord dat ik niet begreep. Ik beantwoordde zijn glimlach niet, en langzamerhand verdween toen ook de glimlach van zijn lippen en keken we elkaar alleen nog maar uitdrukkingsloos aan. Neal, naast m e, snurkte zacht en liet zijn hoofd op mijn schouder zakken. Met allemaal slapende mensen om me heen bleef ik met Hayden op de trap zitten wachten.
ERNA
Op maandagochtend om tien voor half acht werd ik wakker doordat de telefoon ging. Het was Daniëlle. Ze klonk buiten adem, alsof ze net terug was van het joggen. Ze moest begrepen hebben dat ze me wakker had gebeld.
'Als je over de band belt,' zei ik. 'Je hoeft je geen zorgen te maken, het loopt allemaal.'
'In zekere zin gaat het wel over de band, ja.'
'Wil je niet meer dat we komen spelen? Prima, hoor.' Prima was erg zwak uitgedrukt: het zou fantastisch zijn, maar dat zei ik niet.
'Nee, nee, nee. Ik kijk ernaar uit dat jullie komen spelen. Zeker nu. Ze klonk opgewonden. 'Al zullen jullie misschien geen zin meer hebben.'
Waar heb je het over?'
'Hayden Booth speelde toch ook mee?' zei ze.
'O, heb je het gehoord? Maak je maar niet druk. We redden het prima zonder hem.'
'Dat klinkt wel een beetje hard, Bonnie.'
Ik ging rechtop in bed zitten en hield de hoorn tegen mijn andere oor.
'Hoe bedoel je?'
'Heb je het niet gehoord?'
Ik hoorde mezelf vragen: 'Wat gehoord?' Ik hoorde Daniëlle tegen me zeggen dat het lijk van een man dat gisteravond in het spaarbekken van Langley was gevonden geïdentificeerd was als dat van Hayden Booth. Ze had het net een paar minuten geleden op de radio gehoord.
Wat zou iemand zeggen die van niets wist?
'O, mijn god.'
'Verschrikkelijk, hè?'
'Verschrikkelijk, ja. Wat je zegt. Verschrikkelijk. Mijn god.' Ik dacht, ik moet Sonia bellen, en Neal, en wist Joakim het al? En Guy? En Sally. Wist die arme Sally het al?
'Ik voel met je mee. Ik bedoel, ik heb hem nooit ontmoet, maar het is een grote schok. Hij was een van jullie beste spelers, hè?'
'Hij was een klasse apart.'
'Maar kunnen jullie dan toch nog...Snap je?'
'Ik zal het je laten weten. Maar het zal wel lukken.'
'Het is nog maar een paar dagen.'
'We zullen er zijn,' zei ik met enige stemverheffing.
'Ik geef de boodschap alleen maar door, Bonnie.'
ERVOOR
Hij lag op zijn rug in het water, met zijn armen gespreid. Het was mijn dagje uit, mijn snippertje zomervakantie. Zijn lichaam bewoog zachtjes heen en weer op de golven, die zich, nadat ze hem waren gepasseerd en het strand naderden, tot brekers ontwikkelden. Ik zwom naar hem toe; hij had zijn ogen dicht tegen de zon, maar hij stak zijn arm uiten trok me naar zich toe, zodat we allebei onder water verdwenen en naar lucht hapten. Zijn benen omstrengelden de mijne, ik stak mijn handen uit, voelde zijn lange natte haar en zijn koele hals, en toen ik bovenkwam zag ik zijn lachende gezicht een lachend gezicht dat ineens weer ernstig stond toen hij me tegen zich aan trok en we elkaar knuffelden, elkaar al watertrappelend vasthielden, terwijl het zout in onze huid prikte, de koude golven tegen ons aan kabbelden en het licht in duizelingwekkende flitsen op het zeewater weerkaatste. Met zijn lippen op mijn schouder, mijn oogleden, mijn mond, zonken we en kwamen we weer omhoog, en tenslotte liepen we het strand op, waar niemand was die ons zou kunnen zien en waar we op het korrelige zand gingen liggen en onder het gekrijs van de zeemeeuwen en het ruisen van de golven stukjes schelp in ons vel voelden prikken. Toen renden we weer het water in en spoelden we elkaar af. Hij droogde me af met zijn overhemd en wreef het zand weg tussen mijn tenen.
Naderhand wilde Hayden met alle geweld bij de strandtent een dozijn oesters kopen. We gingen aan een geboende houten tafel zitten en persten citroensap uit op het lillende slijm. Hij at er elf, ik één. Naar mijn smaak leefden ze nog te veel en waren ze te slijmerig en te glad
Hayden leek die dag gelukkig. Lief en zonnig was hij. Hij zal toen ook wel een vakantiegevoel hebben gehad.