'En als ik daar zit, zorg je ook dat ik overgeplaatst word.'

Brass stak zijn handen afwerend in de lucht. 'Ik weet niet of ik dat voor elkaar kan krijgen, Rudy.'

'Er zijn heel wat gezelligere plekkies dan hier. Ik krijg haast geen adem in die ijle berglucht.'

Brass vroeg zich af of Orloff hier vijanden had gemaakt, die hij zo probeerde af te schudden; misschien konden ze daarvan profiteren. 'Ik zal kijken wat ik doen kan,' zei Brass.

Orloff keek hem lange tijd peinzend aan. 'Ik geloof je. Ik kies ervoor je te geloven. Maar denk er wel aan, als je me als getuige nodig hebt, moet ik wel nog leven! Een lijk krijgt niet veel voor elkaar in de getuigenbank.' 'Begrepen.'

'Okè dan. Er waren twee kerels. Ik weet niet hoe ze heten.' 'Veelbelovend begin, Rudy,' zei Brass.

'Hè, het was niet een plek waar je je naam geeft,' zei Orloff. 'Niet je echte, in ieder geval. Of moet ik jullie vertellen dat je op zoek mag gaan naar Smith en Jones? Maar goed, twee kerels, dus. Een van de twee was wat ouder.' 'Hoe oud?'

Orloff schokschouderde. 'Vijftig misschien, ergens in die buurt.' 'Hoe zag hij eruit?'

'Kaal. Een bril, gekleed alsof hij niet meer in een kledingzaak geweest was sinds Saturday Night Fever.'

'Kaal?'

'Ja, wel wat... hoe zeg je dat, plukjes, maar dat was alles. Hij had veel polyester aan. Je weet wel, te gek jasje, maar niet heus?' 'Okè,' zei Brass. 'En hij was een... verzamelaar?' 'Ja. Hij mocht graag toekijken hoe ik mezelf molk. Hij hield het bekertje dan vast waar ik het in moest doen en dat... nam hij dan mee naar huis. Wat hij er daar verder mee deed, was mij verder een zorg. Ik had genoeg aan het honderdje dat ik ervoor kreeg. De andere vent deed hetzelfde, alleen bemoeide hij zich er meer mee. Hij hielp me.'

'Vertel eens wat meer over die ander,' zei Brass. 'Jaar of dertig, donker haar. Ik mocht hem wel. Goed gebouwd, aardige ogen.' 'Kleur?'

'Bruin, denk ik. Bruinig. Van die gevallen waar je in kan verdrinken.'

'Littekens of tatoeages?'

Orloff schudde het hoofd. 'Niet dat ik weet. Geen van beiden heeft zich uitgekleed. Het was voornamelijk een voyeuristisch genoegen. Ik ruk, de klant kijkt, kopje erbij en klaar terwijl u wacht.' 'Die kerels kwamen niet... samen?' vroeg Damon. 'Nee. Ze hadden alleen dezelfde afwijking. Niet erg gebruikelijk, maar ook niet uniek.'

Voor al uw vragen, schrijf Dr. Orloff in het volgende nummer van ons maandblad Bizarre Correspondentievrienden, dacht Brass. 'Kun je je nog meer voor de geest halen, Rudy?' vroeg Brass. 'Heb je aan twee zaadvangers nog niet genoeg dan?' Brass stond op en zwaaide naar de bewaker. Vervolgens zei hij tegen de gevangene: 'Ik zal me aan de afspraak houden. Binnen vierentwintig uur zit je alleen. Bedankt, Rudy. Hier hebben we wat aan.'

Orloff zei, zonder nog een spoortje van de brutaliteit van eerst: 'Bedankt. Krijg ik nog te horen wat er zo waardevol was aan wat ik verteld heb?' 'Nee.'

Ze zaten alweer in de auto, toen Damon uiteindelijk vroeg: 'Wat heeft hij dan gezegd?'

Brass startte en reed achteruit de parkeerplaats uit. 'Die twee kerels die hij beschreef, zouden iedereen wel kunnen zijn.' 'Ja,' zei Damon.

'Maar... die oudere kan ook heel goed Perry zijn, zonder zijn matje.'

'Zijn wat?' vroeg Damon, maar toen drong het tot hem door. 'Verdomd! Ik heb Perry nog nooit zonder die toupet gezien. Ik was al bijna vergeten dat hij daaronder kaal is.'

'Ja, en misschien zit er ook wel een moordenaar onder. Ik bel vast naar Vegas om te regelen dat iemand een gefaxte foto van Bell aan ons hulpje Rudy laat zien. Als hij Perry Bell herkent, hebben we onze man te pakken... of in ieder geval, onze imitator.'

Catherine Willows en Nick Stokes hadden de hele nacht doorge- werkt om Dallas Hanson op te sporen en waren van het ene verkeerde adres naar het andere gereden, totdat ze uiteindelijk, toen de dag alweer was aangebroken, op het spoor waren van een daklozenopvang in Las Vegas Noord.

Terwijl Nick zich achter het stuur van de Tahoe door het spitsverkeer van de woensdagmorgen worstelde, zei Catherine: 'Toch vreemd.' 'Wat?' vroeg Nick. Hij had een beker automatenkoffie in zijn hand; ze hadden zojuist een vijfminutenontbijt genuttigd, zoals ze dat bij moeder thuis nooit zouden hebben gekregen. 'Dat bij dit werk routineklusjes niet altijd te onderscheiden zijn van de hele onalledaagse zaken.' 'Je bent echt moe.'

'Nee, dat is toch zo? Ik bedoel, zijn we nou op weg naar een volgend doodlopend spoor zoals Carlson? Of naar een confrontatie met een moordzuchtige maniak?'

'Ik snap wat je bedoelt,' zei hij. 'Maar ik vond dat seriemoorde- naarsaltaar nou niet bepaald routine.' Ze lachte kort. 'Ja, misschien ben ik toch wel uitgeput.' Nick hield zijn ogen op de weg gericht, onderwijl een slok koffie nemend. 'Valt het je zwaar?' vroeg hij zachtjes. 'Om te weten dat je dochter zich nu aan het klaarmaken is voor school, terwijl jij niet bij haar bent?'

'Voor een ongetrouwde vent met een adressenboekje vol dames- nummers ben je minder oppervlakkig dan je lijkt, meneer Stokes,' zei ze met een dankbare grijns. 'Fijngevoelig, zelfs.' Hij grijnsde een Nicholson-grijns en imiteerde Presley: 'Thank you. Thank you vurry much.'

'En het antwoord is ja.' Ze had vanuit het ontbijttentje moeten bellen om de oppas te vragen nog wat langer bij Lindsey te blijven. 'Er komt een dag... dat ik naar de dagploeg zal moeten.'

Ze reden een tijdje zwijgend verder tot Nick vroeg: 'Denk je echt dat een seriemoordenaar zich in een daklozenopvang schuil zou houden?'

'Het lijkt erg onwaarschijnlijk.'

'Als zijn slachtoffers nou nog dakloze passanten waren, zou het iets anders zijn.'

'Zoals bij Jack the Ripper,' zei Catherine, 'of de Mad Butcher van Cleveland.'

'Maar hals vergrijpt zich aan blanke mannen uit de middenklasse.' 'Ik weet het, ik weet het. Maar we gaan toch even kijken. We nemen geen risico's.' 'Natuurlijk niet.'

Ze wisten allebei dat veel seriemoordenaars de voorkeur gaven aan hun eigen, vaak geïsoleerd gelegen woning voor hun onalledaagse praktijken. En Dallas Hanson zou in het geheel geen privacy hebben in opvanghuis Find Salvation.

Maar hals was toch al een geval apart. Hij opereerde bij zijn slachtoffers thuis. Hij pikte geen lifters op, zoals Bundy, en verleidde geen jonge mannen om bij hem binnen te komen, zoals Gacy. Alleen het feit dat Hanson in een daklozenopvang woonde, betekende nog niet dat hij geen plausibele verdachte was.

In zekere zin leek het zelfs logisch, vanuit het gezichtspunt van een gestoorde gek dan, om je te verstoppen tussen de anonieme pechvogels van de stad.

Catherine hoopte dat de rest van het team - en daarmee bedoelde ze niet alleen haar collega's van de technische recherche, maar ook Brass, Robbins en zelfs Damon en het gevarieerde gezelschap van politiemensen dat aan de zaak werkte - al enige voortgang geboekt had wat de twee moorden betrof. Deze zaak begon uit de hand te lopen en ze voelde de hete adem van sheriff Rory Atwater (een nog gewiekster politiek dier dan de vorige sheriff, Brian Mobley) al in haar nek. Hoewel ze wel respect had voor de nieuwe sheriff kreeg ze het niet voor elkaar hem graag te mogen. Misschien zou dat nog veranderen, maar ze hield niet van zijn stijl. Hij was een nog gladdere politicus dan Mobley, die zijn burgemeesterscampagne vreselijk had verknald. Ze had redenen genoeg om te geloven dat de nieuwe sheriff niet zou aarzelen om de CSI'ers, Brass en de anderen aan hun lot over te laten als dat voor zijn carriëre beter uitkwam. 'Vind je dat we van hieruit meteen door moeten gaan naar die derde kerel?' vroeg Nick.

Catherine haalde haar schouders op. 'Laten we niet op de zaken vooruitlopen. Maar als het met Hanson niks wordt, zouden we misschien door kunnen rijden naar Dayton. We hebben al toestemming voor overwerk in deze zaak. Kun jij dat nog aan?' 'Jawel, hoor. Je zegt het maar.'

'Ik sta versteld wat èèn kopje koffie kan doen voor zo'n boom van een kerel als jij.'

Nick grijnsde en haalde alleen maar zijn schouders op. Maar die grijns vervloog al snel toen hij zei: 'Denk je echt dat het er in zit dat we een tien, elf jaar oude reeks moorden op zullen lossen? In die televisieprogramma's over oude, onopgeloste mysteries komt hals regelmatig langs. Hij staat in hetzelfde lijstje als Rechter Crater en Jon Benet Ramsay.'

Daar dacht ze even over na en zei toen: 'Ja, ik denk wel dat we een kans maken. We zijn beter toegerust dan Brass en Champlain destijds, toen de eerste moorden plaatsvonden.'

'Dat is waar. Een hele hoop cold cases worden nu alsnog opgelost dankzij nieuwe technologieën, maar Cath, afgezien van de slimme zet van Champlain om die oude dna-monsters te bewaren, hebben we wel heel weinig sporen.'

'Dat is zo, maar bedenk wel dat wij ontzettend goed zijn.' Hij grinnikte. 'O ja. Dat was ik bijna vergeten.' Op Miller Avenue parkeerde Nick de Tahoe tegen de stoeprand voor een laag, gepleisterd gebouw, dat geen verdiepingen had behalve aan een van de zijkanten, waar een eerste verdieping in de vorm van een kerktoren oprees. Het lage gedeelte had een raam waarop in grote rode, zwartomlijnde letters de woorden find salvation, missie en opvang stond; het hogere deel bood ruimte aan een muurschildering van een geïdealiseerde biddende Jezus, ama- teuristisch genoeg om het werk te zijn van een van de bewoners van de missie en zo vanuit het hart geschilderd dat Catherine het hartverscheurend vond.

Ze liepen door de voordeur een ruimte in die wel wat weg had van de lobby van een verlopen hotel: een verzameling versleten stoelen en banken in een ruime, open zaal, tafels met tijdschriften die zo oud waren, dat ze al zowat verzamelaarsobjecten hadden kunnen zijn als ze niet zo stukgelezen waren, en hier en daar een bijbel tus- sen de bladen. De zon scheen in schuine banen in film-noirstijl naar binnen dankzij de gedeeltelijk dichtgetrokken luxaflex voor het voorraam, die voor licht en schaduw zorgde. Rechts van hen gaapte een brede houten trap met eikenhouten leuningen die zo'n beetje het enige waren wat de moeite van het redden waard was als hier ooit een sloopkogel doorheen zou gaan.

Een dunne, zilverharige man van in de zestig, wiens stoppels van een week of wat een baard dreigden te worden, zat diep weggezakt in een leunstoel; hij had een heel erg verbleekt, waarschijnlijk nog origineel Star Wars T-shirt aan en een bijna helemaal wit gebleekte spijkerbroek, waardoor hij onopzettelijk modieus gekleed was. Hij was verzonken in het sportkatern van de ochtendkrant, waardoor hij hun binnenkomst blijkbaar niet opgemerkt had. Achter een hotelachtige incheckbalie tegenover de ingang keek een dunne, vrij jonge vrouw met muizig bruin haar en een bril met een zwart montuur op van een religieus tijdschrift dat ze zat te lezen; haar ovalen gezicht, zonder een spoortje make-up, was niet onaantrekkelijk. Ze had een schoon en gesteven mannenoverhemd aan en een zwarte lange broek; ze zag er professioneel uit en het eenvoudige gouden kruisje om haar nek sprak boekdelen. 'Kan ik u helpen?' vroeg ze vriendelijk.

Catherine had ook een ketting om en tilde het identiteitsbewijs dat eraan hing iets omhoog zodat de vrouw het wat beter kon zien. 'Catherine Willows, Nick Stokes.'

'O,' zei de vrouw. 'Van het gerechtelijk laboratorium? We hebben hier al in geen tijden meer criminaliteit gehad. We hebben geen... ongeregeldheden gemeld.'

'Normaal zou er een rechercheur langsgekomen zijn,' zei Catherine, 'maar het bureau kampt met personeelstekort en we zijn met een belangrijke zaak bezig.'

'Ik begrijp het.' Ze had haar handen, heel toepasselijk, gevouwen alsof ze aan het bidden was. 'Het beleid van onze missie is tweeledig. Natuurlijk doen we alles wat binnen onze mogelijkheden ligt om de autoriteiten van dienst te zijn. Maar we respecteren ook de privacy en waardigheid van onze gasten.'

'We zijn niet gekomen om iemand te arresteren,' zei Catherine. 'We zijn met achtergrondwerk bezig, een oude zaak die wellicht iets met een nieuwe te maken zou kunnen hebben.'

Nick haalde zijn schouders op, lachte zijn vlotte lach en zei: 'We willen alleen even een praatje maken met een van uw gasten. Om wat blanco plekken in te vullen.'

De combinatie van Catherine's behoedzame aanpak en Nicks charmes moest het kunstje flikken. 'Met wie wilde u praten?' 'Dallas Hanson,' zei Catherine.

De ogen van de vrouw flitsten even naar de plaats waar de grijsaard net nog had gezeten met zijn sportpagina; nu Catherine weer keek, bleek hij verdwenen.

'Waar is Obi-Wan Kenobi heen?' vroeg Catherine aan Nick.

Hij haalde zijn schouders op. 'Geen idee. We stonden met onze rug naar hem toe. Misschien is hij hier vandaan geteleporteerd.'

'Dat is een andere film,' zei Catherine. Ze draaide zich weer naar de vrouw toe en vroeg streng: 'Was dat Dallas Hanson?'

'Onze gasten hebben recht op...'

'Privacy en respect, ik weet het,' onderbrak Catherine haar. 'Maar dit is een onderzoek naar moord. Was dat hem of niet?'

De vrouw zoog lucht naar binnen via haar neusgaten en probeerde haar autoriteit als gezaghebbende achter de balie niet kwijt te raken; maar binnen drie seconden schrompelde ze ineen onder Catherine's strakke blik. 'Nee. Nee, dat was hem niet.'

De CSI'ers liepen bij de balie vandaan.

'Buiten,' zei Catherine met een hoofdknikje naar de deur. 'Als ObiWan hier iemand aan het waarschuwen is, checkt die zich misschien voortijdig uit via een raam.' 'En de trap?' 'Die neem ik.'

Ze zag aan Nicks ogen dat hij haar plan niet zo zag zitten, maar zij was de oudste en dus schoot hij de deur uit naar buiten.

Catherine rende naar de trap, vloog hem met twee treden tegelijk op en stak haar hoofd na aankomst boven voorzichtig om de hoek van de eerste verdieping.

Niets.

Niets, behalve een open deur aan de linkerkant, ongeveer halver- wege de gang, waar de kamers uitkeken op het steegje achter het gebouw. Ervan uitgaand dat dit de kamer was waar ze moest zijn, hoopte Catherine dat Nick intussen al omgelopen was. Het was een beetje lastig voor èèn man om alle vier de kanten van een gebouw in de gaten te houden.

Ze liet de muis van haar hand naar beneden zakken tot ze de kolf van haar pistool voelde en zich verzekerd had van die geruststellende aanwezigheid. Daarna liep ze de gang in waar de doordringende lucht van desinfecteermiddel in haar neus prikte. Bij de openstaande deur keek ze om een hoekje en zag de grijsaard uit de lobby over een andere man gebogen staan, die in het bed lag dat tegen de linkermuur van de kamer stond, die meer weg had van een cel. Een klein, vierkant, ontelbare malen geschuurd tafeltje en twee niet bij elkaar passende keukenstoelen stonden bij het enige raam en een log bureau nam het grootste deel van de rechtermuur in beslag.

De zilverharige man zei tegen de man in bed: 'Weet je zeker dat je dat wilt, Dal?'

De bedlegerige man knikte waarschijnlijk, want de grijsaard haalde zijn schouders op en zei: 'Dan moet je het zelf weten, vriend,' en deed een stap opzij.

Dat bood Catherine haar eerste blik op de vogelverschrikker met ingevallen wangen die op het bed lag. Zijn haar was ook al aan het grijzen, zij het wat minder snel dan dat van zijn vriend, en hij had zich onlangs nog geschoren, misschien zelfs gisteren. Maar zijn huid was net zo grijs als zijn haar en in zijn ogen zag ze een smeekbede om genade, niet van Catherine, maar van God. 'Dallas Hanson?' vroeg Catherine. De man op het bed knikte. Dat kostte hem moeite. 'Ik zou graag even met u praten.'

Hij had ingevallen wangen, hoge jukbeenderen en een vooruitstekend voorhoofd dat ervoor zorgde dat zijn smalle gezicht een onregelmatig metalen raster leek vol scherpe hoeken waar overheen een dun laagje huid gespannen zat.

'Zo'n mooie dame?' zei hij vriendelijk, met een verrassend diepe stem. 'Natuurlijk. Ik krijg niet vaak gezelschap van iemand van uw... kaliber.'

Hij zag er klein en knokig uit onder de dekens.

Ze pakte haar mobilofoon uit haar zak, drukte een knop in en zei: 'Nick, de man is niet op de vlucht. We zitten in...' Ze keek naar de deur, die wit was en onlangs geverfd; een plastic kaartje in een gleuf zei: 218. Dat gaf ze door aan Nick.

Nick zei dat hij eraan kwam.

Ze wierp een blik op de grijsaard die gegeneerd terugkeek. 'Wou je je makker via de achteruitgang naar buiten helpen?' 'Er staat nergens dat het verboden is bij een vriend langs te gaan,' zei de ouwe met een beverige stem. 'Of hebben we intussen al een fascistenstaat hier?'

'Dit is een onderzoek naar moord. Vindt u het nou echt zo'n goed idee om dat dwars te zitten?'

Hij antwoordde niet, maar boog het hoofd en liep zonder haar aan te kijken in de richting van de deur.

Toen hij langs haar kwam, zei Catherine, 'Er hadden heel wat men- sen schade kunnen ondervinden van uw houding.' De man bleef staan en keek haar aan; zijn ogen waren bloeddoorlopen en vochtig. 'Hier wonen alleen maar beschadigde mensen, dame. U heeft een penning en mooie kleren. Wij hebben elkaar.' Catherine wilde nog iets zeggen, maar dacht toen aan wat de vrouw achter de balie had gezegd over de privacy en waardigheid van de 'gasten'; ze hield haar mond, terwijl de oude man met de kin op zijn borst de kamer uitliep.

'Neem het Bruce maar niet kwalijk,' zei Hanson. Hij had zichzelf op zijn ellebogen omhoog gewerkt en had zijn mond tot een gele lach vertrokken. 'De meesten hier zijn op enig moment in hun leven wel in aanraking met justitie geweest. We passen hier een beetje op elkaar.'

'Dat begrijp ik.'

'Echt waar?'

'Ja, echt. Wilt u zitten?'

'Dolgraag.' Hij wierp de dekens van zich af om Catherine een blik te gunnen op de zwarte tandenstokers die hij benen noemde. 'Maar de kanker maakt dat zo goed als onmogelijk... zonder hulp.' Die stond ze hem net te verlenen toen Nick binnen kwam en de verdachte ook aandachtig bestudeerde.

'Dit is mijn collega,' zei Catherine en ze liet haar identiteitsbewijs aan Hanson zien, die nu met een kussen in zijn rug overeind zat. 'Ik ben Catherine en dat is Nick. We zijn van het gerechtelijk laboratorium. We wilden graag even met u praten over. 'hals,' zei Hanson.

Nick keek hem fronsend aan, zijn handen in zijn zij. 'Hoe weet u dat?'

'De kanker vreet mijn lijf weg, jongen, niet mijn hersenen. Ik kan de krant nog steeds lezen en we hebben hier in deze jezusfabriek ook een paar tv's staan. Nu iemand de oude hals weer uit de dood heeft doen herrijzen, ging ik er al vanuit dat de sterke arm van Sin City hier wel weer rond zou komen snuffelen.'

'Wanneer bent u voor het laatst uit dat bed van u geweest?' vroeg Catherine.

'Anders dan voor het eten of om naar de wc te gaan? Dat zal wel voor mijn laatste chemokuur geweest zijn. Drie weken geleden, zoiets.'

'Hoe gaat u naar die chemokuren?'

'Lori, het meisje van beneden, heeft me gebracht. Luister, ik ben al een half jaar niet meer in staat zelf iets voor elkaar te krijgen en ik heb nog een half jaar te gaan, als ik geluk heb... zeg maar gerust pech. Ik heb noch de tijd noch de energie voor zo'n veeleisende hobby als het vermoorden van mensen.' Catherine knikte. 'En elf jaar geleden?'

Hanson schudde het hoofd. 'Toen was ik net zo onschuldig als nu. Die smeris, Champlain, wilde mij erbij lappen. Afgezien van wat vage aanwijzingen had hij helemaal geen harde bewijzen. Ik had Todd Henry en die anderen niet vermoord. Die klotesmeris had gewoon iemand nodig die hij de schuld kon geven. Hij zal wel door zijn bazen op zijn nek zijn gezeten en hij had het in zijn kop gehaald om dan maar met mij aan te komen zetten.'

'Als u de kranten leest, meneer Hanson,' zei Nick, 'dan weet u dat er gespeculeerd wordt dat de nieuwe HALS-moorden het werk zijn van een imitator.'

'O, dus ik ben nog steeds een verdachte in de originele moorden? Wat een onzin!'

Met een wattenstaafje in haar hand, vroeg Catherine: 'Hoe zou u het vinden om dat niet te zijn?'

Met een sceptische blik op het staafje vroeg Hansen: 'Hoe dan?' 'DNA.'

'Willen jullie me vrij pleiten of erin luizen?' vroeg Hansen, met slechts een spoortje sarcasme in zijn stem.

Ze zocht zijn blik en hield die vast met de hare. 'Het enige wat ik wil is de waarheid achterhalen.' 'Ik weet het niet...'

'Met alle respect, meneer,' zei Nick, 'mag ik u wijzen op wat uw voorland is met deze ziekte die u hebt? Misschien is het wel verstandig om mee te werken.' 'Waarom in vredesnaam?'

Nick schokschouderde. 'Op dit moment is uw nalatenschap, het beeld van u bij uw nageslacht, dat u ervan wordt verdacht een beruchte seriemoordenaar te zijn. Die smet op uw nagedachtenis kunt u nog uitwissen.'

Hanson gromde. 'Hmmm. Daar zit zeker wat in, jongen. Ik heb her en der wat kinderen zitten. En misschien ook wel kleinkinderen. Ik ben er niet trots op dat mijn nakomelingen denken dat ik een soort moordzuchtige gek was. Oke dan, ik ben verkocht. Wat moet ik doen?'

'Uw mond opendoen,' zei ze. 'U hoeft niet eens Aaa te zeggen.'

Gil Grissom zat nog aan zijn bureau toen zijn mobiel overging. Hij haalde hem tevoorschijn en toetste het knopje in. 'Grissom.' 'Met mij,' zei Brass. 'Waar?'

'Op de terugweg.'

Grissom hoorde de motor van de auto. Geen sirene, maar Brass was duidelijk gehaast. 'Wijzer geworden?' 'Er bestaat een goede kans dat Perry Bell onze copycat is.' 'Waar baseer je dat op?'

Brass deed zijn theorie uit de doeken, inclusief een samenvatting van zijn gesprek met Orloff; dat nam enige tijd in beslag.

'Dat klinkt heel goed allemaal,' zei Grissom. 'Maar waar is het bewijs?'

'Ik dacht dat het jouw taak was om bewijzen te vinden,' zei Brass korzelig.

'Nee, dat is jouw taak. Ik onderzoek het bewijsmateriaal.' 'Sorry.'

'Geeft niet. Ik heb Bells dochter opgespoord.'

'Mooi! Zie je wel, dat je ook bewijzen vindt.'

'In zekere zin. Ik heb in ieder geval informatie.'

Grissom bracht Brass op de hoogte van wat Patty Lang hem verteld had.

'Hebben we al genoeg voor een huiszoekingsbevel?' vroeg Brass. 'Grensgeval. Maar ik zoek nog wel even verder naar Bell tot je er bent.'

'Je bent een man naar mijn hart.'

'Ik ga eerst even kijken waar iedereen is. Ik heb Warrick en Sara op dat pakketje bij de Banner gezet. Catherine en Nick zijn achter de verdachten van destijds aan. Tegen de tijd dat je terug bent, zijn we misschien wel in het stadium van een huiszoekingsbevel.' Grissom hield zich de twee uur daarop bezig met het zoeken naar Perry Bell.

Hij belde vrienden en collega's van de verslaggever, deed een oproep uitgaan om uit te kijken naar diens auto en stuurde een politieauto naar Bells huis. De geïniformeerde agent kreeg geen reactie, noch bij de voordeur, noch bij de achterdeur; de gordijnen waren dicht en door het raam in de garage kon hij zien dat Bells auto weg was. Nadat de agent dit aan Grissom had gemeld, kreeg hij de opdracht tot nader order te blijven posten.

Nog geen ernstig vermoeden om de deur open te breken. Als Bell binnen was, zouden ze hem moeten grijpen als hij naar buiten kwam. Maar goed, als hij echt de imitator was, was het gevaar dat hij daar binnen zat met een potentieel slachtoffer minimaal. De imitator had tot nu toe twee keer toegeslagen, maar (geheel volgens het script van de originele hals) altijd in het huis van het slachtoffer.

Als Bell niet thuis was, was dat een heel ander probleem. Dan kon de verslaggever overal zijn, en met van alles bezig; tenzij ze mazzel hadden, zouden Grissom en zijn mensen geen idee hebben waarmee hij bezig was totdat... tja, misschien wel totdat de CSI'ers naar de volgende plaats delict werden geroepen.

Een derde verontrustende mogelijkheid kwam bij Grissom op: Bell kon ook nog onschuldig zijn. De misdaadverslaggever kon, zoals hij zijn dochter verteld had, bezig zijn met een onthullend stuk; en dat stuk hoefde niet eens over hals te gaan. Maar als dat zo was, waar was de man dan? Waarom kon niemand hem vinden? Grissom besloot dat hij al het recherchewerk dat vanachter zijn bureau gedaan kon worden nu wel gedaan had en vertrok. Zijn eerste bestemming was het mortuarium, waar dokter Robbins de autopsie van Enrique Diaz net afsloot.

Met een lichte frons in zijn voorhoofd vroeg Grissom: 'Ben je pas na twee dagen aan Diaz toe?'

Robbins wierp Grissom een licht geirriteerde blik toe en werkte ver- volgens gewoon door. 'Ik weet dat jij met die seriemoordenaar bezig bent, maar de afgelopen dagen zijn er, behalve de heer Diaz, nog ruim twintig mensen onder verdachte omstandigheden om het leven gekomen in deze stad.'

Grissom had Robbins niet tegen zich in het harnas willen jagen; misschien was dit een van die beruchte 'tactische' momenten waar iedereen altijd zo over zeurde. 'Iets gevonden?' vroeg de CSI'er.

'Alleen nog maar heel voorlopig. Diaz is door wurging gestorven, veroorzaakt door het dichtsnoeren van zijn nek waarvan jij de sporen al had opgemerkt. Alles is exact hetzelfde als bij Sandred, afgezien van de schaafwonden van het tapijt. Voor de rest is het een identiek geval.'

'Is er helemaal niks anders?'

Robbins pakte een envelopje van een metalen tafel naast de onder- zoeksplaat. 'Ik trof deze aan.'

Grissom pakte het envelopje aan en deed het voorzichtig open. Draadjes van iets donkers lagen onderin, maar hij kon niet zien wat het precies was. Hij deed de envelop weer dicht en vroeg: 'En wat hebben we hier?'

'Synthetisch haar... mijn gok? Afkomstig van een kwalitatief minderwaardig haarstukje.' 'Minderwaardig?'

'Goedkoop... maar daar zal Greg je meer over kunnen vertellen dan ik.'

Grissoms interesse was gewekt. 'Synthetisch haar van de moordenaar?'

'Zou kunnen,' zei Robbins. 'Heb je nog twijfels?'

De patholoog haalde zijn schouders op. 'Nou, eigenlijk meer wantrouwen.'

'Locard zegt dat er bij elk contact tussen twee objecten altijd wel een of andere uitwisseling plaatsvindt.'

Robbins deed een stap bij het lichaam vandaan en keek om zich heen, alsof hij twijfelde of Grissom en hij wel alleen in het mortuarium waren. Misschien waren niet alle lijken zo dood als ze leken. 'Gil, jij en ik kennen Perry Bell allebei. Hij is een beste kerel; waarschijnlijk de eerlijkste, behulpzaamste die er rondloopt bij de pers waar het ons werk betreft. Absoluut ongevaarlijk.' 'Dat betwist ik ook niet.'

'Synthetische haren zullen je in zijn richting sturen als verdachte.' 'Ja. In die hoek zijn we het al aan het zoeken, Al.' Robbins schudde het hoofd. 'Seriemoorden op touw zetten om zijn carriëre een duwtje te geven? Daarvoor zou hij zowel een bepaalde genialiteit moeten bezitten als het wereldbeeld van een psychopaat. Zie jij dan Perry Bell voor je, Gil?'

'Nee, dat niet. Maar ik ben nog steeds een student in de menselijke psyche, geen expert. En op dit moment gaat mijn aandacht vooral uit naar de vraag of het bewijsmateriaal in de richting van Perry Bell wijst. En dat doet het. Mijn volgende taak is om ervoor te zorgen dat niemand gevaar loopt.'

Robbins legde zijn hand op Grissoms arm. 'Dat begrijp ik. Maar luister in dit geval niet alleen naar je hoofd. Je hebt een goed hart, Gil. Durf daar ook naar te luisteren.'

'Dat is... heel aardig van je, Al. Maar ik luister naar het bewijsmateriaal.'

'Nee. Je interpreteert het. En in alle zaken waar misdrijven worden geïnsceneerd is het bewijsmateriaal al even verdacht als de verdachten.'

Daar dacht Grissom even over na en zei toen: 'Of ik moet luisteren naar mijn hart weet ik niet, Al. Maar ik zal nooit de fout maken niet naar jou te luisteren.'

De twee mannen lachten elkaar toe en togen vervolgens weer aan het werk, ieder aan hun eigen taak.

De indirecte bewijzen tegen Perry Bell stapelden zich met de minuut verder op en Grissom vond dat hij nu wel genoeg in handen had om de rechter om een huiszoekingsbevel te vragen. Hoewel hij Bell niet direct met de misdrijven in verband kon brengen, wees alles wat hij had wel in de richting van de schrijver: synthetisch haar dat uit het haarstukje van Bell zou kunnen blijken te zijn; het pasje van de Banner, en het sperma dat van een 'verzamelaar' afkomstig was wiens signalement overeen kwam met dat van Bell. Voeg daarbij het feit dat de verslaggever al voor de tweede moord geen contact meer had gehad met vrienden, collega's en familie en geen alibi had voor de eerste, en het fundament voor een huiszoekingsbevel was gelegd. Okè, geen van die zaken viel onder het kopje onweerlegbaar bewijs, maar in combinatie waren het toch puzzelstukjes die bijdroegen aan een beeld dat tot nu toe wel veel weg had van Perry Bell. In de rechtszaal van rechter Goshen was het, zoals gebruikelijk, druk en, zoals gebruikelijk, moest Goshen eerst volledig worden overtuigd voordat hij instemde met het bevel. Het prettige van een bevel van deze rechter was dat het de toets der kritiek kon doorstaan als het ooit tot een zaak kwam; het vervelende ervan was dat je je zaak bijna moest verdedigen alsof het al een rechtszaak betrof... Daar kwam nog bij dat rechter Goshen, zoals iedereen die bij het strafrechtsysteem in de stad betrokken was, Perry Bell kende en hem graag mocht. Uiteindelijk kreeg Grissom toch zijn zin, hoewel het de CSI'er wel dik twee uur kostte voor hij de kamer van de rechter weer kon verlaten met het kostbare bundeltje papieren. Zodra hij buiten stond belde hij Brass. 'Ben je in de buurt?' 'Ja. Wat heb je?'

Grissom bracht Brass op de hoogte en de twee spraken af elkaar over een half uur te ontmoeten voor het huis van Bell. De CSI-chef wilde Warrick en Sara meenemen dus reed hij vanuit de rechtbank eerst terug naar het hoofdkwartier, waar hij de twee druk in de weer aantrof met het pakketje dat ze eerder die dag hadden opgehaald bij de Banner. Aan de ene tafel stond Sara over de doos zelf gebogen, terwijl Warrick aan de andere met de gemummificeerde vinger in de weer was.

Grissom liep eerst naar Warrick toe. 'Wijst hij al in een bepaalde richting?'

Warrick lachte zijn baas breed toe. 'In elke richting die ik wil.'

Hij hield zijn rechterhand omhoog om te laten zien hoe de huid van de vinger zijn eigen in latex gehulde wijsvinger omhulde. 'Ik heb de huid zoveel mogelijk gerehydrateerd, hem van de vinger afgehaald en daarna zelf aangetrokken.'

'Dat zal wel een goede afdruk hebben opgeleverd, zeker?'

'O ja. De vinger is van het laatste slachtoffer van destijds, Vincent Drake, de chef van de stadsgarage.'

Grissom voelde zijn maag samentrekken. 'Dus de boodschap komt echt van hals.'

'Ik zou het niet anders kunnen verklaren.'

'Onze oorspronkelijke moordenaar loopt dus nog ergens rond. Dat betekent dat we hem te pakken moeten zien te krijgen voordat de imitator hals zo ver krijgt dat hij de strijd met hem aangaat. Ga door en bel me meteen als je meer vindt.' Warrick knikte grimmig.

Grissom liep naar Sara, die geen aansporing behoefde om haar bevindingen te melden.

'Het doosje is een merkloos wit geschenkdoosje dat je bij elke parfumerie of cadeauwinkel en nog zo wat zaken in het gemiddelde winkelcentrum kunt krijgen. Datzelfde geldt voor het lint: merkloos rood, overal te krijgen. De envelop is ook heel gewoon, maar

die wordt nog op vingerafdrukken onderzocht.'

'En de stof?'

'Ben ik nog mee bezig.'

Grissom knikte. 'Ga daar later maar mee door. Pak je sporenkoffer. Ik heb je ergens bij nodig.'

Ze wierp hem een brede grijns toe; ze was graag bezig in het lab, maar veldwerk was haar passie. 'Waarheen?' 'Huiszoeking bij Perry Bell.'

Haar lach verbleekte. 'Ik hoop bijna dat we ons in hem vergissen. Ik mag die vent wel. Ik vind het rot voor hem.'

'Als hij de moordenaar is,' zei Grissom, 'kun je je medeleven beter bewaren voor de slachtoffers.'

Bell had een leuk witgepleisterd huis van twee verdiepingen op Beacon Point, een zijstraat van Gilmore en niet ver van de El Captain Way. De Durango Hills Golfbaan, Bells favoriet, lag maar een paar straten verderop.

Na de scheiding van zijn vrouw, die naar Los Angeles was verhuisd, was Bell in hun huis blijven wonen en hij had het goed onderhouden. Hij had het gazon vervangen door woestijnplanten die beter tegen de droogte opgewassen waren en in veel middenklasse buurten in Vegas het gazon hadden vervangen.

De politieauto stond nog steeds voor het huis en de bestuurder ervan, een geïniformeerde agent, stond tegen de bumper geleund met zijn rug naar het huis terwijl hij een sigaret rookte. Toen de Tahoe achter hem tot stilstand kwam, drukte de agent zijn peuk uit onder zijn schoen en liep hij kordaat naar het raampje aan de bestuurderskant.

'Geen beweging te zien in het huis,' zei hij opgeruimd. Grissom herkende Carl Carrack van talloze eerdere plaatsen delict en wist dat hij met zijn tien jaar ervaring een scherp en goed observator was. Carrack, die een jaar of vijfendertig was, was ongeveer een meter tachtig lang en zijn honderd kilo was keurig over zijn compacte lichaam verdeeld.

'Niemand in de buurt geweest?' vroeg Grissom. 'Geen buren, geen vertegenwoordigers, nog niet eens een kranten- jongen.'

Grissom en Sara stonden hun spullen nog uit te laden toen de Taurus van Brass aan kwam rijden.

Brass en Damon liepen naar hen toe.

Brass wierp een blik op het huis. 'Weten we of Bell er is?'

'Het lijkt er niet op. Carrack staat hier nu twee uur en hij heeft geen beweging gezien.'

'En verder nog niets van Bell vernomen?'

Grissom schudde nee. 'Ik heb geen meldingen binnen gekregen.' 'En het opsporingsbericht over zijn auto?' vroeg Damon. 'Nog niks,' zei Grissom. 'Hij kan zich daarbinnen verstopt houden om te schrijven of in een motel aan de boemel zijn of... Laten we ophouden met gissen en naar binnen gaan.'

De voordeur lag in een nis en werd aan het zicht van de buren onttrokken door een uitspringende dubbele garage. Grissom ging in de schaduw daarvan staan om zijn latex handschoenen aan te trekken. Sara deed hetzelfde. De agenten niet.

Toen, met Brass aan zijn zij en Damon en Carrack achter hem, gevolgd door Sara, klopte Grissom op de groene, stalen deur. 'Wil je de bel proberen?' vroeg Damon.

Grissom schudde zijn hoofd. 'Nee. Dan zou ik misschien vingerafdrukken beschadigen.'

De politieman fronste zijn voorhoofd. 'Hoezo? Is dit een plaats delict dan?'

'Dat weten we toch nog niet?'

Daar had Damon geen antwoord op en vanuit het huis werd er al evenmin gereageerd op Grissoms kloppen. De tweede keer klopte de CSI'er harder terwijl hij intussen de knop van de deur probeerde, die op slot bleek te zitten, wat geen verrassing was.

Na kort gewacht te hebben, beukten Grissom en Carrack de deur in met een stormram. Het slot knalde kapot, de deurpost versplinterde, de deur zwaaide open en bleef scheef hangen. Rechts van hen ging de hal over in een woonkamer en tegen de linkerwand bevond zich een trap naar boven. Recht voor hen zag Grissom de keuken liggen.

Brass ging als eerste naar binnen maar hij kwam niet ver.

De rechercheur wees naar iets donkers op de vloer en zei: 'Bloed.

Blijven staan, allemaal.'

Het was donker binnen en Grissom moest met zijn zaklamp op de grond schijnen om beter te kunnen zien: een kleine plek donkergekleurd bloed op de hardhouten vloer. 'Goed gezien, Jim. Ziet er opgedroogd uit.'

Brass pakte met zijn rechterhand zijn pistool en knipte met zijn linkerhand een kleine zaklamp aan. 'Desondanks gaan we toch eerst checken of het huis veilig is voordat jullie binnen kunnen komen.' 'Er is hier niemand naar binnen of naar buiten gegaan, dat zweer ik,' zei Carrack.

'Zullen we even rondkijken?' zei Brass tegen de agent, zijn pistool in beide handen houdend, met de loop naar boven. 'Je zult later nog tijd genoeg hebben om je te verdedigen...' Damon trok net als Carrack zijn pistool en al snel daarna liepen de twee de trap op naar boven, waar ze wantrouwig de bovenverdieping inspecteerden.

Grissom en Sara deden aarzelend een stap naar binnen. 'Blijf daar staan,' zei Brass tegen hen, waarna hij de woonkamer in- sloop, hun gezichtsveld uit.

Grissom inspecteerde het bloed nog eens met zijn zaklamp, nu geknield en van dichterbij.

'Het bloed is inderdaad opgedroogd,' zei hij.

'Wat hier is gebeurd,' zei Sara, 'is in ieder geval al een tijdje geleden gebeurd.'

Van boven klonken de stemmen van Carrack en Damon, om en om, terwijl ze van de ene kamer naar de andere liepen, hun woorden als tennisballen naar elkaar overspelend. 'Veilig!' 'Veilig!' 'Veilig!' 'Veilig!'

Brass kwam uit de keuken gelopen. 'Vanuit de woonkamer kun je doorlopen naar de eetkamer en van daaruit kom je in de keuken. Er is verder niemand.'

Van boven aan de trap riep Damon: 'Boven alles veilig.' Grissom liet zijn lichtstraal van de bloedvlek naar de keuken glij- den. Daar vond hij er nog een, en nog een en zo verder, een spoor - niet van broodkruimels, zoals bij Hans en Grietje, maar van bloeddruppels - dat naar de keuken leidde en daarna linksaf sloeg. 'Wat ligt er aan die kant?' vroeg Grissom aan Brass. 'ben dichte deur,' zei Brass. 'Waarschijnlijk naar een bijkeuken en de garage.'

'Zullen we daar even kijken?' Brass keek niet blij. 'Misschien kan ik beter eerst samen met een van de gewapende jongens een kijkje nemen. 'Dat lijkt me niet nodig,' zei Grissom. 'Op èèn voorwaarde,' zei Brass.

Grissom wist wel wat die voorwaarde zou zijn: hij nam zijn zaklamp in zijn andere hand over en pakte zijn handwapen; achter hem deed Sara hetzelfde.

De keuken was een groot uitgevallen kooknis met aan de rechterkant een deurloze entree naar de woonkamer. Grissom liep de andere kant op en deed de deur naar een kleine ruimte open waar tegen de tegenoverliggende muur, tussen twee deuren in, een wasmachine en een droger stonden en een tafeltje om de was op te vouwen.

Grissom nam aan dat de rechterdeur naar de garage zou leiden. Carrack had al eerder door het garageraam gekeken, dus ze wisten vrij zeker dat die leeg was. Het bloedspoor stopte bij de deur het dichtst bij hen, aan de linkerkant van het tafeltje. Grissom aarzelde voor hij de deur opende.

Er was weinig dat hem meer zorgen baarde dan de mogelijkheid persoonlijk verantwoordelijk te zijn voor het vernietigen van bewijsmateriaal; maar als er zich iemand achter die deur bevond die misschien nog leefde, telde dat zwaarder dan die zorg. Zonder zich nog om eventuele vingerafdrukken te bekommeren, legde Gil Grissom zijn in latex gehulde hand op de deurknop en opende hij de deur, waarna hij een klein halletje zag boven aan een houten trap van zo'n twaalf treden die naar beneden leidde, met een simpele houten leuning aan de rechterkant. Zonder te aarzelen drukte Grissom de lichtschakelaar in waarna er een lamp boven zijn hoofd en een paar lampen beneden in de kelder aanfloepten. Achter hem hoorde hij Brass zeggen: 'Jezus, Gil, daar is het nog niet veilig verklaard.'

'Blijf hier,' zei Grissom tegen Sara.

En toen begon Grissom, zonder zich iets aan te trekken van de waarschuwing van de rechercheur, met zijn pistool in de ene en zijn zaklamp in de andere hand, aan de afdaling.

Weinig huizen in Vegas beschikken over een kelder en de CSI'er was verbaasd dat Bell er wel een had. Terwijl hij de krakende trap behoedzaam treetje voor treetje nam, zag de CSI'er meer bloed op de treden, en wel wat meer dan een paar druppeltjes, en een klein plasje links van de trap op de grond.

Toen hij beneden was, waar hij zijn voeten voorzichtig had neergezet om niet in de bloedsporen te trappen, zag Grissom een veel grotere plas die onder de trap vandaan kwam als iets dat uit de aarde leek op te borrelen.

Maar de aarde was niet de bron van deze gestolde vloeistof. Toen hij met zijn lichtbundel in de hoek scheen, wist Grissom dat ze Perry Bell niet langer meer als een verdachte hoefden te beschouwen.

Nadat hij Carrack en Damon opdracht had gegeven op de begane grond te blijven posten, daalde Jim Brass af naar de kelder. Zijn politie-instinct, gevoed door vijfentwintig jaar ervaring, stond op scherp en net als Grissom manoeuvreerde hij zorgvuldig om de bloedsporen heen. Zijn radar registreerde geen gevaar; de signalen die hij nu kreeg waren van het 'hier is iets goed fout' soort. Hoewel hij zijn pistool in de aanslag hield, had Brass heel sterk het gevoel dat hij geen vuurzone betrad, maar eerder de nasleep van... van iets verkeerds.

In deze zaak, met het ritualistische fetisjisme op de plaatsen delict, wist de rechercheur al wat hij te zien ging krijgen voor hij de laatste tree had bereikt.

Brass liep om de trap heen en scheen met zijn zaklamp in de open ruimte eronder. De straal bescheen een grote plas bloed en volgde die tot aan de ontbrekende rechter wijsvinger en vervolgens naar het dikke, naakte, dode lichaam. Alsof de zaklamp een eigen wil had, zocht hij het gezicht van Perry Bell.

Op dat moment realiseerde Brass zich dat hij zich toch wel een beetje vergist had; hij had gemeend precies te zullen weten hoe de plaats delict eruit zou zien, maar na de zorgvuldig in scëne gezette moorden op Sandred en Diaz kwam dit tableau als een schok, een schok van herkenning: de echte hals was terug. De lippen van de verslaggever waren gekleurd met lippenstift die zich vermengd had met het bloed van een gebroken neus, dat aan- gekoekt op zijn gezicht zat. Bell was bijna onherkenbaar tot moes geslagen en had meer geleden dan alle andere slachtoffers, uit heden en verleden, van hals (of de imitator van hals). Sperma zat op zijn onderrug gespetterd. Het bloed zat overal in de kelder, niet zoals bij de keurige amputaties van de imitator, maar vol waaiers van bloed- spatten.

'God-ver-domme!' barstte Brass uit.

Hij stond op het punt zijn zaklamp weg te smijten, maar hield zich net op tijd in. In plaats daarvan knipte hij hem uit en propte hem in zijn zak.

'Ik heb de oorspronkelijke plaatsen delict nooit gezien,' zei Grissom op gelijkmatige toon, 'maar ik neem aan... dat dit het echte werk is.

Hoofdschuddend en zwaar in- en uitademend liet Brass een paar forse krachttermen ontsnappen en zei toen: 'Nu weten we in ieder geval zeker dat hij nog rondloopt - en zich in ons district bevindt. Hij is niet verhuisd of overreden of... shit, Gil, dit. Grissom raakte een beetje onhandig Brass' arm even aan met zijn gehandschoende hand. 'Doe je werk maar gewoon, Jim. En probeer de rest even te vergeten.'

Brass knikte en slikte. 'Dit is nog bloederiger dan de plaatsen delict van jaren geleden. Het lijkt wel alsof HALS zijn woede op Perry heeft gekoeld. Hij was tenslotte ook de verslaggever die zijn daden te boek heeft gesteld, die geld heeft verdiend aan HALS en niet zulke aardige dingen over hem heeft gezegd.'

Grissom haalde zijn schouders op. 'Iedereen heeft altijd wel wat aan te merken.'

Brass had zijn mobieltje al in zijn hand voordat hij zelfs maar besefte dat hij ernaar gegrepen had. Hij hield het bij zijn oor nadat zijn vingers blijkbaar automatisch de sneltoets gevonden hadden. 'Met hoofdinspecteur Jim Brass - met wie spreek ik?' De stem aan de andere kant van de lijn was kalm en vrouwelijk. 'Laurel Thompson, hoofdinspecteur.'

Hij voelde een golf van opluchting door zich heen spoelen. Laurel werd door niets van haar stuk gebracht; zij was een van de beste centralemedewerkers van de stad.

'Laurel, wil je een patrouillewagen voor me naar de Banner sturen? David Paquette moet in hechtenis genomen worden in verband met de HALS-zaak. Als hij er niet is, moet er een wagen naar zijn huis worden gestuurd.'

'Dat zal ik doen. Op verdenking van moord?'

Brass, die Grissoms blik opving en vasthield, worstelde met de aandrang om ja te zeggen.

Het probleem was alleen dat hij geen echte bewijzen had, hoewel de logica erop leek te wijzen dat als Bell de imitator niet was, Paquette het wel moest zijn. In stilte wenste hij dat Grissom een bewijs vond op basis waarvan hij de verslaggever kon laten oppakken; maar dat hardop zeggen zou Grissom niet bepaald gunstig stemmen. 'Hij moet voor zijn eigen veiligheid in hechtenis genomen worden,' zei hij tegen de telefoniste. 'Pardon?'

'Zeg tegen die agenten dat Paquette een belangrijke getuige is en dat ik me zorgen maak om zijn veiligheid. Ik zal David zelf vast bellen om hem op de hoogte te brengen.' 'Ik stuur meteen een wagen. Begrepen, hoofdinspecteur.' 'Bedankt, Laurel.' Hij hing op.

'Belangrijke getuige?' vroeg Grissom.

'Hebben we al genoeg om hem op te pakken?'

'Nee.'

'Het punt is dat we hem van de straat moeten hebben totdat we meer weten. Als Bell niet de imitator is, is Paquette de beste volgende gok.'

'Mag ik even een voorstel doen?' zei Grissom. 'Laten we niet gokken.'

'Zorg verdomme dan eens voor bewijs!' snauwde Brass. 'Nou,' zei Grissom, 'dat moet toch niet zo lastig zijn...' Grissom kwam dichterbij om alles beter te kunnen zien. De verschillen tussen deze plaats delict en de plaatsen waar de imitator aan het werk was geweest, waren subtiel maar talrijk. Grissom knielde neer bij de verminkte hand en zei: 'De vinger is afgesneden toen het slachtoffer nog leefde.'

Dat had Brass ook meteen gezien. Bells hart had zeker nog gepompt toen de vinger was afgesneden.

'Vertel mij wat,' zei Brass. 'Er is hier meer bloed dan op de vorige twee plaatsen bij elkaar.'

'De lippenstift lijkt me een donkerder tint dan de kleur die bij Sandred en Diaz gebruikt is,' zei Grissom. 'Maar dat zal het labonderzoek wel uitwijzen. Het kan ook komen doordat er hier minder licht is en door al dat bloed. Dat zou mijn waarneming kunnen beïnvloeden.'

'Mij lijkt hij ook donkerder.'

Grissom vervolgde, terwijl hij naar het lijk gebaarde: 'De gebroken neus heeft Bell waarschijnlijk opgelopen toen hij de deur voor zijn moordenaar opendeed. Robbins zal ons wel meer details geven, maar deze mishandeling is duidelijk gewelddadiger dan alles wat hals of zijn imitator tot nu toe heeft uitgespookt. Om onbekende redenen, afgezien van wat er te speculeren valt over zijn gevoelens jegens de auteur van HALSmisdaden, voelde hals zich genoodzaakt Bell erger toe takelen dan de anderen.' Brass beet alleen maar op zijn onderlip. Grissom wendde zich tot Brass. 'Zie je het voor je, Jim?' Bell is alleen thuis. Hij zit in zijn werkkamer zijn oude aantekeningen over HALS door te lezen, opgewonden dat de oude zaak zijn carriëre misschien weer uit het slop zal halen. Er wordt gebeld en hij loopt naar beneden. Net als er nog een tweede keer gebeld wordt, is hij bij de deur. De voordeur ligt in een nis, in de schaduw, en de buren kunnen nauwelijks zien wat zich daar afspeelt. Voor Bell zeifis het al even moeilijk om te zien wie er voor de deur staat. Of de moordenaar slaat direct toe, of Bell kent hem en vraagt hem binnen, waarna de moordenaar toeslaat zodra hij binnen is. Huisbezoek.

In beide gevallen krijgt Bell een klap in zijn gezicht, een flinke klap, waardoor zijn neus breekt en waardoor het bloed gaat stromen, dat de politie uiteindelijk naar de kelder zal leiden. Terwijl het bloed uit zijn neus drupt, wordt Bell door de moordenaar naar de kelder gesleurd. Bell wordt uitgekleed. Aftuigen.

De strop wordt om zijn nek gelegd en wordt langzaam aangetrokken. Naarmate de strop strakker wordt getrokken, begint Bell weg te glijden. Hij wordt weer ruw wakker geschud door de eerste klap in zijn gezicht, die onmiddellijk gevolgd wordt door een tweede en nog een en nog een, een regen van vuistslagen. Hij probeert zich in een foetuspositie te rollen om zich te beschermen tegen de woeste aanval, maar de moordenaar rukt aan het touw, de strop knijpt zijn keel verder dicht en Bell wordt gedwongen alles te ondergaan.

De moordenaar trekt Bells hoofd met het touw iets omhoog en opzij zodat zijn gezicht in de juiste hoek komt, waarna hij nog een vuistslag in het gezicht van de verslaggever geeft. Die verliest zijn bewustzijn, de pijn is hem teveel geworden. Na een tijdje, hij heeft geen idee hoe lang, komt hij weer bij door het gevoel dat er iets om zijn wijsvinger geschoven wordt.

De moordenaar heeft Bells vinger tussen de scharen van een metalen tangetje. Het staal voelt koud aan tegen zijn huid totdat de moordenaar het dichtdrukt en de pijn begint. De kilte maakt eerst plaats voor de warmte van bloed en dan voor de verblindende flits van pijn als de moordenaar de vinger afknipt. Bell kijkt toe hoe wat vroeger zijn vin- ger was op de grond valt voordat hij zijn ogen sluit tegen de schreeuwende pijn, wat niet helpt. De pijn lijkt in niets op wat hij ooit heeft gevoeld en heel even vergeet hij het touw om zijn nek, maar een korte ruk van de moordenaar helpt hem er weer aan herinneren en opnieuw wordt de strop strakker aangetrokken om zijn nek. Laten Stikken.

Hij vecht maar het is zinloos. Hij krijgt geen lucht. Zijn borst brandt en schrijnt, terwijl zijn longen vechten voor elk laatste molecuultje zuurstof.

Dan is alles op en staat elke vezel van zijn wezen in brand. Langzaam en verrassend begint de pijn weg te ebben, neemt het schrijnen af en wordt hij toegedekt met een warme, dikke, vloeibare deken van zwart. Bell drijft nu in een dikke zwarte zee, de warmte die elke seconde binnenspoelt en weer wegebt kalmeert hem en wordt langer en aangenamer naarmate hij er meer aan toegeeft. De duisternis is nu niet alleen maar om hem heen, maar heeft zich ook in hem genesteld en Bell drijft weg, de ellende en pijn voorgoed voorbij. Alles is voorgoed voorbij.

Sara voegde zich bij hen. Haar ogen verstrakten toen ze alles zag. 'Dit... ziet er hetzelfde, maar toch anders uit.' Grissom, die nog bij het lichaam op de grond zat geknield, keek aangenaam verrast naar haar op. 'Ja.'

'We zullen zijn telefoongegevens op moeten vragen,' zei Brass, in reactie op een plotseling opkomende gedachte.

Grissom knikte. 'Misschien kunnen we er zo achter komen of de moordenaar hem heeft gedwongen zijn dochter te bellen om hun afspraak af te zeggen, of dat hij echt heeft afgezegd om aan zijn verhaal te werken.'

'Misschien werkte het verhaal wel aan hem.'

Grissom stond op. 'De moordenaar heeft aardig wat tijd bij Bell doorgebracht als je ziet wat een schade hij heeft aangericht. Zodra we van Al het tijdstip van overlijden weten, kunnen we dat met de telefoongegevens vergelijken om te zien hoe dicht het telefoontje naar zijn dochter op de aanval zat.' 'Mijn idee.'

'Controleer jij zijn slaapkamer even,' zei Grissom tegen Sara, 'om te zien of hij aan het inpakken was.' 'Oke. En zal ik daarna vingerafdrukken nemen?' Grissom knikte. 'Ja, van alles op de begane grond wat de moordenaar aangeraakt kan hebben, de leuning van de keldertrap bijvoorbeeld.'

'En ik zal de voordeur doen.'

'Zeg tegen Carrack en Damon dat ze op hun plaats blijven en nergens aan mogen komen. Laten we de plaats delict niet nog verder besmetten dan al gebeurd is.'

Brass stond alweer te bellen, ditmaal met David Paquette.

De redacteur nam al na twee keer overgaan op. 'David, met Jim Brass. Er is een wagen onderweg om je op te pikken.'

'Waarom in godsnaam?'

'We nemen je voor je eigen veiligheid in hechtenis als belangrijke getuige.'

'Ben je nou helemaal gek geworden? Ik heb een krant die naar de drukker moet.'

'Dit is een serieuze zaak, David. Zakelijke belangen vallen daarbij in het niet.'

'Geef me daar dan eens èèn goede reden voor.' 'Perry Bell is dood.'

Paquette zei niets, maar zijn stokkende ademhaling maakte Brass wel duidelijk hoe hard het nieuws bij de redacteur aankwam... tenzij het gespeeld was.

'Het volgende slachtoffer van hals,' zei Brass. 'O, godallemachtig.'

Heel even vroeg Brass zich af of Paquette aan het huilen was. De redacteur en Bell waren vrienden geweest, collega's. En de moord stond in direct verband met het project waar ze samen aan hadden gewerkt en dat hen allebei op de kaart had gezet. Luister, Dave,' zei Brass, 'maak het mijn mensen nou niet moeilijk; laat ze je in hechtenis nemen. Wij kunnen je beschermen. En misschien kun jij ons helpen.' 'O... okè.'

'Het komt allemaal wel goed.'

'Dat... dat denk ik niet, Jim. Wij worden geacht om het nieuws te verslaan. Niet om het nieuws te zijn.'

'Als je met ons samenwerkt, zullen wij je uit het nieuws houden.' Brass verbak de verbinding.

'Denk je echt dat hij het gedaan heeft?' vroeg Grissom. Brass schudde zijn hoofd. 'Na zijn reactie vraag ik het me af. Volgens mij huilde hij, Gil.' 'Ze waren vrienden.'

'Wat ik wel denk? Ik denk dat ik vanaf nu maar niets meer ga den- ken waar het deze zaak betreft, tot jij meer informatie voor me hebt.'

'Denken is niet erg. Gissen is wat we moeten zien te vermijden.' Brass' mobiel ging over.

Hij nam op; het was brigadier O'Riley. Hij luisterde, bedankte de brigadier en zei tegen Grissom: 'Ik krijg net te horen dat Orloff in Ely State Prison de foto van Bell heeft gezien die we gefaxt hadden en hij heeft gezegd dat Bell niet een van de 'verzamelaars' is die hij bediend heeft. Blijkbaar was hij toch niet de copycat.' 'Gun ons even de tijd om de plaats delict te onderzoeken,' zei Grissom. 'We zullen wel iets vinden.'

Zelfs voor Las Vegas zat het geluk hen niet mee. Waar ze hun gezicht ook vertoonden, overal werden ze in de hals- zaak op het verkeerde been gezet. Op de een of andere manier had de moordenaar - een gek die zijn gewelddadigheden al gestaakt had toen Nick Stokes nog in de schoolbanken zat - na al die jaren een manier gevonden om door de tijd te reizen en hun onderzoek ook nu weer dwars te zitten.

Na het fiasco van hun bezoek aan Dallas Hanson in de daklozenopvang waren Nick en Catherine even bij het lab langsgereden om Hansons dna-materiaal daar af te leveren, zodat er al met testen begonnen kon worden. Nick had zo'n voorgevoel dat er hetzelfde uit zou komen als uit die van Phillip Carlson, geen match, maar in dit werk ging het niet om voorgevoelens, maar om bewijzen. Nu reden ze over Blue Diamond Road in de richting van Pahrump en het verzorgingstehuis Sundown, een voorziening die onder hetzelfde bestuur viel als Sunny Day in Henderson - waar Warrick en Catherine onlangs nog een Engel des Doods-moordenares hadden opgepakt, alleen was dit een gesloten inrichting, in tegenstelling tot zijn broertje aan de andere kant van de vallei. 'Wat hebben we over het hoofd gezien?' vroeg Nick van achter het stuur.

'Ik kan niks bedenken,' zei Catherine. Ze viel stil en begon toch na te denken. Toen vervolgde ze: 'We hebben al het bewijsmateriaal verwerkt. Misschien zaten Brass en Champlain in het verleden toch op het verkeerde spoor en staat de echte hals niet op de lijst van verdachten van toen.'

'Maar Brass en Champlain zijn topklasse...'

'Dat zijn ze zeker. Maar het kan nou eenmaal gebeuren dat je je in je eigen theorieën vastbijt voordat je die met bewijsmateriaal kunt staven. Dat is ons ook wel eens overkomen'

'Dat is waar,' moest Nick toegeven. 'Maar als geen van die drie ver- dachten hals is, wat is onze bijdrage tot nu toe dan geweest?' 'We hebben hen uitgesloten als verdachten,' zei Catherine. 'Dat is ook belangrijk.'

Nick knikte, zij het schoorvoetend.

Via Amargosa Road kwamen ze in de wijk die heel toepasselijk Last Chance heette, laatste kans. Nick moest onwillekeurig lachen om de locatie van het ziekenhuis. Een laatste kans is het zeker, dacht hij. De meeste patiënten van Sundown vormden een gevaar voor zichzelf of voor anderen en zaten daarom het grootste deel van de tijd opgesloten. Ze kregen hun maaltijden in kamers die eigenlijk cellen waren en werden eens per dag een voor een gelucht op een kleine binnenplaats, waar ze een kwartiertje rondjes mochten lopen. Nick reed de parkeerplaats op waar een stuk of twaalf auto's stonden, waarvan de meeste bij elkaar geparkeerd stonden aan het einde, vlakbij de dienstingang van het gebouw, dat alleen maar een begane grond had. Het tehuis was groter dan het er zo op het eerste gezicht aan de voorkant uitzag. Dat wist Nick, omdat hij er al eens overheen was gevlogen met een helikopter; en tijdens een eerder bezoek was hij ook binnen geweest, waar de gangen zich eindeloos leken uit te strekken, als iets uit een bizarre nachtmerrie. Als je niet al psychisch ziek was als je hier kwam, zou het niet moei- lijk zijn om je aan de omgeving aan te passen... Ze stapten uit hun suv en liepen naar de hoofdingang. 'Als ik overspannen raak,' zei Catherine, 'beloof me dan me neer te schieten als ze me hierheen willen sturen.' 'Is goed. Als jij dat ook voor mij doet.' 'Afgesproken.'

De dubbele glazen deuren waren gewapend met gaas. Nick probeerde er een open te duwen, maar die week geen centimeter. Catherine wees naar een bordje op de deur waarop stond: AANMELDEN VIA DE INTERCOM AUB. 'Okè, jij ziet meer details dan ik. Jij wint.'

Catherine liep naar het luidsprekertje bij de deur en drukte op de knop.

Traag verstreken er een paar seconden en Catherine keek Nick al fronsend aan, alsof ze toestemming vroeg het nog eens te proberen, toen een vrouwenstem vroeg: 'Wat kan ik voor u doen?' 'Catherine Willows en Nick Stokes voor dokter Jennifer Royer. We zijn van het gerechtelijk laboratorium.' 'Heeft u een afspraak?'

'Nee, maar ik heb een boodschap op haar antwoordapparaat ingesproken.' 'Een momentje.'

Een lange stilte volgde en Nick en Catherine keken elkaar vragend aan, niet wetend of ze nu gedumpt waren.

Uiteindelijk klonk de stem van de vrouw toch weer. 'Ik doe de deur voor u open. Wilt u uw identiteitsbewijzen gereed houden?' De zoemtoon die volgde deed Nick erg denken aan het handenschudapparaatje dat je bij feestartikelenwinkels kon kopen. Hij hield de deur voor Catherine open en samen stapten ze naar binnen. Achter hem hoorde hij het kloink van een elektronisch slot. 'Gaan we hier echt vrijwillig naar binnen?' vroeg Nick. 'Dit is geen omgeving om blij van te worden,' zei Catherine met wijd opengesperde ogen.

De lobby was schoon, de muren een zacht mintgroen, plavuizen op de grond in een lichtere tint groen met als enige versiering een strak ingelijste architectentekening van het gebouw zelf aan de muur.

Er leek een dikke laag droefheid over alles te liggen, als een emotionele stoflaag; ondanks de dubbele glazen deuren, die via het gaas het zonlicht filterden, bleef de lobby gehuld in een zwak grauw licht, wat deels te wijten was aan de tl-buizen onder vergeelde plastic tegels in het plafond. Tegen de muren stonden een donker- groene sofa en enkele kale stoelen en op een laag tafeltje lagen een paar nummers van het blad Psychology. De chemische dennenlucht van schoonmaakmiddelen hing in de lucht, maar dat hielp niet om het aroma te verdrijven van ziekte en dood dat de muren, ventilatieroosters en zelfs het meubilair leken uit te wasemen. Die indrukken waren op zijn minst subjectief, maar Nick zag aan Catherine's gezicht dat zij ze deelde.

Dit bevestigde ze door hem toe te fluisteren: 'Je bent hier geen gast of bewoner. Je bent hier een gijzelaar.'

Een zwaargebouwde vrouw in het wit werd omlijst door het raam van de receptie. Ze had rood haar uit een flesje en een harde, sombere uitstraling, alsof haar onvrede met haar levenslot in radioactiviteit was veranderd.

'Kan ik u ergens mee helpen?' vroeg ze. Het leek meer een waarschuwing dan een vraag. Dit was de stem van de intercom.

'Wij zijn van de politie en willen dokter Jennifer Royer graag spreken.'

Ze deden een stap naar voren en lieten de identiteitskaartjes om hun nek zien.

De receptioniste boog zich naar voren om ze te lezen. Daarna keek ze, ronduit sceptisch, naar hen op. 'Is dat alles wat u hebt?' Gehoorzaam diepten ze hun portefeuilles op en lieten hun andere bewijzen zien.

Ze wierp hen een lach toe die zoveel leek te zeggen als Gefeliciteerd, u heeft voldaan aan de toelatingseisen, maar juich niet te vroeg. U moet hier ook nog vandaan zien te komen.

Maar dat kon ook aan Nick liggen die misschien alleen maar een beetje paranoïde was.

'De gang door, derde deur links,' zei de verpleegster zonder hen verder nog aan te kijken.

De derde deur links stond open en Nick klopte op de deurstijl. Een vrouw van een jaar of veertig met rood haar, dat niet uit een flesje kwam en in een kort, maar vrouwelijk model was geknipt, keek op van achter een bureau dat vol lag met dossiermappen. Ze maakte blijkbaar niet veel gebruik van de zon van Vegas, hoewel dat met haar bleke Ierse teint misschien ook uit zelfbescherming was. Ze had een smal gezicht met een lange, rechte neus, blauwe amandelvormige ogen en een brede mond; ongebruikelijke maar aantrekkelijke trekken waarachter duidelijk intelligentie schuilging. 'Aha,' zei ze met een stem waar een vleugje van een zuidelijk accent doorheen schemerde, 'u bent van het gerechtelijk lab. Ik heb uw boodschap wel gekregen, maar nog niet de gelegenheid gehad om terug te bellen. Gelukkig heeft u daar niet op gewacht en bent u toch gewoon gekomen. Ga zitten, ga zitten.'

Er stonden twee metalen stoelen voor het bureau waarop de CSI'ers plaatsnamen.

De kamer was klein en netjes op het bureaublad na, dat wees op een drukbezette eigenaar. Het bureau zelf was van metaal, net als de twee dossierkasten die tegen de linkermuur stonden. De stoel van de arts zag er comfortabel uit, maar niet overdreven. In Sundown was niets heel overdreven, maar wel doelmatig. En meer ook niet. 'Ik ben Catherine Willows en dit is Nick Stokes.' De vrouw lachte en dat leek gemeend, een lach van onderlinge verstandhouding tussen twee professionals. Ze had kleine, rechte witte tanden. 'Ik ben dokter Jennifer Royer, de hoofdarts, in meer dan èèn opzicht.'

'We willen graag met een van uw patiënten spreken,' zei Catherine. 'Gefeliciteerd,' zei de arts met een minimaal spoortje van geamu- seerdheid. 'Dan maakt u deel uit van een select groepje.' Catherine fronste haar wenkbrauwen. 'Pardon?' Dokter Royer tuitte haar lippen. 'De patiënten die hier wonen ontvangen niet vaak bezoek, zelfs niet van de politie.' 'En familie?' vroeg Nick.

'Dat verschilt van geval tot geval,' zei Royer. Ze zuchtte en schudde het hoofd; haar droge humor was blijkbaar haar manier om deze troosteloze omgeving het hoofd te bieden. 'Onze patiënten komen hier om verschillende redenen, dat wil zeggen er zijn honderdduizenden manieren waarop je het kunt formuleren, maar in werkelijkheid zitten onze patiënten eigenlijk allemaal om dezelfde reden binnen deze muren: iemand, of misschien iedereen, wilde dat ze opgesloten werden.' 'Weggemoffeld.' zei Catherine.

De arts, die verbazingwekkend maar verfrissend eerlijk was, knikte en zei: 'Precies. Onzichtbaar voor de rest van de wereld.' 'Maar als ze hier eenmaal zijn, probeert u hen te helpen.' Royers glimlach verstrakte en veranderde bijna in een grimas. 'We doen ons best.'

'Wat zijn uw resultaten?' vroeg Nick.

De arts haalde haar schouders op met een gebaar van zelfkritiek. 'Daar doen we liever geen uitspraken over; dit is per slot van rekening een privè-kliniek.'

Nick wisselde een veelbetekenende blik uit met Catherine. Waren de resultaten zo minimaal dat ze niet openbaar mochten worden gemaakt?

'Maar een aanzienlijk percentage van uw patiënten vertrekt toch op enig moment wel weer om hun normale leven op te pakken?' vroeg Catherine.

'Sommigen wel. De meesten van hen gaan hier weg op een manier die u bekend zal voorkomen van uw werk... Maar hoe kan ik de wetshandhavers van Las Vegas nou eigenlijk precies van dienst zijn?' Catherine schoof heen en weer op de harde stoel. 'Zoals we al zeiden, willen we graag met een van uw patiënten praten.' 'Welke?'

'Jerome Dayton.'

Dokter Royer aarzelde niet. 'Er is hier geen Jerome Dayton.'

Catherine knipperde met haar ogen. Had ze het misschien verkeerd verstaan? 'Eh... wat zei u?'

'Er zit hier niemand die zo heet,' herhaalde dokter Royer hoofdschuddend.

'Weet u dat absoluut zeker?' vroeg Nick.

'Dat lijkt me wel. Ik ben als arts verantwoordelijk voor alle patiënten in Sundown.'

Catherine keek Nick aan, die zag dat ze zich begon te ergeren. 'Wij hadden vernomen dat Dayton hier was opgenomen,' zei ze tegen Royer.

'Nu in ieder geval niet meer.'

De dubbelzinnigheid van dat antwoord viel Nick op en hij reageerde meteen. 'Maar wel in het verleden? Is Jerome Dayton vroeger wel een patiënt van u geweest?'

Van de lach viel al een hele tijd niets meer te bekennen. Dokter Royers gezicht was nu een stenen masker. 'Er zitten iets meer dan honderd gasten in Sundown en geen daarvan heet Jerome Dayton.' 'Is hij in een van die lijkzakken vertrokken waar u het eerder over had?'

De dokter dacht even na en zei toen: 'Ik geloof niet dat ik u verder nog van dienst kan zijn. Het spijt me.'

Catherine drong aan: 'Zou u dat kunnen opzoeken?'

'Nee.' De beslistheid in haar stem, die eerst zo vriendelijk klonk, sprak boekdelen. 'Dat zou een inbreuk zijn op het recht van de patiënt op privacy.'

'Maar als hij geen patiënt is...'

'De privacy van ex-patiènten is eveneens een punt van zorg.' Catherine schudde haar hoofd en glimlachte geforceerd, op een manier die weinig van doen had met de gebruikelijke redenen om te lachen. 'Dokter Royer, dit is een onderzoek naar moord. We hebben net gehoord dat er een derde moord gepleegd is in iets meer dan een week.'

Het stenen masker bleef van graniet.

'Jerome Dayton was een hoofdverdachte in de hals-zaak, misschien herinnert u zich die nog?' zei Nick. 'En als hij geen patiënt van deze kliniek is, dan is hij ook een hoofdverdachte in de serie moorden die op dit moment gepleegd worden in Las Vegas.' Dokter Royer leek niet bijzonder onder de indruk van Nicks gloedvolle betoog. Ze zei alleen: 'Dat geeft de politie niet, en mij evenmin trouwens, het recht om de rechten van een patiënt te schenden.' Catherine knikte kil. 'Daar heeft u gelijk in. We zullen voor een gerechtelijk bevel zorgen.'

De arts haalde haar schouders op, noteerde toen een nummer op een kaartje en gaf dat aan Catherine.

'Dat is ons faxnummer,' zei ze. 'Laat de rechtbank het bevel maar hierheen sturen. Dan kunnen wij intussen op zoek gaan naar de gegevens van de heer Dayton.'

Catherine knipperde met haar ogen en haar gezichtsuitdrukking zou niet veel anders geweest zijn, als dokter Royer haar een klap in haar gezicht had gegeven. 'Gaat u... ons helpen?'

'Belt u nou maar voor dat bevel,' zei ze zakelijk, 'dan beginnen wij vast met zoeken.'

'Ik begrijp het niet...'

'Natuurlijk wel. U bent allebei uiterst professioneel. Dat zie ik zo wel. Nou, dat ben ik ook. En ik ben heel precies wat de rechten van

mijn patiënten betreft, mevrouw Willows.'

Catherine leek zich bijna te schamen. 'Natuurlijk bent u dat.'

'Is er enige reden om aan te nemen dat het u niet lukt dat bevel te krijgen?'

'Nee, dat hebben we zo.'

'Goed,' zei de dokter. 'Als die man inderdaad een moordenaar is, dan hebben we geen tijd te verliezen.'

Terwijl Catherine met haar mobieltje belde, keek Nick toe hoe dokter Royer een van de dossierkasten doorzocht. Blijkbaar had Sundown de oude dossiers nog niet in de computer ingevoerd, wat niet zo verrassend was.

Tegen de tijd dat Catherine klaar was met bellen, was de dokter alweer gaan zitten en zat ze met een ernstige blik de inhoud van een dossiermap door te nemen.

'Zodra de rechter het bevel ondertekend heeft, wordt het hierheen gefaxt,' zei Catherine.

'Dat zou wel eens voor niks kunnen zijn,' zei dokter Royer, nog Steeds verdiept in het dossier. 'Hoezo?' vroeg Nick.

De dokter keek op en zei nuchter: 'Ik zie niet hoe Jerome Dayton de moordenaar zou kunnen zijn.' 'Waarom niet?' vroeg Catherine.

Royer knikte naar het dossier voor haar. 'Jerome Dayton is hier een jaar of tien geleden opgenomen. Lang voor ik op Sundown ben komen werken, trouwens.'

'Dat klopt wel met wat wij van Dayton weten,' zei Catherine, 'hij zou tien jaar geleden opgenomen moeten zijn.'

'Ja. Hij leed aan paranoïde schizofrenie.'

'Betekent dat dat hij stemmen hoorde?' vroeg Nick.

'Dat is slechts een van de symptomen,' zei Royer. 'Hallucinaties, zowel auditief als visueel, kunnen symptomen zijn van schizofrenie.

Maar de patiënt kan ook aan achtervolgingswanen lijden.'

'Was dat bij Jerome Dayton het geval?' wilde Catherine weten.

'Ja, hij had dat soort wanen.'

Royer bekeek langzaam de rest van het dossier. Ze bleef vijf minuten lezen en bladeren.

Nick en Catherine wachtten geduldig. Toen er nog eens tien minuten waren verstreken, kwam de nurkse verpleegster de fax brengen en legde die op Royers bureau. De vrouw verdween weer en Royer bekeek de fax, knikte en las weer verder.

Een aantal minuten later zei ze: 'Jerome scheen te denken dat zijn vader hem ontmande door hem tot seks te dwingen.' 'Weten we zeker dat hij dat alleen maar dacht?' vroeg Catherine. Nick pakte die gedachtegang op. 'Is hij onderzocht op tekenen van seksueel misbruik?'

'Van wat ik uit dit dossier begrijp,' zei dokter Royer, 'is hij daar inderdaad op onderzocht en is er niets gevonden dat de beweringen van de jonge man ondersteunde. Zijn vader, Thomas, was indertijd, zoals u weet, een van de grootste aannemers van de stad.' Nick fronste zijn wenkbrauwen. 'En sinds wanneer is schizofrenie te genezen?'

'Vier van de vijf patiënten reageren goed op bepaalde medicijnen,' zei dokter Royer. 'In het geval van Jerome was het Haldol dat hem weer op de goede weg hielp. Volgens het dossier heeft hij hier individuele en groepstherapie gehad.'

Catherine keek ongerust. 'Hij had het dus onder controle... maar genezen was hij niet.'

'Dat klopt.'

'En hij is ontslagen?'

'Inderdaad.'

Nick schudde ongelovig het hoofd, 'Wanneer speelde dat?' 'Zeven jaar geleden.'

Nick ging op het puntje van zijn stoel zitten. 'Was hij na drie jaar genezen?'

Royer keek de CSI'er over de rand van het dossier aan. 'Ik zei al dat hij niet "genezen" was. Maar hij kreeg medicijnen en had zijn ziekte onder controle. Volgens het dossier ging hij met ongelofelijk grote stappen vooruit toen mijn voorganger de diagnose eenmaal had gesteld. Jerome ging zelfs dagjes en weekends naar zijn ouders.' 'Is dat normaal?' vroeg Catherine.

De arts glimlachte en dat was voor het eerst sinds Jerome Dayton het onderwerp van het gesprek was geworden. "Normaal" is geen wetenschappelijke term, mevrouw Willows. En aangezien u zelf ook een vrouw van de wetenschap bent, kunt u zich wel voorstellen hoe zelden het woord "normaal" in een omgeving als deze valt. Nee, dat soort verloven zijn niet "normaal", maar ook niet uniek. U moet wel bedenken datjerome zich hier vrijwillig had laten opnemen; hij verleende zijn medewerking toen zijn ouders om opname verzochten.'

'Kan hij ook uit eigen beweging zijn vertrokken?' vroeg Catherine gealarmeerd.

'Dat is mogelijk, hoewel het dossier dat niet uitdrukkelijk vermeldt. Soms is er niet meer nodig dan een diagnose en medicatie om een patiënt weer op weg te helpen, mevrouw Willows, en herstellen ze daarna opmerkelijk snel. Soms kan het doorbrengen van tijd met de familie, een dag of een weekend, heel heilzaam zijn voor het genezingsproces.'

'Zeven jaar,' zei Nick hoofdschuddend. 'Ongelofelijk gewoon, dat niemand wist dat die vent weer vrij rondliep.' Royer haalde haar schouders op. 'Hij was dan misschien een verdachte in de hals-zaak, maar die moorden zijn, wat..., zo'n elf jaar geleden toch al gestopt?'

'Tien,' zei Catherine. 'Hij is net voor de laatste moord opgenomen.' 'Daarom zie ik ook niet hoe hij uw man zou kunnen zijn,' zei Royer. 'Hij is al zeven jaar weg hier en al die tijd is er niet meer gemoord.'

'Tot onlangs,' zei Catherine.

'Dat is waar,' knikte de arts. 'Tot onlangs. Maar u bent van de recherche. U kunt me vast wel vertellen of het normaal is dat seriemoordenaars een pauze van zeven jaar nemen?' Catherine schudde haar hoofd. 'Nee. Maar als wetenschappers gebruiken wij het woord "normaal" ook niet zo vaak. Weet u waar we Jerome Dayton kunnen vinden?'

Royer bladerde door het dossier. 'Aha, hier heb ik het. Bij zijn ouders, schijnbaar. Hij is onder hun toezicht gesteld toen hij werd ontslagen.'

'Zijn vader is overleden,' zei Nick. 'Twee of drie jaar geleden. Dat beeft uitgebreid in de kranten gestaan.'

'Dat is waar ook,' zei de dokter. 'De heer Dayton was nogal een beroemdheid, althans, hier in de stad. Dan neem ik aan dat Jerome Dayton nog steeds bij zijn moeder woont.'

'Is het zeker dat hij trouw zijn medicijnen is blijven nemen?' vroeg Catherine.

'Vrij zeker. De eerste paar jaar bleef hij hier nog in therapie en kreeg hij zijn medicijnen ook hier. Daarna haalde hij ze bij de andere locatie en is zijn dossier hier niet meer bijgehouden. U kunt het vervolgdossier bij hen opvragen.'

Vervolgens las de arts het gerechtelijk bevel zorgvuldig door.

'Dat lijkt me wel in orde,' zei Royer. 'Is het goed als ik dit dossier nog even kopieer voor ik het aan u meegeef?'

'Natuurlijk,' zei Catherine. 'Wie weet hoe lang het bij ons moet blijven liggen.'

'Precies... Ik wou dat ik meer voor u kon betekenen, maar alles wat ik hierin lees, lijkt op Jerome's onschuld te wijzen. En zoals u zult zien, heeft hij ook geen gewelddadige episodes gekend.' 'Althans, voor zover bekend is,' rectificeerde Catherine haar. De arts herhaalde dat nog eens bevestigend en liep toen weg om het dossier te kopiëren.

'Ik sta echt versteld,' zei Nick tegen Catherine. 'Die clown, de meest voor de hand liggende hals-verdachte, is zeven jaar geleden vrij gekomen en niemand wist daarvan!' 'Tja, misschien is het ook niet belangrijk.' 'Niet belangrijk?'

'Ja, Nick. Ik bedoel, hij zat hier al achter slot en grendel toen de laatste moord van de oorspronkelijke hals-zaken werd gepleegd.' Dokter Royer kwam al snel weer terug en overhandigde het originele dossier aan Catherine, die zei: 'Dank u, dokter Royer, voor uw tijd en uw moeite.' 'We doen wat we kunnen.'

Toen ze buiten stonden, vroeg Nick: 'Heb jij de datum nog paraat waarop Drake vermoord is?'

'Die heb ik wel ergens staan,' zei Catherine. Ze pakte haar notitieblokje en liet het hem zien.

Nick haalde de sleutels van de Tahoe uit zijn zak. 'En wat zegt het dossier over die datum?'

Catherine bladerde het door, vond het en keek Nick toen met wijd opengesperde ogen aan. 'O... mijn... god. Jerome was toen op weekendverlof bij zijn ouders.'

Nick wist niet of hij zich nu beroerd of triomfantelijk moest voelen en besloot tot een beetje van allebei. 'Misschien kunnen we dan maar beter op zoek gaan naar Jerome Dayton om te kijken hoe hij het tegenwoordig maakt. Kijken of die medicijnen nog een beetje werken.'

'Dat moesten we maar doen,' zei Catherine. 'In ieder geval kunnen wij hem van èèn van zijn symptomen genezen.'

'O, ja?'

'Hij is niet paranoïde. We zitten echt achter hem aan.'

Vanuit haar stoel bij een werkblad in het lab begroette Sara Sidle de stapel labuitslagen die Greg haar overhandigde alsof het al haar verjaardag was.

'Het zal je goed doen,' zei Greg vanuit de deuropening.

'Het doet me al goed om iets tastbaars in handen te krijgen,' zei Sara. 'Ik ben het beu om telkens weer lucht te moeten analyseren.'

'Kijk maar uit dat je daarbij niet op waterstof stuit.'

'Bedankt voor de tip,' grijnsde ze. En weg was hij weer.

Eindelijk, dacht Sara.

Op de eerste bladzijde stond dat de lippenstift die op Diaz was gebruikt exact dezelfde was als de tint die bij Marvin Sandred was gebruikt: Bright Rose van Ile de France. Dat ondersteunde de theorie dat de slachtoffers door dezelfde moordenaar waren omgebracht, die verder werd ondersteund op de volgende pagina, waarop stond dat het touw bij beide moorden exact dezelfde chemische samenstelling had.

Daarna kwam er een pagina met een foto waarop te zien was dat het uiteinde van het touw waarmee Sandred was vermoord precies aansloot op een uiteinde van het touw waarmee Enrique Diaz gewurgd was.

'Kijk, zo mag ik het zien,' zei ze hardop in het lege lab. 'Hoe?' vroeg Grissom, die net binnen kwam lopen. 'We weten nu dat Sandred en Diaz door dezelfde persoon zijn vermoord.'

Hij liep naar Sara toe en boog zich over haar heen. Ze liet hem de uitslagen zien.

'Ons belangrijkste product,' zei hij. 'Vorderingen.' Hij trok een stoel bij. 'En de envelop die bij de Banner is bezorgd?' 'De afdrukken daarop zijn van de drie werknemers daar: David Paquette, Mark Brower en Jimmy Mydalson. Hun afdrukken stonden ook op de brief zelf. Dat bevestigt dus wat we al wisten over wie de brief in handen hebben gehad. En jij? Heb jij nog uitslagen van het handschriftonderzoek?'

'Ik ben net op weg naar Jenny. Loop je even mee? Wie weet leren we nog een paar nieuwe woorden.'

Jenny Northam was de handschriftdeskundige die al jaren als freelancer voor het gerechtelijk lab had gewerkt, maar onlangs een vaste aanstelling had gekregen. Toen ze nog voor zichzelf werkte, had ze altijd gevloekt als een bootsman met het Tourette-syndroom; maar nu ze hier werkte, had Grissom haar tot beheersing gemaand. Terwijl Sara en Grissom op weg gingen naar Jenny's kamertje leek de CSI-chef in gedachten verzonken, geen ongebruikelijke toestand bij hem. Sara was wel blij met de stilte; ze probeerde in haar hoofd alles op een rijtje te krijgen.

Toen ze bij Jenny's kantoortje waren, bleef Sara staan. 'Bell is niet door dezelfde dader vermoord als Sandred en Diaz, hè?' Grissom wierp haar een voorzichtig hoopvolle blik toe. 'Is dat een mening die is gebaseerd op bewijsmateriaal?'

'ja. Het geweld dat gebruikt is en de hoeveelheid bloed. Heeft Robbins bevestigd dat de vinger is afgesneden toen het slachtoffer nog leefde?' Ja.

'En uit de foto's leid ik af dat het sperma willekeurig in het rond is gespat en niet, zoals jij het zo raak formuleerde, "geschonken" zoals bij de twee andere het geval leek.'

Grissom knikte. 'Correct geobserveerd, Sara, maar het blijft indirect bewijs. We hebben betere uitslagen van tastbaar bewijsmateriaal nodig voordat we conclusies mogen trekken. Bijvoorbeeld of het dna van het sperma bij de moord op Bell anders is dan dat van Orloff, dat bij de twee andere is gebruikt.' 'En ik neem aan dat Greg daarmee bezig is?' 'Ja, maar dna kost tijd.'

'Jammer dat dit geen televisieserie is,' zei ze. 'Anders hadden we de uitslagen vast na de reclame.'

Toen ze bij de op een kiertje staande deur van grafologe Jenny Nort- ham aankwamen, klopte Grissom aan waarna hij zonder op antwoord te wachten naar binnen liep.

Jenny zat aan de andere kant van het kleine lab, waar ze op haar bureaustoel met wieltjes rondkarde als een dronken autocoureur met een geblokkeerd gaspedaal. De tengere donkerharige Jenny, krap een meter vijfenvijftig lang en naar schatting vijfenveertig kilo licht, heerste over de dure apparatuur die stond opgesteld tegen drie van de vier muren en op de grote lichttafel in het midden, het middenveld van Jenny's geïmproviseerde racebaan. 'Verder gekomen?' vroeg Grissom zonder omhaal. 'Dat kun je verdorie wel zeggen,' zei Jenny met haar stem die te diep was voor het tengere lichaampje. 'Of heb je liever "dat kun je verdulleme wel zeggen"?'

'Ze zijn allebei te verkiezen boven het alternatief,' zei Grissom.

'Maar ik hoopte op resultaat.'

'Hoop komt uit mijn batterij,' zei Jenny.

Sara verborg haar grijns achter een hand. Jenny deed haar best om zich aan te passen aan de politiek correcte omgeving van het csi-hoofdkwartier, maar af en toe versprak ze zich nog.

'Ik heb de brief aan de Banner vergeleken met de brieven die we in het oorspronkelijke dossier hadden zitten,' zei Jenny.

'En?' vroeg Grissom.

'Het papier is anders, maar net als toen is doorsnee schrijfpapier gebruikt en het is met balpen geschreven. Klein, netjes en kinderlijk; doet denken aan het handschrift dat je van een of ander wonderkind verwacht.'

'Ik heb de brief ook gelezen,' zei Sara, 'en het viel me op hoe gelijkmatig de spatiëring is en hoe recht de regels.' 'Kaarsrecht! Op ongelinieerd papier! Hier zit een soort genie achter.'

'Nu overdrijf je, neem ik aan,' zei Grissom.

'Ik overdrijf in ieder geval niet als ik zeg dat ik nog nooit een betere match heb gehad. Geen enkele rechtbank zal dit betwisten en zelfs een blinde aap had kunnen zien dat het van dezelfde schrijver is.' 'Toch laat ik het liever door jou doen, Jenny' zei Grissom. Terwijl de grafologe daar nog over nadacht, liep Grissom alweer naar buiten met Sara die hem bijbeende. 'Je wist al dat het een match was,' zei Sara.

'Als het dat niet was geweest, zou het een heel deskundig gemaakte vervalsing zijn... en hoeveel mensen hebben de originele brieven

goed genoeg kunnen bestuderen om dat voor elkaar te krijgen?'

Ze liepen terug naar Grissoms kamer waar ze Warrick aantroffen.

'Ik heb de telefoongegevens van Bell,' zei die.

'Al zegt dat de afwezigheid van rigor mortis erop wijst dat Bell al ongeveer achtenveertig uur dood was,' zei Grissom.

Warrick knikte. 'En een uur daarvoor heeft hij met zijn dochter gebeld.'

'Als hij gedwongen werd om te bellen,' zei Sara, 'was zijn neus waarschijnlijk al gebroken. Heeft zij niet gemerkt dat hij vreemd klonk?' 'Als Perry met zijn dochter sprak terwijl hij al wist dat hals hem zou gaan vermoorden,' zei "Warrick, 'zou hij haar dan misschien niet een of andere hint hebben gegeven?' 'Bel haar op en zoek dat uit,' zei Grissom tegen Sara. De chef trok zijn notitieboekje tevoorschijn, bladerde er even in, scheurde er een pagina uit en overhandigde die aan haar. 'Hier,' zei hij.

Sara boog zich naar hem over. 'Grissom,' zei ze, 'het lijkt me niet erg gepast om het arme kind door iemand van de technische recherche telefonisch op de hoogte te brengen van...' 'Ze weet het al. Brass heeft haar al gebeld.' Grissom liep de kamer weer uit.

Sara keek Warrick aan die met een scheef lachje terugkeek. 'Ik wil het ook wel doen,' zei hij, 'als je er tegenop ziet.' 'Nee. Bedankt voor het aanbod, maar nee. Ik kan het zelf wel. Ik moet het zelf wel.

Sara liep terug naar het lab, haalde haar mobiel tevoorschijn en toetste het nummer in.

Patty Lang nam vrijwel meteen op; haar stem klonk vermoeid. En hoorde ze er ook niet iets van woede in doorklinken? 'Hallo?' 'Mevrouw Lang?'

'U spreekt met Sara Sidle van de technische recherche in Las Vegas.

Het spijt me dat ik u op een moment als dit moet storen.'

'U stoort helemaal niet,' zei Patty op scherpe toon. 'U bent toch bezig met de moord op mijn vader? Dat is precies wat ik graag hoor.'

Sara slikte. 'Mag ik u condoleren met uw verlies? We mochten uw vader hier allemaal bijzonder graag. Niet elke verslaggever heeft een fanclub bij de politie. Maar uw vader deugde.' 'Dank u wel. Wat kan ik doen om u te helpen die klootzak te vinden die mijn vader vermoord heeft?'

'Klonk uw vader normaal toen hij zijn afspraak met u afzei?' 'Ik weet niet of ik begrijp wat u bedoelt. Hoe bedoelt u "normaal"?' 'Zijn stem,' zei Sara, 'zijn stemming. Was er iets aan het telefoontje dat anders leek dan anders?'

Patty Lang bleef even stil voor ze antwoord gaf. Ten slotte zei ze: 'Dit is niet zo makkelijk te beantwoorden als het lijkt. U moet weten dat mijn vader bij zoveel gesprekken niet "normaal" klonk. De ene keer was hij opgewonden over een verhaal waar hij mee bezig was, de andere keer zat hij in een dip omdat zijn carriëre vastgelopen leek of vanwege mama. En hij belde me ook nogal eens als hij wat te veel op had.' 'Klonk het dit keer alsof hij gedronken had?' 'Nee,' zei Patty. 'Nee, dat niet. Maar hij was wel een beetje... vreemd, nu ik erover nadenk. Een beetje stijfjes. Vormelijk, zelfs.' 'Alsof hem werd voorgezegd wat hij moest zeggen?' 'Dat is een merkwaardige manier om het te... Denkt u dat zijn moordenaar op dat moment al bij hem was?' Sara vond het niet nodig om er omheen te draaien. 'We denken dat de dader zag dat je vader op het punt stond op reis te gaan en dat hij erachter was gekomen dat jij hem verwachtte.' 'En hem toen heeft gedwongen mij te bellen om zijn bezoek af te zeggen?' Ja.

'Maar, waarom...?'

'Om de vondst van zijn lichaam nog even uit te stellen, mevrouw Lang. Om het ons wat lastiger te maken.'

'Bedoelt u dat ik me zorgen zou zijn gaan maken als papa niet op was komen dagen en dat u hem dan eerder dan nu het geval was zou zijn gaan zoeken?'

Precies.

'Mevrouw Sidle, ik heb papa's boek over die... die maniak gelezen. Ik kan me dus heel goed een beeld vormen van hoe hij heeft moeten lijden voor hij is gestorven. En de enige manier waarop ik... waarop ik op dit moment met dat idee kan leven is dat ik weet dat papa nu uit dat lijden verlost is... en dat dat monster gepakt zal worden.'

'Als iemand hals de pas af kan snijden, zijn wij het wel.' Dat... dat is heel prettig om te horen. Maar... o mijn god. Nu snap ik het ook.' 'Wat snapt u, mevrouw Lang?' Maar de jonge vrouw was in snikken uitgebarsten. Sara slikte; ze bleef de telefoon aan haar oor houden en wachtte. Uiteindelijk begon Patty weer te praten. 'Toen hij afscheid van me nam... aan het eind van het gesprek, noemde hij me Pat-Pat. Dat... dat was zijn koosnaampje voor mij toen ik nog klein was. Ik vond het al zo vreemd dat hij me opeens, na al die jaren, weer zo noemde.' 'Ik snap het.'

'Echt? Op dat moment nam hij voorgoed afscheid van me, mevrouw Sidle.'

Ze begon weer te huilen en Sara zei nog een paar troostende woorden voor ook zij afscheid kon nemen.

Catherine Willows zat achter haar bureau, de hoorn van haar telefoon tegen haar oor, in de hoop dat ze niet Brass' antwoordapparaat zou krijgen.

Toen Brass opnam, gooide ze er meteen uit: 'Met mij.'

'Hoe is het afgelopen in dat tehuis waar Nick en jij heen zouden gaan, hoe heet het nou? Sundown?'

'We hebben ontdekt dat Jerome Dayton niet langer in dat hotel logeert.'

'Wat?'

'Al een tijdje niet meer. Een jaartje of zeven.'

De lange stilte die volgde vertelde haar dat dit ook voor Brass nieuws was.

'Het schijnt dat hij er therapie heeft gehad en medicijnen en totaal genezen weer teruggekeerd is in de samenleving,' vervolgde ze. 'Fijn voor hem,' zei Brass koeltjes. 'Ik neem aan dat zijn vader hem daar vandaan gehaald heeft?'

'In de roos. Jerome is aan de zorg van zijn ouders overgedragen.' 'Jezus... Tja, Tom Dayton had heel wat kruiwagens hier in de stad. Eigenlijk verbaast het me niets.'

'Zoals je weet, leeft zijn vader niet meer. Ik neem aan dat Jerome bij zijn moeder inwoont.'

'Dan zou hij een tweede Norman Bates zijn,' zei Brass. 'Zij is een maand of zes, zeven geleden overleden. Dat heeft in de krant gestaan. Niet gezien?'

Catherine voelde een huivering langs haar ruggengraat trekken.

'Bedoel je... dat Jerome niet meer onder toezicht staat?'

'Daar ziet het wel naar uit.' Brass' stem veranderde van woedend dat Dayton vrij kon rondlopen zonder dat hij daarvan wist in een hoopvollere variant. 'Dat betekent dat we een verdachte hebben, die de copycat zou kunnen zijn, Cath. Een verdomd waarschijnlijke verdachte.'

'Misschien. Of misschien moet je wel verder teruggaan in de tijd.' Ze haalde diep adem. 'Er is nog iets wat je moet weten, Jim.' 'Ik ben niet in de stemming om te raden.'

'Vanaf het moment dat Dayton was opgenomen heeft hij meerdere malen verlof gehad om een dag, of een weekend, bij zijn ouders door te brengen.' 'Godkelere! Wil je zeggen dat.

'Hij niet in Sundown was op de dag dat de laatste hals-moord gepleegd is? Inderdaad. Hij was in de stad toen Vincent Drake werd vermoord.'

Stilte aan de andere kant van de lijn. Even dacht ze dat Brass had opgehangen of de telefoon misschien door de kamer gesmeten had. 'Jim?' vroeg ze. 'Ik ben er nog.'

'Heeft Dayton broers of zussen?' 'Nee. Hij is enig kind.'

'Dan heeft hij dus alles geërfd. Het huis ook.'

Brass antwoordde meteen. 'Dat ligt aan Proud Eagle Lane.'

Ondanks de ernst van de situatie moest Catherine glimlachen. 'Ach natuurlijk. En waar ligt Proud Eagle Lane in vredesnaam?' 'Op het terrein van de Canyons Golfbaan.'

'Aha. Ik ken die buurt wel. Eèn rondje golf daar kost meer dan het weeksalaris van een nederig csi'ertje.'

'Je kunt je dus wel voorstellen wat voor soort woning dat is.'

'Ik zou het graag met eigen ogen willen aanschouwen.' 'Okè. Roep Nick dan maar, dan zie ik jullie daar. Neem je clubs maar niet mee. Wij spelen vandaag een ander spelletje.'

'En hoe komen we aan een huiszoekingsbevel?' 'Er is geen rechter in het land die op dit punt naar ons zal luisteren.' Brass' stem klonk opgewekt, maar misschien was dat toneel. 'Laten we eerst maat eens een kijkje gaan nemen hoe Jerry Dayton zich weet te redden in zijn eentje. Uiteindelijk valt het niet mee voor een I. nul om zijn vader èn moeder kwijt te raken.' Catherine trof Nick aan in het lab waar hij met Greg Sanders stond te praten. Ze knikte naar haar partner vanuit de deuropening, waarop hij naar haar toe kwam lopen. 'Slag twee,' zei hij bij wijze van begroeting.

'Op welk vlak?'

'dna. Dallas Hanson is niet de imitator, noch de originele hals.' 'Dat wisten we al.'

'Dat dachten we. Greg heeft het nu bewezen.'

Ze vertelde hem wat ze met Brass had besproken.

'Ha, leuk,' grinnikte Nick. 'Ik heb met de gedachte gespeeld om lid te worden van de golfclub, om misschien een optrekje te kopen van waaruit ik via de achterdeur zo de links op kan lopen.'

'Goed plan. Je kunt als caddy beginnen.'

Ze grijnsden elkaar toe en liepen met een iets verender pas dan eerst naar de parkeerplaats. Eindelijk leek er schot te komen in deze verdomde zaak.

Het bewakershuisje dat hen de toegang tot de Canyons Golfbaan verhinderde, was dan wel niet zo groot als Catherine's eerste flat, maar wel beter uitgerust. De airconditioner zoemde zachtjes en de bewaker die op hen af kwam lopen had een vouw in zijn broek die zo scherp was dat je er brood mee zou kunnen snijden. Hij droeg een kraakhelder gesteven overhemd met een glimmende badge en vertoonde geen spoortje van transpiratie. Hij was lang, gespierd, had een ferme kin en zag er meer uit als een golfprof dan een beveiligingsmedewerker.

Zijn mond glimlachte maar zijn ogen waren kil en hard. 'Lekker weertje, hè? Wat kan ik voor u doen?'

Nick liet zijn papieren zien en stelde zichzelf en Catherine voor. Net als bij Sundown wilde de bewaker hun andere papieren ook zien en Nick keek Catherine stiekem even aan, een schele blik trekkend, waarop zij lachte. Ze overhandigden hem allebei hun papieren uit hun portefeuille.

'Dat is in orde,' zei de bewaker. 'Sorry dat ik me zo precies aan de regels houd, maar we hebben hier bij de club heel wat belangrijke mensen rondlopen, leden en bewoners. Waar moet u heen?'

Nick gaf hem het adres van Dayton.

'Misschien moet ik u alvast aankondigen,' zei de bewaker.

Brass leek uit het niets te verschijnen en stond opeens naast de Tahoe met in zijn uitgestoken hand zijn eigen identiteitsbewijs. De bewaker deed onwillekeurig een pas naar achteren.

'Kondig ons maar niet aan,' zei Brass.

'Maar, eh... hoofdinspecteur Brass, dat is hier wel de gewoonte.' 'Maar niet de onze.'

In haar zijspiegel zag Catherine de Taurus van Brass achter hen op de oprit staan.

'We zijn niet alleen maar een countryclub, meneer. Dit is een besloten gemeenschap en onze bewoners...'

'Als u ons aankondigt, kom ik terug om u te arresteren wegens obstructie van politieonderzoek. Is die gewoonte van ons wel duidelijk genoeg?'

De bewaker knikte zwijgend en keerde terug naar zijn huisje en zijn airco, waarna hij de slagboom opende zodat ze het golfterrein op konden rijden.

Alles hier straalde rijkdom uit: de huizen, de gazons, de auto's, zelfs de brievenbussen. Alles was groter, mooier, duurder en opvallender.

Ze reden langs het clubhuis waar de golfkarretjes evenveel waard waren als Catherine's auto. Nick ging even aan de kant van de weg gaan, zodat Brass hen kon passeren, waarna ze de Taurus van de rechercheur over het terrein volgden tot ze aankwamen bij Proud Eagle Lane.

De uitdrukking 'een kasteel van een huis' is meestal nogal overdreven, maar in het geval van Jerome Daytons woning kon het letterlijk worden genomen. Het enorme gepleisterde huis was twee keer zo groot als het grootste huis dat Catherine ooit had gezien in Las vegas, een stad die toch royaal bedeeld was wat rijke en beroemde inwoners betreft. Met zijn koraalrode buitenkant viel de gigantische woning op tussen de andere, iets kleinere landhuizen, die allemaal zandkleurig waren.

Met Brass voorop liep het trio naar de voordeur. De rechercheur had de afgelopen dagen heel hard zijn best moeten doen om zijn woede en frustratie te beheersen, om deze hals-moorden te zien als gewone moordzaken en niet als persoonlijke beledigingen. Maar nu voelde hij woede en frustratie jegens zichzelf, alsof het zijn verant- woordelijkheid was geweest om te weten dat Jerry Dayton was ontslagen uit Sundown.

Maar dergelijke instellingen waren niet verplicht om wetshandhavers op de hoogte te houden van de gevaren die zij de wereld weer instuurden. En het gezin Dayton was er op de een of andere manier in geslaagd hun zoon onder controle te houden; dat jerome Dayton zich de afgelopen jaren gedeisd had gehouden was zwak uitgedrukt. Misschien had hij opgesloten gezeten in een zolderkamer van dit kasteel, zoals de Man met het IJzeren Masker, een vertroetelde gevangene in eigen huis, die met medicijnen in bedwang werd gehouden.

Alleen, wat was er onlangs gebeurd? Nadat allebei zijn cipiers, dat wil zeggen zijn ouders, het tijdelijke voor het eeuwige hadden verruild?

De krankzinnige was nu de baas over zijn eigen gesticht. Het zou natuurlijk toeval kunnen zijn dat Dayton net weekendverlof had toen Vincent Drake vermoord was, maar Brass had het, net als Grissom, niet zo op toeval.

Toeval was Gods manier om een rechercheur te vertellen dat hij geblunderd had, waarschijnlijk iets over het hoofd had gezien, iets belangrijks. Dat was, meer dan wat ook, de reden dat hoofdinspecteur James Brass zo gigantisch chagrijnig was op het moment dat hij het glooiende kronkelpad opliep naar de massief houten dubbele deuren van het huis van de Daytons.

Zonder acht te slaan op de bel bonsde de rechercheur met zijn vuist op de eikenhouten deur. Toen er niet direct werd gereageerd, bonsde hij nog eens. Hij voelde de aanwezigheid van Catherine en Nick achter zijn rug en voelde ook hun oplopende spanning.

Vroegen ze zich af of hij nu doordraaide?

Nou, dat was misschien ook wel zo en misschien had hij daar godverdorie ook wel alle recht toe. De afgelopen elf jaar waren er acht mannen gestorven en wat had Brass daar tot nu toe aan weten te doen? Het was tien jaar geleden zijn opdracht geweest, en die van Vince Champlain, om hals in handen te krijgen en dat hadden ze godsgruwelijk verknald.

Nu was die gestoorde klootzak weer aan het moorden geslagen, maar misschien stond Brass nu toch letterlijk op de drempel van de oplossing.

Hij stond op het punt een derde keer te bonzen toen de linkerhelft van de deur opeens openging en er een lange, dunne, donkerharige man met een haviksneus en felle groene ogen tegen de deurpost geleund kwam staan, gekleed in een blauw overhemd en zwarte jeans.

Jerome Dayton.

Ondanks de jaren die verstreken waren, was er weinig veranderd aan Dayton: het smalle gezicht was nog steeds vrijwel rimpelloos, hij had nog geen grijze plukjes in zijn haar; het enige verschil dat Brass opviel, was een oorbel die nu in Daytons linker oorlel prijkte, een 'D' van kleine diamantjes.

Dayton kneep zijn ogen tot spleetjes en liet zijn bovenlip minachtend omkrullen. 'Brass,' was het enige wat hij zei; het klonk als een scheldwoord.

'Lang geleden, Jerry,' zei Brass koel, hoewel hij zijn maag voelde branden.

'Hoe zijn jullie voorbij de slagboom gekomen?' Daytons stem was net zo ijskoud als de blik die hij Catherine en Nick toewierp en die hij uiteindelijk op Brass liet rusten.

'Het vleit me dat je mijn naam nog kent, Jerry,' zei Brass. 'Je advocaat hield ons altijd gescheiden, weet je nog?' 'Wie zijn die sloofjes van je?'

'Dat zijn twee technisch rechercheurs van het gerechtelijk laboratorium, Catherine Willows en Nick Stokes. Ik heb ze al uitgebreid over je ingelicht. We zouden graag even wat herinneringen met je Willen ophalen. En bijpraten.'

'Niet zonder mijn advocaat,' zei Dayton en hij wilde de deur al voor Brass dichtslaan, maar die ging snel op de drempel staan en verijdelde zo dat plan.

Dayton kneep zijn ogen weer tot spleetjes; zijn snerende lach ont- wikkelde zich langzaam maar zeker terwijl hij lang en diep Inademde. Toen hij weer uitademde, zei hij: 'En ik geloof dat mijn advocaat ook degene is die ik maar eens een belletje ga geven om |ullie aan te klagen wegens pesterij en intimidatie.' Brass trok zijn gepatenteerde gekreukelde glimlach. 'Kom op, Jerry, jij hebt de kranten toch ook wel gelezen en het nieuws gezien? Je weet vast wel waarom we hier zijn. Je zult op een gegeven moment toch met ons moeten praten. We zijn alleen maar bezig om de namen op onze oude lijst te schrappen en als je nou even meewerkt...'

'Oude lijst van verdachten zul je bedoelen.' Het havikachtige, spottende gezicht keek hen een voor een aan, stopte even voor een honende grinnik en eindigde weer bij Brass. 'Denk je nou echt dat ik niet weet waar je op uit bent? Je komt hier vanwege Ha, Aa, El, Es. Had je aan èèn keer mijn leven kapotmaken nog niet genoeg?' Brass lachte de man strak toe. 'Die oorbel staat je fraai, Jerry. Ik wist niet dat jij zo van bling bling hield.'

Daytons lach verbreedde zich waarbij zijn lippen van elkaar gingen zodat een verzameling witte, wolfachtige tanden zichtbaar werd. 'Die was van mijn moeder. Ik heb hem van een ring laten maken. Normaal gesproken ben ik niet zo'n sieradenman, dat weet jij ook. Maar ik hield erg van mijn moeder.'

'En je vader?'

Dayton fronste zijn wenkbrauwen. 'Dit gesprek is wat mij betreft beëindigd.'

Catherine kwam iets naar voren. 'Meneer Dayton, de misdaden waarvan u verdacht werd, vormen niet het onderwerp van ons onderzoek. We zijn niet op zoek naar de echte hals. Veel mensen denken dat hij dood is of in ieder geval allang niet meer in Vegas woont.'

'O, ja?' vroeg Dayton vagelijk geïnteresseerd. 'We zitten nu achter die nieuwe moordenaar aan, die imitator.' 'Ja, een soort vernieuwde en verbeterde versie van hals,' zei Nick. 'Maar daarvoor moeten we natuurlijk eerst de oude dossiers weer doorlopen. Het is niet meer dan een routineklus.' Brass had wel door wat Catherine en Nick probeerden. Als Dayton de echte hals was, waren ze hem zo lekker aan het stangen. Dayton keek Catherine onderzoekend aan terwijl hij met zijn rechterhand over zijn kin streek. De rug daarvan werd voor een groot deel ontsierd door een opgezwollen, lelijke blauwe plek. Met een knikje naar de hand zei Brass: 'Dat is een flinke blauwe medaille, Jer.'

Schokschouderend liet Dayton de hand zakken. 'Tussen het autoportier gekomen. Ik let niet altijd even goed op. Heb jij dat nooit, hoofdinspecteur?'

'Het komt voor. Maar weet je wat? De mensen van de technische recherche kunnen wel een plaatje van die hand van je schieten, dan zijn wij getuigen en kun jij dat gebruiken als je de autofabrikant een proces aandoet.'

'Flauw,' zei hij hoofdschuddend. 'Heel flauw. Zijn we klaar?' 'Bijna,' zei Nick. 'Alleen nog even een dna-monster.' 'Dan kun je voor eens en altijd bewijzen dat je er niks mee te maken hebt,' zei Catherine.

De pantsedoorborende blik verplaatste zich naar Catherine. 'Mijn naam zou helemaal niet gezuiverd hoeven te worden als rechercheur Blaaskaak hier zich niet op mij had gestort toen ik nog maar een weerloos joch was. Deze klojo heeft mijn familie getreiterd en geïntimideerd tijdens die hals-zaak en nu probeert hij datzelfde trucje nog eens. Ik ben bijna blij dat mijn ouders er intussen niet meer zijn, zodat ze deze vernedering niet nog een keer hoeven te ondergaan.'

'Nu je dat toch aanroert,' zei Brass, 'wie is je verzorger tegenwoordig, eigenlijk? Ik neem aan dat je nog steeds medicijnen slikt?'

Ik ben een grote jongen. Ik zorg voor mezelf en ja, ik slik nog steeds medicijnen. Dat doe ik al sinds ik door jouw toedoen in die instelling terecht kwam.'

'Als je het zo ziet,' zei Catherine, 'waarom slik je die medicijnen dan nog steeds?'

Zijn kin, die bijna in een punt eindigde, ging omhoog. 'Ik ontken niet dat ik wat problemen met mijn gezondheid heb. Ik lijd aan een verstoring van mijn chemische evenwicht die bij tijd en wijle leidt tot wat idioten als jullie een psychische stoornis noemen. Ik hou mijn situatie tegenwoordig zelf onder controle.' 'En hoe gaat dat?' vroeg Nick.

'Heel goed. Het werkt. Ik neem mijn medicijnen dagelijks keurig volgens schema in. Ik heb zelfs zo'n medicijndoosje voor bejaarden, niet de dagen erop.'

'Niks om je voor te schamen,' zei Nick.

De groene ogen en de haviksneusgaten werden opengesperd. 'Wie heeft het hier godverdomme over schamen?'

Met zijn handen in de lucht zei Nick half-lachend: 'Wow, niet zo lichtgeraakt.'

Hun gastheer tegen wil en dank slikte. Hij raapte al zijn waardigheid weer bij elkaar. 'Ik heb allebei mijn ouders verloren. Zij zijn nooit meer de oude geworden na het hals-debacle. Ik heb hen allebij zien sterven, een lang en pijnlijk proces dat al begon lang voordat ze ook werkelijk ophielden met ademen.' Daytons woedende blik richtte zich weer op Brass. 'Het is begonnen,' zei de man, 'toen ze me weg moesten brengen, me op moesten bergen in dat... tehuis. Ik zal je vertellen hoeveel vooruitgang ik sinds die tijd heb geboekt, hoofdinspecteur, in de strijd tegen mijn ziekte. Ik hield jou lange tijd verantwoordelijk voor hun dood.' Hij wees met een blauwe vinger naar Brass. 'Maar nu weet ik... dat je alleen maar je werk deed. Dat je je best deed voor de gemeenschap, hoe misleid en verkeerd geïnformeerd je daarbij ook was. Mijn psychiater had me bijna zover dat ik geloofde dat jij er niks aan kon doen.'

'Dus je bent niet meer boos op me, Jerry?' vroeg Brass.

Dayton haalde zijn schouders op. 'Ach, therapie is een proces dat nooit stopt.'

'Nu je daar toch over begint, hoe heet je therapeut?' 'Dat hoef ik jou niet te vertellen.'

Als Brass' grijns nog iets strakker was geweest, was zijn gezicht in tweeën gespleten. 'Zal ik dan maar voor een gerechtelijk bevel zorgen, Jerry? Dan komen we het daarna nog wel eens proberen.' 'Als je zo graag een naam wilt, heb ik er wel een voor je.' 'Graag.' Brass haalde zijn notitieblokje tevoorschijn en hield zijn pen in de aanslag.

'Carlisle Deams - D-E-A-M-S. Mijn advocaat.' Brass stopte het blokje weer weg.

Dayton grijnsde zijn brede, witte grijns. 'En ik kan je verzekeren dat hij eerder bij de rechtbank arriveert dan jullie. Terwijl jullie nog bezig zijn om dat gerechtelijk bevel te krijgen om mij dna afhandig te maken, zal mijn advocaat intussen een gerechtelijk verbod aanvragen om jullie ervan te weerhouden mij nog langer lastig te vallen.'

'Wanneer heb je al die kennis over ons rechtssysteem opgedaan, Jerry?'

'Ik heb mijn kennis in Sundown wat bijgespijkerd. Daar had ik meer dan genoeg tijd... en motivatie.'

Brass keek de man nadenkend aan. 'Zal ik dan maar een patrouillewagen oproepen om hier voor de deur te gaan posten, totdat we terug zijn met ons gerechtelijk bevel?'

Dayton haalde een mobieltje uit zijn broekzak, klapte het open en toetste een nummer in. Terwijl hij wachtte tot er opgenomen werd, zei hij: 'Hoofdinspecteur toch, je maakt het me wel erg gemakkelijk...'

Brass draaide zich op zijn hielen om, drong zich tussen de enigszins verraste Catherine en Nick door en beende weg. Ze volgden hem zwijgend terwijl ze de oprit afliepen, hoorde Brass Dayton zeggen: 'Carlisle? met Jerry Dayton.' En na een korte stilte: 'Goed. Goed. Ik bel alleen maar even om je eraan te herinneren waarom ik nog steeds zo'n vorstelijk contract met je heb.'

Brass liep om de Tahoe heen om buiten gehoorsafstand te komen, zeer tevreden dat hij de vent geen knal voor zijn kop had gegeven, Tot zijn verbazing liepen Nick en Catherine vlak achter hem. 'Van die wanen is nu niks te merken,' zei Nick. 'Hij is behoorlijk slim,' merkte Catherine op. Brass schudde alleen maar zijn hoofd. 'Ik wil het er niet over hebben. In het lab praten we verder, okè?'

Hij stampte weg, stapte in zijn auto en slaagde erin zonder piepende banden weg te scheuren. Toen hij een paar straten verder was, riep hij via de centrale een patrouillewagen op om voor Jerry Daytons voordeur te gaan posten.

Als Jerry Dayton dacht dat Brass maar wat zei, leed hij echt aan waanvoorstellingen.

Warrick Brown trof Grissom en Sara in het kantoor van de eerste, waar ze foto's van de plaats delict van de moord op Bell zaten te bekijken. Hij liet zich in een stoel voor Grissoms bureau zakken en liet een lange zucht ontsnappen.

'Goed nieuws of slecht nieuws? Kies zelf maar,' zei hij.

'Goed?' vroeg Grissom.

'We hebben eindelijk een match met de vingerafdrukken op de sleutelkaart van de Banner.' 'Die zijn van Perry Bell.'

Warricks ballon werd leeggeprikt. 'Hoe wist je dat nou weer?' 'Op dezelfde manier als ik weet dat het slechte nieuws is dat er verder geen afdrukken op de pas te vinden waren.' Warrick kwam overeind. Het maakte hem gek als Grissom dit deed en de CSI-chef flikte hem dat heel vaak, hen allemaal trouwens. 'Had je dat al van Greg gehoord?'

Grissom schudde zijn hoofd.

Dat was nog iets waar Warrick absoluut niet tegen kon: Grissom vertelde nooit hoe hij die dingen wist.

Warrick liep naar de deur, draaide zich om en wees met een beschuldigende vinger naar zijn baas. 'Als je weer loopt te raden. Grissom wierp een jongensachtige grijns in de richting van Warrick. 'Het is nergens voor nodig om lelijk te gaan doen.' Warrick sjokte terug naar het lab en ging onmiddellijk aan de slag met de rest van de afdrukken. Zijn doel was om erachter te komen welke afdruk van wie was en waar diegene zich had bevonden ten tijde van de misdaden. En hij wilde dat weten voor Grissom het wist...

Hij gooide alle afdrukken in de computer en liet de software uitzoeken wat bij wie hoorde. Terwijl hij wachtte, las hij de laatste uitslagen, om te beginnen eentje die Greg had rondgestuurd waarin stond dat het opgedroogde bloed in het huis van Bell alleen van Bell zelf afkomstig was.

Een ander rapport liet zien dat de synthetische haren die op het lichaam van Enrique Diaz waren aangetroffen, overeenkwamen met die van het toupetje van wijlen Perry Bell. Als Bell inderdaad de imitator was geweest - waar de nepharen die bij Diaz waren gevonden en zijn Banner-pasje op diezelfde plaats delict sterk op leken te wijzen - betekende dat dan dat ze nu nog maar naar èèn moordenaar op zoek waren?

Had hals het recht in eigen hand genomen om de imitator te laten zien wie de èchte slechterik was en zelf maar voor rechter en beul gespeeld?

Warrick wist niet wat hij ervan moest denken. Gelukkig had hij ook weinig tijd om erover na te denken. Zijn telefoon ging over en Grissom deelde hem mee dat hij zijn spullen moest pakken. Perry Bells vermiste auto was door een agent gevonden. De parkeergarage van het Big Apple Casino en Hotel lag verscholen achter het hoofdgebouw, dat op de hoek van Tropicana en Las Vegas Boulevard lag. De zes verdiepingen hoge betonnen parkeergarage was de perfecte plaats om je van een voertuig te ontdoen. Een politieman die zijn ronde deed, had de auto eenzaam op de bovenste verdieping zien staan.

Toen hij navraag had gedaan naar het nummerbord, had hij Brass' opsporingsbericht op zijn scherm gekregen, waarna hij had opgebeld dat Bells auto terecht was.

De blauwe Cadillac uit 2003 stond verscholen in een hoekje, een eenzame bezoeker van het casino. Terwijl Grissom de kofferbak doorzocht, deed Sara de achterbank en ging Warrick voorin aan de slag.

Warrick vond verschillende haren in de naden van de hoofdsteun; voorzichtig pakte hij ze met een pincet en deed ze in een zakje. Hij poederde het contactslot, het dashboard, het stuur en het handschoenenvakje op vingerafdrukken, zoog de vloer op zoek naar losse vezels en afval, en maakte met de elektrostatische schoenspoornemer afdrukken van het gas- en rempedaal. Toen hij daarmee klaar was, onderzocht hij de zittingen nog èèn laatste keer. Op het randje van de bestuurdersstoel, uit het zicht (tenzij je op handen en knieën zat) vond hij een bruine vlek, even groot als de diameter van een potlood.

Die fotografeerde hij eerst waarna hij zorgvuldig iets wat op opgedroogd bloed leek in een bewijsenvelop schraapte. Hij hoopte dat het bloed niet van Bell zou zijn.

Hij liet Grissom zien wat hij gevonden had. 'Mooie vangst,' zei die. Warrick grijnsde bij deze voor Grissom overdadige lof. 'Ik doe 'Ga terug naar het lab en ga zo door. Vind iets wat ons kan helpen de moordenaar van Perry Bell op te sporen.' 'Doe ik, Gris.'

Terwijl ze hun gereedschap weer in de Tahoe laadden, wierp Sara hem een scheef lachje toe. 'Slijmbal.' Warrick grijnsde alleen maar.

Terug in het lab inventariseerde Warrick het bewijsmateriaal uit Perry Bells auto, stuurde het weg voor de benodigde onderzoeken en ging vervolgens zelf aan de slag met de voetafdrukken van Bells rempedaal. Eerst probeerde hij of ze identiek waren aan de afdruk die hij had gevonden in Marvin Sandreds tuin. Nee.

Toen legde hij ze naast die van Bells schoenen. Nee.

Vervolgens legde hij die van Bells schoenen naast de afdruk uit Sandreds tuin.

Nee.

Hoe vaker nee, des te sneller komt ja, hield hij zichzelf voor. Had Grissom zelf niet gezegd, ' Waar het om draait bij forensisch werk is doorzettingsvermogen?''Aan de andere kant zou Warricks chef waarschijnlijk niet instemmen met wat ook wel als 'de gokkersmisvatting' bekend stond, dat stukje volkswijsheid dat Warrick nog had opgepikt voor hij was afgekickt van zijn gokverslaving: hoe langer je niet won, des te sneller moest je ermee beginnen. Voor gokkers een misvatting. Voor deze CSI'er een theorie. Sara kwam zwaaiend met een verslag binnen; ze keek vrolijk, wat gezien de dubbele diensten die ze hadden gedraaid ofwel een wonder was ofwel hysterie.

'Ik heb de uitslagen van die haren die je in de hoofdsteun van Bells auto had gevonden,' zei ze, terwijl ze naast hem kwam staan. Hij keek met opgetrokken wenkbrauw naar haar op, vragend om meer informatie.

Die gaf ze hem. 'Op èèn na waren ze allemaal van dezelfde samenstelling als die uit Bells toupet.' 'En dat ene dekselse duiveltje?' Ze haalde haar schouders op. 'Onbekend.' 'Zou van onze moordenaar kunnen zijn.'

We weten misschien meer zodra Greg die ontheemde haar thuis heeft kunnen brengen. De wortel zat er nog aan.'

'Dat is mooi.'

Ze knikte opgewekt. 'Greg doet op dit moment een dna-test om te zien of hij van dezelfde persoon afkomstig is als die bloedvlek die jij op de stoel had aangetroffen.'

'Die ook van de moordenaar zou kunnen zijn. Is het niet ongelofelijk? We boeken vooruitgang.' Fronsend ging hij verzitten. 'Sara? Vergelijkt Greg dat dna ook met dat van de originele HALS-moorden?'

'En de uitslag zal nog wel even op zich laten wachten.' Ze lachte hem verontschuldigend toe en zei: 'Dan ga ik daar nu weer mee verder. Ik wilde je alleen even bijpraten.'

'Dat stel ik op prijs,' zei hij en dat meende hij ook, want hij wist heel goed hoe makkelijk het was om je helemaal onder te dompelen in je werk en niet de tijd te nemen om de anderen op de hoogte te houden. Tunnelvisie, in een vacuum werken, was een voor de hand liggende en niet ongebruikelijke oorzaak van blunders in elk forencisch lab.

Hij ging ook weer aan de slag en voerde vingerafdrukken van de Cadillac in AFIS in. Terwijl die door het systeem verwerkt werden, ging hij zelf even bij Greg Sanders langs. Het kon nooit kwaad de druk een beetje op te voeren.

Greg zat achterover geleund in een bureaustoel met zijn voeten op tafel, het tijdschrift Rolling Stone opengeslagen op schoot, naar zijn Ipod te luisteren.

Warrick zwaaide met twee handen naar de labmedewerker, alsof hij een vliegtuig met pech naar de grond probeerde te leiden. Eindelijk trok hij Gregs aandacht, waarop die lachend zijn tijdschrift op tafel smeet, zijn voeten op de grond zette en zichzelf loskoppelde van de IPod.

En dit wil je allemaal opgeven,' zei Warrick, met een breed gebaar om zich heen wijzend, 'om met ons het veld in te trekken?' Greg sloeg zijn armen over elkaar en wiebelde heen en weer op zijn stoel. 'Dat zit zo, Warrick. Als je uitblinkt in wat je doet en de top bereikt hebt in je vak, dan moet je wat anders gaan doen.

Voor je tot stilstand komt, begrijp je?'

'Aha,' knikte Warrick, leunend tegen een werkblad. 'Dus dat is wat hier speelt? Je staat stil.'

'Ik ben keihard aan het werk.'

'Misschien kun je maar beter even pauzeren. Straks forceer je jezelf nog.'

Greg hield zijn hoofd scheef en trok zijn wenkbrauwen op. 'Ik ben jouw dna-tests aan het uitvoeren.' 'En heb je al wat gevonden?' 'Nog niks. Perfectie kost tijd.' 'Dat schijnt, ja.'

'Ik ben het dna nog aan het repliceren.'

Warrick knikte en liep weer weg. 'Ik kom over een uurtje nog wel eens kijken.'

'Ik vind het best. Kunnen we nog wat hatelijkheden en scherpzinnigheden uitwisselen.'

Warrick bleef in de deuropening staan. 'Twee uur dan?'

'Ik zou maar wachten tot morgen na de dienst. En dat is nog krap, waarschijnlijk.'

Warrick grijnsde vreugdeloos. 'Wat heb je vandaag dan voor me? Toch wel iets, mag ik hopen?'

'Wat dacht je van het touw waarmee Perry Bell is gewurgd? Dat is anders dan de stukken touw die bij de vorige twee moorden gebruikt zijn. Kikker je daar van op?'

'Jazeker,' zei Warrick en hij liep weer terug naar binnen. 'Nu mag je me officieel als opgekikkerd beschouwen. In welk opzicht anders?'

'Op de eerste plaats is het ouder.' Warrick keek hem fronsend aan. 'Ouder touw?' 'Waarschijnlijk wel een jaar of tien. Hetzelfde geldt voor de lippenstift. Die is inderdaad ook van het merk Ile de France, maar het is een tint met de naam Limerick Rose, dezelfde die de originele hals heeft gebruikt in de goeie ouwe tijd.' 'Ik dacht dat dat spul niet meer verkocht werd.' Greg knikte. 'Al minstens zeven jaar niet meer. De imitator gebruikte Bright Rose, een nieuwer product, maar eenzelfde tint.'

Warrick trok een diepe frons terwijl hij die informatie probeerde te verwerken. 'Vertel je me nou dat een lippenstift van tien jaar geleden nog steeds bruikbaar is?'

De labmedewerker haalde zijn schouders op. 'Zit hem helemaal in de verpakking. En als iemand het zorgvuldig bewaard heeft, bij een niet te warme temperatuur, dan is veel mogelijk.'

'Waarom zou iemand dat doen?'

'Waarom zou iemand een slachtoffer uitkleden, martelen en wurgen, lippenstift op zijn mond aanbrengen en een dna-kers op de slagroomtaart achterlaten?'

Ik weet een nog betere: waarom zouden twee mensen zoiets doen?'

Dat soort vragen kan ik niet beantwoorden. Wat ik wel te bieden heb, is oud touw en oude lippenstift op een nieuwe dode. Denk je dat Berend Botje weer terug is? De originele hals, bedoel ik.'

Warrick haalde omstandig zijn schouders op. 'Daar ziet het wel naar uit. Kun jij een scenario bedenken waarin de imitator opeens nu overgaan op oud touw en antieke lippenstift?'

'Ga me nou niet vertellen dat het Freddie tegen Jason is.' 'Greg... dat zou best wel eens kunnen.'

De lab medewerker grijnsde. 'Je kunt altijd de hulp van Ash nog Inroepen om het tegen ze op te nemen.' 'He?'

'Evil Dead? Kettingzaag? ...Warrick, je weet ook echt niks van de betere film.'

'Ja, ja...' zei Warrick en hij glipte het lab uit. In het vingerafdrukkenlab bekeek Warrick de uitslagen van de eer- ar lading afdrukken die hij had ingevoerd. De afdrukken van Paquette, Brower en Mydalson stonden zoals verwacht op de hals-envelop die bij de Banner was bezorgd. Bells afdrukken waren volop aanwezig in zijn huis en op het sleutelpasje. In het huis van Diaz waren geen andere afdrukken gevonden dan van de eigenaar zelf en datzelfde gold voor de woning van Sandred. Dat leverde dus geen verrassingen op.

Maar toen gaf de computer Warrick een dreun in zijn gezicht.

De vingerafdrukken van de deurbel van beide huizen waren van dezelfde persoon.

En het allerschokkendst was nog wel de identiteit van de eigenaar ervan...

Warrick griste de uitdraai uit de printer en haastte zich naar Grissom. De CSI'er wist niet wat hem meer opwond: het idee dat de zaak eindelijk opgelost leek te gaan worden of dat hij nu eindelijk iets in handen had wat Grissom nog niet kon weten.

Gil Grissom en Jim Brass zaten tegenover David Paquette aan de tafel in de verhoorkamer. Het grijze pak van de redacteur zag er gekreukt en niet meer zo fris uit; en datzelfde gold voor de redacteur zelf. Zijn roodomrande ogen gaven aan dat slaap een luxe was, die hij zich niet meer had veroorloofd sinds hij in beschermende hechtenis was genomen.

'Waaruit leiden jullie af dat Perry geen slachtoffer van de imitator is?' vroeg Paquette. 'Waarom zou de echte hals Perry vermoord hebben?'

Brass en Grissom keken elkaar aan; Gil knikte en gaf Brass een dossier. Hij stond op en liep om de tafel heen om het door te geven aan Paquette.

'Ik weet dat foto's van een plaats delict voor een ouwe rot in het vak als jij dagelijkse kost zijn... maar deze zijn wel erg heftig. De eerste zijn van Sandred, dan volgen die van Diaz en daarna die van Perry Bell. Ik weet dat Perry een goede vriend van je was. Paquette sloeg het dossier open, boog zich over de foto's en werd zo wit als een vaatdoek terwijl hij verder bladerde. Bij de laatste schudde hij zijn hoofd. 'Perry... o mijn god, Perry...' De redacteur sloeg het dossier weer dicht en gaf het terug aan Brass, die het aannam en vervolgens weer naast Grissom plaatsnam. 'Ik... ik begrijp nu wat je bedoelde,' zei Paquette. 'De eerste twee zijn duidelijk... in scene gezet. De laatste... de laatste komt me maar al te... bekend voor.'

De redacteur steunde op zijn elleboog en sloeg zijn hand voor zijn gezicht. Hij huilde.

Brass stond weer op en duwde een doos met tissues naar hem toe, waarna Grissom en hij een paar minuten afwachtten.

De redacteur gebruikte twee tissues, om zijn ogen te drogen en zijn neus te snuiten, vermande zich en zei: 'Waarom denken jullie dat die... die maniak het ook op mij gemunt heeft?' 'Jij was de coauteur van HALSmisdaden,' zei Grissom. 'Nu Perry een doelwit bleek, lijkt zijn medeschrijver een logische tweede.'

Brass maakte een terloops gebaar. 'Natuurlijk is het ook mogelijk dat Perry de copycat was.'

Paquette sperde zijn bloeddoorlopen ogen wijd open. 'Meen je dat? Dat kun je toch niet menen, he? Perry? Perry Bell?'

Perry was een goede verslaggever die zijn beste tijd had gehad en hij had schijnbaar ook een drankprobleem,' zei Grissom. 'Door hals weer tot voorpaginanieuws te maken, had zijn glorietijd kunnen beleven. Wanhopige mensen doen wanhopige dingen.'

'Je kent Perry toch, Gil?' zei Paquette. 'Hij was een goedzak. Die gestoorde kronkel die nodig is voor die eerste twee moorden had hij gewoon niet, om nog maat niet te spreken van de conditie.'

John Wayne Gacy bezocht kinderen in het ziekenhuis,' zei Brass, 'en speelde voor clown. Hij was heel actief voor de Kamer van Koophandel.'

'Perry niet. Echt niet.'

'Ik heb hetzelfde gevoel als jij, Dave. En Gil ook, volgens mij. Maar het is wel een voor de hand liggend idee.'

De redacteur knipperde met zijn ogen. 'Hoe bedoel dat het voor de echte hals, toen hij zag dat een na-aper er met zijn idee vandoor ging, een vrij logische gedachtegang lijkt..... ervan uit te gaan dat Perry of jij daarvoor verantwoordelijk waren.'

Perry? Ik? Waarom in vredesnaam?'

'Met uitzondering van een handjevol politiemensen weten Perry en jij meer van de oorspronkelijke moorden dan wie ook... inclusief de verwijderde vinger en de spermahandtekening.' Daar had Paquette geen weerwoord op. Hij wreef over zijn stoppelkin. 'Dus jullie denken echt dat ik de volgende op de lijst ben?' Voor een van beide mannen kon antwoorden, glipte Warrick de de verhoorkamer binnen.

Grissom wierp hem een scherpe blik toe - dit was niet alleen een inbreuk op de normale gang van zaken maar ook op de etiquette - maar Warrick boog zich over hem heen en zei: 'Ik weet het, ik weet het, sorry hoor, maar dit kan niet wachten.' Hij wierp Paquette een snelle blik toe en overhandigde de uitdraai toen aan zijn baas. Grissom las hem snel door en gaf het vel papier daarna aan Brass, die de inhoud ook snel tot zich nam. Warrick glipte weer naar buiten. Brass keek Paquette aan. 'Vertel me eens wat meer over Mark Brower.'

'Wat wil je over Mark weten?' vroeg Paquette.

'Kan hij op de een of andere manier toegang hebben gehad tot de achtergehouden details van de oorspronkelijke zaak?'

'Niet dat ik weet - hij was nog niet eens in beeld tijdens de eerste ronde moorden en trouwens ook nog niet toen Perry en ik het boek schreven.'

'Zou Mark die details terloops aan Bell ontfutseld kunnen hebben? Op een moment dat Perry in de olie was, bijvoorbeeld?' Paquette dacht daar even over na. 'Zou kunnen. Perry heeft het boek laten herdrukken. We hebben nog overwogen het te herzien, wat uiteindelijk niet gebeurd is omdat het in eigen beheer moest en nogal prijzig werd.'

Grissom liet dat even bezinken en vroeg toen: 'Dus het is mogelijk dat Perry en Mark, toen de mogelijkheid van een herziene uitgave aan de orde was, de details die de eerste keer waren weggelaten, besproken hebben?'

'Ik weet niet of dat zo is, Gil, maar het zou kunnen. Je beschouwt Mark toch niet als verdachte, neem ik aan?' 'O, nee?' vroeg Brass.

'Hij is een van mijn beste werknemers. Je kunt op 'm bouwen.' Grissom hield zijn hoofd scheef en trok een van zijn wenkbrauwen op. 'Echt waar? Misschien kun jij dan verklaren hoe zijn vingerafdrukken op Marvin Sandreds deurbel terecht zijn gekomen?' 'En die van Enrique Diaz,' voegde Brass daaraan toe. Paquette lachte ongelovig en schudde zijn hoofd. 'Dat is te gek voor woorden. Dat maak je mij niet wijs.'

'Kijk hier dan maar eens naar,' zei Brass en hij overhandigde het verslag aan de redacteur.

Voorovergebogen, het vel papier met beide handen dicht bij zijn gezicht houdend, veranderde de gezichtsuitdrukking van David Paquette van ongelovig naar diep verontwaardigd toen hij las dat de vingerafdrukken die op beide deurbellen waren aangetroffen, overeenkwamen met de afdruk die Warrick op de redactie van de Banner had genomen.

'De vervloekte klootzak!' zei Paquette en hij wapperde met het vel papier. 'Wat een gore psychopaat!'

Grissom en Brass keken elkaar aan en bedachten allebei dat het niet zo lang had geduurd voordat het warme oordeel van de redacteur was omgeslagen in zijn tegendeel. 'Wat denk jij hiervan?' vroeg Brass.

'Wat zou Mark Brower ertoe aangezet kunnen hebben om hals te.....imiteren?' zei Grissom.

'Is dat niet duidelijk dan?' vroeg de redacteur. 'Dat ligt toch voor de hand? Mark wilde hals weer tot leven wekken om Perry ervoor op te laten draaien.'

'Met welk doel?' wilde Brass weten.

'Denk na! Zo kon hij meteen de column overnemen en was hij in de ideale positie om het vervolgdeel van het boek te schrijven: de misdaadverslaggever die aan de zijde van Perry Bell, de hals-imitator zelf, gewerkt heeft.'

Verbijsterd vroeg Grissom: 'Voor zoiets vluchtigs... zoiets zinloos als roem? Zou Brower voor zoiets tot zulke bizarre, kwaadaardige dingen in staat zijn?'

'Zo naief ben je niet, Gil,' reageerde Paquette. 'Natuurlijk zou hij dat doen.'

Brass' mond vertrok van walging. 'Geen wonder dat jij de voorkeur leeft aan insecten,' mompelde hij tegen Grissom.

'Ik blijf... eh, nu liever in beschermende hechtenis, als jullie het niet erg vinden,' zei Paquette.

'Het genoegen is geheel aan onze kant,' zei Brass, net op het moment dat zijn mobiele telefoon trilde. Hij liep de kamer uit voor wat meer privacy.

'Perry Bell zat op een dood spoor met zijn misdaadcolumn,' zei Grissom. 'Waarom zou die dan interessant genoeg zijn voor Mark Brower om voor te gaan moorden?'

Paquette schudde met een glazig lachje het hoofd. 'Bell was aan het eind van zijn carriere en van zijn leven. Voor Brower zou het alleen maar een opstapje zijn, maar denk aan de context: de wereld zit nu heel anders in elkaar dan toen Perry en ik HALS-misdaden schreven. Nu is er een veel grotere kans op een bioscoop- of televisiefilm en afgezien van de royalty's zou hij geld kunnen verdienen met spreekbeurten, hij zou uitnodigingen krijgen voor talkshows, misschien zelfs die van Leno en Letterman. Als zijn plannetje was gelukt, had Mark Brower zo een ster kunnen worden.'

'Dat kan nog steeds,' zei Grissom zachtjes, 'als wij hem arresteren.' 'Daar heb je gelijk in,' zei de redacteur. 'Kijk maar naar Richard Ramirez, David Berkowitz, Aileen Wuornos. Met al die films, documentaires, talkshows, boeken en weet ik wat nog meer krijgen ze nog meer aandacht dan sommige megasterren.' Grissom, die zich afvroeg of hij in een of andere Twilight Zone van beruchte personen verzeild was geraakt, wierp een blik op de deur, net op het moment dat Brass naar binnen kwam met een woedende uitdrukking op zijn gezicht. 'Wat is er?' vroeg Grissom.

Met nauwelijks ingehouden woede zei Brass: 'Die patrouillewagen die ik de opdracht had gegeven om Dayton in de gaten te houden, is hem kwijtgeraakt. Hij kwam naar buiten, reed weg en onze mensen werden net lang genoeg bij de poort tegengehouden om Dayton de kans te geven hen af te schudden. Shit!' Paquette vouwde zijn handen en keek naar de tafel. Iets aan Paquette - zijn poging om zich onzichtbaar te maken - trok de aandacht van Brass. Hij stortte zich op de redacteur. 'Jij... jij wist dat hij vrij rondliep! Of niet soms, Dave?' De redacteur schokschouderde en staarde naar zijn handen. 'Jezus, man, jij wist het gewoon!' schreeuwde Brass en zijn stem weerkaatste tegen de muren.

Paquette wendde zich van hem af en gooide er toen uit: 'Oke, oke, ja.' Hij gooide zijn handen in de lucht. 'Jezus, ja. Ik wist het!' Brass haalde diep adem; ademde uit; en zei: 'Wist Perry ervan dat een belangrijke hals-verdachte weer vrij rondliep?' '... Nee.'

'En Brower?'

'Voor zover ik weet niet. Maar wie zal het zeggen bij die klootzak.'

'Hoe lang wist jij al dat Dayton weer thuis was?' Pauette liet zijn hoofd hangen. 'Ik hoorde... hoorde het niet lang nadat hij was vrijgekomen. Een maand erna misschien.' 'Zeven jaar, dus,' zei Grissom.

De redacteur knikte.

'En het is nooit bij je opgekomen om ons in te lichten?' 'Ik zag het niet als iets wat jullie aanging.'

Brass liet zijn vuist hard op tafel neerkomen waardoor Paquette schrok.

'Zelfs niet toen er weer moorden werden gepleegd?' vroeg de rechercheur.

'We dachten allemaal dat het een imitator was.' De redacteur haalde zijn schouders op. 'Hoor eens, er werden geen moorden meer gepleegd. Dayton kwam in het gekkenhuis en er gebeurde helemaal niets. Trouwens, je weet toch wat we geschreven hebben? Je hebt ons boek toch gelezen?'

'Ik heb het zojuist herlezen,' zei Grissom. 'Jullie vonden Dayton geen echte verdachte. Jullie hebben een hoofdstuk aan hem gewijd, hoe de politie met hem op het verkeerde spoor zat.'

Brass steunde met zijn handen op tafel. 'Dat is waar ook, Dave, dat was ik bijna vergeten. Jullie zeiden dat Vince en ik... hoe was de formulering ook alweer? "Op het randje balanceerden door Jerome Dayton te achtervolgen, een onschuldige met psychische problemen".

Paquette ging met een rood aangelopen gezicht rechtop zitten. Verdomme, Brass, Dayton was ook onschuldig! Dat weet jij net zo goed als ik. Hij was nota bene al opgenomen in Sundown toen Drake vermoord werd.'

Grissom had Brass nog nooit een gruwelijker lach zien trekken dan het vreselijke gedrocht dat hij David Paquette nu toewierp. 'Echt waar, Dave? Wat graven jullie onderzoeksjournalisten toch diep. Je hebt alleen een dingetje over het hoofd gezien: Jerome Dayton was met weekendverlof toen Drake vermoord werd' 'Wat? O, nee. O, nee, dat meen je niet...'

'Dus wel, Dave.'

Trillend viel Paquette weer terug in zijn stoel en tranen glinsterden in zijn ooghoeken. 'Ik zweer het je, Jim... Ik dacht echt dat hij onschuldig was.' Brass zei niets.

'Waar is Brower op dit moment, Dave? Is hij op de redactie?'

De redacteur zuchtte en haalde zijn schouders op. 'Normaal wel.

Maar als hij met een verhaal bezig is, kan hij overal zitten.'

'Om het nieuws te verslaan?' vroeg Brass sarcastisch. 'Of om het te maken?'

Brass stuurde de asgrauwe Paquette weer terug naar zijn cel. Terwijl Grissom en hij door de gang liepen, belde Brass met zijn mobieltje naar rechercheur Sam Vega met de opdracht bij de Banner navraag te gaan doen naar Brower; daarna vroeg hij om twee patrouillewagens.

'Ga je Brower ophalen?' vroeg Grissom.

'Dat wil ik wel proberen. Als hij de imitator is, zullen we zijn huis moeten doorzoeken. Wil je Sara en Warrick vragen om mee te gaan?'

'Probeer me maar eens tegen te houden.'

Mark Brower woonde in Paradise aan Boca Grande, een zijstraat van Hacienda Avenue. Boca Grande, dacht Brass, 'Grote Mond'. Wat is dat nou voor naam voor een straat?

Het bungalowtje met daaraan vast een garage voor een auto zou in de woorden van een makelaar gezellig heten, waarna diezelfde makelaar de nabijheid van de basisschool Tomiyasu zou aanprijzen. Een toekomstige koper zou het klein noemen. Vanaf de straat gezien, zag het er leeg uit, de gordijnen dicht en de deuren ook. Het piepkleine gazonnetje was al een tijd niet meer gemaaid; niet dat dat ertoe deed, het gras was allang niet meer groen. Brass blokkeerde de oprit met de Taurus terwijl Warrick de Tahoe voor het huis parkeerde, waarna hij en Grissom zich bij Brass voegden, die naast de wagen op hen stond te wachten. De twee patrouillewagens stonden in de buurt geparkeerd en de geuniformeerde agenten kwamen haastig op hen toegelopen.

'Gaan jullie twee maar naar de achterkant,' zei Brass tegen hen, maar voordat hij nog meer kon zeggen, ging zijn mobiel over. 'Brass.'

Vega. Brower is niet op de krant en na de lunch van gisteren heeft niemand hier hem nog gezien.'

Brass vloekte kort. 'Oke, Sam. Bedankt. Hopelijk is hij thuis.' Hij verbrak de verbinding en bracht de anderen op de hoogte.

'Dan is dit daarna de meest waarschijnlijke plaats waar hij kan zijn,'

zei Warrick.

De twee politiemannen - weer Carl Carrack en nog een oude rot, Kay Jalisco - waren elk via een andere kant van de bungalow naar achteren gelopen. Jalisco meldde via de mobilofoon dat hij door het raam van de garage had gezien dat Browers auto er niet stond.

Brass meldde dat hij het bericht had ontvangen en wachtte tot de twee aan de achterkant op hun plaatsen waren en dat ook hadden bi meld voordat hij, Warrick, Sara en Grissom op het huis afliepen. Sara en Grissom bleven bij de garage staan om de andere twee dekking te kunnen geven, terwijl Brass en Warrick naar de voordeur liepen. Warrick ging aan de kant van de deurknop staan en Brass aan de andere kant.

Toen ze hun posities hadden ingenomen, klopte Brass hard op de deur. 'Mark Brower, opendoen! Politie!' Op dat bevel volgde slechts stilte.

'Zien jullie iets?' vroeg Brass in zijn mobilofoon. Carrack antwoordde meteen. 'Niks. Veel onkruid.' Brass bonsde nog eens op de deur. Ze wachtten. Er gebeurde niets.

Warrick gebaarde met een knikje van zijn kin naar de deur dat hij de deurknop ging proberen.

Brass knikte om aan te geven dat hij daarmee instemde; hij had zijn pistool in beide handen, de loop omhoog gericht. Warrick boog zich voorover, zijn wapen in de linkerhand, en draaide met zijn rechter de knop om.

Tot hun beider verrassing bleek de deur niet op slot te zijn.

De CSI'er gaf de deur een duw, die naar binnen openzwaaide, weg van Brass. De rechercheur ging het huis binnen, het pistool nu op borsthoogte en het nog steeds met beide handen vasthoudend. Hoewel het donker was in de kamer, er kwam slechts een beetje, licht binnen via de openstaande deur en kieren in de gordijnen - zag Brass toch wel dat het een bende was in huis. Jezus, nee, dacht hij, alweer een plaats delict.

Warrick, die direct na de rechercheur binnen was gekomen, aarzelde maar heel even voor hij het lichtknopje bij de deur indrukte. Je ging je niet druk maken om vingerafdrukken in een potentieel gevaarlijke situatie als deze.

Een plafondlamp verlichtte een kleine woonkamer vol omgevallen en kapot meubilair, tijdschriften, kranten, fotolijstjes en prullaria, allemaal verspreid alsof iemand alles had laten vallen, een tv op zijn kant, de kast gebarsten, het beeldscherm aan gruzelementen. Brass luisterde, luisterde en luisterde, maar hoorde niets, afgezien van het getik van een of twee klokken. De woonkamer ging over in een eetkamer, waar drie of vier stoelen rond een eikenhouten tafel waren omgegooid. De vierde stoel was finaal aan stukken en zou wel als wapen zijn gebruikt. De rechercheur en de CSI'er liepen zwijgend door de kamer, hun wapen schietklaar. Net in de eetkamer splitste zich een gang af aan de linkerkant en achter in de kamer leidde een deur naar de keuken.

Ze probeerden geen bewijsmateriaal te verstoren, maar hun eerste prioriteit was vaststellen dat er niemand in huis was, en Brower, als ze hem aantroffen, in hechtenis te nemen. Gebarend naar Warrick dat hij de gang in de gaten moest houden, verplaatste Brass zich richting keuken. Hem rugdekking biedend liep Warrick achter hem aan, voorzichtig zijn voeten neerzettend, maar met zijn ogen op de gang gericht. Hij had geen behoefte om vanuit die richting aangevallen te worden.

In de keuken, waar het licht via de ramen boven het aanrecht binnenstroomde, was het een nog grotere puinhoop dan in de andere ruimtes; het leek wel alsof er een tornado doorheen had geraasd, die de muren en het dak ongemoeid had gelaten. Brass zag hier en daar ook bloedspatten op de grond en op het aanrecht. Die leken meer

in de richting van een gevecht te wijzen dan in die van de afgesneden vingers van deze zaak. En wat ook meteen opviel was de geur van bedorven eten in de ijskast, waarvan de deur op een kier stond, Recht van hem was een dichte deur, waarschijnlijk naar de garage; links zat een deur die wellicht naar een slaapkamer leidde. Jalisco had al door het raam van de garage gekeken, dus Brass koos de onbekende doorgang eerst maar.

Terwijl Warrick rugdekking gaf, trof Brass daar een keurige logeerkamer aan met een eenpersoonsbed tegen de ene muur en een bureau met een computer tegen de andere, vlakbij het enige raam. Hij keek in de kast maar daar hingen alleen wat kleren in en er stond een doos met printerpapier.

'Leeg' zei Brass ter informatie tegen Warrick, terwijl hij achteruitlopend de kamer weer verliet, Ze vervolgden hun zoektocht in de garage die eveneens leeg bleek.

Daarna liepen ze terug naar de eetkamer en gingen de gang in, waar ze twee slaapkamers, de badkamer en alle kasten doorzochten, Mark Brower was er niet, maar het was overduidelijk dat iemand - twee iemanden - hier wel zeer aanwezig was geweest. Weer buiten liep Brass naar de CSI'ers. 'Er is daar stevig gevochten, maar er is nu niemand meer binnen... en naar de stank in de keuken te oordelen is er al een tijdje niemand meer geweest.' 'Denk je dat hals erachter is gekomen dat Brower de imitator is?' vroeg, Warrick.

Brass haalde zijn schouders op. 'Geen idee, maar er is hier wel iets gebeurd. En anders is die vent nog slechter in het huishouden dan ik. We blijven naar hem op zoek. Ik zal Motorrijtuigen bellen om naar zijn auto te vragen en een opsporingsbericht rond laten gaan.'

Grissom wendde zich tot Warrick en Sara en zei: 'Wij blijven hier om de boel te onderzoeken. Misschien is er iets te vinden. Sara, doe jij de slaapkamers en de badkamer? Warrick, jij bent al binnen geweest. Loop jij binnendoor naar de garage om daar voor ons open te doen, zodat ik op die manier naar de keuken kan?'

'Doe ik.'

Er hadden al genoeg voeten de plaats delict doorkruist en Sara had geen andere keus dan door de voordeur naar de haar toegewezen ruimtes te lopen. Maar dat was voor Grissom nog geen reden om zijn afdrukken ook aan de verzameling toe te voegen. Ongeveer een minuut later schoof de garagedeur langzaam met een brommend geluid omhoog en dook Grissom er onderdoor. De garage was netjes. Aan de rechterwand hing een fiets op zijn kop, achterin stond een kleine werkbank en links stond een grasmaaimachine naast een plastic afvalemmer. Een verse olievlek ter grootte van een softbal op het cement gaf de plaats aan waar de auto gewoonlijk stond.

Toen hij door de keuken liep, kreeg Grissom een eerste indruk van de verwoesting binnen.

Een eettafeltje dat net genoeg plaats bood voor twee personen en dat normaal in een erker stond, was in een hoek geduwd. Een stoel lag er omgevallen naast. De ander, waarvan de rug was afgebroken, lag bij de garagedeur. De afgebroken rug zat klem onder de ijskast. De troep bestond onder meer uit hoopjes kruiden en poeder op de vloer en de werkbladen, afkomstig uit verschillende openstaande kastjes; een kapot gevallen potje jam gaf de indruk dat er een paarse fragmentatiebom was ontploft.

De betegelde keukenvloer bood prima kansen op voetafdrukken, wat Grissom ertoe aanzette zijn spullen voor het elektrostatisch opnemen van schoensporen tevoorschijn te halen. Hij rolde het vel mylarfolie uit, plugde de twee elektrische geleiders in en bracht ze in aanraking met de folie. Voor de hele keuken had hij vijf vellen folie nodig.

Vervolgens fotografeerde hij de keuken vanuit verschillende hoeken voor hij op handen en voeten door de ruimte kroop om zo de verschillende scherven en brokken te onderzoeken die tijdens de schermutseling op de grond terecht waren gekomen. Hij deed glasscherven waar vingerafdrukken op zouden kunnen staan in zakjes, deed hetzelfde met de brokstukken meubilair en de broodrooster. Hij nam bloedmonsters en verzamelde met grote zorgvuldigheid stofvezels en verschillende poeders, die waarschijnlijk alleen maar kruiden zouden blijken.

Toen hij klaar was, keek hij nog een laatste keer om zich heen. Hij had de grond onderzocht, de werkbladen, het tafeltje, de stoelen; hij had zelfs in de openstaande kastjes gekeken en overal vingerafdrukken genomen. Hij stond op het punt om weg te gaan toen hij naar de dubbele gootsteenbak keek. Hij had daar toch gekeken?

Grissom ging in gedachten zijn stappen nog eens na en besefte dat toen hij bij dat deel van de keuken was aangeland, zijn aandacht vooral was uitgegaan naar een paar bloedvegen op het aanrechtblad en zijn hoop dat een daarvan misschien een vingerafdruk zou bevatten.

Hij trok zijn zaklamp uit zijn zak en keerde weer terug naar het aanrecht. De afvalvermaler was goed afgesloten met een plastic dop. De gootsteen zelf was leeg. Hij had de plaats waar alle troep hoorde te zitten compleet over het hoofd gezien. Alweer zo'n eigenaardigheid zoals die bij elk forensisch onderzoek wel voorkwamen. In de gootsteenbak aan de rechterkant stond een magnetronbakje nu met kippensoep dat blijkbaar van het afdruiprek op het aanrecht ernaast was gevallen. Het filterbakje was tegen de muur aan de andere kant van de kamer terechtgekomen. Waarschijnlijk was het als wapen gebruikt en door de ene partij naar de andere gesmeten.

Grissom had die al in een zakje gedaan.

Toen Grissom in de berg vermicelli keek die de met een roostertje afgesloten afvoer in droop, meende hij iets glinsterends naar hem te zien knipogen.

Voorzichtig veegde hij de vermicelli opzij, pakte een tangetje en scheen met zijn zaklamp op het voorwerp, terwijl hij de punten van het gereedschap behoedzaam om het ding heen manoeuvreerde.

Hij wilde absoluut vermijden dat het ding door het roostertje de afvoer in zou vallen, de zwanenhals in. Als het moest, kon hij die natuurlijk wel openschroeven, maar als het niet hoefde, deed hij dat liever niet. Heel voorzichtig en langzaam schoof hij het voorwerp naar het midden en klemde de tang er omheen, zodat hij het stevig vast had. Toen hij het eruit getild had, zag Grissom dat hij een piepkleine, met diamantjes bezette 'D' vasthad.

Hij bekeek de achterkant en zag dat daar een las zat waar iets afgebroken was. Het was hoogstwaarschijnlijk een oorbel. Maar als dat zo was, wat moest Brower dan met een oorbel in de vorm van een 'D'.

Grissom stopte de oorbel in een zakje en borg hem op in zijn koffer. Jerome Dayton leek een waarschijnlijke kandidaat voor die 'D', maar het leek geen erg voor de hand liggend sieraad voor een man. Hij zou het er later met Brass wel over hebben. Maar nu moest hij eerst Sara en Warrick gaan helpen met de rest van het huis.

Voor het huis van Brower liep Jim Brass te ijsberen.

Voor het eerst in deze zaak, die terugging tot de start van zijn carriere in Las Vegas, had hij het gevoel dat het einde in zicht was. Het huis van Brower was een doodlopende weg gebleken in die zin dat noch degene die ervan verdacht werd de copycat te zijn, noch de echte HALS er waren aangetroffen, maar de tekenen van een worsteling wezen er wel op dat beiden hier waren geweest. Zou HALS er weer in slagen hen te ontglippen? Zou deze zaak nog steeds aan hem vreten als hij er nog eens tien jaar aan had gewerkt? Elke keer als ze in de buurt leken te komen van de oplossing, werd het kleed weer onder hun voeten vandaan getrokken. En dus liep Jim Brass te ijsberen, tegelijkertijd woedend en opgewekt, gefrustreerd en tevreden met de resultaten, ongerust en hoopvol. Terwijl de CSI'ers hun spullen inlaadden, bleef de recher- cheur eindelijk stilstaan op de stoep naast hun suv. Hij keek toe hoe Grissom een bewijszakje uit zijn koffertje haalde; daarna kwam de bedachtzame CSI-chef op hem aflopen.

'Jij kent Brower,' zei Grissom. 'Heeft hij iemand in zijn omgeving wiens naam met een 'D' begint? Iemand die dit zou kunnen dragen.'

Brass keek naar het zakje: de glinsterende oorbel was kapot, maar hij herkende hem meteen.

'De enige namen die ik in de context van hals kon bedenken,' zei Grissom intussen, 'zijn David Paquette en Jerome Dayton, maar dit lijkt me meer een sieraad voor een vrouw.'

'Dat was het ook,' zei Brass. 'Het was van Daytons moeder. Haar geliefde zoon heeft er een oorbel van laten maken... en die heb ik hem vandaag nog zien dragen.'

De twee mannen keken elkaar even aan terwijl zich bij allebei een klein lachje begon te vormen. Ze knikten elkaar kort toe en kwamen daarna meteen in actie. Grissom sloeg de achterdeuren van de Tahoe dicht, Brass rende naar zijn Taurus, terwijl hij Carrick en Jalisco toeschreeuwde dat ze hem moesten volgen en dat er een patrouillewagen achter moest blijven om de plaats delict te bewaken.

Naar Sara en Warrick riep Grissom: 'Instappen, hals is waarschijnlijk het laatste bedrijf aan het afronden!'

De stoet van voertuigen - Brass voorop, gevolgd door de CSI-auto en een patrouillewagen - scheurde met loeiende sirenes door de stad. Van Hacienda naar Sandhill, dan in noordelijke richting naar Tropicana om vervolgens naar het oosten af te buigen om op de I- 515 terecht te komen. Terwijl hij om versterking verzocht, vloog Brass de oprit op met 120 per uur en scheurde met bijna 150 per uur naar het noorden.

Ter hoogte van Pecos Road en Stewart Avenue boog de weg af naar het westen. Brass zigzagde door het verkeer terwijl hij naar Daytons paleiselijke verblijven racete. Intussen hadden zich nog twee patrouillewagens bij de stoet achter Grissoms Tahoe aangesloten. Brass schoot bij Town Center Drive de snelweg af, nog steeds met een snelheid van meer dan 75 km per uur en vloog over de weg en schoot de afslag naar de golfbaan in; de bewaker was wel zo slim geweest om de kwetsbare slagboom omhoog te zetten toen hij de sirenes aan had horen komen en had beseft dat de woeste rijders geen gas terug zouden nemen, laat staan zouden stoppen voor zijn huisje. Toen ze het bewonersgedeelte van de club naderden, zette Brass de sirene uit, welk voorbeeld door Grissom en de politiewagens werd gevolgd. Brass kwam met piepende remmen tot stilstand voor de oprit van Daytons huis, waarvan de garagedeuren dicht waren, hoe- wel er wel een bekende zwarte suv voor het huis stond geparkeerd. Brass negeerde het kronkelpaadje en sprintte over het gazon en Sara en Warrick sprongen uit de Tahoe en renden achter hem aan. Grissom liep in zijn eentje in de richting van de oprit. In het portiek bij de voordeur stonden Nick en Catherine, die met een verbaasde blik op hun gezicht achterom keken.

Brass, die het trapje op kwam rennen, bleef staan en keek hen aan, ervan uitgaand dat ze zijn oproep via de radio gehoord hadden. 'Hoe hebben jullie dat zo snel gedaan?'

'We wisten niet dat jullie ook op weg hierheen waren,' zei Catherine met opgetrokken wenkbrauwen. 'Wij kwamen hier met een gerechtelijk bevel om dna af te nemen bij Dayton.'

'Heb je een bevel dan?' vroeg Brass verbaasd.

'Ja, van rechter Landry,' zei Catherine.

Brass schudde fronsend het hoofd. 'We hadden toch alleen maar een gekneusde hand?'

En het nieuws dat Dayton met weekendverlof was toen Vincent Drake vermoord werd.'

Daytons pa heeft ervoor gezorgd dat het geen federale zaak werd,' zei Nick, 'en die familieadvocaat van ze, Carlisle Deams, heeft ook zijn steentje bijgedragen.'

'Gewiekste rechterkeuze, Cath,' grijnsde Brass.

Ze lachte boosaardig. 'Gil mag er dan een hekel aan hebben, Jim, maar soms speelt die politiek ons toch ook heel aardig in de kaart.'

'Ik heb al geklopt en gebeld,' zei Nick, met zijn duim naar de dubbele voordeur wijzend. 'Meneer lijkt niet thuis te zijn. Waarom kwamen jullie hierheen spurten?'

We troffen sporen van een gevecht aan in het huis van Brower,' zei Brass, 'en Grissom heeft Daytons oorbel bij het onderzoek van de plaats delict opgehengeld.' Wat?' zei Catherine. 'Die diamanten D?' 'D'enige en d'echte,' zei Brass.

Nick belde nog eens maar er leek niemand te komen. Terwijl ze wachtten, riep Brass naar Carrack en Jalisco dat ze de stormram moesten brengen.

Vanaf de straat riep Grissom: 'Een spoor van verse olie! Het ziet ernaar uit dat Mark Browers auto nog niet gerepareerd is.' Carrack en Jalisco beukten met de ram tegen de deuren, precies op het punt waar die samenkwamen en met een aangenaam splinterend geluid vlogen ze open.

Op dat moment kwam Grissom tussen hen in staan als een grensrechter die met zijn vlag het spel stillegde, onderwijl latex handschoenen aantrekkend.

Op rustige, gezaghebbende toon zei de CSI-chef tegen Brass: 'Ik wil dat iedereen handschoenen aan doet. Dit is mogelijk een plaats delict. We moeten ervoor zorgen dat we niets verstoren dat later kan dienen om een seriemoordenaar achter slot en grendel te krijgen.'

'Helemaal mee eens,' zei Brass en de handschoenen werden aangeschoten voordat de groep het huis betrad met getrokken vuurwapens; zelfs Gil Grissom, die om zijn afkeer van vuurwapens bekend stond.

Achter een verrassend klein halletje doemde een woonkamer met een hoog plafond op, helemaal uitgevoerd in wit met dure maar merkwaardig karakterloze meubels. Een openstaande deur naar rechts liet een enorme keuken zien, terwijl een halletje links van de kamer naar twee trappen voerde, een naar boven en een naar beneden; een deur aan de linkerkant leidde waarschijnlijk naar de aangebouwde garage, terwijl aan het eind van het halletje een badkamer lag die net iets kleiner was dan een balzaal met nog een gang die naar rechts leidde.

Sara en Nick liepen naar de keuken. Jalisco en Catherine gingen naar boven; Warrick en Carrack namen de woonkamer voor hun rekening, zodat voor Brass en Grissom de kelder overbleef.

Sara Sidle liep vlak achter Nick aan, die enigszins ineengedoken zijn pistool van links naar rechts door de keuken liet wijzen; Sara deed hetzelfde in tegengestelde richting.

De grote moderne keuken was leeg. Sara vond hem kraakhelder, zelfs vergeleken bij die van haar, die kleiner maar ook erg netjes was. Al dit glimmend gepoetste chroom en staal deed haar meer aan een operatiezaal dan aan een keuken denken; geen erg opwekkende gedachte.

Een doorgeefluik aan de linkerkant gunde hen een blik in de lege eetkamer. Vlak daarnaast was een doorgang tussen beide ruimtes. Het enige wat er niet thuishoorde was een roze gevlekte handdoek in de gootsteen. Sara hoorde Nicks ademhaling vlak naast haar. Korte, snelle stootjes. Hij was duidelijk ook gespannen. Ze knikte in de richting van de handdoek. 'Bloed?' 'Zou kunnen,' zei hij zacht. 'Keuken leeg,' meldde hij vervolgens via zijn mobilofoon.

Sara nam dezelfde weg terug en ging Nick voor naar de hal, naar de garagedeur.

Boven glipte Jalisco een slaapkamer binnen aan de linkerkant van de overloop, terwijl Catherine Willows de twee deuren aan de rechterkant in de gaten hield. Ze wilde liever niet dat er opeens een gestoorde seriemoordenaar achter hun rug tevoorschijn zou springen.

Bestonden er eigenlijk ook wel seriemoordenaars die niet gestoord waren? 'Logeerkamer,' zei Jalisco. 'Leeg.'

Catherine liep langs het trapgat naar de eerste deur rechts van hen, met bonzend hart maar haar handen kalm om de greep van het pistool. Ze was altijd nerveus in dit soort situaties - een beetje gespannen zijn kon geen kwaad - maar nooit bang. Van alle CSI'ers uit de nachtploeg had zij haar wapen het vaakst afgevuurd tijdens haar werk, en ze had verschillende doden op haar naam staan (waar ze niet trots op was). Ze was goed getraind en dankzij die training voelde ze zich meester van de situatie, ook al had ze, zoals elke agent in zo'n situatie, geen idee van wat haar achter de volgende hoek of deur stond te wachten, wat ook voor deze deur gold die openstond.

Ze stapte snel naar binnen en zwaaide haar pistool van links naar rechts door de grote badkamer.

Alles was wit, muren, handdoeken, accessoires, badmat, en van superieure kwaliteit, en er viel niets raars op in deze sneeuwvlakte. Ze schoof met een snelle beweging het douchegordijn opzij om zich ervan te verzekeren dat er niemand in het bad lag en riep toen naar Jalisco: 'Leeg.'

De laatste kamer boven, een slaapkamer, werd als werkkamer gebruikt. De helft van de ruimte werd in beslag genomen door een L-vormig bureau, waaronder een enorme computertoren schuilging en waarop een al even groot beeldscherm stond. Jalisco doorzocht de kast terwijl Catherine om zich heen keek. De muren waren kaal en wit, het bureau lichtgrijs, de computer eveneens lichtgrijs en alles zag er weinig gebruikt uit. Er stonden wat hoeken, het gebruikelijke woordenboek en synoniemenboek, keurig tussen boekensteunen, en een doos met papier. De sfeer was er lichtelijk onpersoonlijk, bijna als in een instelling, alsof Dayton zo gewend was geraakt aan Sundown dat hij die sfeer mee naar huis had genomen.

Jalisco stak zijn hoofd uit de kast en zei: 'Leeg.' Hij drukte op het knopje van zijn mobilofoon en rapporteerde: 'Niemand boven.'

Warrick Brown en Carrack cirkelden als dansers met pistolen door de enorme woonkamer met zijn kathedraalachtige plafond. Warrick zag aan de rechterkant een klassiek ingerichte eetkamer; aan de linkerkant keek Carrack een open haard na die, in plaats van de gebruikelijke afgesloten achterwand, opengezet kon worden en dan uitkwam in een slaapkamer. Naar rechts lopend, om een witte leren bank heen, controleerde Warrick of de kamer echt leeg was. Hij kon zich niet herinneren ooit zo'n eentonige kamer gezien te hebben: de vloerbedekking, meubels, muren, het plafond, alles was wit, met als enige uitzondering het zwarte scherm van een aan de muur hangende plasmatelevisie en het zwart met de rode lichtjes van de uitgebreide stereo-installatie op een plank. Warrick kreeg het koud van de kleurloosheid van deze omgeving en dat gebeurde hem niet snel. Was het mogelijk dat de Daytons zo geleefd hadden? Of zou Jerome, zoals zijn instinct hem zei, de boel opnieuw hebben ingericht na hun dood, om zijn stempel op dit kasteel te drukken?

Op dat moment bedacht Warrick wat er hier ontbrak: familiekiekjes. Nergens in de hal of in deze woonkamer, wat toch typische plaatsen waren voor ingelijste foto's, hetzij aan de muur hetzij op een tafeltje, was er enig teken van de vader en moeder die dit enig kind hadden grootgebracht.

Ondanks al het geld dat in deze kamer gestoken was, het leer, de kostbare video- en geluidsapparatuur, had Warrick heel wat hotelkamers gezien die meer karakter uitstraalden. Ofwel Jerome Dayton had geen karakter ofwel hij hield dat goed verborgen... zelfs in zijn eigen huis. 'Niemand,' meldde Carrack. De twee liepen verder.

Brass stormde de trappen af. Grissom moest moeite doen om hem bij te houden.

Het was een souterrain, waarvan de trap toegang gaf tot een kleine ruimte met deuren aan de linker- en rechterkant. Brass draaide de knop van de linkerdeur om en Grissom wachtte terwijl de rechercheur naar binnen ging in wat een zitkamer bleek te zijn, met dik bruin tapijt en een bruine zithoek met losse kussens onder een rijtje ramen die uitkeken op de achtertuin.

Tegen de rechtermuur stond een grootbeeldtelevisie op een zuil; tegen de muur links van de deur stonden boekenkasten vol pockets en in de linkermuur zat nog een deur.

Jezus, dacht Brass, dit huis heeft meer kamers dan sommige hotels op de Strip.

En allemaal moesten ze doorzocht worden.

Sara deed de deur naar de garage open en knipte het licht met de muis van haar in latex verpakte hand aan, een vingerafdruksparende gewoonte van haar.

Er stonden twee auto's geparkeerd: een nieuwe Lexus, recent model, en een oudere blauwe Dodge die zo vies was, dat het een wonder was dat geen enkele grappenmaker was mij in het stof had geschreven. Nick en zij liepen uiterst omzichtig rond, achter dozen kijkend en onder een werkbank om zich ervan te verzekeren dat er niemand verstopt zat.

Uiteindelijk knielde Nick neer om onder de Dodge te kijken. 'Inderdaad een olielek,' zei hij.

Hij stond op en deed het portier aan de passagierskant open. 'Sleutels in het contact,' riep hij en hij klikte het handschoenenvakje open. Hij haalde de autopapieren tevoorschijn en las hardop: 'Mark Brower.'

Sara drukte het knopje van haar radio in. 'Niemand in de garage. Wel Browers auto, een hele vieze Dodge.'

Brass knikte toen hij Sara's stem over de radio hoorde.

Hij keek achterom om te zien of Grissom hem naar de recreatiekamer was gevolgd, wat het geval was; toen liep Brass door naar de deur aan het uiteinde, haalde diep adem, hief zijn wapen op en draaide de knop om.

Warrick en Carrack waren de gang ingelopen, langs de deur naar de garage en rechtsaf, de slaapkamer in die zichtbaar was geweest via de open achterwand van de gezamenlijke open haard. Hier was niemand, in ieder geval niet zo op het eerste gezicht. Dit was duidelijk de grootste slaapkamer en het spierwitte thema zette zich hier voort in de toilettafel, het bureau en het hemelbed. Carrack controleerde de inloopkast terwijl Warrick een volgende enorme badkamer betrad. Niet snel daarna stuitte hij op een roze gevlekt washandje in de douchecabine. Ook zonder labonderzoek wist de CSI'er wel dat hij naar een bloedvlek keek. 'Warrick!' riep Carrack vanuit de inloopkast. Warrick kwam naast de politieman staan en volgde zijn wijzende vinger naar een stapeltje kleren naast de wasmand: een spijkerbroek met verschillende donkere vlekken op de pijpen en een blauw T- shirt met een donkere veeg op de borst, wat ook bloed leek te zijn. Carrack meldde in zijn mobilofoon: 'Niemand in de slaapkamer.' Warrick voegde daar nog aan toe door zijn radio: 'Gris? Er ligt hier kleding met bloedvlekken. Heb je dat gehoord?' 'Gehoord,' klonk Grissoms stem.

In de kelder zette Brass zijn mobilofoon uit na Warricks mededeling over de met bloed bevlekte kleren.

Hoezeer hij er ook voor was dat alle teams hun informatie met elkaar deelden, hij wilde niet dat het heen-en-weergepraat de posities van hem en Grissom zou verraden.

Achter de recreatiekamer bleek een slaapkamer te liggen. Maar geen gewone slaapkamer en niet zomaar een kamer in dit grotendeels karakterloze huis, dat zichzelf afschilderde in een onschuldig wit. 'Gil,' zei Brass, 'dit moet je zien.'

De 'slaapkamer' leek meer op een kerker; o, er stond inderdaad wel een bed in, een eenvoudig zwart bed met zwarte zijden lakens, middenin de kamer; maar er waren geen ramen en toen beide mannen hun zaklamp tevoorschijn hadden gehaald en die hadden aangeknipt, werd het duister van de kamer alleen nog maar versterkt door de verlichting.

De muren waren egaal zwart geverfd; op de vloer lag vochtbestendig tapijt. Aan het plafond, bij de vier hoeken van het bed, hingen handboeien en aan de muur hing een verbijsterende verzameling, martelwerktuigen, het gereedschap van een sadist. Hoewel ze door hun zwarte kleur nauwelijks opvielen, verraadden deurknoppen links en rechts in de muur tegenover hen nog twee deuren.

Brass voelde dat Grissom naast hem kwam staan.

'Deur nummer een of deur nummer twee?' fluisterde Brass.

'De dame of de tijger?' antwoordde de CSI-chef met een gemeen klein lachje.

Maar Brass hoefde niet te kiezen. De linkerdeur ging open en een met bloed doordrenkte Jerry Dayton kwam de kamer binnen. Naakt, op een niemendallerige slip na, bleef de man als versteend staan toen hij de pistolen zag die op hem gericht waren en schermde vervolgens met zijn linkerhand zijn ogen af voor het felle licht van de zaklampen.

Zijn rechterhand bleef achter zijn deels afgewende lichaam verstopt.

'Laat je handen zien, Jerry,' zei Brass gespannen. 'Laat die lamp dan zakken,' reageerde Dayton. 'Ik zie verdomme niks!'

Geen van beide zaklampen bewoog.

'Laat die handen zien. Nu,' zei Brass en hij deed een halve stap in de richting van de verdachte.

De hand kwam tevoorschijn, maar terwijl hij dat deed, wierp Dayton iets...

..iets warms en zachts dat Brass' wang raakte, waarop de rechercheur vuurde, een helse knal in deze kleine ruimte, waarop Dayton naar links dook en het ding dat hij had gegooid op de grond stuiterde.

Grissoms lichtstraal vond wat zijn vriend in het gezicht had geraakt: een afgesneden wijsvinger die naar de CSI'er leek te wijzen; het rafelige, bloederige einde lekte rood vocht.

Tegelijkertijd ving Brass' lichtbundel Dayton die de deur rechts van hen uit schoot en open liet staan.

'Staan blijven!' riep Brass.

Maar de verdachte was er vandoor.

'Neem jij Dayton maar,' zei Grissom en hij glipte langs hem op weg naar de linkerdeur.

Nu hij alleen overgebleven was, scheen Brass met zijn zaklamp door de openstaande deur rechts en ging toen achter de verdachte aan.

Al voordat de met bloed besmeurde, bijna naakte figuur in de zwarte kamer was verschenen, had Gil Grissom iemand horen kreunen.

Hoewel hij zijn wapen in de hand had gehad, had Grissom niet gevuurd toen Dayton de vinger naar Brass had gegooid, bang zijn vriend te zullen raken, die door achteruit te deinzen in zijn vuurlijn terecht was gekomen.

'Grissom! Grissom!' Dat was Sara's stem door zijn mobilofoon. 'We hoorden een schot. Alles goed? Wat is er aan de hand?' 'Blijf waar je bent,' zei Grissom. 'Brass zit achter Dayton aan; blokkeer alle uitgangen!' Hij zette hem uit.

Grissoms oren suisden nog na van het pistoolschot bij het verlaten van de zwarte slaapkamer, maar toch hoorde hij het gekreun, ondanks zijn niet optimale gehoor. Deze kamer was niet zwart. Hij was rood.

De kale muren, de vloer en het plafond van cement - met een paar leidingen bovenin die in het eentonige kleurschema wegvielen - waren in een felglanzende kleur rood geschilderd. Het enige licht kwam van een rood peertje in een hoog stopcontact in een van de muren en, net als in alle andere kamers in dit huis, zat er in de muur tegenover hem nog een deur. Midden in de knalrode kamer, boven een afvoer in de vloer, gehuld in schaduwen maar niet in kleren, hing Mark Brower in een strop die net strak genoeg was om hem het bewegen te beletten, maar niet zo aangetrokken dat hij eraan doodging. Zijn handen zaten op zijn rug en waren duidelijk vastgebonden, maar Grissom kon niet zien waarmee. Achter Brower drupte bloed naar beneden in een bijna onzichtbaar plasje op de roodgeverfde vloer en zelfs Gil Grissom had geen verdere aanwijzingen nodig om te weten dat de vinger die naar Brass gegooid was, onvrijwillig was afgestaan door Mark Brower, wiens mond wijd openstond in een soort gejammer dat Grissom wel zag, maar niet goed kon horen met suizende oren.

Met een van angst verwilderde blik wist Brower smekend 'Help me' uit te brengen tegen zijn potentiele redder, maar de woorden bereikte Grissom slechts als een zwak gefluister van veraf. Toch zorgde zijn talent voor liplezen dat de boodschap kristalhelder overkwam. De rode kamer was leeg op Brower na, maar Grissom wist niet of Daytons vlucht door de andere deur hem niet via een omweg weer hierheen zou kunnen leiden. Daarom wilde hij zijn wapen nog niet wegstoppen; maar hij moest Brower helpen, ook al was de vinger slagader te klein om de hals-imitator te laten leegbloeden. Bij elke vorm van ernstig letsel kon het slachtoffer echter in een shock raken en voor Brower hing het erom (om het zo maar eens te zeggen) of hij zichzelf iets ernstigs zou aandoen of niet, als hij niet snel ophield met heen en weer stuiteren met die strop om zijn nek. Grissom pakte zijn pistool over in zijn linkerhand en haalde een zakmes tevoorschijn, knipte dat open en begon het touw net boven Browers hoofd door te snijden. Al die tijd bleef de hals-imitator jammeren 'Help me, help me', net als de vlieg met het mensenhoofd in die oude horrorfilm en het geluid kwam al net zo slecht door bij Grissom met zijn door het pistoolschot geteisterde gehoor. Maarhoe langer de CSI'er aan het touw werkte, des te meer de echo van het schot wegstierf en het suizen verminderde en des te harder en sterker Browers smeekbeden klonken.

'stil' zei Grissom, zelf bijna fluisterend. 'We weten niet waar hij zit.'

'Je hebt toch een pistool, Grissom!' zei Brower, met een van hysterie en pijn vertrokken gezicht. 'Haal me hier verdomme weg!'

Grissom ging onverstoorbaar door en toen hij eindelijk het laatste vezeltje doorsneed, viel Brower op de grond, waar hij in een foetushouding bleef liggen.

'Gris!' klonk Warricks stem via de radio. 'Meld je even alsjeblieft! Heb je assistentie nodig?'

Hij stopte zijn mes terug in zijn zak en trok de radio van zijn riem. 'Ik heb Brower hier. Hij leeft, maar mist een vinger.' 'Ik kom naar beneden met Carrack en Jalisco. 'Nee,' onderbrak Grissom hem, zacht maar nadrukkelijk. 'Blijf boven. Het is donker hier en dan draait het er misschien op uit dat we elkaar gaan lopen neerschieten. Omsingel het huis, hou de deuren in de gaten, de ramen, elke mogelijke uitgang. Brass zit nog steeds achter Dayton aan, die naakt en bebloed is... en wellicht gewapend en gevaarlijk.'

Nick mengde zich ook in het gesprek. 'Gris, weet je zeker dat je...' 'Ja,' zei Gris en sloot af.

Hoewel de handboeien als tijdelijk drukverband werkten, leek het Grissom beter om Browers wond rechtstreeks af te binden. Nadat hij zijn mobilofoon terug had gestopt in zijn riem, haalde de CSI'er een standaard handboeiensleuteltje tevoorschijn waarmee hij de man bevrijdde... hoewel hij hem liever geboeid had gehouden om zo tijd te besparen bij de onvermijdelijke arrestatie die zou volgen. 'Ga zitten,' zei Grissom.

Brower bleef zacht jammerend liggen - waarschijnlijk net zo, dacht Grissom, als Sandred en Diaz hadden gedaan toen dit creatuur zijn performance art op hen had losgelaten, wat hen duur was komen te staan.

Met wat meer nadruk zei Grissom: 'Ga zitten.' 'Help me...'

Grissom wilde Brower liever niet aanraken. Hij was tenslotte bewijsmateriaal.

Het was dus niet alleen gebrek aan medeleven voor de copycat dat Grissom ertoe bracht om 'nee' te zeggen.

Onwillig slaagde Brower erin zelf overeind te komen. Grissom gaf de man een zakdoek.

'Wat moet ik daarmee?' vroeg Brower mat. 'Je vinger dichtdrukken,' zei Grissom.

'Welke vinger? Die maniak heeft mijn vinger verdomme afgesneden!'

'De wond dichtdrukken. En hier blijven.'

Nog steeds geërgerd vroeg Brower: 'Waar zou ik dan in godsnaam heen moeten gaan?'

'Nou, als je van plan was naar boven te gaan, zou je waarschijnlijk voor Dayton worden aangezien en neergeschoten worden.' Wat wel een fraaie ironische wending zou zijn, aangezien dat degene was die Brower al moordend had geimiteerd.

'Ik ga nergens heen,' jengelde hij.

'O, jawel. Naar de gevangenis,' zei Grissom.

Grissom liep naar de deur achterin de kamer, luisterde ingespannen, hopend dat dit de laatste kamer van dit dwaalhuis was, en rekte zijn hand naar de deurknop uit.

Brass stortte zich achter de lichtstraal van zijn zaklamp aan, het duister in, in zijn achtervolging van Dayton. Hij wilde meer snelheid maken omdat Dayton zijn voorsprong zeker aan het vergroten was, maar hij wist ook dat de anderen boven de wacht hielden, en dat een beetje voorzichtigheid de kans dat hij dit zou overleven een stuk groter zou maken, mocht Dayton hem ergens opwachten.

De rechercheur liet de lichtstraal door de ruimte glijden. Het was een soort voorraadkamer; stapels lege kartonnen dozen, planken langs de muren met kleinere dozen erop waar niet op stond wat erin zat; maar geen verdachte.

Brass liep naar de andere kant van de kamer waar - jawel, hoor - weer een deur was, die openstond. Brass deed zijn uiterste best geen geluid te maken en glipte stilletjes door de deur, waarna hij zijn licht liet schijnen door een hobby- ruimte met links van hem een werkbank; aan de muren hing gereedschap, er stond een boormachine, een zaagtafel en een klei- ne werkbank met een slijpmachine en een bankschroef. Achter de werkbank links, achterin de ruimte, wachtte, vanzelfsprekend, weer een deur. Hij snoof de geur van zaagsel op en was al bijna voorbij de werkbank toen hij een klap tegen zijn linkerbeen kreeg, aan de zijkant, net onder de knie, en er een snerpende pijn doorheen schoot. Het pistool en de zaklamp vielen uit zijn handen, zijn wapen kletterde rechts van hem op de grond en de lamp stuiterde ergens vanaf voor hij de grond raakte en rondtollend tot stilstand kwam, met de lichtstraal op hem gericht.

Hij keek omlaag naar het mes dat uit zijn broekspijp stak, terwijl een donkere kring zich verspreidde over zijn grijze broek. Hij verloor zijn evenwicht maar net voor hij daadwerkelijk viel, rolde Dayton onder de werkbank vandaan en gaf hem een kopstoot, waardoor hij achteruit wankelde en sterretjes zag en tegen iets hards aanbotste, waarna hij op de grond viel.

Hij probeerde overeind te krabbelen toen er een klik klonk, waarna er een fel, maar klein lichtje aan ging.

Vlakbij hem stond Dayton - rode spetters in zijn gezicht alsof hij spareribs had gegeten, maar nogal morsig, het wit van zijn ogen fel oplichtend, zijn witte wolventanden ontbloot in een beestachtige grijns - naast de werkbank, waarboven hij net een werklamp had aangeknipt.

Brass was al vaker afkeurend bekeken door daders, maar nog nooit met zoveel verachting en haat als nu.

'Jij... jij... klootzak, imbeciele bemoeial... miezerig ambtenaartje dat je bent... dit is echt de laatste keer dat je mijn leven komt verzieken!'

Dayton dook op hem af, greep het heft van het mes en trok het uit Brass' been, als een gestoorde tandarts die een kies trok. Brass, die een witgloeiende pijn door zijn lijf voelde schieten, schopte desondanks met zijn goede been naar het roodbesmeurde naakte monster, waardoor de moordenaar achteruit viel, en hijzelf de tijd kreeg om zich in ieder geval op een knie op te richten voordat Dayton weer op hem afstormde.

En toen de aanval kwam, bleef Brass laag bij de grond terwijl Dayton zijn mes hief.

Zodra het lemmet in een boog naar beneden flitste, wierp Brass zich naar voren, waardoor het mes langs zijn jasje afschampte en Dayton zijn evenwicht verloor, net op het moment dat Brass zijn schouder tegen Daytons knie ramde.

Brass hoorde een bevredigend gekraak op het moment dat Daytons knie het begaf en de moordenaar dubbelgeklapt van de pijn op de grond viel. Maar toen haalde Dayton met een oerkreet uit naar Brass en met zijn tweeen rolden ze over de vloer, vechtend om het ene mes.

Opnieuw bevond Grissom zich in een donkere kamer en weer knipte hij zijn zaklamp aan.

Deze ruimte was vrij klein, een soort voorraadkelder, en de planken tegen de linkermuur deden hem daar inderdaad aan denken. Op drie van de vijf planken stonden boeken, tijdschriften en plakboeken, waaronder verschillende uitgaven van HALS-misdaden, inclusief de laatste die Perry Bell in eigen beheer had uitgegeven; Grissom stond zichzelf toe om zonder verder onderzoek te veronderstellen dat de andere boeken en tijdschriften hoofdstukken of artikelen bevat over de moorden en de plakboeken knipsels over de hals-zaak.

Op de plank eronder lagen rollen touw en stond een dozijn lippenstiften: Limerick Rose.

Op de bovenste plank stond een rijtje glazen potjes, die je in de doorsnee voorraadkelder niet zo gauw zou aantreffen, behalve misschien op de boerderij van Ed Gein.

In elk potje zat een uitgedroogde, verschrompelde wijsvinger, Op twee na dan.

Een vinger zag er nog redelijk vers uit. Dat was waarschijnlijk die van Perry Bell.

En het vijfde potje van links bevatte geen enkele vinger. Dat zou wel het potje zijn waarin de vinger van Vincent Drake had gezeten voordat hals die naar de Banner had gestuurd, en die hij had opgeofferd om zijn goede naam te redden. Die gedachte was zich nog in zijn hoofd aan het vormen toen hij gestommel hoorde.

Grissom keek in de richting waar het vandaan kwam, waar ook weer een deur zat, dus wat kon hij anders doen dan ook daar doorheen te gaan? In een kleine ruimte als deze had je daar maar drie stappen voor nodig en toen hij de volgende kamer in liep, zag hij een gele lamp die boven een werkbank scheen en de naakte, bebloede Dayton en Brass die, met hun ruggen naar hem toe, worstelden om een mes dat ze beiden stevig vasthielden.

Brass zat ook onder het bloed, wat misschien niet allemaal afkomstig was van Dayton.

Grissom liep de hobbyruimte door, net op het moment dat Dayton, die bovenop zat, een linkse directe plaatste tegen Brass' kin, waardoor de rechercheur met zijn hoofd tegen de betonnen vloer smakte. Brass leek niet buiten bewustzijn, maar was wel, in ieder geval tijdelijk, uitgeschakeld. Nu had Dayton het mes weer voor zichzelf. Hij greep Brass' linkerpols beet en legde de hand op het beton. Hij plaatste het lemmet tegen de wijsvinger, net boven de knokkel, toen Grissom de loop van het pistool tegen Daytons achterhoofd drukte. 'Laat dat mes los,' zei Grissom. Dayton verplaatste het mes naar Brass' keel. 'Achteruit,' zei hals, 'of ik snijd!'

'Als ik vuur,' zei Grissom onverstoorbaar, 'valt er weinig meer te snijden.'

Dayton verstarde.

'Dat is niet alleen maar een theorie,' zei Grissom. hals gooide het mes weg.

Grissom ging iets naar achteren. 'Sta op en leg je handen achter je hoofd.'

Dayton stond langzaam op en spreidde zijn armen wijd uit, alsof hij aan een kruis hing. Toen vlocht de moordenaar heel behoedzaam zijn vingers achter zijn hoofd in elkaar, terwijl hij Grissom uitdagend toelachte. 'Draai je om,' zei Grissom. Dat deed Dayton.

Grissom stopte zijn wapen weg en haalde zijn handboeien tevoorschijn; maar Dayton zakte razendsnel door zijn knieen, sloeg een been naar achteren en maaide Grissoms benen onder hem vandaan. Grissom kwam hard neer op het beton.

Met een been dat pijnlijk klopte krabbelde Brass overeind, gleed uit, en voelde zijn vingers tegen iets kouds aanstoten... ...zijn pistool!

Hij greep het wapen, legde zijn vingers om de greep en wist op een knie omhoog te komen.

Dayton gaf de gedesorienteerde Grissom een vuistslag in zijn gezicht, en nog een, en nog een, maar toen de moordenaar uithaalde voor nog een klap, wist Brass eindelijk overeind te komen en voelde Jerome Dayton voor de tweede keer die dag de loop van een pistool tegen zijn achterhoofd.

'Voor het geval dat je je afvraagt,' zei Brass, 'wat het verschil is tussen mij en Grissom. Hij deed zijn uiterste best je niet te hoeven neerschieten. Jerry, Jerry, Jerry, wil je mij alsjeblieft een excuus geven om dat wel te doen?' Dayton slikte moeilijk.

De gek liet zijn gezonde verstand prevaleren, stak zijn handen in de lucht en bezorgde hen verder geen last meer.

Gezeten in de verhoorkamer was Jim Brass zich continu bewust van het verband onder zijn broekspijp en het trekken van de hechtingen aan zijn huid. Hij zat tussen Sara en Nick in, die de zaak vanuit twee hoeken hadden belicht: de oude en de nieuwe. Voor het eerst sinds de ontdekking van Marvin Sandreds lichaam worstelde Brass niet met gevoelens van woede en/of frustratie. Hij voelde zich prettig - kalm en onaangedaan en klaar om te genieten van zijn wraak als een schotel die het best koud kan worden opgediend.

Aan de andere kant van de tafel staarde een stuurse, zwijgzame Jerry Dayton de rechercheur aan met een dodelijk priemende blik in zijn ogen, maar Brass vond dat alleen maar amusant. Naast Dayton zat advocaat Carlisle Deams, die er zo eerbiedwaardig en gedistingeerd uitzag als de decaan van een universiteit, een blozende studie in grijs (haar, snor, driedelig kostuum), die veelvuldig zijn papieren raad- pleegde, een man die niet in staat leek zijn mond te houden in zijn pogingen om Brass ervan te verzekeren dat zijn client niet van plan was iets te zeggen.

Wat hem verraadde, de "tekenen", zoals ex-gokker Warrick zou zeggen, waren de ogen van de advocaat: donkere, dode bollen die ook van een haai zouden kunnen zijn.

'Mijn client heeft jullie niks te vertellen, begrijpen jullie dat? Niks.' Daytons boeien zaten voor zijn buik (niet de standaard, veiliger achter-de-rugpositie) omdat zijn advocaat erbij was. 'Hij was anders eerst nogal een babbelaar,' zei Brass, 'toen hij nog zonder kleren rondrende, met alleen Mark Browers bloed aan zijn lijf, en een mes in mijn been stak.'

'U zult zich verder dan tevreden moeten stellen met uw herinneringen, hoofdinspecteur,' zei Deams met een onaangenaam lachje. Brass wierp hem zijn eigen vreugdeloze grijns toe. 'Mijn idee van uw client is dat hij heel eigen ideeen heeft. Dit gesprek moet u zien als een beleefdheid van onze kant.'

De dode ogen van de advocaat knipperden. 'Een beleefdheid?'

'Ja, om Jerry de kans te bieden zijn kijk op de zaak te verklaren, om zijn unieke standpunt toe te lichten.'

'De heer Dayton heeft duidelijk een zekere trots in zijn... hobby'

zei Warrick. 'We dachten dat hij ons misschien wel zou willen helpen om onderscheid te maken tussen zijn werk en dat van deze... beunhaas.'

'Maar als u ons daarbij niet wilt helpen, meneer Dayton,' zei Sara, 'is natuurlijk goed mogelijk dat zijn verrichtingen voor de uwe worden aangezien en omgekeerd.'

Dayton trok een diepe rimpel in zijn voorhoofd en de advocaat klopte zijn client op de arm terwijl hij tegen de tegenpartij aan de andere kant van de tafel zei: 'Heel slim, maar uw pogingen om op de trots van mijn client in te spelen zullen zijn standvastigheid niet doen wankelen. Hij heeft u niets te zeggen, noch is hij, of ik, geinteresseerd in wat u mogelijk te zeggen hebt.'

Brass haalde zijn schouders op. 'Ook best. Dan laten we het bewijs in de rechtbank wel voor zichzelf spreken.'

Deams grinnikte droog. 'Ik zal met alle plezier weerwoord geven op de pogingen van de officier van justitie.' Prima.' Brass straalde. 'U tevreden, wij tevreden.' Deams trok een grimas. 'Ik zal u vertellen wat u mijn client ten laste kunt leggen: niet meer dan een simpel zaakje wegens geweldpleging.'

'zo simpel nou ook weer niet,' zei Warrick. 'Hij heeft Mark Brower ontvoerd, zijn vinger afgesneden en had hem vastgebonden in een martelkamer.'

'Mark Brower is zelf naar het huis van mijn client gekomen en heeft hem daar aangevallen.'

Sara moest lachen. 'O, ja? Dus meneer Dayton heeft Browers vinger bij wijze van zelfverdediging afgesneden? En zijn hoofd door een strop gestoken? Het lijkt me bijzonder amusant om u dat voor de rechter te horen verdedigen.'

Dayton keek zijn advocaat fronsend aan, die vervolgens tegen Brass en de anderen zei: 'Wat u verder aan bewijs in de zaak Brower hebt, doet niet ter zake. U kunt toch niet serieus denken dat u mijn client met succes kunt vervolgen wegens zaken die meer dan tien jaar geleden plaatsgevonden hebben?'

'Het dna van de heer Dayton is in die tien jaar niet veranderd,' zei Brass, 'en we hebben zijn dna van toen en nu.' 'Maar je moet niet vragen onder welke omstandigheden dat bewaard is,' zei Deams en hij wuifde dat weg alsof het niet meer dan een lastig vliegje was.

'We hebben een schat aan materiele bewijzen, meneer Deams,' zei Warrick, 'inclusief de vingers die uw client bij zijn slachtoffers geoogsr heeft en die we hebben meegenomen uit zijn keldermuseumpje.'

Zelfs dat verwierp Deams schouderophalend. 'Wij denken dat Mark Brower dat bewijsmateriaal in het huis van mijn client heeft neergezet.'

'Nou, dan moet Brower daar toch hulp bij hebben gehad van uw client,' antwoordde Warrick, 'want alleen de vingerafdrukken van Jerome Dayton zijn op die potjes aangetroffen.' De advocaat maakte een wegwerpend gebaar. 'Indirect bewijs. U hebt verbazingwekkend weinig te bieden. Had u verder nog" iets?' 'U bedoelt, afgezien van uw client die onder het bloed in zijn blote kont rondrende?' vroeg Brass. 'En een politieagent neerstak die op bevel van de rechter ter plekke aanwezig was?' Deams vertrok zijn mond in iets wat geen lach genoemd kon wor- den. 'Mijn client is een... jongeman met problemen. Hij heeft problemen met zijn gezondheid, waarvoor hij medicijnen slikt die met bijzonder veel succes zijn... probleem hebben weten te onderdrukken.'

'De laatste tijd niet meer,' zei Brass.

'We zullen aantonen dat een arts mijn client heeft aangeraden om tijdelijk te stoppen met het slikken van zijn medicijnen, een zogenaamde drug-holiday; dat is heel gebruikelijk voor patienten met een verstoorde chemische huishouding die al jaren medicijnen slikken. Maar achteraf bezien was dat advies misschien wat... ongelukkig.' 'Ongelukkig?' zei Brass. 'Misschien moeten we die arts van u ook maar een dodelijke injectie voorschrijven?'

'Zoiets barbaars zal mijn client niet overkomen, hoofdinspecteur Brass. Ik ben er zelfs vrijwel zeker van dat deze zaak nooit voor de rechter zal komen.'

'Uw client met zijn "probleem",' zei Brass, 'was al eerder opgenomen in een instelling en toch was hij daar binnen drie jaar alweer uit. En nu papa en mama er niet meer zijn om hem in een versufte toestand te houden, is zijn "barbaarse" aard weer bovengekomen. Nee, zelfs al zou u een rechter en een jury ervan kunnen overtuigen

dat Jerry het onderscheid tussen goed en kwaad niet kan maken... en ik erken dat hij een moordlustige psychopaat is... dan nog zal hij in een staatsinrichting worden opgenomen waarbij Sundown in vergelijking op Club Med lijkt.'

Eindelijk verbrak Dayton zijn stilzwijgen; hij sprak drie simpele woorden, gericht tot Brass: 'Ik haat je.'

'dan maak je daar toch lekker je nieuwe hobby van, Jerry,' zei Brass, 'in je nieuwe gecapitonneerde isoleercel.' Dat was de druppel.

Ondanks zijn geboeide polsen dook Dayton over de tafel in de richting van Brass, maar Brass was er klaar voor en glipte kalm opzij, waardoor de moordenaar over de rand van de tafel gleed en per ongeluk zijn advocaat een trap tegen diens hoofd verkocht voordat hij ondersteboven met zijn gezicht op de grond landde. Door de trap had Deams zijn evenwicht verloren en was ook hij van zijn stoel op de grond geduikeld.

Een agent kwam naar binnen rennen, maar Brass wuifde hem weer weg. Hij pakte Dayton bij zijn lurven en trok hem als een grote zak vuilnis omhoog; Warrick verscheen aan de andere kant van de gevangene en samen sleepten ze de versufte Dayton om de tafel heen en plantten hem niet zachtzinnig weer op zijn stoel neer.

Sara was om de tafel heen gelopen om de geagiteerde advocaat weer op de been te helpen. Deans gromde een bedankje en bleef zijn dure grijze pak maar afkloppen, alsof het vreselijk vuil was geworden van zijn uitstapje naar het tapijt van deze brandschone verhoorkamer.

De beide CSI'ers en de hoofdinspecteur Moordzaken leken eerder geamuseerd dan bang of zelfs maar geschrokken van deze halfslachtige aanval van de beruchte seriemoordenaar. 'Jerry,' zei Brass op een toon die meestal gereserveerd wordt voor onhandelbare kinderen, 'je moet die driftbuien van je echt proberen te beheersen. Er komt een dag dat het echt mis gaat en je iets onherstelbaar kapot maakt en dan is het leed niet te overzien.' 'Ik protesteer,' piepte de advocaat. Hij was eindelijk opgehouden met het wegvegen van denkbeeldig stof van zijn kostuum. 'U bent niet in de rechtszaal,' zei Brass. 'Ga nou maar zitten.' De advocaat ademde diep in door zijn opeengeklemde tanden; maar hij ging wel zitten.

Deams wendde zich tot Dayton en zei zachtjes: 'Je hoeft niets te zeggen. Dit gesprek is voorbij zodra wij zeggen dat het voorbij is.' Dayton zat te mokken; hij had een zesjarige kunnen zijn die zijn tranen zat te verbijten. Met een schuine blik naar Brass zei hij tegen zijn advocaat: 'Ik ben niet bang voor hem.'

Deams schudde zijn vinger vermanend heen en weer voor Daytons gezicht. 'Dat zou je wel moeten zijn!'

Dayton dook naar voren en beet in de vinger van de advocaat, net onder het middelste kootje, en hard ook.

Deams schreeuwde het uit en Warrick en Brass kwamen voor de tweede keer naar de andere kant van de tafel, en weer kwam de geu- niformeerde agent die bij de deur postte naar binnen gevlogen, dit keer met zijn pistool in de hand.

Nu Warrick achter hem stond en hem vasthield, ontspande Dayton zijn kaken en kon de advocaat zijn hand wegtrekken. De huid was kapot, maar de vinger was nog intact. 'Je bent mijn vader niet!'schreeuwde Dayton.

De advocaat knipperde met zijn ogen van angst en pijn. 'Jerry, blijf nou rustig, alsjeblieft. Rustig nou. 'Je bent heel erg ontslagen!' 'Toe nou, Jerry...'

'Je wist wat hij me aandeed, Deams, en toch deed je niks!' Dayton probeerde zich los te rukken uit de greep van de onverstoor- bare Warrick. 'Jij had me kunnen helpen! Jij hebt me terug laten gaan naar dat huis. Je hebt nog geluk gehad dat ik jou niet ook als voorbeeld heb gebruikt, advocaatje! Ik wil je niet meer zien.' Deans stak zijn goede hand omhoog en zei: 'Rustig nou, Jerry - je Weet niet wat je doet of zegt. Je bent nu te emotioneel om helder na te kunnen denken. Je moet echt rustig worden en dit rationeel bekijken. Er staat zoveel op het spel...'

'Ja, jouw salaris, geniepige klootzak!' Dayton keek Brass vanaf de Overkant van de tafel aan. 'Laat hem vertrekken. Nu!' Sara stond nog naast de advocaat. 'Zullen we even naar die vinger laten kijken?'

Deams slikte, knikte en liet zich - nadat hij zijn koffertje en papieren onder zijn goede arm had gepakt - door Sara bij de elleboog naar de deur voeren; daar bleef de advocaat even staan om Brass bits toe te voegen: 'Als u dit verhoor van mijn client in zijn huidige psychische staat in mijn afwezigheid voortzet, zal ik...' Hij is uw client niet,' zei Brass.

'Lekker!' gilde Dayton kinderachtig, opeens dikke maatjes met Brass. 'Ik ben je client niet!'

De advocaat hield de hand met de gewonde vinger voor zich uit, alsof een taxi probeerde aan te houden. 'Morgen is hij weer tot bezinning gekomen. Dan krijg ik weer het verzoek om hem te vertegenwoordigen.'

Maar vandaag vertegenwoordigt u hem niet,' zei Brass.'Sterkte met uw vinger.'

Sara begeleidde de advocaat naar buiten. Brass gaf de geuniformeerde agent een knikje, waarop die weer naar buiten stapte. Nu waren alleen Brass, Dayton en Warrick nog over. Daytons ademhaling, die was versneld tot die van een sprinter die de eindstreep passeerde, begon weer tot rust te komen. Zijn schouders ontspanden zich onder Warricks greep en opeens leek het alsof de CSI'er de gevangene een massage stond te geven.

'Het gaat wel weer,' zei hij, omkijkend naar Warrick.

Warrick liet hem los. Dayton bleef gedwee zitten, zijn geboeide handen nu voor zich op tafel. Hij zat een beetje ineengedoken. Hij leek nu heel kalm en een beetje vermoeid.

'jij en ik...' zei hij tegen Brass, 'we mogen dan tegenstanders zijn, 

maar... wij begrijpen elkaar. Wij hebben respect voor elkaar. Toch?' Brass en Warrick wisselden veelbetekenende blikken uit. 'Zeker, Jerry,' zei Brass.

'Ik zal met je praten. Ik zal je alles vertellen wat je weten wilt. Van het begin tot het eind. Oké?' 'Dat zou ik zeker op prijs stellen.'
'Maar alleen aan jou. Niet...' Dayton keek achterom naar Warrick en zei: 'Sorry, hoor, maar met u heb ik verder niks. De hoofdinspecteur en ik kennen elkaar al jaren.' 'Dat snap ik wel,' zei Warrick.
Brass knikte en Warrick liep de kamer uit. Hij zou aan de andere kant van de eenzijdige spiegel meeluisteren en de politieman bij de deur zou ook de wacht houden. Daytons vechtlust was uitgedoofd. Hij wilde alleen nog maar praten. 'Ik haat die vent,' zei Dayton. 'Warrick?'
'Wat? Die lange? Nee, nee, die rotadvocaat van mijn vader. Hij heeft mij naar Sundown gestuurd en dat was een nachtmerrie.' 'O, ja?'
'Opgesloten, platgespoten, geen tv na tienen, alles wat je 'las werd gecontroleerd. Ze hadden zelfs mijn abonnement op de Hustler opgezegd!'
Brass poetste alle ironie uit zijn stem weg voordat hij reageerde: 'Dat lijkt me een nogal wrede en ongebruikelijke straf, Jerry.' 'En weet je wat nog het ergst was?' 'Nou?'
'Er liepen daar alleen maar gekken rond. Iedereen was compleet... gestoord! Weet je hoe het is om de hele dag tussen gekken te zitten?' 'Ik kan me er iets bij voorstellen.' 'Dat denk ik niet.'
'Maar je vader en zijn advocaat hebben je daar ook weer weggehaald. Waarom ben je daar zo kwaad over?'

Dayton schudde zijn hoofd en staarde in de verte. 'Ik had Deams verteld wat mijn vader me had aangedaan, en hij had gezegd dat hij me geloofde, maar dat was denk ik niet waar. Anders zou hij me toch nooit teruggestuurd hebben... daarheen?' Vertel me eens over je vader?' 'Moet dat?'
'Nee. Maar misschien helpt het mij om je beter te begrijpen.' Brass boog zich voorover. 'Wij hebben een band, jij en ik, Jerry. Dat zei je zelf al. Volgens mij begrijp jij mij. Ik moest iemand tegenhouden die heel intelligent en slim was en die slachtoffers maakte. Het is mijn werk om aan dat soort dingen een eind te maken.'
Natuurlijk. Ik... ik was alleen kwaad omdat je... en daar bedoel ik niks beledigends mee...'
'Nee, Jerry. Wij kunnen eerlijk zijn tegenover elkaar.' 'Ik kan niet goed tegen autoritaire figuren.' 'Zoals je vader?'
Dayton zette zijn ellebogen op tafel en legde met rinkelende handboeien zijn handen over zijn gezicht, tussen zijn vingers doorkij-kend. Hij liet een diepe zucht ontsnappen. 'Laten we zeggen dat hij 'Laten we zeggen dat hij niet snel tevreden was.' Brass knikte. 'O ja. Zo één had ik er ook.' 'Werd jij ook vaak gestraft door je vader?'

Hij was streng. En zoals je al zei, Jerry, niet snel tevreden.'
'Maar hij was vast niet zo erg als de mijne!' Hij nam een meedogenloze houding aan en wees naar Brass met de wijsvingers van zijn geboeide handen. 'Je stelt me teleur, jongeman, diep teleur.' Er glinsterende tranen in zijn ogen. 'Wij geven je alles, je krijgt alle kansen en je blijft ons teleurstellen! Je bent een zwakkeling... je lijkt wel een meisje. En weet je wat we met zwakke, kleine meisjes doen, Jerry?' Weet je wat die nodig hebben?'
De hele tijd wezen de vingers beschuldigend zwaaiend naar Brass, die geen door de rechtbank aangestelde psychiater nodig had om een verklaring te bedenken voor de fetisjistische neiging van de moordenaar om de wijsvingers van zijn slachtoffers mee te nemen als gruwelijke souvenirs van zijn triomf over hen.