Als een kille, gure bergwind die over de woestijn van Nevada giert, golfde de paniek door Marvin Sandred.

Eindelijk weer wakker werd hij zich onmiddellijk bewust van zijn totale hulpeloosheid, van iemand achter hem die op zijn kont zat en van een touw om zijn nek dat zijn hoofd achterover trok en hem verstikte. Koude rillingen joegen door Marvins lijf waardoor de strop nog pijnlijker schuurde. Met elke seconde die verstreek, voelde hij hem strakker aanspannen.

Met wild zwaaiende armen probeerde Marvin zijn ademhaling gelijkmatig en onder controle te krijgen. Hij had geen tijd en geen rust om de situatie te beoordelen. Toch wist hij dat hij thuis was, in de woonkamer van zijn bescheiden huis in Las Vegas Noord; op de grond, op zijn buik, met pijnlijke botten en brandende longen, zijn aanvaller schrijlings op zijn rug, terwijl de strop zijn luchtpijp langzaam dichtkneep, en met een ademhaling die, hoe hard hij ook zijn best deed om dat te voorkomen, niet meer dan een hortend, snakkend hijgen was. De kamer stonk naar zijn zweet en het touw leek zijn blaas al net zo hard af te knijpen als zijn keel.

Op de een of andere manier was het ergste van alles, het meest vernederende, zijn naaktheid. Iemand had hem zijn kleren uitgetrokken en hij vocht tegen de aandrang om zijn pis te laten lopen. Rillend van de kou, maar toch zwetend, met handen die machteloos door de lucht fladderden, vocht Marvin Sandred tegen de ademnood, terwijl hij zich tegelijkertijd afvroeg of hij niet gewoon zijn blaas moest laten leeglopen om de enige pijn die hij zelf in de hand had, op te heffen, en ervaarde hij de realiteit achter de abstractie. Dit was paniek.

Paniek, dat woord dat elke dag te pas en te onpas op tv viel, was geen abstractie, maar een maar al te echte emotionele en fysieke toestand. Pure doodsangst; pijn en machteloosheid en angst en wanhoop en, het ergste van alles, hoop. Hij leefde nog. Hij was hier op de een of andere manier in verzeild geraakt en hij kon nog ontsnappen. Hij zou het nog kunnen overleven...

Niet zo lang geleden was Marvin naar de voordeur gelopen na het horen van de bel. Voor het kijkgaatje in de deur had een keurig geklede man gestaan, verzorgd genoeg om een Jehova's getuige of een zendeling van de Mormonen te zijn, alleen kwamen die lui altijd met zijn tweeen en de man voor Marvins deur was alleen geweest. Marvin had langgeleden al geleerd dat er veel dingen in het leven zijn die het individu niet zelf in de hand heeft. Maar een mens was nog wel altijd heerser en meester over zijn eigen huis, hoe armetierig dat ook was, en ongewenste telefoontjes van verkopers en aanbellende vertegen- woordigers waren beledigingen die hij niet hoefde te ondergaan. Had hij verdomme geen  AAN DE DEUR WORDT NIET GEKOCHT-bordje bij de bel?

Marvin beschouwde het karakterloze individu voor zijn deur als de verpersoonlijking van elke inbreuk, elk binnendringen van zijn gekoesterde privacy en een verontwaardigde Marvin Sandred had de deur wijd opengezwaaid om die vent eens goed op zijn bek te slaan en te zeggen dat hij op moest rotten. Maar er was nog geen woord over zijn lippen gekomen toen alles misging, op een afschuwelijke, verschrikkelijke manier...

Hij wist niet of hij nou verdoofd of geslagen was of een klap met een bandenlichter had gehad; misschien zou hij het wel nooit weten. Het enige wat hij nu zeker wist, was dat hij naakt op de grond lag en dat het ruwe tapijt zijn tepels irriteerde, evenals zijn forse buik en genitalien, zelfs nu de strop om zijn keel steeds strakker werd aangehaald. Hij hield op met het zwaaien met zijn armen en probeerde het touw vast te pakken, maar hij kreeg zijn vingers niet onder die verdomde lus... Ook al was zijn aanvaller nu achter en boven hem, toch hield Marvin zijn ogen stijf dichtgeknepen. Dat was zijn instinctieve reactie geweest toen hij wakker werd en merkte dat hij belaagd werd; als hij zijn ogen niet opendeed, redeneerde hij, zou hij het gezicht van zijn tegenstander ook niet zien.

Als hij de man niet zou aankijken, zou de aanvaller hem misschien laten leven; de indringer zou een inbreker kunnen zijn die Marvin misschien bewusteloos op de grond zou achterlaten om later gevonden te worden. Marvin zag echter twee feiten over het hoofd die zijn redenatie onderuit haalden: als hij zijn ogen had geopend, zou het zweet erin gestroomd zijn en zijn zicht belemmerd hebben; en doordat zijn aanvaller schrijlings, als een cowboy, op hem zat, kon Marvin hem toch niet zien.

De aanvaller had de situatie zo volledig onder controle dat Marvin wist dat de man in het zwarte pak de volledige beslissing had over zijn leven of dood.

Er gloorde nog een sprankje hoop in Marvins hoofd... Hij wist dat er een brievenopener op het bijzettafeltje vlakbij hem lag, onder de ochtendkrant en een stapeltje rekeningen. Kon hij daar maar bij. Met zijn ogen nog steeds stijf dicht, graaide Marvin hulpeloos met zijn linkerhand in die richting, maar zijn arm voelde zwaar, alsof hij een ijskast probeerde op te tillen en niet zijn eigen hand. De aanvaller sloeg de arm weg en Marvin kon de kracht niet opbren- gen om hem opnieuw op te tillen...

Terwijl het steeds moeilijker werd om adem te halen en overleven een steeds abstracter begrip werd, kwam er opeens, tussen alle paniekerige plannen om zich op een of andere manier los te werken, een gedachte in hem op. Die gedachte was hoe stom hij was geweest was om uberhaupt naar Las Vegas te verhuizen.

Toen schoot de gedachte aan zijn vrouw Annie hem te binnen: haar knappe, glimlachende gezicht waarmee ze hem zo vaak had aangekeken voordat ze vorig jaar bij hem was weggegaan. Hoewel die gedachten maar een paar seconden duurden, maakten ze een diepe indruk. Marvin besefte dat hij zijn ex nog steeds miste en wilde dat hij slim genoeg was geweest om in Eau Claire te blijven en geprobeerd had om het goed te maken met haar, in plaats van zijn hele leven te vergooien met zijn verhuizing naar de stad van zijn dromen... Hij was zo'n rund geweest. Hij was nog steeds een rund. Dat wist hij wel, zelfs terwijl zijn waarschijnlijk allerlaatste adem uit hem gezogen werd... een godvergeten rund dat zijn pensioen had afgekocht en Annie van zich had vervreemd, op zoek naar een nieuw leven... Marvin Sandred kon zich, zo op het randje van de dood, niet de tijd noch de luxe veroorloven om een uitgebreider, volwassener beeld van zijn leven te krijgen en te ontdekken waar het was misgegaan. Vele wensen waren hem al voorgegaan naar deze droomstad, van BugsySiegel tot Howard Hughes, van Liberace tot Penn en Teller. Marvin Sandred, die vroeger assistent fabrieksleider was geweest hij een staalfabriek in Eau Claire, was een van de honderdduizenden dromers die zich naar de neonoase hadden laten lokken, niet voor een vakantie, maar om er te wonen.

Marvins droom was relatief bescheiden, hoe ongebruikelijk dat ook was voor de dromers in Vegas. Net toen Annie aan haar menopauze was begonnen, had Marvins midlifecrisis zich aangediend en de zesenveertigjarige had het leven opeens door zijn vingers voelen glippen. Kansen en dromen die zich hadden laten verdringen door een leven lang alles te doen 'zoals het hoort'. Marvin was poker gaan kijken op de kabel en was het vervolgens gaan spelen via internet, totdat zijn vrouw op de rem had getrapt, net op het moment dat hij voorzichtig begon te win- nen. Hij was gaan oefenen met een computerspelletje van een paar dollar en dat was hem niet onaardig afgegaan, zodat hij uiteindelijk had besloten dat hij naar Las Vegas wilde om als prof te gaan pokeren. Dankzij zijn afgekochte pensioen had Marvin net genoeg geld om naar Vegas te komen en een aanbetaling te doen op dit bungalowtje; hij had gehoopt dat zijn vrouw het als een nieuwe start zou zien. Ze hadden geen kinderen. Maar ze bleek het als een doodlopende weg te beschouwen. Met de rest van het geld had hij zijn fantasie gefinancierd om de nieuwe Amarillo Slim te worden of de volgende Doyle Brunson. Het was inderdaad al snel bergaf gegaan met zijn droom. Zijn poker- vaardigheid op de computer was een stuk beter dan tegen echte mensen. Na twee toernooien had Sandred een baantje gevonden op de verkoopafdeling van een bedrijf dat lasapparatuur verkocht. Vanaf dat moment was de droom een langzame dood gestorven, terwijl zijn schamele inkomsten allemaal wegvloeiden in de afvoerput van de casino's. Toch had Marvin nooit opgegeven en behield hij zijn ziekelijke gokkersoptimisme tot op het moment dat zijn droom werd opgeslokt door deze onvervalste nachtmerrie, waarin de aanvaller het touw nu nog strakker aantrok.

Marvin voelde zijn hoofd zwaar worden; het gewicht ervan werd naar de grond getrokken maar het touw om zijn nek hield zijn schedel omhoog, al liet een knikkende beweging zijn voorhoofd steeds even langs het ruwe kleed schuren. Gekleurde lichtjes spatten achter zijn oogleden uiteen in een kleine vuurwerkshow en heel even was hij in de stad, in Glitter Gulch, waar de levensgrote Sinatra boven je hoofd 'Luck Be a Lady' zong. Marvins armen waren rubberachtige dingen en tranen vermengden zich met zweet terwijl zijn droom in rook opging en zijn brein zich vulde met een nachtmerrie die niet zou eindigen in wakker worden, maar juist in een diepe slaap. Voor altijd.

En toen de gekleurde lichtjes uitdoofden en plaatsmaakten voor duisternis, zag Marvin Sandred in gedachten Annie droevig glimlachen en haar hoofd schudden terwijl ze, net zoals toen hij vertrokken was, zei: 'Weet je dan niet, Marvin, dat de droom van de èèn de nachtmerrie van de ander is?'

Heel geleidelijk aan ging het uiterlijk van de wijk in Las Vegas Noord over van gezellig in verlopen. De 420 op de radio, de code voor een oproep wegens moord waar op de Strip op zou worden gereageerd alsof het om een presidentièle moord ging, met van alle kanten aanstormende politieauto's met blerende sirenes en flitsende zwaailichten, had hier slechts èèn politiewagen gelokt die zo onopvallend voor het huis geparkeerd stond, dat het leek alsof de bestuurder ervan hier woonde... ... en het geen plaats delict betrof.

En dat was meteen ook de reden voor de aanwezigheid van de chef van de technische recherche van Las Vegas, Gil Grissom, in deze verloederende woonwijk. En niet voor het eerst; het was nog net geen gewoonte, maar er zat absoluut een stijgende lijn in het aantal oproepen in deze buurt.

De doorgewinterde veteraan Grissom daalde op deze probleembuurt neer als de engel des doods, zij het dan eentje in vrijetijdskle- ren, zo'n studie in zwart was hij: zonnebril, polo, katoenen broek en schoenen. Grijs maakte zich echter langzaam meester van het zwarte krullende haar en doorschoot zijn baard die hij had laten staan om tijd te winnen, om daarna te merken dat het ding verzorgen net zo goed tijd kostte. Hij had zich al minstens twintig keer voorgenomen het vervloekte ding er dan maar weer af te scheren, maar hij was niet bereid om er zoveel tijd in te steken. Gil Grissoms werk was zijn leven en zijn werk was de dood. Nick Stokes, die achter het stuur zat, parkeerde de zwarte Tahoe van de technische recherche achter de surveillancewagen; achter hem zette Warrick Brown een tweede Tahoe neer. Grissom en Stokes hadden voorop gereden, terwijl Warrick de wagen had gedeeld met zijn collega's Catherine Willows en Sara Sidle. De gespierde Nick, die in zijn studietijd een fervent sporter was geweest, had kortgeschoren zwart haar en een vlotte lach die niet verraadde hoe serieus hij zijn werk nam. De CSI'er met de forse kaaklijn droeg jeans en een T-shirt met het geborduurde embleem van de LVPD op de linkerborst.

De Afro-Amerikaanse Warrick met zijn groene ogen was lang en slank en had meestal een serieuze blik in zijn ogen, waar af en toe droge humor doorheen flitste. Met zijn loshangende T-shirt en kaki broek leek de soepel bewegende Warrick relaxter dan Nick, maar Grissom wist dat beide jonge mannen zeer alert waren en kende hen als uitstekende analisten en toegewijde, harde werkers. Sara Sidle, nog scherper dan haar twee mannelijke teamgenoten, droeg haar schouderlange donkere haar los en had het liefst gemakkelijke kleren aan, zoals het lichtbruine T-shirt en de bruine broek vandaag. Toch was ze op haar manier net zo aantrekkelijk als Catherine Willows, een roodharige schoonheid met de gebeeldhouwde trekken van een fotomodel en het slanke, welgevormde lichaam van een danseres. Met haar zeegroene mouwloze T-shirt en donkerblauwe linnen broek leek Catherine nog steeds meer op de stripdanseres die ze ooit was geweest dan op de eersteklas wetenschapper van nu.

Hoewel ze normaal de nachtdienst draaiden, werkten Grissoms mensen deze week over om het tekort aan mankracht vanwege vakanties en getuigenissen van collega's bij rechtszaken te helpen opvangen. Normaal gesproken arriveerden deze CSI'ers altijd midden in de nacht op een plaats delict, maar dit keer stond de zomer- zon bij hun aankomst al hoog aan de wolkenloze hemel. De hitte was droog maar niet drukkend, heel toeristvriendelijk. Grissom zette zijn zonnebril af en bekeek de bungalow: klein en nog vrij goed onderhouden, vooral voor deze buurt. De kleine voortuin werd doorsneden door een schots en scheef liggend tegelpaadje dat langs een stalen vlaggenmast naar de openstaande voordeur leidde. Er hingen twee slappe vlaggen aan op deze windloze dag: een Amerikaanse vlag bovenaan en eentje van de Green Bay Packers footballclub. Op een korte, met grint bestrooide oprit aan de zijkant van het huis stond een donkerblauwe Chevy van begin jaren negentig. Hoewel het huis door veel andere huizen omringd werd, vond Grissom het er op de een of andere manier eenzaam uit.

De stoep voor het huis, weerkaatste de hitte maar het huis zelf weerkaatste treurigheid.

Terwijl Grissom uit de Tahoe sprong zag hij vanuit zijn ooghoek een burgerauto, een zwarte Ford, aan de overkant van de straat tot stilstand komen. Hij bleef even staan om over zijn schouder te kijken hoe er een rechercheur uitstapte, een lange slungel van ruim een meter negentig in een slecht zittend grijs pak, Bill Damon. De politieman was nog achter in de twintig en werkte een jaar of vijf, zes bij de politie van Las Vegas Noord. Dit was zijn eerste jaar als rechercheur. Hoewel zijn broek altijd een centimeter of wat te kort leek en zijn jasje ruim genoeg was voor een man die twee keer zo groot was, paste Damon de functie als gegoten. Hij mocht dan nog niet zoveel ervaring hebben als rechercheur, maar hij was een prima diender, met het hart op de juiste plaats.

Hoewel Las Vegas Noord meer dan honderdduizend inwoners had en zijn eigen politieafdeling - had de technische recherche van de stad heel Clark County als werkterrein, wat inhield dat de CSI'ers zo nu en dan moesten samenwerken met andere rechercheurs dan die van hun eigen bureau. Grissom was Damon al een keer of wat eer- der tegengekomen maar altijd als assisterend rechercheur, nooit als eerstverantwoordelijke.

Damon stak bij het oversteken van de straat zijn hand al uit naar Grissom; lange, slanke vingers met grote, knobbelige knokkels. 'Gil,' zei hij, terwijl ze elkaar de hand schudden, 'dat is alweer een tijdje geleden.'

'Dat is het zeker,' zei Grissom met een neutrale glimlach. 'Heb je al binnen gekeken?' vroeg Damon.

De CSI-chef schudde van nee. 'We zijn er net. Het enige wat we weten is dat het een 420 is.'

Damon haalde zijn schouders op. 'Dan weet je net zoveel als ik. Laten we dan maar eens poolshoogte gaan nemen.' 'Dat kan nooit kwaad.'

Terwijl Grissoms team hun spullen uit de kofferbak haalde, kwam er een gedrongen, klein uitgevallen agent in uniform vanaf de voor- deur van de bungalow op hen aflopen. Hij had een balpen in zijn ene hand en een notitieboekje in zijn andere. Op zijn naamplaatje stond logan. Hij was een Afro-Amerikaan van een jaar of veertig en droeg zijn haar kortgeknipt, wat de hier en daar opduikende plekjes grijs tot een minimum beperkte. Hij kwam maar net boven de minimaal vereiste lengte uit, waardoor de lange Damon nog veel groter leek.

Logan knikte naar Grissom maar richtte zich tot de rechercheur van zijn eigen bureau.

'Ha, Henry,' zei Damon.

'Ha, Bill.'

Tot zover de koetjes en kalfjes.

Logan trok een grimas en knikte over zijn schouder naar het huis. 'Ik heb hier een smerig zaakje voor je. Een kerel die is vermoord in zijn eigen zitkamer, maar zitten kan hij niet meer.' 'Bent u binnen geweest?' vroeg Grissom.

Logan knikte schouderophalend. 'Geen zorgen, het bewijsmateriaal ligt nog op jullie te wachten, meer dan genoeg. Ik heb alleen gekeken of er niemand meer was en of de moordenaar echt vertrokken was. Naar binnen en via dezelfde weg weer naar buiten.' 'Mooi zo,' zei Grissom, weer naar het huis kijkend. Er was geen hordeur en de voordeur stond wijd open. 'Heeft u die deur opengezet?' vroeg Grissom. 'Jezus, natuurlijk niet. Zie ik eruit alsof. 'Hebt u dit al eerder gedaan? Een plaats delict ontruimen?' 'Ik heb mijn portie lijken door de jaren heen wel gehad. En dit is niet het soort lijk waar je onverwacht over struikelt; je ziet die vent meteen liggen vanaf de voordeur. Hij is zo dood als een pier.' Grissoms glimlach was zo klein dat die dat predikaat bijna niet verdiende. 'Het kan me niet schelen bij hoeveel moordzaken u al aanwezig bent geweest. Ons slachtoffer verdient meer respect dan hij van u krijgt.'

Logan keek de CSI'er aan alsof hij een buitenaards wezen was. 'Weet je zèker dat hij dood is?' vroeg Damon. Logan keek de rechercheur een tikje neerbuigend aan. 'Hè, ik doe dit werk al heel lang, Bill. Zoals ik al zei: deze kerel is zo dood als... maar zijn kan. Anders had ik echt wel een ambulance laten komen om hem op te halen. Ga zelf maar kijken.'

Maar Grissom was nog niet tevreden met de informatie die hij had. 'Hoe is de melding binnengekomen?'

'De buurvrouw,' zei Logan, met zijn duim over zijn schouder wijzend. 'Zij kwam naar buiten om de post te halen...' Logan wees naar een rijtje brievenbussen langs het trottoir. 'Ze keek deze kant op,' vervolgde de agent, 'en zag dat de deur openstond. De vent die hier woont...' Hij keek even in zijn notitieboekje. 'De vent die hier woonde, Marvin Sandred, was overdag meestal naar zijn werk. Dus toen de buurvrouw, ze heet...' Weer raadpleegde hij zijn aantekeningen. '... Tammy Hinton, de deur open zag staan, is ze even gaan kijken. Na èèn blik op het lijk heeft ze ons gebeld.'

'En zij zei dat het Sandred was?' vroeg Grissom. Ja.

'We moeten haar spreken.'

'Ja,' zei Damon, alsof hij iedereen, inclusief hemzelf, er even aan wilde herinneren dat hij de leiding had, 'we moeten meteen maar even met haar gaan praten.'

'Dat doe ik wel,' zei Logan, maar hij schudde zijn hoofd. 'Ik weet alleen niet of dat veel zin heeft op dit moment. Ze was nogal van slag, daarom heb ik haar ook naar huis gestuurd. Is er nog meer wat ik kan doen?'

'Nee, Henry' zei Damon. 'Bedankt.'

Logan keek Grissom met een frons aan. 'Met alle respect, doctor Grissom, ik weet wie u bent, dat weet iedereen, maar ik stel het niet echt op prijs dat u mij de les probeert te lezen.' Op vlakke toon zei Grissom: 'Gebruik dan ook geen uitdrukkingen als dood als een pier als u een slachtoffer van moord beschrijft.' Logans verontwaardiging ging over in schaamte. 'O, ja, okè. Dat is duidelijk. Kunnen we nog wel door èèn deur?' 'Nog wel,' zei Grissom.

Logan liep naar het huis van de buurvrouw en Damon vroeg: 'Ben je er klaar voor?' Ja.

Grissom liep op het huis af, de andere CSI'ers en de agenten van het bureau van Las Vegas Noord in zijn kielzog. Over zijn schouder zei hij: 'Nick, jij neemt de achtertuin en Warrick, jij de voorkant.' 'Is goed, Gris,' zei Nick. Warrick knikte slechts.

De twee gingen elk een andere kant op en Grissom, Catherine en Sara, gevolgd door rechercheur Damon, liepen verder en beklommen de twee treden die naar de voordeur leidden. Bij de drempel bleef Grissom staan. 'Sara,' zei Grissom, terwijl ze allemaal hun latex handschoenen aantrokken, 'wil jij kijken of er vingerafdrukken op de deurbel te vinden zijn?'

Ze knikte en deed een stap opzij. Net als de andere CSI-ers had ze haar op een gereedschapskist lijkende koffer met het materiaal voor sporenonderzoek bij zich. Ze zette hem op de betonnen stoep neer en ging aan de slag. Grissom liep als eerste door de voordeur met Catherine pal op zijn hielen; Damon bleef op de stoep hangen om te kijken hoe Sara aan de slag ging. Hij probeerde een praatje te maken waar zij niet erg actief op inging.

Het huis was donker; de gordijnen zaten dicht en het licht was uit. Desondanks kon Grissom in het schemerduister zien dat de woonkamer aan de rechterkant lag, dat de keuken zich achter een deur achterin bevond en dat een gang achter de woonkamer naar de slaapkamers en de badkamer leidde.

Catherine, die nu naast hem stond, klikte haar zaklamp aan. Ze konden het licht niet aandoen voor alle schakelaars en de plaatjes eromheen op vingerafdrukken waren onderzocht. Met de straal scheen ze op de deuropeningen waarna ze hem op het lijk rechts van hen richtte.

De woonkamer stonk naar de dood in het algemeen; naar zweet, urine en ontlasting in het bijzonder. Met zijn schaarse inrichting van goedkoop meubilair - een bank, een salontafel, een tv in een van de hoeken en een aantal bijzettafeltjes - maakte de kamer al net zo'n eenzame indruk als het huis van de buitenkant had gedaan. Een schemerlamp op een van de bijzettafeltjes leek de enige potentiële lichtbron, afgezien van een klein raam achter de dichtgetrok- ken gordijnen. Op de salontafel lagen kranten, wat post en een aantal bakjes waarin afhaakten had gezeten; verder was de kamer leeg, afgezien van het lijk dat uitgestrekt in het midden op de grond lag.

Het eerste wat Grissom opviel, was een plasje bloed bij een van de handen waarvan de wijsvinger geamputeerd was. Grissom trok zijn eigen minizaklamp tevoorschijn en scheen ermee rond, maar de vinger lag nergens. Misschien had de moordenaar hem als souvenir meegenomen.

'Ik ga met het lichaam aan de slag,' zei Grissom, 'terwijl jij de rest van het huis doet.'

Catherine keek op het slachtoffer neer. 'Ga je gang... Hij had het ook bepaald niet voor het zeggen toen hij doodging.' 'Lijkt erop alsof we hier iets belangrijks hebben,' zei Grissom, met zijn zaklamp rond het lichaam schijnend om te voorkomen dat hij bewijsmateriaal zou verstoren als hij dichterbij kwam. Catherine trok een wenkbrauw op. 'Denk je?' Ze draaide zich naar de hal toen ze rechercheur Damon eindelijk het huis binnen hoorde komen. Hij bleef meteen weer staan en huiverde, met neusgaten die zich even opensperden voor hij ze snel bedekte. 'Woeha, dat is niet misselijk.'

'Het slachtoffer heeft zich bij het sterven ontlast,' zei Grissom zakelijk.

Tussen de uitgespreide benen van de man lagen uitwerpselen in een plas urine. Grissom was hier allang aan gewend, maar wat hem het meest zorgen baarde, was dat de sterke geur ervan andere, subtielere en belangrijkere luchtjes kon verdringen.

Vanuit de gang zei Catherine: 'Ik begin wel in de keuken.' Zwaaiend met haar sporenkoffer verdween ze door de deuropening. Alle kleur was uit het gezicht van de rechercheur weggetrokken; misschien had het woord 'keuken' hem in deze context geen goed gedaan.

'Ben ik hier nog nodig?' vroeg hij, hoorbaar slikkend. 'Je zou alleen maar in de weg lopen,' zei Grissom. 'Ik bedoel, het is mijn plaats delict.

Grissom keek hem vastberaden aan. 'Nee, dat is het niet. Het is de mijne. Laat mij hem nou maar onderzoeken, dan praten we straks wel verder. Buiten.'

De rechercheur had geen zin hier dieper op in te gaan; hij sprintte zowat de voordeur door.

Grissom richtte zijn aandacht weer op het lijk op de grond en begon zich een beeld te vormen van de situatie. Een blanke man van tussen de vijfenveertig en vijftig schatte hij; het slachtoffer was naakt, lag languit op zijn buik, met een touw om zijn nek. De wijsvinger van zijn rechterhand was afgesneden en, naar het leek, meegenomen. Het hoofd van de man lag opzij, wat Grissom een blik bood op een veelbetekenend detail dat de moordenaar had aangebracht: de lippen van de overledene waren met knalrode lippenstift gestift.

Een technisch rechercheur was altijd op zoek naar een kenmerkende werkwijze, maar zelden was een handtekening zo expliciet. De anders zo onaangedane Grissom voelde een huivering door zich heen trekken, die niets te maken had met angst of afkeer; hij besefte alleen dat hij hierover zou moeten bellen. Dit raakte een vriend van hem. Maar hij verloochende zijn ware aard niet en ging eerst aan het werk.

Het slachtoffer was waarschijnlijk verstikt, maar Grissom was wel zo verstandig om dat alleen voorlopig als werkhypothese mee te nemen. Hij liet de beslissing over de definitieve doodsoorzaak aan de lijkschouwer over.

Grissom haalde zijn camera uit zijn roestvrijstalen koffertje en begon foto's te nemen. Eerst fotografeerde hij de kamer, vervolgens het lijk en daarna nam hij close-ups van het lichaam. Dat kostte tijd maar hij had al lang geleden geleerd geduldig te zijn, en ook al raasden er allerlei gedachten door zijn hoofd, hij hield zich aan de richtlijn van snel-maar-niet-gehaast. Hij verdrong het telefoontje dat hem boven het hoofd hing naar een hoekje van zijn geest en ging door met zijn werk.

Na een tijdje kwam Sara de kamer binnen. In tegenstelling tot de rechercheur reageerde zij in het geheel niet op wat een gewone burger als stank zou beschouwen, maar wat voor een professionele technisch rechercheur doodnormaal was. Er gleed slechts een spoortje van droefheid - ook een beroeps mocht best medeleven voelen - over haar mooie, brede mond.

'Ik heb een gedeeltelijke afdruk van de bel gehaald en een paar van de deurknop,' zei ze.

'Het is een begin,' zei Grissom. 'Waar is Catherine mee bezig?'

Grissom keek haar aan met iets van ondeugendheid in zijn lachje. 'De vrouw hoort in de keuken.'

Ze grijnsde en liet een snuivend lachje horen. 'Dat mocht je willen. .. Dit is geen... gewoon geval, hè?' 'Dat klopt.'

'Maar er gaat geen belletje rinkelen. Bij jou wel?'

'Bij hem des te harder,' zei hij, met een knikje naar het slachtoffer, maar verder zei hij niks.

Sara verwachtte dat ook niet en drong niet aan. In plaats daarvan zei ze: 'Zal ik dan naar de rechercheur en die agent toe gaan? Ze verhoren de buurvrouw en ik wil graag haar vingerafdrukken

nemen, zodat we haar kunnen uitsluiten. Die afdruk bij de bel zou van haar kunnen zijn.'

'Zou kunnen. Doe maar.'

'Er is nooit een prettige manier, hè?'

'Waarvoor?'

'Om vermoord te worden.'

'Nee,' gaf Grissom toe. 'Maar deze lijkt me wel een van de minst wenselijke.'

'Lijkt me ook,' zei ze en vertrok.

Hij lachte bij zichzelf, tevreden dat de plaats delict haar in het geheel niet leek te schokken. Hij had Sara persoonlijk uitgekozen toen een van hun collega's tijdens het werk was gedood en vervangen moest worden; zij was een van zijn studenten geweest die had uitgeblonken tijdens zijn werkgroepen. Ze had indruk op hem gemaakt en hij had haar deze baan aangeboden; ze had hem niet teleurgesteld.

Soms was hij wel teleurgesteld in zichzelf, aangezien zijn genegenheid voor deze slimme jonge vrouw hem een paar keer bijna over de grens van het professionele had gesleept. Dat was een grens die Gil Grissom niet wenste te overschrijden. De chef richtte zijn aandacht weer op het dode lichaam. Er lag een plasje van een of andere vloeistof op de rug van het slachtoffer en hij boog zich voorover om het beter te kunnen bekijken.

Kleine zwemmertjes, dacht hij, terwijl hij een foto nam van het sperma dat zich in het kuiltje onderaan de rug van het slachtoffer verzameld had. Hij legde de camera weg en nam een monster van het vocht om het later op dna te kunnen testen. Toch zat iets aan het monster hem niet lekker; het was een onderdeel van de aanpak van de moordenaar dat hij herkend had, maar toch klopte er iets niet. Opeens wist hij het: het vocht op de rug moest suggereren dat de moordenaar over het slachtoffer had gemasturbeerd, maar het sperma lag als een keurig plasje op dat ene plekje op de rug van het slachtoffer.

Het is erop geschonken, dacht Grissom met een grimmig lachje. Als de moordenaar geëjaculeerd zou hebben in een ziekelijke opwinding die gepaard ging met de moord, zou het resultaat echt geen keurig klein plasje zijn geweest. Waarschijnlijk zouden er dan her en der druppels en spetters hebben gelegen... Hij deed het spermamonster in een zakje, maakte nog wat laatste foto's, nam een monster van het bloed op het tapijt en liep nog een laatste keer om het lichaam heen op zoek naar sporen. Hij vond niets. Het laatste wat hij deed was voorzichtig het touw verwijderen en het in een zak stoppen. Nadat hij zijn eerste kennismaking met het lichaam beëindigd had, haalde hij zijn mobiel tevoorschijn en belde een bekend nummer.

Na twee keer overgaan zei een barse stem: 'Jim Brass.'

'Ik heb iets wat je moet zien,' zei Grissom, zonder zich eerst bekend te maken. 'Het valt niet onder jouw jurisdictie, maar het zal je zeker interesseren.'

'Leuk, Gil, maar heb je niet gehoord dat ik vakantie heb?' 'En je neemt het er zeker echt van?'

Stilte. Nee, geen stilte; Grissom, speurder die hij was, ving een zucht op.

'Je weet net zo goed als ik,' zei Brass, 'dat ik me kapot verveel.' 'Weet je, mensen die voor hun werk leven horen eigenlijk andere uitlaatkleppen te zoeken.'

'Wat? Zoals insecten verzamelen zeker? Waar bel je voor, Gil?' 'Een ouwetje maar niet leuk; die hebben we niet samen gedaan... dat was voor onze tijd samen.'

'Waar hèb je het over?' 'Die ene zaak die je nooit vergeet - je eerste.' In de lange stilte die volgde, kwam er geen zucht. Nog geen ademtocht. Alleen maar ijzige stilte.

Toen zei Brass: 'Je hebt het zeker niet over mijn eerste zaak toen ik nog in Jersey zat?'

'Nee. Er is hier in Las Vegas Noord een moord gepleegd die enkele opvallende kenmerken deelt met je andere eerste zaak.'

'Jezus! Waar ben je precies?'

'Nog maar aan het begin.'

'Ik bedoel het adres!'

'O,' zei Grissom en hij gaf het hem.

'Twintig minuten,' zei Brass en verbrak de verbinding.

De hoofdinspecteur Moordzaken was er in een kwartier.

Vanuit de openstaande voordeur keek Grissom hoe Brass' auto tot stilstand kwam en de rechercheur uitstapte en het gazon over liep als een man met een missie. Wat hij ook was, veronderstelde Grissom.

De gedrongen, droefkijkende Brass - die normaal altijd in pak liep, ongeacht het weer - was komen opdagen in een spijkerbroek met een blauw overhemd waarvan de bovenste knoopjes openstonden.

Logan, de geîniformeerde agent, liep naar buiten om Brass op de stoep tegen te houden, denkend dat er een familielid of een andere burger aankwam. De rechercheur liet zijn penning zien maar Logan leek niet onder de indruk.

'Wat brengt u naar deze verre oorden, hoofdinspecteur?'

Grissom stak zijn hoofd naar buiten en riep: 'Hij hoort bij mij, agent. Het is in orde.'

Logan, die blijkbaar geen zin had in een conflict met Grissom, zuchtte en knikte en liet Brass door.

'Je had wel even kunnen aankondigen dat ik eraan kwam,' klaagde Brass.

'Mmmm, ja, ik werk nog aan mijn sociale vaardigheden,' zei Grissom.

'Echt? En lukt het een beetje?'

Schouderophalend liep Grissom weer naar binnen en deed een stap opzij, zodat Brass het lijk kon zien.

De rechercheur wierp er een langdurige blik op en schudde toen zijn hoofd. Het bloed was uit zijn gezicht weggetrokken en zijn ogen stonden wijdopen en knipperden niet. 'Wel heb ik...' 'Is het hals?' vroeg Grissom.

Catherine kwam terug vanuit de keuken, haar koffer in haar gehandschoende hand en met de andere hand naar achteren gebarend. 'Ik heb niks anders dan vuile vaat gevonden...' Toen ze Brass zag, viel ze stil en knipperde ze. 'Had jij geen vakantie?' Brass knikte. 'Klopt.' Zijn droeve ogen richtten zich op Grissom. 'Het lijkt in ieder geval verdacht veel op het handwerk van hals. 'hals?' vroeg Catherine, terwijl ze naar hen toe kwam lopen. Met zijn drieën omsingelden ze het lijk; het kon geen kant op. Brass sloot zijn ogen en raakte met de duim en middelvinger van zijn rechterhand de brug van zijn neus aan. 'Jij hebt destijds niet aan die zaak gewerkt... misschien zat je toen nog wel op het lab. Ik weet het niet.'

Catherine keek Grissom aan en kneep haar ogen samen alsof ze wilde zeggen Help me eens op weg. Grissom haalde natuurlijk alleen zijn schouders op.

'Je hebt me er vast wel eens over horen praten,' zei Brass. 'Mijn eerste zaak hier? Nooit opgelost? Veel speculaties in de pers? De ergste seriemoordenaar in de geschiedenis van Las Vegas? Smeris die het onderzoek leidde een ondeskundige idioot uit New Jersey? Klinkt dat bekend?'

'De politie werd afgemaakt door de kranten,' zei Catherine, hardop denkend. 'Ze gebruikten de initialen H punt A punt L punt S punt.' 'Huisbezoek,' zei Grissom, 'Aftuigen en Laten Stikken.' 'Ik heb wat labwerk voor die zaak gedaan,' zei Catherine. 'Ik zat toen ook in de nachtploeg. Was het geen zaak van de dagploeg?' 'Ja. Het is alweer een jaar of tien, elf geleden.' Brass wreef over zijn voorhoofd. 'Ik was net overgeplaatst vanuit het oosten. Ik verkeerde nog in shocktoestand na mijn... mijn scheiding. Ik was nog niet bepaald ingewerkt in het wereldje hier.'

'Wat ik er nog van weet is vrij vaag,' moest Catherine bekennen.

'Meer van de tv en de kranten dan van onze eigen mensen.'

'Veel media-aandacht,' zei Grissom, 'maar in die dagen hadden we dat nog redelijk zelf in de hand. En goddank is de nationale pers er nooit bovenop gesprongen.'

'Ja,' zei Brass, 'we hielden de pers er zoveel mogelijk buiten. Mijn collega van toen, Vince Champlain, wilde de boel niet in de war schoppen.'

'Dat is mooi,' zei Catherine. 'Ik wou dat ons dat tegenwoordig nog lukte.'

'Vince leidde het onderzoek,' vervolgde Brass. 'Hij ging ervan uit dat hoe meer er in de krant zou komen, hoe meer idioten wij op ons dak zouden krijgen. Schijnt erbij te horen. Natuurlijk kregen we onze portie toch wel. Er waren ruim twintig gekken die de moorden probeerden op te eisen.'

'En geen daarvan leek de echte dader?' vroeg Catherine.

Brass schudde zijn hoofd. 'Neuh, de gebruikelijke halve garen.

Seriebekenners.'

'Wat hadden jullie wel?' vroeg Catherine.

Met een duistere, verslagen glimlach keek Brass haar aan en zei: 'Slachtoffers, die hadden we. Vijf stuks; allemaal mannen, allemaal blank, allemaal van gevorderde middelbare leeftijd en allemaal aan de zware kant...'

Alsof het zo gechoreografeerd was, keken ze alle drie als èèn man naar het dode lichaam.

'... en allemaal gewurgd met een omgekeerde schuifknoop.' Catherine fronste. 'En wat is dat precies?'

'Een knoop, een strop de verkeerde kant op,' zei Grissom. 'Het gaat erom welke kant van het touw je aantrekt om de strop aan te halen. Deze knoop is andersom... en hij wordt nergens voor gebruikt, behalve voor jojo's.'

Catherine wendde zich weer tot Brass en vroeg: 'En waren er serieuze verdachten?'

'Toen we begonnen enorm veel, maar uiteindelijk wisten we het terug te brengen tot drie,' zei Brass. 'Ik had mijn favoriet, Vince had de zijne en dan was er nog een derde die er veelbelovend uitzag, alleen geloofden we allebei niet dat hij de moorden had gepleegd.'

Grissom wees naar het lijk en zei: 'We doen het volgerde: we gaan dit aanpakken zoals alle andere moordzaken.'

Brass knikte en vroeg toen: 'Wil je dat ik begin met het natrekken van onze oude verdachten?'

Grissom keek hem lang en onderzoekend aan. 'Eerst even een vraagje.'

'Dan een antwoord.' 'Moet jij dit wel doen?'

'Niet dan?' zei Brass, iets harder dan normaal. 'Jim,' zei Catherine, 'je loopt hier al een hele tijd mee rond. Objec- tiviteit...'

'Kan mijn kloten kussen,' reageerde hij fel, maar hij leek zich daarvoor meteen te schamen.

Grissom keek zijn vriend onderzoekend aan. 'Dus jij bent onze Kapitein Ahab in deze zaak?'

'Laten we stellen,' zei Brass, 'dat ik van plan ben deze vis te vangen.' Aha,' zei Grissom dubbelzinnig.

'En verder,' zei Brass iets rustiger en hij slikte, 'zullen we dit, zoals jij zegt, behandelen als iedere andere moordzaak.' Grissom zocht Catherine's blik. Haar ongeloof bleek duidelijk uit haar brede lach.

'Kom op, nou,' zei Brass verontschuldigend. 'Jullie houden me toch wel bij de les? Jullie zorgen toch wel dat ik...' 'Objectief blijf?' opperde Catherine. 'Vind je dat nou echt een goed idee, Jim?' Maar haar vraag was duidelijk voor Grissom bedoeld.

Grissom negeerde dat en zei tegen Brass: 'Lijkt het jou op de een of andere manier mogelijk dat de gelijkenis met de hals-zaken toevallig is?'

'Zo noemde de pers ze, hè?' reageerde Catherine.

'Ja, en het is geen toeval.' Brass wees naar het lijk. 'Als dit niet de echte handtekening van die vent is, is het in ieder geval een na-aper die een verdomd goede imitatie ten beste geeft.'

'Hoezo?' vroeg Catherine.

Brass haalde zijn schouders op. 'Als het een imitator is, weet hij meer dan wat er in de kranten heeft gestaan.'

Catherine knikte. 'Je hebt dingen achtergehouden, zodat je de valse bekentenissen eruit zou kunnen halen. Natuurlijk...' 'Of dit nou een herleving van het verleden is of een hedendaagse copycat,' zei Grissom, 'we zullen alle hulp nodig hebben die we kunnen krijgen.'

Catherine haalde diep adem en liet die weer ontsnappen. 'Nieuw of oud, dit is een nietsontziende moordenaar.'

Grissom keek de hoofdinspecteur Moordzaken aan. 'Valt je iets op, Jim? Jij bent tenslotte een veteraan op het gebied van de halszaken.'

Brass liep dichter naar het lichaam toe, hurkte erbij neer, stond na een tijdje weer op en keek Grissom aan.

'Hoe graag ik de kans ook zou krijgen om de oorspronkelijke hals te grijpen, ik denk toch dat we hier met een na-aper te maken hebben.'

Grissom en Catherine keken elkaar aan. 'Waarom?' vroeg Grissom.

'Het lijkt geïnsceneerd. Er is bijvoorbeeld niet genoeg bloed.' Catherine staarde naar de stollende plas op het tapijt. 'Hoezo niet?' 'Bij die vijf eerdere plaatsen delict,' zei Brass, en zijn ogen kregen een getergde uitdrukking, 'zaten de spetters overal. Hier is daar geen sprake van.'

'Bloedspatten,' zei ze tevreden; dat was tenslotte haar specialiteit. 'Waren de vingers in die andere gevallen afgesneden voor de slachtoffers dood waren?'

'Precies,' zei Brass, tevreden dat ze begreep waar hij heen wilde. 'Hier lijkt dat na het intreden van de dood gebeurd te zijn. Bij een levend slachtoffer zou er een aanzienlijke hoeveelheid bloed in het rond gespat zijn en hij zou waarschijnlijk met zijn verminkte hand in het rond gezwaaid hebben, waardoor het bloed nog verder verspreid zou zijn.'

'Inderdaad,' zei Brass met een knikje. 'En verder is er ook iets niet in orde met het sperma op zijn rug.

Daar sprong Grissom meteen op in met zijn eigen theorie en hij eindigde met: 'Dat is altijd moeilijk te bepalen met ejaculaat op de plaats delict; veel hangt af van de positionering van het slachtoffer en het functioneren van het lichaam van de dader. Maar dit ziet er bijna uit alsof het... erop geschonken is.'

'De moordenaar had het sperma in een bakje van thuis meegenomen?' zei Catherine. 'Of misschien was de dader een vrouw die het spul wel moest meebrengen.

'Zou allebei goed kunnen,' zei Brass. 'Een copycat die koelbloedig een misdaad ensceneert; de echte misdrijven kwamen echt uit de passie voort van een moordenaar die zich... daar helemaal aan overgaf.'

'Precies,' zei Grissom. 'Toch komt deze plaats delict wel heel dicht in de buurt van het origineel, hè?'

'Ja,' zei Brass. 'Afgezien van de details waar we het net over had- tien... absoluut.'

'Als het om een imitator gaat, beperkt dat ons onderzoek wel heel prettig.' Grissom gebaarde naar het lichaam. 'Wie had er zoveel informatie over de moorden?'

Het gezicht van de rechercheur betrok door gedachten. 'Tja, de moordenaar natuurlijk... de rechercheurs die aan de zaak werkten, wijzelf... en een stel krantenmensen.' 'Wie precies?' vroeg Catherine.

'Twee misdaadverslaggevers van de Las Vegas Banner. Perry Bell en David Paquette. Indertijd ontvingen zij de originele hekelbrieven van hals. Ze hebben zelfs een boekje in elkaar geflanst over de zaak.'

'Is Paquette geen redacteur van de Banner vroeg Catherine. 'Nu wel. Paquette lijkt aan het langste eind getrokken te hebben dankzij het succes van het boek. Hij kreeg de baan als redacteur, maar toen kreeg Bell zijn eigen column.' De twee CSI'ers knikten.

Iedereen die in Las Vegas bij de politie werkte kende Bell en zijn column, Belletje Trekken. Grissom had geen hoge pet op van het schrijftalent van de man, maar dat gold wat hem betrof net zo goed voor Walter Winchell en Larry King. Maar deze columnist had wel de reputatie dat hij integer was en er werd gezegd dat hij zijn bronnen nooit verraadde, dat hij over geen enkel onderwerp zijn mond voorbijpraatte, wat verklaarde waarom hij al zo lang zo succesvol was. Als een politieman Bell iets in vertrouwen vertelde, bleef dat onder de pet totdat de bewuste agent toestemming gaf om het af te drukken.

'Ik denk dat ik maar eens een praatje ga maken met de journaille,' zei Brass.

Catherine wees naar het toegetakelde lijk. 'Denk je dat Paquette of Bell tot zoiets in staat zijn?'

Brass haalde zijn schouders op. 'Gacy was een clown, Bundy een rechtenstudent, Juan Corona een aannemer die meer dan twintig mensen voor de lol en de winst vermoordde. Je weet nooit waar mensen toe in staat zijn, maar èèn ding weet ik wel: als we deze zaak als een gewone moordzaak behandelen, zijn Perry Bell en Dave Paquette verdachten. Dus ga ik een praatje met ze maken.' Ze riepen de andere politiemensen en technisch rechercheurs bij elkaar, terwijl ambulancemedewerkers het huis ingingen om het lichaam mee te nemen.

Damon keek geërgerd naar Brass. 'Wat doe jij hier, Jim?'

Brass wilde al iets zeggen maar Grissom besloot als scheidsrechter op te treden.

'Ik heb hem gebeld,' zei Grissom. 'Als adviseur. Hij heeft een aantal jaren geleden een zaak gedaan die overeenkomsten vertoonde met deze.'

'Wat voor overeenkomsten?' vroeg Damon. 'In alles hetzelfde,' zei Grissom. 'Ook moord?'

'Moorden,' zei Brass. 'Een seriemoordenaar.' 'Hou toch op,' zei Damon. 'Dit is Hollywood niet.' 'Komt het hier in Las Vegas Noord dan zo vaak voor,' vroeg Catherine, 'dat er lijken opduiken met een grijns van lippenstift en sperma op hun rug?'

Damons mond viel open maar er kwamen geen woorden uit. 'Het is een dader die zich hals noemt,' zei Grissom. Dat trok Damons aandacht pas echt. Hij bleef lange tijd stil, slikte en zei toen: 'Jezus, zeg, dat weet ik nog wel. De kranten stonden er vol mee toen ik nog studeerde. Verdomme, man, denk je echt dat hij de dader is?'

Grissom en Brass keken elkaar aan; de CSI'er haalde zijn schouders op. 'Dat weten we niet. Hij is al een jaar of elf niet meer actief geweest. We zullen zien.'

'Dan werk je wel onder mij neem ik aan,' zei Damon. 'Ik bedoel, dit is mijn zaak.'

Weer begon Brass iets te zeggen en weer sneed Grissom hem de pas af. 'Natuurlijk.'

Nou... okè dan.' Damon knikte, zette zijn handen in zijn zij en stak zijn borst vooruit. 'Dat is dan in ieder geval duidelijk. Mooi.'

Grissom wendde zich tot zijn team en vroeg: 'En?'

'Achter het huis was niks te vinden,' zei Nick.

'In de voortuin ook niet,' zei Warrick. 'Ik heb wel een gedeeltelijke voetafdruk gevonden, maar die hoeft hier niks mee te maken te hebben.'

'Maar het kan wel,' zei Grissom.

'Het kan wel,' zei Warrick met een vreugdeloze grijns.

'Ik heb vingerafdrukken genomen bij de buurvrouw,' zei Sara.

' Maar volgens haar heeft ze de bel en de deurknop niet aangeraakt.

Ze zei dat ze alleen maar naar binnen heeft gekeken, "het gruwelijke geval' heeft gezien en het alarmnummer heeft gebeld.'

Er kroop een glimlach om Grissoms mond, een kleintje. 'Mogelijke vingerafdrukken, mogelijke voetafdrukken, dna-bewijsmateriaal...

We zijn wel eens met minder van start gegaan. En we hebben een overeenkomst met eerdere zaken. Wat zeggen jullie ervan, mensen?

Zullen we onze netten uitgooien en een moordenaar binnenhalen?'

Een van de aantrekkelijke kanten aan het wonen in Las Vegas, wist hoofdinspecteur Jim Brass, was dat als je even weg wilde van alles en iedereen en anoniem in de massa op wilde gaan, dat ook kon. Je hoefde alleen maar naar de Strip te gaan.

Hoe raar het misschien ook leek, maar het drukste stukje Vegas was, voor inwoners althans, de makkelijkste plek om je te verstoppen. Sommige inwoners werkten er natuurlijk wel; maar degenen die dat niet deden, meden de plek alsof het een stukje woestijn was dat voor kernproeven werd gebruikt. En dat gold net zo hard voor de vrije tijd van degenen die er wel werkten.

Per slot van rekening kwam de nimmer aflatende geldstroom op de Strip wel uit de zakken van bezoekers. Als de inwoners uit eten wilden of zelfs wilden gokken, hielden ze zich verre van die gigantische neonbijenkorf waar de toeristen het geld uit de zak werd geklopt en zochten ze een plekje op in de minder trendy, en minder dure, hoekjes van de stad.

Was het Sherlock Holmes of misschien Poe's Dupin die zei dat de beste plaats om je te verstoppen in het volle zicht is? Die regel maakte de Strip tot een perfecte plaats voor het gesprek van Brass en Grissom met Perry Bell en David Paquette van de Banner. De rechercheur en de CSI'er liepen hier weinig kans iemand tegen te komen die hen alle vier zou kennen en in dit stadium leek het Brass geen slecht idee om niet te veel aandacht te trekken. Het zat hem wel dwars dat hij dit onderzoek van start moest laten gaan met een gesprek met vertegenwoordigers van de media, aangezien het doel om dit moordonderzoek volgens het boekje te doen tevens betekende dat ze zo lang mogelijk buiten de radar van de pers moesten blijven.

Terwijl ze de trap afliepen van de parkeergarage van de Sphere, zei Brass tegen de technisch rechercheur: 'Ik wil je niet afhouden van je kostbare tijd in het lab.'

Grissom haalde zijn schouders op. 'Ik had het idee dat je graag wilde dat Catherine en ik je een beetje in de gaten hielden bij deze zaak.' 'In welk opzicht?'

'Om je ervan te weerhouden je harpoenen te vroeg te werpen, Ahab.'

'Hou toch op, Gil. Hoe lang zit ik nou op deze zaak? Een uur? En nu verdenk je me er al van.

'Een uur op deze zaak?' Grissoms glimlach was vriendelijk en in het geheel niet spottend. 'Is het niet eerder tien jaar, of meer?' Brass voelde een opwelling van warmte voor zijn vriend en collega; een niet zo gebruikelijke emotie tussen de twee, althans niet een die ze zichzelf zo vaak toestonden te voelen.

Toch kon de rechercheur niet voorkomen dat iets ervan doorklonk in de plagerig bedoelde opmerking die hij nu tegen Grissom maakte: 'Dus ik kan echt op je rekenen, hè Gil?' Zonder aarzeling, maar zonder Brass aan te kijken, antwoordde Grissom: 'Altijd.'

Restaurant Raw Shanks zat weggestopt in een achterafhoekje van het casino. Het was compleet in jaren vijftig stijl ingericht, van het servies tot en met de menu's en de zingende obers en serveersters die Elvis, Little Richard en Fats Domino-nummers aan de lunchende klanten voorschotelden.

Een klein serveerstertje met pijpenkrullen en een stem als een klok stond de klassieker At Last van Etta Jones te galmen terwijl Grissom en Brass tegenover elkaar aan een tafeltje in een nis in een van de hoeken gingen zitten, zo ver mogelijk van de karaokende serveerster vandaan. Een ober met een pompadoerkapsel waar een zestienjarige Frankie Avalon jaloers op zou zijn geweest, bracht hun koffie terwijl ze wachtten tot de mannen van de krant kwamen opdagen. In een tent die zo onophoudelijk amusement aanbood, zou geen enkele inwoner bij zijn volle verstand uit vrije wil neerstrijken. 'Een suggestie?' zei Grissom vragend. 'Ga je gang.'

'Laten we de imitatortheorie nog even voor ons houden.' Brass knikte. 'Ja. Goed idee. Het lijkt me interessant om hun reacties te peilen.'

De rechercheur had nog niet de helft van zijn koffie op toen de misdaadverslaggever Perry Bell vanaf het tafeltje van de gastvrouw naar hem wuifde. Er stonden twee andere mannen achter hem: David Paquette, de stadsredacteur van de Banner, en Bells onderzoeksassistent, Mark Brower.

De hoofdinspecteur kende Bell en Paquette al bijna elf jaar en Brower had hij een jaar of zeven geleden ontmoet, toen de man zijn baan als Bell's assistent had gekregen. Of waren het er alweer acht? Brass zuchtte inwendig toen het hem opeens trof hoe de jaren hem door de vingers glipten en hoe vers de oude hals-zaak nog aanvoelde. Brower had ongetwijfeld alle verhalen over hals gehoord, maar hij was er destijds niet bij geweest. De man was begin dertig en moest nog op de school voor de journalistiek hebben gezeten, of misschien zelfs nog op de middelbare school, toen de misdrijven werden gepleegd.

De gastvrouw, die Sandra Dee moest voorstellen (het toeval wilde dat een van de obers net Bobby Darins Splish Splash inzette), praatte met Bell, die naar Brass wees en vervolgens langs Gidget heen naar de tafel schommelde, met Paquette en Brower achter zich aan. Bell was een en al glimlach maar Brass niet. Hij vroeg zich af waarom Brower erbij was. Hij had Bell toch gezegd dat hij hen beiden, Bell en Paquette, allèèn wilde spreken?

Perry Bell, kort en dik met een dik bruin toupet met een scheiding aan de linkerkant, zag eruit alsof hij in het discotijdperk was blijven steken, getuige het bruine pak met de brede revers en zijn gele overhemd, waarvan de bovenste drie knoopjes openstonden zodat een hanger in de vorm van een davidster tussen het borsthaar te zien was. De enorme openstaande boorden van het overhemd staken als reuzenvleugels uit het jasje tevoorschijn.

Bell had een betonblok van een hoofd met een dikke kwak losse specie als neus. Zijn donkere, diepliggende ogen gluurden tussen brede, zware wenkbrauwen vandaan en toen hij op hen af liep verscheen er een brede, zij het ongelijke en door de tabak verkleurde, lach om zijn mond.

'Heb je een primeur voor me, Jimbo?' zei Bell en hij stak zijn hand uit.

Ja, ja, dacht Brass, wat ben je toch een vlotte jongen.

'Alles op zijn tijd,' zei Brass en hij schudde de vochtige hand waarna hij hem weer teruggaf aan de eigenaar.

'Het moèt wel iets interessants zijn,' zei Bell en hij schudde Grissom ook de hand, 'als je de opperhoofdman van de technische recherche meeneemt. Goed je te zien, Gil.'

Het enthousiasme ontlokte een kort knikje aan Grissom. 'Jullie kennen mijn baas en maatje Dave hier allebei wel.' Ook de redacteur kreeg een knikje.

Paquette had ondeugende blauwe ogen en een vlotte lach; zijn blonde haar was al lang geleden naar het zuiden gevlogen om te overwinteren en leek niet van plan weer naar het noorden terug te keren. Maar Brass had het gevoel dat de jovialiteit van de redacteur en de columnist nogal geforceerd was, zowel tegen elkaar als tegen Brass en Grissom.

Hoewel Paquette en Bell collega's waren geweest in de tijd dat hun boek HALSmisdaden was verschenen, waren ze daarna elk een heel andere weg ingeslagen. De laconieke Paquette, altijd lachend en tevreden met zijn lot, was nu de baas van zijn oude makker, die meer dan tien jaar geleden een hit had gehad waarna de naald was blijven hangen. Zijn misdaadcolumn had een kortstondige vlucht genomen en was destijds aan verschillende landelijke bladen verkocht, waarna hij weer een voortijdige landing had gemaakt in de plaatselijke krant. Misschien werd Bell's column wel nog steeds geplaatst dankzij de goedheid van zijn oude vriend.

Brass en Grissom schudden ook Paquette en Brower de hand. Grissom ging nu naast Brass zitten en Bell en Paquette namen tegenover hen plaats. Brower trok een stoel bij van de tafel ernaast. Brower was stevig en gespierd wat niet bepaald de norm was bij het zittende krantenvolk. Hij droeg zijn donkerbruine haar kort; zijn donkere ogen en de denkgroef tussen zijn dikke wenkbrauwen suggereerden ernst en zijn dunne, bijna liploze mond gaf hem iets dierlijks, vooral als hij lachte. Hij werkte al een hele tijd voor Bell en genoot hetzelfde vertrouwen van Brass als zijn baas. Toch bleef Brower naar Brass' idee een ongenode gast wat dan ook het eerste onderwerp van gesprek werd.

'Je moet het niet persoonlijk opvatten, Mark,' zei Brass en wendde zich vervolgens tot Bell, 'maar wat doet hij hier?'

De lach van de verslaggever verbleekte. 'Verdorie, Jim. Hij... hij is mijn assistent. Mark gaat altijd overal mee naartoe, dat weet je toch?'

'Dacht je dan dat ik alleen maar gezellig wilde babbelen?'

Bell wierp een snelle blik naar Paquette en Brower. 'Is dat dan niet zo?'

Brass keek de misdaadverslaggever een tijdlang alleen maar aan. 'Doet je scanner het niet meer?' 'Jawel. Hoezo?'

'Heb je de 420 in Las Vegas Noord vanmorgen dan niet gehoord?' Natuurlijk kenden de krantenmensen de radiocode voor moord. Bell haalde zijn schouders op. 'Ja. En? Na die eerste oproep kwam er niets meer. Ik ging ervan uit dat er nog wel wat zou komen als er iets bijzonders aan de hand was. Gaat het daarover?' 'Het is niks voor jou om een moord in een woonwijk over te slaan, Perry...' Brass probeerde zijn toon neutraal te houden, nonchalant zelfs. 'Waar was je vanochtend mee bezig?'

De verslaggever leek niet in de gaten te hebben dat hij ondervraagd werd. 'Ik heb voornamelijk op kantoor gezeten.' 'De hele ochtend?'

Nu leek Bell pas te merken dat hij werd verhoord.

Schrik maakte plaats voor woede en hij stond op het punt iets te zeggen, toen hun tieneridoolober naar hen toe kwam en een kop koffie voor Bell en de anderen neerzette en die van Brass en Grissom weer volschonk.

'Iemand iets eten?' vroeg de ober.

'Nee,' zei Brass en wuifde hem weg.

De damp sloeg van de koffie af maar ook van de verslaggever. 'Wat is dit in vredesnaam voor een flauwekul, Brass?' Bell hield zich plotseling in - hij had bijna zitten schreeuwen - en keek om zich heen, maar geen van de andere gasten leek iets gehoord te hebben boven het lawaai van het restaurant en het zingende personeel uit. 'Ik bedoel, dat kun je toch niet serieus menen, Jim? Word ik soms ergens van verdacht? Wat voor moord was dat trouwens vanochtend?'

Brass zei niets.

Met een doordringende blik boog Paquette zich voorover. 'Luister, hoofdinspecteur, als je een van mijn werknemers ergens van beschuldigt, doe het dan via de geëigende kanalen en haal ons niet met een of ander lullig smoesje naar een restaurant.' 'Er is niks lulligs aan moord,' zei Grissom met een strakke blik. 'Hoofdinspecteur Brass heeft uit beleefdheid voor deze informele setting gekozen.'

Brass stak zijn hand in de lucht en zei: 'Nee, Gil, Perry en Dave hebben eigenlijk wel gelijk.'

De redacteur en de columnist ademden als twee lekgeprikte banden uit en gingen, voorlopig gerustgesteld, verzitten en wachtten op wat Brass nog meer te melden had. Brower keek vanaf de zijlijn stil maar aandachtig toe.

De rechercheur vermande zich, nam een flinke slok koffie en keek Bell onderzoekend aan, zich afvragend hoeveel hij de verslaggever precies wilde vertellen.

Ten slotte zei hij: 'Sorry, Perry... Dave. We kregen er vandaag een op ons bordje waardoor ik nogal op scherp sta. Het spijt me als ik buiten mijn boekje ben gegaan tegenover jullie. Ik stel onze samenwerking zeer op prijs. Schrijf het maar toe aan de spanning.' De twee verslaggevers haalden hun schouders op, toevallig precies in de maat met de ober die net All Shook Up van Elvis zong. 'Maar,' zei Brass, 'als deze zaak in de krant komt, heb je de poppen pas goed aan het dansen.'

Bell was zijn woede alweer bijna vergeten en greep in zijn binnenzak naar pen en papier. 'Nou, laten we dan maar snel ter zake komen.'

Brass hield zijn handen in de lucht, alsof hij overvallen werd. 'Dat is het hem nou juist: ik wil niet dat het al in de krant komt.' De verslaggever verstijfde even en haalde toen zijn hand weer uit zijn jasje. Leeg. 'Maar waarom zijn we dan hier, Jim, als we er toch niet over kunnen praten?'

Voor het eerst sinds tijden wenste Brass dat hij niet was gestopt met roken. 'Omdat ik vertrouwelijk met jullie wil praten.' 'Hoofdinspecteur,' zei Paquette geërgerd, 'we zijn voorstanders van samenwerking met de autoriteiten, maar net zoals u uw werk moet doen, moet ik dat ook. We hebben een verantwoordelijkheid ten opzichte van onze lezers.' Jullie hebben een verantwoordelijkheid ten opzichte van mij,' zei Brass, 'en in dit geval weegt die zwaarder.' De redacteur schudde het hoofd, 'Zoveel zijn we je niet verschuldigd.'

O, nee? vroeg Brass, Mijn medewerking bij een bepaalde zaak heeft jullie een bestseller opgeleverd. Waar jullie allebei je carriëre aan te danken hebben.'

'Wat?' riep Bell. 'Moeten we je daar een wederdienst voor bewijzen?'

'Precies,' zei Brass.

Paquette moest daar even over nadenken, maar zei toen zei hij: 'Als het zo'n grote zaak is... en je hebt onze hulp nodig, in die mate zelfs dat we het recht hebben op informatie van het publiek moeten opschorten... dan willen we daar natuurlijk wel wat voor terug. Iets meer dan het oude nieuws van wat je lang geleden,ooit voor ons gedaan hebt.'

Brass en Grissom keken hem allebei alleen maar aan.'Als het zover is,' zei Paquette, zijn handen plat op de tafelrand, 'willen we de exclusieve rechten.'

Brass voelde zich kwaad worden en begon al iets te zeggen, maar Grissom legde een hand op zijn arm. 'Kan niet,' zei Grissom, 'dat mag niet eens.' Iedereen aan tafel wist dat de twee ambtenaren nooit exclusieve rechten op zo'n grote zaak zouden mogen verlenen; maar door in te zetten op de hele taart verwachtte Paquette blijkbaar het grootste stuk binnen te kunnen halen.

Brass liet zich enigszins vermurwen. 'Een voorsprong van vierentwintig uur.'

Paquette dacht daar even over na en knikte toen.

'Waar gaat het over?' vroeg Bell naar voren leunend. Hij kon de opwinding in zijn stem niet verbergen. Afgezien van een uiteenzetting over misdaad in het rapwereldje nadat Tupac Shakur was neergeschoten, was er geen enkel verhaal van Bell meer in de landelijke bladen verschenen sinds het HALS-boek.

Nu kon de columnist uit Brass' gedrag gemakkelijk afleiden dat het hier om iets heel groots ging.

'Je moet me beloven, Perry,' zei Brass, 'dat je nog geen tipje van de sluier oplicht voordat ik je toestemming heb gegeven. En dat geldt voor jullie alle drie. Je mag het verhaal heel bescheiden in de krant zetten, gewoon wat nieuwsfeiten, maar het hoofdaspect moeten we afzwakken, helemaal verzwijgen zelfs.'

Bell keek hem nadenkend aan, zijn gezicht èèn groot vraagteken, maar hij zei helemaal niets; hij knikte alleen maar om aan te geven dat hij akkoord ging.

'Als je me tegenwerkt,' zei Brass met een glimlach die niets vriendelijks had, 'is de medewerking uit het verleden definitief verleden tijd.'

'Ho even, Jim,' snauwde de verslaggever, 'wanneer hebben wij jou voor het laatst een loer gedraaid?'

Brass veegde met zijn hand over zijn voorhoofd. Nu deed hij dit werk verdorie al eeuwen, maar hij zat te zweten alsof hij nog een groentje was. Hij had deze mensen nodeloos tegen zich in het harnas gejaagd, terwijl ze altijd zijn medestanders waren geweest. 'Je hebt gelijk,' zei Brass, 'jullie hebben nooit iets achter mijn rug om gedaan. Laat ik jullie een vraag stellen: hoe lang geleden is het nu, die hals-zaak?'

De verslaggever, die blijkbaar dacht dat dit weer een toespeling was op de medewerking die Brass aan Paquette en hem verleend had bij het schrijven van hun boek, trok zijn wenkbrauwen op en schokschouderde. 'Wat zal het zijn? Tien, elf jaar?' Bell keek Paquette aan op zoek naar bevestiging. De redacteur knikte. 'Elf. Toen het begon.'

'Voor deze stad is dat iets uit een grijs verleden,' zei Bell. 'Waar wil je met die vraag naartoe?'

Drie serveersters zongen My Boyfriend's Back (And Youre Gonna Be In Trouble).

Brass nam een slokje van zijn koffie en liet zijn blik van Bell naar Paquette glijden en weer terug. 'We hebben ons altijd afgevraagd waarom hij er destijds mee is gestopt. Was hij omgekomen bij een auto-ongeluk. Was hij ergens opgepakt? Was hij verhuisd en is hij ergens anders doorgegaan?' Dat laatste in ieder geval niet, dat weet jij ook,' zei Bell.

'Zelfs nu nog houd ik zaken in andere staten in de gaten om te zien of zijn aanpak ergens opduikt. Ik bedoel, zo'n duidelijk visitekaartje kom je toch niet vaak tegen?' Niet moeilijk te herkennen,' gaf Brass toe.

'Wat zou je ervan zeggen als zijn aanpak weer was opgedoken?'

'Dan zou ik willen weten waar,'zei Bell. 'Welke staat, welke stad, welk land misschien zelfs.' 'Nevada,' zei Grissom, 'Las Vegas Noord. De Verenigde Staten.'

'Onzin.., begon Bell, maar toen duwde hij zich een eindje van de tafel af. 'Jullie maken toch een grapje, he?' 'Vond je deze bijeenkomst tot nu toe erg lollig?' zuchtte Brass 'Die aanpak?' zei Bell 'Diezelfde aanpak. In Las Vegas Noord, vanochtend?'

Brass knikte naar Grissom. We komen net van de plaats delict en het lijkt wel heel erg op het handwerk van HALS.'

'Niet te missen,' zei Grissom.

Brower had nog niets gezegd tot nu toe maar nu schoof hij dichterbij, net als Bell en Paquette. Hun ogen lieten Brass niet los, wachtend op meer, als coyotes die de geur van bloed hadden opgesnoven. De blik van de rechercheur kaatste van Bell naar Paquette en weer terug toen hij zei: 'We willen met jullie praten, omdat niemand zoveel van die zaak, die moorden, afweet als jullie.. En, Mark, eerlijk gezegd is dat ook de reden dat ik geergerd was door jou aanwezigheid; het is niks persoonlijks. 'Dat snap ik,' zei Brower

Maar Bell had zijn stekels alweer opgezet. 'Dus daarom behandelde je me als een verdacht! Omdat ik dat ook ben. Maar luister eens even, Brass, jij wist net zoveel, meer dan Dave en ik. Jij en Vince Champlain waren onze belangrijkste bronnen!' 'Daar zit wat in,' zei Parquette. 'Laten we de politie nou maar even buiten de kring van verdachten houden, heren,' zei Grissom. 'Wat krijgen we nou?' barstte Bell uit. 'De Grote Gil Grissom die van veronderstellingen uitgaat? Ik dacht dat jij meneer Volg-Het-Bewijs-Waar-Dat-Ook-Toe-Leidt was. Behalve in deze zaak zeker, als je maatje Brass erbij betrokken is...'

Het sierde Grissom dat hij rustig bleef. Hij vond de pers hoogst irritant en op zijn lijstje van impopulaire zaken kwamen deze direct onder politiek en politici.

Brass, die dat wel wist, kwam tussenbeide. 'Jullie hebben helemaal gelijk, jongens. Vince Champlain en, inderdaad, ondergetekende wisten meer over deze zaak dan wie ook.'

'De tienduizenden die ons boek gelezen hebben,' zei Paquette, 'wisten ook alle details van de zaak, van de naakte slachtoffers tot die aparte knoop. Mark heeft Perry en mij zo vaak bij een biertje over deze zaak horen wauwelen dat hij ook wel op jullie verdachtenlijst mag, neem ik aan. En misschien ook die Hollywood-producent die een optie op ons boek nam en...'

'De moordenaar,' zei Brass, 'weet meer dan er in jullie boek staat. Hij kent de details die jullie beloofd hebben nooit publiek te zullen maken.'

Bell knipperde. 'Hoeveel... weet deze moordenaar dan precies?' 'Alles, tot in het in het kleinste detail,' zei Brass. 'En wat betreft het toevoegen van de heer Brower aan onze lijst van verdachten: dat zou me een waar genoegen zijn. Hoeveel hebben jullie hem eigenlijk verteld?'

'Ho, wacht eens even, Jim,' zei Brower. 'Als je wilt weten hoeveel ik weet, vraag dat dan gewoon aan mij!'

Paquette stak zijn hand sussend op naar Brower. 'Mark weet meer dan er in het boek stond, maar hij weet niet alles. De dingen die Perry en ik aan niemand zouden vertellen voor de moordenaar gepakt was, hebben we ook niet aan hem verteld. Die hebben we aan niemand verteld.'

Brass keek de redacteur een paar tellen indringend aan en richtte zijn blik toen op Bell die bevestigend knikte.

Bell boog zich weer wat dichter naar hen toe. 'En het afsnijden.

Maar Brass legde Bell met èèn blik het zwijgen op.

De rechercheur keek naar Brower en daarna weer terug naar Bell, die de boodschap begreep.

'Mark is wel mijn onderzoeksassistent' klaagde de verslaggever. Hoofdschuddend zei Brass: 'Je mag echt niemand over die twee achtergehouden feiten vertellen. Zelfs niet nu het al zo lang geleden is. Vooral nu niet.'

De achtergehouden details, bedoeld om nepbekenners te kunnen strikken, waren het sperma op de rug van het slachtoffer en de afgesneden (en meegenomen) vinger. Die belangrijke details kenden Brass en Grissom allebei en Paquette ook. Het was belangrijk om dat kringetje zo klein mogelijk te houden en dat betekende dat Mark Brower daar niet in opgenomen mocht worden. 'Ik weet het,'zei Bell gegeneerd en gefrustreerd. 'Ik weet het...'

Een van de serveersters zong Connie Francis' Who's sorry now?.

Brass vroeg nog eens nadrukkelijk: 'Dus geen van Jullie beiden heeft met wie dan ook over een van beide details gepraat?' Paquette schudde het hoofd. 'Er heeft al jaren niemand meer naar die zaak gevraagd. Oud nieuws.'

'Ik praat er nog wel regelmatig over voor groepen,' zei Bell. 'Het afgelopen jaar zelfs nog. Ik heb het boek laten herdrukken, weet je, via zo'n print on demand formule. Ik heb een paar dozen vol in mijn kofferbak zitten, je kunt het zo via Amazon bestellen en...'

Het leek erop dal Bell zich in het regionale lezingencircuit had gestort, waarbij hij zelfs naar verre steden als Los Angeles reide om te leuren met zijn herdruk in eigen beheer. Triest, zoals de zaken gelopen waren: Paquette publicatie van het boek gebruikt om er plaatselijke bekendheid mee op te bouwen, wat uiteindelijk had geleid tot een redacteursfunctie; maar de carriëre van de kleine, mollige Bell, die een stuk minder telegeniek was dan Paquette, was gestrand en hij hoopte die nu met de door hemzelf bekostigde herdruk weer vlot te trekken. Maar Brass wist dat daarvoor meer nodig zou zijn en dat het te laat was om zo'n kwijnende carriëre nog te redden. Dat de verslaggever nu het lezingencircuit aanboorde en zijn boekjes vanuit de kofferbak van zijn auto probeerde te slijten in een poging om meer bekendheid te genereren om zo zijn column niet kwijt te raken, was eerlijk gezegd nogal zielig. Lunchlezingen voor de Rotary, leesgroepjes van de bibliotheek en zo nu en dan een praatje voor een museum zouden het vuurtje dat al nooit zo enthousiast had gebrand, echt niet meer doen oplaaien.

'... maar natuurlijk heb ik het nooit gehad over de dingen die we stil zouden houden,' zei Bell.

'Is het boek een gewijzigde herdruk?' vroeg Grissom. 'Ik heb er een nieuwe inleiding bij geschreven maar voor de rest hebben we de oorspronkelijke versie gebruikt. Het is niet opnieuw gezet of zo.'

Achter Brass' ogen klopte een pijnlijk plekje dat zich uiteindelijk tot een echte hoofdpijnaanval zou ontwikkelen. Hij had al jaren last van dat soort aanvallen; ze waren ongeveer begonnen ten tijde van zijn bemoeienis met de hals-zaak.

'Of iemand heeft informatie gelekt, of hals is terug en heeft zijn werkwijze niet veranderd.'

Brass keek naar hun gezichten. Paquette leek druk bezig de informatie te verwerken terwijl Bell diep geschokt leek. Aan Brower viel niets af te lezen; die had altijd dezelfde aandachtige, serieuze uitdrukking op zijn gezicht. Een tijdlang zei geen van de mannen iets. Paquette was degene die de stilte uiteindelijk verbrak. 'Heb je je ouwe makker Vince al gesproken? Misschien heeft hij wel gekletst.' 'Dat is ook nog een mogelijkheid,' stemde Brower in. Brass' stem klonk kil en hard. 'Luister eens, Mark, jou zal ik het niet kwalijk nemen. Jij was nog niet eens begonnen bij de Banner toen Vince al met pensioen was. Maar Dave, jij weet beter. Vince heeft altijd gedeugd. Hij heeft nooit iets gedaan waarmee hij een onderzoek in gevaar zou kunnen brengen, nooit.'

'Maar natuurlijk zullen we wel met hem gaan praten,' zei Grissom onverstoorbaar. 'Je hebt gelijk dat hij op de lijst van verdachten hoort te staan.'

Brass draaide zich met een ruk naar de csi-chef om. 'Dit is een onderzoek als elk ander,' zei Grissom. 'We zullen met iedereen gaan praten van wie we het idee hebben dat hij ons verder kan helpen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog een stuk of zes anderen op het bureau die wellicht toegang hebben gehad tot de achtergehouden informatie over de volledige aanpak van hals.' 'Klopt!' zei Paquette en hij klikte met zijn vingers. 'Onder wie werkten jij en Champlain destijds ook alweer? vroeg hij aan Jim. 'Onder degene die toen sheriff was,' zei Brass, 'maar die is intussen dood.'

'En Conrad Ecklie?' wilde Bell weten. 'Die leidde toen de dagploeg. Hij wist er ook van.'

'We zullen ook met hem gaan praten,' zei Grissom, Brass, die wist dat Ecklie en Grissom elkaar rauw lustten, dacht bij zichzelf: Iemand zal met Ecklie gaan praten, maar Gil niet. 'Graaf even diep in jullie geheugen, mensen,'zei Brass. 'Ik heb Grissom in vertrouwen genomen. Hij heeft destijds maar een paar kleine klusjes in deze zaak gedaan. Misschien hebben jullie ook iemand in vertrouwen genomen maar zijn jullie dat vergeten. Hoe dan ook, denk er nog even goed over na.' De journalisten verzonken in gedachten.

'Ik kan jullie verzekeren,' zei Brass, 'dat we de onderste steen boven zullen halen.'

Paquette en Bell wierpen hem woedende blikken toe.

'Sorry, zo bedoelde ik het niet... Ik bedoel alleen dat we er alles aan zullen doen om deze vent te pakken te krijgen en snel ook. Als het echt hals is, weten we waartoe hij in staat is. Als hij van plan is om hetzelfde kunstje nog eens te herhalen, dan betekent dat dat er hierna nog vier slachtoffers zullen volgen.'

'Jezus,' zei Brower.

'Als het een nieuweling is met een soortgelijke werkwijze...' Brass liet zijn woorden even in de lucht hangen voordat hij eraan toevoegde: 'Maar laten we niet te ver vooruit kijken. Hoe dan ook, we moeten die vent zo snel mogelijk te pakken zien te krijgen. Ik weet dat het sensationeel nieuws is, maar we moeten zelf de touwtjes in handen houden, zeker zo vroeg in het onderzoek.' Bell keek zijn kompanen even snel aan, waarop ze hem allebei nauwelijks merkbaar toeknikten. Er werd stilzwijgend gecommuniceerd tussen de drie.

'Als we je ergens mee kunnen helpen, Jim, geef je maar een gil,' zei de verslaggever vervolgens. 'We zullen alles doen om je te helpen.'

'Bedankt.'

'Maar,' en Paquette schudde waarschuwend met zijn wijsvinger, 'dan moet je ons wel beloven dat we die voorsprong van vierentwintig uur krijgen.'

Brass knikte en Grissom zei: 'Dat valt wel te regelen.'

De Elvis-ober stond Jailhouse Rock te zingen toen Brass en Grissom het restaurant verlieten.

Vince Champlain en zijn tweede vrouw woonden in een zelfstandige wooneenheid van het verzorgingscomplex Sunny Day in Henderson.

Bij de poort werden Brass en Grissom aangehouden door een bewaker die hun legitimatie controleerde en hun namen op zijn klembord noteerde. Brass en Grissom kenden Sunny Day, omdat Catherine en Warrick hier onlangs een aantal moorden hadden onderzocht van patiënten die langdurige zorg kregen.

Sunny Day, dat niet ver van Lake Mead Drive lag, bestond uit twee gebouwen. Het linker gedeelte herbergde zelfstandige wooneenheden en in de hoogbouw aan de rechterkant werden woonvormen aangeboden in combinatie met verschillende vormen van zorg. Voor bejaarden was Sunny Day absoluut het einde, of het absolute einde, afhankelijk van het gebouw waarin ze woonden. Brass sloeg linksaf met zijn Taurus en vond een parkeerplaats vlakbij de ingang. De Champlains woonden op de tweede verdieping en ze werden al verwacht, omdat Brass hun bezoek telefonisch had aangekondigd. Toen Brass en Grissom de lift uitstapten, stond er verderop in de gang dan ook al een klein blond vrouwtje enthousiast naar hen te zwaaien. 'Jimmy!' gilde ze zowat. Ze keek zeer verheugd. Grissom keek Brass van opzij aan en wees naar hem. 'Jimmy? Ben jij Jimmy?'

'Wil je dat niet verder vertellen?' 'Nu vraag je wel heel veel van me.'

'Ik geef er de voorkeur aan mijn dienstwapen niet te hoeven gebruiken.'

Grissom lachte naar Brass die zelf naar het kleine vrouwtje lachte, die met wijd uitgespreide armen voor haar deur stond.

'Margie,' zei Brass, en hij liet zich in de verrassend stevige omhelzing van het petieterige mensje klemmen.

Margie Champlain, die al even slank als klein was, was nauwelijks verouderd sinds de laatste keer dat Brass haar gezien had. Het blonde haar was altijd al in die kleur geverfd geweest en indertijd al had ze tenminste èèn facelift ondergaan, en sindsdien zeker nog een. Brass had Margie voor het eerst ontmoet vlak voordat haar echt- genoot met pensioen ging. Ze had indertijd achter de bar van een kroegje in een van de zijstraten van Fremont Street gewerkt en was een vurige tante aan wie Vince Champlain geen weerstand had kunnen bieden. Het huwelijk van Vince had de verhouding niet overleefd, maar zowel Vince als zijn eerste vrouw Sheila waren nu allebei beter af. Vince' verliefdheid op Margie had zich tot ware liefde ontwikkeld en Sheila was intussen gelukkig getrouwd met een gepensioneerde manager van het Golden Nugget casino. Brass wist dat de twee echtparen af en toe zelfs samen uit eten gingen.

'Waarom zien we je nooit, Jimmy?' vroeg Margie en ze boog iets naar achteren om hem aan te kunnen kijken, maar ze bleef hem vasthouden en maakte geen aanstalten los te laten. 'Dat komt door die verrotte nachtdiensten,' zei Brass. 'Ik heb totaal geen sociaal leven. Jij hebt geluk dat je pas aan Vince bent blijven plakken toen hij bijna uitgewerkt was.'

'Ja, ik heb alle lol gemist die bij het leven van een politievrouw hoort.' Ze liet Brass los en zag nu eindelijk Grissom ook staan. 'Ik herken u van tv; u bent die man die alle boeven uiteindelijk te grazen neemt!'

Brass keek naar Grissom, die niet leek te kunnen kiezen of hij nou van zijn stuk was gebracht of gegeneerd.

'Ik zie hem graag als mijn hulpje,' zei Brass droog. 'Dit is Gil Grissom, het antwoord van ons misdaadlab op Sherlock Holmes.' Grissom fronste en zei: 'Ik wist niet dat Sherlock Holmes een vraag was.'

Margie lachte kort en zei toen tegen Brass: 'Maakt hij een grapje?'

'Dat weet niemand,' zei Brass.

Margie stak haar hand uit en Grissom schudde die.

'Je bent echt een dotje,' kirde ze tegen Grissom, zijn hand niet loslatend.

De CSI-chef glimlachte zenuwachtig en keek naar zijn hand als een dier in de val dat zich afvroeg of hij zijn poot zou moeten afbijten voordat hij zou kunnen ontsnappen. 'Is Vince al terug?' vroeg Brass.

'Helaas niet,' zei Margie en nu liet ze eindelijk Grissoms hand los. 'Nee, zoals ik al door de telefoon zei, is hij al sinds vanochtend weg.' 'Maar denk je dat hij wel snel terugkomt?'

'Hij kan er ieder moment zijn,' zei ze. 'Komen jullie nou maar binnen, jongens. Dan kun je daar op hem wachten. Ik ben net koffie aan het zetten.'

Margie had door de telefoon gezegd dat Vince waarschijnlijk wel terug zou zijn tegen de tijd dat Brass en Grissom zouden arriveren. Maar nu vroeg Brass zich af, wetend hoe abstract tijd kon zijn voor oudere, gepensioneerde mensen en hoe ze soms naar gezelschap konden snakken, of het wel verstandig was dat ze met zijn tweeën naar binnen gingen om zo misschien kostbare tijd te verdoen, aangezien de eerste uren na een moord altijd de belangrijkste waren. In de wetenschap dat Grissom waarschijnlijk iets soortgelijks dacht, keek Brass de CSI'er aan maar die haalde zijn schouders op met een blik die zei: Jij bent aan zet.

Voordat Brass gedwongen werd de knoop door te hakken, verscheen er een lange, atletische man met zilvergrijze haren in de gang.

De gebruinde Vince Champlain droeg een lichtgrijze broek, een donkergrijs met zwart gestreept poloshirt en tennisschoenen. Hij kwam op hen aflopen zonder enig spoor van zwakte of ouderdom in zijn pas.

Om zijn brede mond met de zilveren snor verscheen een lach, die tanden ontblootte die net iets te wit en te recht waren om het werk van moeder natuur te kunnen zijn. 'Jim! Allejezus, jij vieze, vuile...'

Margie siste hem hard toe dat hij stil moest zijn en zei: 'Vince, alsjeblieft. .. de buren.' Toen fluisterde ze tegen Brass en Grissom: 'We hebben aan allebei de kanten vreselijke godvergeten eikels als buren en dat met zo'n vuilbekkende smeris als Vince er tussenin!' Grissom luisterde met wijd opengesperde ogen toe en Brass schoot in de lach; Margie had lang, heel lang als barmeid gewerkt... Champlain klopte Brass op zijn schouder, knikte grijnzend naar Grissom en zei: 'Ik heb je naam in de kranten gelezen en je kop op tv gezien, Gilbert. Je bent beroemd, man, je bent beroemd.' Grissom haalde een schouder op en lachte een verlegen lachje. 'Kom mee naar binnen,' zei Champlain en hij wuifde naar de openstaande deur. 'Daar kan ik tenminste "klootzak" zeggen zonder dat Margie meteen een hartverzakking krijgt.' 'Vincent,' zei Margie vermanend maar ze lachte er wel bij. Margie ging als eerste naar binnen, Champlain volgde en Brass keek Grissom aan en zei: 'Na jou, Gilbert...' 'Nee, na jou... Jimmy.'

Brass lachte en Grissom grinnikte en de hoofdinspecteur Moordzaken vroeg zich af of de CSI'er zijn opluchting deelde dat hij nog kon lachen, gezien de omstandigheden van die dag. Champlain deed de deur achter hen dicht en Brass en Grissom keken om zich heen in de woonkamer, die niet overdreven groot was maar gezellig aandeed, vooral ook rekening houdend met het feit dat de Champlains op de meest zelfstandige afdeling van een verzorgingstehuis woonden.

Eèn hoek van de kamer werd in beslag genomen door een grootbeeld-tv en in een andere stond een versleten leunstoel. Tegen de muur naast de deur stond een gebloemde sofa met schuin daarvoor een andere leunstoel; de kleine, met tijdschriften bezaaide salontafel stond er een beetje lukraak voor. Champlain gebaarde losjes dat ze moesten gaan zitten. Brass en Grissom namen de sofa terwijl Champlain in zijn leunstoel neerplofte 'Bier, heren?' vroeg hun gastheer. 'Nee, dank je,' zei Brass. 'We hebben nog dienst.' 'Ik dacht dat jullie allebei in de nacht zaten?'

'De dagploeg heeft zieken en rechtbankzittingen,' zei Grissom.

'We krijgen de laatste tijd wel erg veel dubbele diensten op ons bordje.'

'Ik zou maar niet klagen,'zei Champlain. Hij was het soort carriëresmeris geweest die zich niet had verheugd op zijn laatste werkdag. 'Ik mis wat jullie doen... hoewel het pensioen ook zo zijn goede kanten heeft.'

Margie, die nog steeds om hen heen draaide, vroeg: 'Iemand trek in mijn cafeïnevrije koffie?'

'Graag,' zei Brass.

'Ja, graag,' zei Grissom.

'Een flesje water graag, schat,' zei Champlain.

Margie verdween naar de keuken.

'Twee onder par vandaag,' zei Champlain met nauw verholen trots in zijn stem. 'Golf is een van die voordelen waar ik op doelde.' 'Waar speel je?' vroeg Brass plichtmatig.

'Brio Sec,' zei Champlain, alsof dat de twee politiemensen iets zou zeggen.

Brass knikte alsof hij het begreep en aan de uitdrukking op Grissoms gezicht viel af te lezen dat Champlain wat hem betrof net zo goed Esperanto had kunnen spreken.

'Maar goed,' zei Champlain met een blik in de richting van de keuken, 'ik neem aan dat smerissen zoals jullie in diensttijd niet helemaal naar dit ouwelullenhuis komen om mij te horen opscheppen over mijn golfspel... Wat is er aan de hand?' 'Ik heb het idee dat we door een geest bezocht worden,' zei Brass. Champlain ging voorover zitten, zijn ogen tot spleetjes geknepen. 'Rammeit het verleden met zijn kettingen? Is er een ouwe vriend van ons opgedoken?'

Margie kwam binnen met een blaadje met koffie voor zichzelf, Grissom en Brass en een bedauwd flesje Evian voor haar man. Ze bleef weer om hen heen draaien en wist blijkbaar niet of ze zich nou bij het gezelschap moest voegen en kon gaan zitten. Was ze wel welkom?

'Waaraan danken we dit genoegen?' vroeg Margie aarzelend. 'Zaken, lieverd,' zei Champlain.

'O.' Margie kon haar teleurstelling niet helemaal verbergen. 'Ik bedenk net dat ik de slaapkamer nog moet opruimen.' Champlain wierp zijn vrouw een warme lach toe. 'Dank je, snoes.' Toen de zeventigjarige 'snoes' de gang was in gelopen en een kamer aan de rechterkant binnen was geglipt, richtte Champlain zijn aandacht weer op Brass en de technisch rechercheur. 'Vanochtend,' zei Brass, 'werd Gil bij een dode in Las Vegas Noord geroepen. Wat hij daar aantrof was maar al te bekend. Het deed me heel erg aan hals denken, Vince.'

Zelfs uit het bruinverbrande gezicht van Champlain trok iets van de kleur weg. 'Sodeju, dat kun je niet menen?' Brass zei niks.

Champlain blies zijn adem uit, alsof er een verjaardagstaart voor hem stond met alle kaarsjes waar hij recht op had. 'Okè, Jim, kom er maar mee voor de dag. Het hele verhaal, graag.' Dat deed Brass en deze keer liet hij niets weg, ook niet zijn vermoeden dat het om een imitator ging.

Met een nog grotere zucht schudde Champlain zijn hoofd. 'Maar als deze moord alle kenmerken van de originele hals heeft, hoe kan het dan een imitator zijn? We hebben toch dingen stil gehouden?'

Grissom pareerde die vraag. 'Bepaalde aspecten suggereren dat het in scène is gezet in tegenstelling tot de wat spontanere activiteiten van de oorspronkelijke moordenaar. Maar we sluiten nog helemaal niets uit - en zeker niet het idee dat de echte hals terug is.' 'Wat kan een oude pensionado als ik doen om te helpen?' vroeg Champlain.

Op dit moment zag de 'oude pensionado' er fitter uit dan Brass zich ooit gevoeld had.

'Heb je met iemand over de zaak gesproken?' wilde Brass weten. 'Met wie dan ook?'

'Niet sinds er niks meer over in de kranten staat en dat is al jaren geleden. En je weet hoe zorgvuldig we destijds waren; alleen de sheriff, dat hij ruste in vrede, en de CSI-chef van de dagploeg kenden de details.'

'En de laatste tijd?' vroeg Brass. 'Ik kan me zo voorstellen dat je hier met wat nieuwe vrienden om de tafel zit en stoere verhalen met hen uitwisselt over jullie vroegere werk.'

Dat wuifde Champlain meteen weg. 'Hou toch op, Jim - en jij ook, Gil. Jullie weten allebei best dat we er geen gewoonte van maken om op te scheppen over onze mislukkingen... en hals was wel de ergste.'

Met een knikje vroeg Brass: 'En Margie?'

'Nee. Die kan wel heel wat hebben, maar de gruwelijkere aspecten van wat ik vroeger tegenkwam wil ze liever niet horen. En ik kan me ook niet herinneren dat ik nou veel over die zaak tegen Sheila heb gezegd. Maar dat is wel lang geleden, natuurlijk,' zei Champlain met een diepe frons in zijn voorhoofd. Toen haalde hij met veel misbaar zijn schouders op. 'Jongens, ik ben bang dat er bij mij niks te halen valt. Hoe graag ik jullie ook zou willen helpen, hals was een grote vis die wist te ontsnappen.'

'Ik weet hoe het voelt, Vince,' zei Brass. 'Maar we moesten het even natrekken.'

'Als ik heel eerlijk ben,' zei Champlain, 'probeer ik als het even kan niet aan die zaak te denken. We hadden die klootzak echt bijna te pakken. Het scheelde zo weinig. Ik had er nooit moeite mee om mijn werk niet mee naar huis te nemen maar die zaak... die arme klerelijers die vernederd en gewurgd werden... de beelden van wat we aantroffen... 's nachts. Champlain huiverde. Brass en Grissom stonden op.

'Als hij het is,' zei Brass, 'krijgen we hem te pakken. Maak je daar maar geen zorgen om, Vince.' 'En als hij het niet is?'

'Als hij het niet is, als het een andere gestoorde gek is, krijgen we hem ook. Deze moordenaar gaat hoe dan ook voor de bijl.' Champlain stond op en liet hen uit. Hij legde zijn hand op Brass' schouder. 'Je bent echt niet meer het jochie dat in mijn voetsporen trad toen ik vertrok.'

'Het was niet makkelijk om jouw opvolger te zijn,' zei Brass. 'En ik kan me niet herinneren dat ik ooit jong geweest ben.'

'Dat komt nog wel,' verzekerde Champlain hem. 'Dat komt nog wel.'

'Er is veel gebeurd sindsdien,' zei Brass afwezig. 'Veel gebeurd en veel doden gezien.'

Vanuit het niets kwam Grissom tussenbeide: 'De voorwaarde waarop God de mens vrijheid heeft gegeven is eeuwige waakzaamheid.'

Brass trok een grimas en vroeg: 'Wie heeft dat gezegd?'

Maar het was Champlain die antwoordde: 'Rechter John Philpot Curran.'

Grissom was onder de indruk en boog het hoofd. Hij lachte naar de gepensioneerde politieman.

'Maar,' zei Champlain, 'ik betwijfel of de rechter het toen over de afdeling Moordzaken van Las Vegas had.'

'Ach, je hebt dat andere gezegde ook nog, Vince,' zei Grissom schouderophalend.

'Namelijk?'

'Wie de schoen past.

Bijna elke zwartleren stoel om de lange rechthoekige tafel in de vergaderruimte van het CSI-gebouw was bezet; alleen de ene aan het hoofd was nog leeg. De lichtkast voor röntgenfoto's die aan de ene muur hing en het whiteboard dat de hele andere muur besloeg, waren niet in gebruik. Het tl-licht gaf de aanwezigen een ziekelijk bleke gelaatskleur zoals ze daar zaten als familieleden die kwamen luisteren naar het voorlezen van het testament van een rijke patriarch, elk in de verwachting geen rooie cent te zullen krijgen. Catherine Willows zat met armen over elkaar achterovergeleund onopvallend de andere gezichten rond de tafel te bestuderen. Links van haar zat Warrick Brown met half geloken ogen een stel papieren te bestuderen, zijn gezicht een grimmig masker. Tegenover hem hing Nick Stokes in zijn stoel; hij was neerslachtig voor zijn doen, zijn mond een strakke lijn terwijl hij in de verte staarde. Tegenover Catherine zat Sara Sidle met een pen te spelen, die ze op het tafelblad voor zich rondjes liet draaien. Van haar voorhoofd was geen enkele gedachte af te lezen en haar ogen stonden hol. De experts van de CSI-nachtploeg - die zich niet alleen lieten voorstaan op hun ervaring en energie, maar ook op hun geduld - leken nu last te hebben van een sombere week vol op niets uitlopende sporen.

Links van Sara zat Greg Sanders, hun eersteklas dna-onderzoeker met zijn stekelkapsel, aan wiens onverklaarbare verlangen naar het minder goed betaalde veldwerk Grissom de laatste tijd meer dan eens tegemoet kwam. Hij zat heen en weer te wiebelen op zijn stoel, zijn hoofd bij het lezen van een verslag meebewegend op een of ander ritme dat de iPod in zijn hoofd afspeelde. De energieke Greg leek als enige tevreden met het stadium waarin het onderzoek momenteel verkeerde. Misschien kwam dat omdat Grissom onlangs zijn verzoek om het lab in te ruilen voor veldwerk had ingewilligd, ook al had hij nog geen fulltime aanstelling bij de technische recherche.

Tegenover Gregg, rechts van Catherine, zat dokter Al Robbins, wiens metalen kruk naast hem tegen de tafel leunde. Zijn ogen waren gefixeerd op een aantal autopsiefoto's die uitgespreid voor hem op tafel lagen, als een verliezende band kaarten die hij op de een of andere manier in een winnende volgorde hoopte te kunnen leggen. In zijn peper-en-zoutkleurige baard waren de peperkorreltjes nu sterk in de minderheid en het zoutgehalte was al lange tijd niet meer in te halen. De anders zo opgewekte blik van de dokter stond nu somber, terwijl hij de ene na de andere grimmige foto van het stapeltje bekeek. De ernst van de situatie bleek wel uit de aanwezigheid van de patholoog, die zelden buiten de autopsiezaal te vinden was.

Links van Catherine, achter Warrick, aan het uiteinde van de tafel, zat Brass in het niets te staren, alsof hij een antwoord zocht op de vraag of hij kwaad moest blijven of zich over moest geven aan wanhoop. Hij was als laatste binnen komen lopen met een grote kartonnen doos die nu naast hem op de grond stond. Gil Grissom, de chef van het team, die de vergadering bijeen had geroepen, was er nog niet en zijn ontmoedigde troepen begonnen onrustig te worden. Ze waren nu een week bezig met de moord op Marvin Sandred en hadden alleen nog maar de naam van het slachtoffer. Het enige wat hen wel meezat was de aandacht in de media; niemand van de pers had Sandred tot nu toe in verband gebracht met hals.

Hoewel Grissom natuurlijk nauwlettend had gevolgd waar zijn CSI'ers (plus Greg en Robbins) mee bezig waren, zou dit hun eerste groepsbijeenkomst zijn waarin ze hun resultaten konden presenteren, met elkaar vergelijken en tegen elkaar afzetten, en een blik konden werpen op de eerste labuitslagen die net binnen waren gekomen.

Grissom kwam gehaast binnenlopen, zijn blik al even ernstig als die van de rest, maar zonder zichtbare tekenen van frustratie, Catherine bewonderde heel wat eigenschappen van Gil en niet in het minst zijn talent om objectief en professioneel te blijven, hoe diep ze ook in de puree zaten. O, er waren wel uitzonderingen geweest; zelfs Grissom had zijn zwakheden - geweld tegen kinderen bracht zijn menselijke kant naar boven, met bakken tegelijk - maar in het algemeen bewaarde hij een hoogst wetenschappelijke afstand die Catherine kon waarderen zonder er nu direct zelf naar te streven. Catherine's manier van werken vereiste menselijkheid en zelfs een zekere mate van subjectiviteit. Een andere aanpak. Grissom had een lichtblauwe labjas aan over zijn standaard zwarte outfit en hij had zijn bril met metalen montuur op. Zonder plichtplegingen liet hij een stapel dossiermappen met een doffe plof op tafel vallen. De bovenlip van de CSI'er was tot een subtiel spotlachje vertrokken, wat bij hem het equivalent was van wat zich bij een ander zou uiten in het verbouwen van een kamer en dingen het raam uitgooien.

Catherine ging rechtop zitten en zei: 'Mag ik raden? Iemand van boven is niet zo blij met ons.' Ze had het op een luchtige toon willen zeggen maar dat lukte net niet. 'Goede gevolgtrekking, Catherine,' zei Grissom strak. Nick kreunde. 'Atwater?'

'Atwater,' bevestigde Grissom en dat woord klonk meer als een scheldwoord dan de naam van een persoon, om precies te zijn: hun baas, de sheriff. 'Hij begint telefoontjes te krijgen... over hals.' 'Shit,' zei Warrick terwijl hij zijn armen in een hulpeloos gebaar in de lucht gooide.

'Onze gewaardeerde sheriff wilde mijn verzekering dat niemand van CSI naar de pers had gelekt,' vervolgde Grissom. 'Door wie wordt de sheriff lastig gevallen?' vroeg Brass scherp. 'Onze vriend Perry Bell?'

'Nee,' zei Grissom. 'Niet de schrijvende pers, een plaatselijke tv-zender.'

Catherine liet dat even bezinken en vroeg toen: 'Vertrouwen we onze broeders in Las Vegas Noord? Bill Damon en Henry Logan? Je hebt Logan nogal stevig aangepakt.'

'O, ja?' Hij leek echt niet te weten wat Catherine bedoelde. 'Ik denk eerder aan onze "vrienden" van de Banner,' zei Brass, 'Zouden zij geen informatie doorgespeeld hebben aan die lui van de tv? Er worden nogal eens tips uitgewisseld, dat weet je.' 'Zodra algemeen bekend wordt dat hals met deze zaak in verband wordt gebracht,' zei Nick tegen de rechercheur, 'is het herenakkoord dat jij met die jongens van de Banner hebt gesloten achterhaald en kunnen ze doen wat ze willen.'

'Als die clowns ons hebben laten vallen,' zei Brass met een stem die net zo hard was als de tafel waar zijn handen op rustten, 'kunnen ze elke samenwerking met ons in de toekomst op hun buik schrijven. .. Gil, weet je om welke tv-verslaggever het gaat?' De opgetrokken schouders van Grissom gaven aan dat die verslaggevers wat hem betreft èèn pot nat waren, maar hij zei, 'Jill Ganine.' 'Misschien moeten we dan maar even een babbeltje met haar gaan maken,' zei Brass.

'Ik ben niet van plan om mijn tijd aan de pers te verspillen,' zei Grissom. 'Als de Banner ons heeft laten stikken, zal het ons geen centimeter dichter bij de moordenaar brengen als we erachter komen wie er precies heeft gelekt.'

Brass trok een grimas, maar zei: 'Dat is ook zo. Je hebt gelijk.' Grissoms wenkbrauwen schoten omhoog en weer omlaag. 'We zijn een week lang niet lastig gevallen door de pers en die luxe heeft ertoe bijgedragen dat we een goede start hebben kunnen maken met deze zaak.'

Warrick keek Grissom aan alsof zijn baas papieren vliegtuigjes aan het uitknippen was, maar hij zei niets.

'Nu is het zaak,' zei Grissom terwijl hij eindelijk ging zitten, 'om door te werken. Je zorgen maken over de media doe je maar in je vrije tijd. En als je vrije tijd hebt, dan wil ik daar graag van op de hoogte gebracht worden. Dus... wat hebben we tot nu toe?' Hij keek de tafel rond maar niemand nam vrijwillig het voortouw. Geen goed teken, dacht Catherine. Maar ze had al evenmin zin om als eerste van de klas haar vinger op te steken... Grissom wendde zich tot Greg die naast hem zat; blijkbaar voelde de chef waar de enige positieve uitstraling in de kamer zich bevond en richtte hij zich daarop. 'Maak me eens blij, Greg.' 'Al het bloed was van het slachtoffer,' zei Greg. Grissom keek niet erg blij. 'Nog meer?'

'Het sperma op zijn rug was niet van het slachtoffer, codis is nog aan het zoeken naar een match.'

Hoewel de database voor DNA-gegevens nog steeds groeide, wist Catherine maar al te goed dat het helemaal niet zeker was dat codis een treffer zou opleveren.

'Catherine,' zei Grissom en hij draaide zich naar haar toe met een neutrale blik, waarin de spanning, veroorzaakt door de sheriff en de media, nog slechts een verre herinnering was, 'wat weten we van het slachtoffer?'

Zonder in het dossier voor haar te kijken, antwoordde Catherine: 'Marvin Sandred, zevenenveertig, woonde net iets meer dan een jaar in Las Vegas. Werkte voor een bedrijf in lasapparatuur waar hij sinds een half jaar in dienst was.'

Ze gaf Brass met haar ogen een seintje dat hij verder kon gaan, wat hij deed: 'Ik heb met Sandreds baas gesproken en met een stuk of zes collega's van hem. Niemand had iets negatiefs over hem te melden. Ook niet veel positiefs trouwens; hij was nog steeds 'de nieuwe', hield zich wat afzijdig van zijn collega's. Ze vonden hem een beetje een zielig figuur, nogal afwezig, alsof zijn werk alleen maar iets was wat hij deed totdat hij zich weer bezig kon houden met... wat hem echt interesseerde.'

Catherine nam het weer van hem over en zei: 'Hij kwam oorspronkelijk uit Eau Claire in Wisconsin. Z'n ex zit daar nog. Zij heet Andrea Dean, kortweg Annie, en is hertrouwd toen Marvin naar Vegas verhuisde.'

Grissom huiverde bij de gedachte. 'Hoe ben je daar achter gekomen?'

Maar het was Brass die het uitlegde. 'Ik heb Catherine gevraagd voor me te bellen. Ik weet dat het eigenlijk geen taak is van de technische recherche, maar het leek me dat een gesprek van vrouw tot vrouw meer op zou leveren.'

Catherine vervolgde: 'Ze stortte finaal in toen ik het haar vertelde. Ze moest zo erg huilen dat ze vroeg of ik haar na vijf minuten terug wilde bellen. Dat heb ik gedaan en toen was ze wel enigszins gekalmeerd en kon ze al mijn vragen beantwoorden. Maar ze kon ons ook niet veel verder helpen.'

'Had ze nog contact met haar ex?' vroeg Grissom. 'Was ze hier ooit bij hem langs geweest?'

'Ze hebben een paar keer telefonisch contact gehad. Ze hadden geen kinderen en waren bitter uit elkaar gegaan nadat hij zijn pensioen had afgekocht om hierheen te kunnen verhuizen... om zo dichterbij de goktafels te wonen.'

'Dus daar zat hij met zijn gedachten tijdens zijn werk,' zei Warrick. Catherine en Brass knikten allebei.

'O ja,' zei Brass, 'het buurtonderzoek was trouwens een flop. De paar mensen die thuis waren, hadden niets opvallends gezien, laat staan dat ze de moordenaar naar de voordeur hebben zien lopen.' 'Goed, tot zover het gesproken woord,' zei Grissom. 'Maar wat zegt het feitelijke bewijsmateriaal?'

'De gedeeltelijke voetafdruk is van een recente Stasis M658 loopschoen,' zei Warrick. 'Die zijn niet aangetroffen in Sandreds kast, noch ergens anders in zijn huis en geen van de directe buren bezitten zulke schoenen. Zou van de moordenaar kunnen zijn.' 'Goed, Warrick,' zei Grissom.

'En de gedeeltelijke afdrukken op de bel en de deurknop van de voordeur...' zei Sara, 'zijn ook niet van Sandred.' 'Weten we van wie wel?' vroeg Grissom.

'Ik heb ze door afis gehaald,' zei Nick, 'en dat leverde nul komma nul op.'

'Ik heb het bij het Commissariaat voor het Gokwezen laten natrekken en bij het leger... maar ook dat leverde niks op.' 'Nog sporen?' vroeg Grissom.

'Alleen die zwarte draadjes die jij had gevonden,' zei Nick. 'Polyester.'

Grissom keek de patholoog aan.

'Het slachtoffer is gestorven door verstikking,' zei dokter Roberts, 'als gevolg van het afbinden van de nek. Er is een flinke worsteling aan vooraf gegaan. Ik vrees dat ik niet meer te bieden heb.' 'Heb je de andere HALS-dossiers erop nageslagen?' 'Ja. Deze moord komt overeen met die andere zaken.' Grissom knikte en de patholoog deed hetzelfde, Hij stond op, liet de manchet van de kruk om zijn arm glijden en liep naar buiten, maar bleef even op de drempel staan met de map met foto's onder zijn arm.

'Het was geen prettige dood,' zei Robbins. 'Het zou aangenaam zijn als ik niet meer van die foto's aan mijn verzameling zou hoeven toe te voegen.'

'We zullen zien wat we doen kunnen,' zei Catherine. Robbins knikte somber en liep vervolgens weg. 'Je moet wel een erg ziekelijke dader zijn,' zei Nick, 'om een patholoog van slag te krijgen.'

Grissom keek Nick aan. 'Jij was in de databank voor lippenstiften gedoken...'

'Ja. Deze heet Bright Rose en is van Ile de France. Lijkt erg op de Limerick Rose waar hals jaren geleden mee werkte, maar is niet helemaal hetzelfde.'

'Die Limerick Rose was ook van Ile de France,' zei Catherine. Nick lachte flauwtjes. 'Aldus de expert... Het probleem met de Bright Rose is dat die overal te koop is, van de cosmeticahoek in het betere warenhuis tot de drogist om de hoek. Het is net zoiets als proberen de herkomst van een blikje frisdrank te achterhalen.' 'En voor het touw,' zei Warrick, 'geldt hetzelfde; dat wordt in iedere doe-het-zelfzaak verkocht. Maar ik heb wel wat huidcellen op allebei de kanten en de uiteinden van het touw gevonden.' 'Ja, daar ben ik nog mee bezig,' zei Greg. 'Ik probeer erachter te komen welke van de dader en welke van het slachtoffer zijn. Op de plaats waar het touw rond de nek van het slachtoffer zat, is het simpel, maar voor de rest van het touw, tja, is de oplossing om erachter te zien komen waar het slachtoffer er tegen vocht en waar de moor- denaar er aan zal hebben getrokken. Dan kunnen we bepalen welke cellen van wie zijn.'

Grissom hield zijn hoofd een beetje scheef. 'Kwestie van tijd?'

'Kwestie van tijd. Niet zo heel veel, denk ik.'

'Okè, Greg. Die strop blijft ons dan bespaard.'

'In dit geval bleef de strop ons helaas niet bespaard,' antwoordde Greg.

'Ik ben hier de man van de galgenhumor, Greg. En op het moment ben ik daar niet voor in de stemming.'

De labmedewerker trok zijn wenkbrauwen op, liet ze weer zakken en vermeed het om Grissom aan te kijken.

'Zeg, er schiet me opeens iets te binnen,' zei Grissom met een flauw lachje, 'heb jij niet nog werk te doen?'

'Ja, ja, dat is ook zo.' Greg stond op en toonde een van de meest geforceerde glimlachen in mensenheugenis. 'Werk. Te doen. Dag. Allemaal...' En Greg pakte zijn spullen en verdween. Daar ging de enige optimistische persoon van het gezelschap. Grissom keek zijn teamgenoten een voor een aan en zei: 'Goed, we pakken het als volgt aan.'

'Ga jij mij nou vertellen hoe ik het moet aanpakken?' vroeg Brass. 'Ja,' was het antwoord.

Brass liet dat even bezinken en zei toen: 'Okè.'

'Als je met die verslaggever wilt gaan praten, Jim, prima, maar ga eerst even om de tafel zitten met Catherine en Nick.'

Brass knikte aarzelend.

'Cath, ik wil dat jij en Nick de oude dossiers doorploegen, alle vijf de moorden, alle oude verdachten, en probeer zoveel mogelijk te vinden, zoek samenhangen, vergelijk en blijf scherp. Overleg met Jim. Zoek uit waar de verdachten zijn: hier in de stad, verhuisd, onder de grond, als je maar weet waar ze uithangen. En met de informatie uit de dossiers in je achterhoofd gaan jullie theorieën ontwikkelen over de vraag of een van hen weer aan de slag zou kunnen zijn gegaan met een gewijzigde aanpak.'

'Theorieën?' Catherine vroeg zich af of ze het wel goed verstaan had.

'Dat klopt. Geen wilde gokken.' 'Met alle plezier.'

'Warrick, Sara en ik gaan door met het bewijsmateriaal uit het huis van Sandred om te zien of we ergens misschien iets gemist hebben. En zie dit maar als de eerste theorie, als je dat wilt, maar ik weet èèn ding zeker: dit is alleen nog maar het begin voor die man.' Geen wilde gok, wist Catherine, want ze konden allemaal het stempel van de seriemoordenaar herkennen als ze dat zagen en er bestond geen enkele twijfel: deze vent was zich alleen nog maar aan het warmlopen.

'Een ander verontrustend aspect is,' zei Grissom, 'dat als we hier, net als met die zogenaamde Jack the Ripper van een tijdje terug, te maken hebben met een imitator die het patroon van een originele serie gebeurtenissen volgt, we dan wel eens te maken zouden kunnen krijgen met een eindig aantal slachtoffers, vijf in dit geval, waarna onze moordzuchtige performance artist ermee ophoudt en in de nacht verdwijnt.' 'Zoals de originele Ripper,' zei Nick. 'En net zoals de originele hals!' zei Warrick.

Grissom, Warrick en Sara lieten de vergaderruimte aan Brass, Nick en Catherine over, die aan een uiteinde van de tafel bij elkaar gingen zitten, waar Brass de kartonnen doos naar zich toe trok om er dingen uit te halen.

Zakelijk, bijna als een robot, haalde Brass het eerste dossier tevoorschijn. 'Het eerste slachtoffer viel in november 1994. De man heette Todd Henry. Hij woonde in een appartement in het centrum. Geen familie, geen vrienden. Hij was al bijna een week dood toen we de melding binnen kregen.' 'Wie had hem gevonden?' vroeg Nick.

'De stank werd zo erg dat een van de buren een klacht indiende en toen zijn we naar binnen gegaan. Hij lag op de grond in de huiskamer, het touw nog om zijn nek.'

'Gebruikte hij al meteen vanaf het begin de aanpak die we van hem kennen? Lippenstift, sperma, strop?'

'Ja,' zei Brass. 'Deze dader had blijkbaar van tevoren zijn plannen gemaakt, had er misschien al lange tijd over gefantaseerd... of hij was er ergens anders al mee begonnen. Hoe dan ook, toen de moorden in Vegas opdoken, was de aanpak al helemaal ontwikkeld en hij is er nooit vanaf geweken.'

'Jij en Vince hebben natuurlijk navraag gedaan in andere staten,' zei Nick.

'Overal maar de werkwijze was nergens bekend. We hebben het ook in Canada nagevraagd en uiteindelijk zelfs in Europa. Maar goed, na Todd Henry, werd een maand later John Jarvis dood aangetroffen. Alles was precies hetzelfde als bij de voorgaande zaak.' 'Was er een verband tussen Jarvis en Henry?' vroeg Catherine. 'Afgezien van wat fysieke overeenkomsten? Nee.' Brass klopte met zijn wijsvinger in zijn handpalm. 'Henry was import, Jarvis woonde zijn hele leven al in Vegas. Henry was een klusjesman, Jarvis een accountant. Henry woonde alleen, Jarvis had een gezin, een vrouw en een zoon. Woonde in een leuk huis in Boulder City, terwijl Henry zich ophield in die gribus in de stad. Het enige wat ze gemeen hadden was hun uiterlijk. Te blanke, te dikke mannen van rond de vijftig.' 'En de anderen?'

'George Kim, liet derde slachtoffer, was half Aziatisch, maar afgezien daarvan waren ze alle vijf, Henry, Jarvis, Kim, Clyde Gibson en Vincent Drake, gezette blanke mannen van rond de vijfenveertig, vijftig. Hoewel ze allemaal wel iets gemeen hadden met een of twee van de anderen, konden we toch niets anders dan hun fysieke verschijning ontdekken als de gemeenschappelijke deler.' 'Niks?' vroeg Nick, die dat nauwelijks kon geloven. Brass haalde omstandig zijn schouders op. 'Kim werkte in het casino, Drake was chef bij het gemeentelijk vervoersbedrijf en Gib- son was een zelfstandig meubelmaker. Sommigen hadden kinderen, anderen niet. Sommigen waren getrouwd, anderen niet. Het enige andere dat veranderde, was de frequentie waarmee hals toesloeg: er zat een maand tussen de eerste twee en nauwelijks een week tussen de laatste twee. Hij versnelde zijn tempo duidelijk, kreeg de smaak helemaal te pakken. Toen... was het opeens afgelopen.' 'Okè,' zei Catherine, terwijl ze alles in gedachten op een rijtje probeerde te zetten. 'En de verdachten?'

Brass blies zijn adem uit. 'In het begin hadden we er honderden. Seriebekenners, zwaargebouwde mannen die ons belden om te zeggen dat hun buren zich verdacht gedroegen, allerlei idioten. Toen we die allemaal uitgesloten hadden, hielden we er drie over: een sukkel die Dallas Hanson heette, een stuk tuig met de naam Phillip Carlson en een echte psychopaat, Jerome Dayton.' 'Vertel,' zei Catherine.

'Als ik zeg dat Dayton een psychopaat is, dan bedoel ik niet excentriek maar dan bedoel ik klinisch. Zijn vader, Thomas Dayton, was een grote aannemer die verantwoordelijk was voor veel van de gemeentegebouwen en casino's die eind jaren tachtig, begin jaren negentig zijn gebouwd - je kent hem vast nog wel.'

'O, ja,' zei Catherine.

Nick knikte ook instemmend.

Brass vervolgde zijn verhaal. 'Jerome was mijn persoonlijke favoriet voor de moorden, alleen is hij in een privè-kliniek geëindigd waar hij nu al sinds 1995 zit. Ik had er een jaarsalaris om durven verwedden dat hij de moordenaar was, maar Drake is vermoord nadat Dayton werd opgenomen.' Catherine knikte bedachtzaam. 'En de anderen?' 'Vince had een voorkeur voor die sukkel, Dallas Hanson. Dat was een cowboy uit Oklahoma. Hij had met, ik citeer, moeder de vrouw een tweedehands roestbak van een camper gekocht in het noordwestelijke deel van de stad. Toen ze dacht dat Dallas buiten de deur neukte, heeft ze 'm eruit gezet. Hij is toen in hetzelfde flatgebouw gaan wonen waar Todd Henry ook woonde. Vervolgens dook hij op een beveiligingsvideo van de Lucky Seven op, waar George Kim werkte.'

'Veelbelovend,' zei Nick.

'Wat hadden jullie aan bewijsmateriaal tegen Hanson?' wilde Catherine weten.

De rechercheur schudde het hoofd. 'Het enige wat we hadden was een vingerafdruk die we vonden op een kopje in Henry's appartement. Hanson beweerde dat hij op de dag dat Henry was verdwenen wat had gedronken met zijn buurman die spoedig dood zou zijn, maar dat was alles.' 'Geen alibi?' vroeg Nick.

'Hij beweerde dat hij met zijn dronken kop bewusteloos op zijn bed was neergevallen na zijn borrel met Henry. Geen getuigen, natuurlijk.'

'Had hij een strafblad?' vroeg Catherine.

'Een paar kleinigheden,' zei Brass. 'Was betrokken geweest bij een aantal caferuzies in de tijd dat hij nog in Oklahoma woonde en had hier een paar dagen gezeten wegens bedreiging... maar niets wat op hals-achtige neigingen wees.'

'En het DNA-materiaal?' vroeg Nick. 'Jullie hadden dat sperma van de plaats delict.'

Brass schudde het hoofd. 'We konden het niet identificeren, maar onze methodes waren in die tijd dan ook een stuk minder geavanceerd dan tegenwoordig.' 'En Phillip Carlson?' wilde Catherine weten. 'Die vent was echt gestoord, een potenrammer. Hij deed alsof hij een hoer was en zodra hij met zijn klant alleen was, sloeg hij hem in elkaar en berooide hem.' 'Charmant,' zei Nick.

'We wilden zo graag dat die klootzak het was. Hij had zelfs al bekend. Maar toen bleek dat hij een chronisch bekenner was, als het tenminste om moorden met een duidelijke homoseksuele inslag ging. De psych zei dat Carlson zelf bi of homo was en zijn neigingen probeerde te onderdrukken, en het enige wat hij nog meer haatte dan de gemiddelde homo die hij in elkaar sloeg, was zichzelf.' 'Klinkt als een geduchte kandidaat,' zei Catherine. 'Zeker,' zei Brass. 'Hij was alleen nooit op het juiste moment op de juiste plaats... of liever gezegd op de verkeerde plaats. Hij was ook in de Lucky Seven, hij stond op de video. Het probleem was dat hij korter dan een uur voor het moment waarop George Kim werd vermoord, werd vastgelegd. Dat betekent dat Carlsons schema dan wel heel krap geweest moet zijn, aangezien Kim een godvergeten eind van de Lucky Seven vandaan woonde. Het was niet onmogelijk dat Carlson dat eind zo snel gereden zou hebben, maar wel hoogst onwaarschijnlijk.'

'En was Carlson in de buurt bij de anderen?' vroeg Nick. 'Hetzelfde gold voor de moord op Henry,' zei Brass en er sloop iets van uitputting en berusting in zijn toon. 'Hij was die dag wel in het centrum gezien, maar op een heel ander moment dan dat waarop Henry zijn laatste adem uitblies. Op het moment dat Henry gewurgd werd, zat Carlson met getuigen bij Lake Mead.' 'Betrouwbare getuigen?' wilde Catherine weten. Brass grinnikte bitter. 'Geloof het of niet, een motorbende.' Nick trok een gezicht en zei: 'Geen ideale getuigen, maar lastig op een leugen te betrappen, neem ik aan.'

'Correct, Nick. Ze hielden allemaal vol dat ze de waarheid spraken."Onze code garandeert dat we niet liegen"!

'Okè,' zei Catherine en ze sloeg op haar dijen. 'Dan zullen we alles nog maar eens gaan uitpluizen.'

Brass leek bijna in tranen. 'We hebben onze tanden stuk gebeten op die zaak, Vince en ik. Ik kan me niet voorstellen dat we ook maar iets gemist hebben.'

'Ik weet zeker dat jullie gedaan hebben wat jullie konden,' zei ze. 'Maar de tijden, en de technieken, zijn veranderd. Hebben jullie toevallig nog wat van dat sperma bewaard?'

Brass klaarde op. 'Verdomme, ja. Dat is waar ook! Dat was ik helemaal vergeten. Het is ook al zo lang geleden.' 'Restanten,' zei Nick.

Brass zei met hernieuwde energie: 'Vince dacht vooruit en heeft voor de zekerheid wat laten invriezen. Het DNA-onderzoek stond toen nog in de kinderschoenen en we hoopten dat de wetenschap vooruitgang zou boeken. Vince vond dat we daarop voorbereid moesten zijn. Elke onopgeloste misdaad is een open dossier.' 'Mooi,' zei Catherine. 'Heel mooi.'

Opeens lachte Brass weer. 'Weet je, daar had ik nou al die jaren, misschien al wel tien jaar, niet meer aan gedacht. Ja! Kijk maar eens in de vriezer met bewijsmateriaal. Daar moet het nog ergens in staan.'

Ze stonden op het punt de vergadering in deze opgetogen stemming te beëindigen toen Bill Damon, de rechercheur uit Las Vegas Noord, de vergaderruimte binnen kwam stieren. 'Wat moet dit godverdomme voorstellen?' Deze vage vraag werd tot Brass gericht.

'Wat moet godverdomme wat voorstellen, Bill?' Damon liep naar de rechercheur in zijn stoel toe, kwam over hem heen hangen en beet hem toe: 'Atwater denkt dat mijn mensen en ik informatie naar de pers hebben gelekt!'

Brass bewaarde zijn kalmte en stond op. 'Nee, Bill. Voor zover ik begrepen heb, weet onze sheriff niet waar het lek vandaan komt. Alleen dat er èèn is.'

Damon gebaarde met een hatelijke grijns naar Nick en Catherine. 'Ik zou zeggen: hier!'

Nick liet zijn tanden zien zonder echt te lachen en zei: 'Dat is niet het geval, Bill. Misschien heeft de sheriff dan toch gelijk.'

Brass wierp de CSI'er een strenge blik toe om duidelijk te maken dat bij dit varkentje wel zou wassen.

'Nou moet je eens goed luisteren, Bill,' zei Brass en zijn stem klonk rustig en vriendelijk. 'De sheriff beschuldigt jou, noch iemand anders van jullie bureau, of het onze, ervan het lek te zijn. Hij wil op dit punt alleen maar weten wie het lek is. Dat valt hem niet kwalijk te nemen, toch? Ik persoonlijk denk ook niet dat jullie het zijn.' Damons lichaamstaal ontspande iets; de rechercheur was enigszins gerustgesteld.

Catherine was wel zo verstandig om niet te melden dat zij Damon en Logan vanochtend nog verdacht had en zich had afgevraagd of een van hen, of allebei, de schuldige was. De twee agenten uit Las Vegas Noord hadden niet de indruk gewekt heel erg blij te zijn met het feit dat Brass er met hun onderzoek vandoor was gegaan. Damon, die zichzelf net zo opgefokt had, was nog niet helemaal afgekoeld. 'En hoe zit het eigenlijk met het delen van informatie? Ik heb al ik weet niet hoe lang niks meer van jullie gehoord, een dag of drie zeker.'

Brass stak zijn hand sussend in de lucht. 'Ik stond op het punt jullie te bellen. De labuitslagen beginnen net binnen te druppelen. Er komt nu eindelijk wat informatie binnen.'

Dit stemde Damon tevreden (in ieder geval een beetje) en met een klein knikje zei hij: 'Okè. Nou, okè. Vertel op, dan.'

'Dat zal ik zo doen,' zei Brass. 'In de auto.'

'In de auto?' papegaaide de jonge rechercheur verbaasd.

'Ja, we gaan maar even praten met de tv-verslaggeefster die sheriff Atwater gebeld heeft om naar hals te informeren.'

Catherine zag dat de politieman de kant die het gesprek nu op ging wel kon waarderen.

"Welke verslaggeefster?' vroeg Damon.

'Jill Ganine,' zei Brass. 'Van klas.'

De rust was weergekeerd. Damon en Nick wisselden gegeneerde lachjes en verontschuldigingen uit, en Brass en de rechercheur van bureau Las Vegas Noord liepen net in de richting van de deur, toen Grissom weer binnen kwam, Greg Sanders met zijn opgewekte grijns in zijn kielzog.

De CSI-chef keek daarentegen helemaal niet opgewekt. De blik waarmee hij naar het papier in zijn handen keek, was ernstig, somber zelfs.

'Wie is er dood?' vroeg Catherine.

Grissoms stem klonk vlak. 'codis heeft het sperma van de rug van Marvin Sandred geïdentificeerd.'

Catherine haalde haar schouders nauwelijks merkbaar op. 'Dat is toch goed nieuws?'

'Normaal gesproken zou ik dat beamen, maar volgens codis is het dna afkomstig van ene Rudy Orloff.'

Brass keek Damon aan. 'Ik ken die naam ergens van. Jij ook?'

Damon schudde van nee.

'Ik ken die naam,' herhaalde Brass.

'Hier staat dat Orloff zich in het verleden aan mannen heeft geprostitueerd.'

'O, ja,' zei Brass. 'Nu weet ik het weer. We hebben hem verhoord in de zaak Pierce, weet je nog, Gil? Dat iele rotventje heeft het lef niet om iemand te vermoorden, laat staan...'

'Blijkbaar,' zei Grissom, 'heeft hij dat lef vorig jaar in Reno toch weten op te brengen. Hij heeft toen een van zijn klanten neergestoken en bijna dodelijk verwond. Sindsdien zit hij levenslang uit in de gevangenis in Ely wegens poging tot moord, met de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidsstelling.'

Catherine had het gevoel dat ze een stomp in haar maag kreeg. 'Onze veelbelovendste kandidaat-verdachte zit sinds afgelopen jaar in een zwaarbeveiligde gevangenis?'

Grissom wapperde met het vel papier. 'Nou, een maand of twee nog maar. Ze hebben hem daar in Reno niet meteen kunnen oppakken; toen moest het proces nog gehouden worden, er was een snel hoger beroep en uiteindelijk is hij naar Ely overgebracht. Waar hij vermoedelijk nog steeds zat toen Marvin Sandred afgeslacht werd.' Ze keken elkaar èèn lange seconde verbijsterd aan. Als hun waarschijnlijkste verdachte in de gevangenis zat, hoe was zijn sperma dan op de rug van een vermoorde man in Las Vegas Noord terecht gekomen?

Waarschijnlijk geen kwestie van goed mikken, dacht Catherine droog.

'Wat nou weer?,' zei Brass op vermoeide en teneergeslagen toon.

'Verdomme, wat nu weer?' Gregg deed een stap naar voren, zijn hoopvolle gezichtsuitdrukking nog niet helemaal verdwenen. 'Misschien hebben we nog wat aan de huidcellen. Zal ik daar maar weer mee aan de slag gaan?' 'Doe dat maar Greg,' zei Grissom zonder hem aan te kijken, Dus dat deed Greg.

Brass zat met zijn hoofd te schudden, terwijl op zijn voorhoofd een ader klopte. Catherine was bang dat hij voor hun ogen een beroerte zou krijgen.

'Het is in Vegas een hele kunst om de meeste pech van iedereen te hebben,' zei de rechercheur, 'maar ons is het gelukt. Toch knap. Het sperma op de plaats delict is afkomstig van een vent die in de gevangenis zit, en de huidcellen zullen waarschijnlijk het eigendom blijken te zijn van Bugsy Siegel.'

Catherine stond op het punt haar eigen cynische duit in het zakje te doen, toen haar mobieltje zo verstandig was over te gaan. Terwijl ze het uit haar zak haalde, begonnen die van Nick, Grissom, Brass en Damon ook te piepen, een technologisch minikoor. Catherine Willows, van de ene op de andere dag ondergedompeld in zes onopgeloste moorden die in de loop van tien jaar gepleegd waren, had maar èèn gedachte toen ze het knopje van haar telefoon indrukte, en het was niet eens haar eigen stem die hem verwoordde, maar die van Jim Brass... ... Verdomme, wat nu weer.

De tweede moord vereiste niet de aanwezigheid van het hele team. Catherine en Nick bleven achter op het hoofdkwartier om de oude zaken door te spitten en Grissom, Sara en Warrick pakten de auto naar een van de buitenwijken, Coronado Ranch. Anders dan op de plaats delict bij Sandred, waar hij de voortuin doorzocht had, ging Warrick hier binnen aan de slag. Het huis aan Buried Treasure Court was van Enrique Diaz, dat wil zeggen wijlen Enrique Diaz, een succesvolle televisieproducent die voor Tourist Channel werkte, een kabelnetwerk geheel gewijd aan reizen, met een speciale vootliefde voor de thuisbasis Las Vegas waar ze makkelijk lokale producties konden maken.

Het was een chic, maar niet overdreven protserig huis, waaraan het succes van de bewoner viel af te lezen zonder opdringerig te zijn. Het huis van Diaz had gepleisterde muren en een pannendak (net als ieder ander huis in de wijk) en was een langwerpig, slank bouwwerk van twee verdiepingen hoog met een onberispelijk gazon ervoor, ondanks het watertekort.

Brass en Damon gingen de buren ondervragen en Grissom, Sara en Warrick gingen aan de slag op de plaats delict. Sara bleef buiten, Grissom doorzocht het huis, op de woonkamer na waar Warrick aan de slag ging. Daar had de moord zich afgespeeld. Warrick had de plaats delict waar Sandred vermoord was zelf ook gezien, ondanks het feit dat hij toen vooral bezig was geweest met het gazon en ook de foto's van het huis van het eerste slachtoffer kende hij tot in detail; hij zag dus meteen hoe opvallend de gelijkenissen waren tussen de twee misdrijven. Het enige verschil was dat de omgeving hier een stuk chiquer was dan Sandreds vervallen bungalow.

De huiskamer was twee keer zo groot als die van Sandred en was helemaal in Mexicaanse stijl ingericht: wollen dekens met rode, groene en gele strepen lagen uitgekiend nonchalant over het meubilair gedrapeerd; een cactus in een pot in een zonnig hoekje zag er verzorgd uit; trendy ruwhouten lijstjes met familiefoto's hingen verspreid aan de muur en stonden her en der op bijzettafeltjes, ben bijpassend ruwhouten kruisbeeld boven de voordeur leek eer- der decoratief bedoeld dan religieus geïnspireerd; op de vloer lagen Mexicaanse tegels, heel wat anders dan het goedkope tapijt waaraan het vorige slachtoffer zijn buik flink geschaafd had terwijl hij dood lag te gaan. De op het zuiden gelegen muur bestond voornamelijk uit ramen en, hoe duister het misdrijf ook was dat de technische recherche aan het onderzoeken was, de locatie van de moord baadde in zonlicht. Aan een van de muren hing een plas- matelevisie. Een grote sofa, twee leunstoelen en een oorfauteil, allemaal bekleed met hetzelfde roomwitte leer, hielden zwijgend de wacht bij het lijk.

De gezette Diaz lag midden in de kamer; zijn donkere zwarte krulletjes werden op hun plaats gehouden dankzij een wetlook product. Hij lag naakt op zijn buik met zijn rechterhand voor hem uitgestrekt, de wijsvinger afgesneden, de andere hand onder zijn buik. Het moordwapen, een stuk touw dat naar Warricks schatting een centimeter of vijfenveertig lang was, zat nog om de nek van het slachtoffer gedraaid, de omgekeerde schuifknoop strak aangetrokken.

Ook nu had de moordenaar een plasje sperma op de rug van het slachtoffer achtergelaten, net boven de billen. De ogen van de producent puilden uit en zijn tong hing uit zijn mond, alsof hij de spot met Warrick dreef; een effect dat nog eens extra werd versterkt door de slordig aangebrachte felrode lippenstift.

Door de afwezigheid van bloedspatten nam Warrick ook nu aan dat de vinger van het slachtoffer pas was verwijderd nadat het hart het had opgegeven.

De anders zo onverstoorbare en objectieve Warrick stond zichzelf een kort moment van subjectiviteit toe met een walgende grijnslach. Hij had al veel plaatsen delict gezien, maar de vele verschillende en soms bizarre manieren waarop mensen zich hadden laten afmaken waren niet half zo verbazingwekkend als het leven waarvoor hun moordenaars hadden gekozen.

Hoewel Diaz van Latijns-Amerikaanse afkomst was, had hij een hele lichte huid en kon hij makkelijk doorgaan voor een blanke, hoewel zijn omgeving trots op zijn afkomst uitstraalde. De originele hals had een voorkeur gehad voor blanke slachtoffers en Sandred had ook in dat plaatje gepast; of Diaz bij vergissing voor een blanke was gehouden of domweg 'goed genoeg' was geweest voor de moor- denaar, zou later moeten blijken.

Misschien had deze copycat dat aspect van de oorspronkelijke moorden niet opgepikt en was hij zich er niet van bewust dat de meeste seriemoordenaars zich tot èèn etnische groep beperkten, meestal die van henzelf...

Natuurlijk was dat geen wet van Meden en Perzen; moordzuchtige maniakken hadden er een handje van hun eigen regels te maken en die gaandeweg weer te herschrijven wanneer hun moordenaarspet daarnaar stond. Toch wezen de tot in de puntjes geregisseerde halsmoorden, die volgens de regels van een of ander krankzinnig ritueel werden uitgevoerd, op een ziekelijke aandacht voor details die van nut zou kunnen zijn bij het onderzoek.

De overeenkomsten tussen deze moord en die op Sandred waren in ieder geval zeer opvallend en Warrick twijfelde er niet aan dat ze door een en dezelfde dader gepleegd waren, hetzij de oude, hetzij een nieuwe hals.

Maar goed, ondanks Grissoms verrassende mededeling dat hij vermoedde dat de moordenaar nog maar net begonnen was, een vermoeden dat al bewaarheid was door het lijk in deze kamer, wist Warrick dat zijn chef aannames niet zou tolereren, zelfs niet in een situatie als deze. Warrick zou kijken waar het bewijsmateriaal hem heen leidde. Punt uit.

Warrick haalde zijn camera tevoorschijn en begon foto's te maken. Hij had nog niet eens èèn rolletje vol toen Grissom naast hem opdook.

'Op het eerste gezicht is er met de rest van het huis niks aan de hand,' zei de CSI-chef. 'Niks opvallends?'

'Niets, of het zou moeten zijn dat alles er onaangeroerd uitziet. Wat dat betreft is het precies de plaats delict bij Sandred.'

'Aha'

'Ik zal alles nog wat nauwgezetter uitkammen maar ik denk dat de moordenaar in geen van de andere kamers is geweest.'

'Denk je dat, Gris? Straks krijg je nog visioenen.' ' Nee, een derde lijk als we ons werk niet beter doen dan tot nu toe.' 'Ik doe mijn best.' Warrick knipte nog een foto en schudde het hoofd. 'Die vent is echt gestoord. Weet je wel dat hij alle apparatuur heeft laten staan? Die televisie alleen is al een paar duizend waard.' 'Soms verhindert het ziektebeeld van een moordenaar hem te stelen, ook al heeft hij net een moord gepleegd. Dat zou dan als een ontheiliging van de daad aanvoelen.'

'Ja, ja, ik weet het,' zei Warrick, 'maar die vent moet echt wel gek zijn om zo'n gave tv te laten hangen.'

Ze wisselden wrange lachjes uit en gingen allebei weer aan het werk. Toen Warrick klaar was met fotograferen, nam hij een monster van het sperma. Daarna verwijderde hij voorzichtig het touw en draaide het lichaam om.

Op dat moment zag hij dat de vingers van de verstijvende hand iets vastklemden, iets wat tot nu toe door het lichaam aan het zicht onttrokken was geweest. 'Hè, Gris! Dit wil je vast zien.'

Even later stond Grissom naast Warrick naar de hand te kijken. 'Heb je daar al een foto van?'

Het lichaam begon zwaar te worden maar Warrick, die het omhoog hield, klaagde niet. 'Nog niet.'

Grissom pakte Warricks camera en maakte snel drie foto's. 'Okè, rol hem nu maar helemaal om.'

Warrick legde het lichaam voorzichtig op zijn rug, haalde een tangetje uit zijn sporenkoffer en knielde bij het slachtoffer neer. Toen hij zich er overheen boog en het kaartje bestudeerde, zag hij dat het zo'n pasje met een magneetstrip was dat door vrijwel ieder hotel en in veel bedrijven werd gebruikt als sleutel. Ook deze had een mag- netische strook aan èèn eind van de kaart en er stond een standaardtekst met gebruiksaanwijzing.

Heel voorzichtig pakte Warrick de kaart met het tangetje bij de rand vast om mogelijke vingerafdrukken niet te beschadigen.

Nadat hij het uit de vingers van de dode man had getrokken, draaide Warrick het kaartje om. Er stonden zes woorden in blauwe inkt op het witte plastic afgedrukt: Eigendom van de Las Vegas banner.

'Dat is niet zo best,' zei Warrick. Hij hield het kaartje in de lucht. 'Meestal ben ik blij met iedere aanwijzing, wat jij?' Grissom keek strak voor zich uit.

Warrick had een typische droge opmerking van zijn chef verwacht, maar het enige wat die zei was: 'Brass kan beter hierheen komen; en wel onmiddellijk.'

Nick Stokes was in de zeegroene gangen van het CSI-gebouw op zoek naar Catherine. Het gedempte licht was niet altijd in het voordeel van de nachtploeg; het werkte slaperigheid in de hand, maar gezien de gruwelen waar ze vaak genoeg mee te maken kregen, had Nick geen bezwaar tegen de rust die het uitstraalde. Toen ze hun graafwerk in de oude HALS-dossiers waren begonnen, was het eerste probleem dat zich had aangediend, dat ze van twee van de verdachten de adressen niet konden vinden, namelijk van degenen die niet naar een psychiatrische inrichting waren afgevoerd. Nu Nick, na uren spitten, eindelijk van een van de twee een adres te pakken had, leek het er weer op dat hij een vermissingsformulier kon gaan invullen voor zijn collega.

Hij had net zijn mobiel uit de houder aan zijn riem getrokken, toen Catherine met een zwaar dossier onder haar arm uit een van de toiletten kwam.

Ze zag hem aankomen en trok een bedroefde grimas. 'De rustigste plaats in dit gebouw om dingen door te lezen,' grinnikte ze. Denkend aan het herentoilet aan de overkant van de gang schudde Nick zijn hoofd. Gezien de onevenwichtige man-vrouwverhoudingen bij de politie kon hij niet hetzelfde zeggen. 'Iets gevonden?' vroeg ze.

'Wat dacht je van het adres van Phillip Carlson?' 'Onze potenrammer? Waar?' 'Op Baltimore, vlakbij de Sphere.' 'Wat doen we hier nog?'

'Wachten op Brass en Damon misschien? Je weet dat de mannen van de recherche niet zo gek zijn op vrij rondlopende CSI'ers buiten hun lab.'

'Daar dacht Catherine even over na, maar toen schudde ze haar hoofd. 'Grissom heeft ons op de oude zaken gezet, dus storten we ons op de oude zaken. Brass is trouwens ook niet zo'n pietlut wat dat aangaat. Met de werkdruk die er nu heerst, kunnen we toch ook moeilijk een rechercheur van een actuele zaak afhalen om ons te begeleiden bij het natrekken van oude zaken?'

'Wow,' zei Nick. 'Probeer je mij nu te overtuigen of jezelf?'

Ze haalde glimlachend haar schouders op. 'Geen idee, maar ik ben om.'

'Ik ook,' grijnsde Nick. 'Maar laten we wel even om versterking vragen.'

Carlsons appartement zat in een gebouw van twee verdiepingen hoog, dat eruit zag als een motel uit de jaren vijftig dat al tientallen jaren geleden in de versukkeling was geraakt zonder dat iemand had geprobeerd daar in de tussenliggende jaren iets aan te doen.

Van achter het stuur zei Nick: 'Lekker plekje heeft meneer voor zichzelf uitgekozen.'

Nick parkeerde de Tahoe op straat in de hoop dat hij er nog steeds zou staan als hij terug kwam. De twee CSI'ers liepen naar de trap die aan de buitenkant van het gebouw zat en over de betonnen galerij van de eerste verdieping.

Ergens in de buurt had iemand de bas van zijn autostereo veel te hard staan en hoewel Nick op de hoogte was van de nieuwste muziek van de straat, iets waar hij prat op ging, maakte de vervorming van het geluid het hem onmogelijk de rapper in kwestie te herkennen.

Catherine klopte op de deur van appartement 2E waarna ze wachtten op een antwoord dat niet kwam.

Nick legde zijn oor tegen de afbladderende oranje deur, maar hoorde niets. Hij deed een stap naar achteren, haalde zijn schouders op naar Cath en klopte nog eens, harder dit keer.

En weer wachtten ze af.

Nick had net voor de derde keer geklopt toen de deur ernaast openzwaaide en er zich iemand naar buiten boog. 'Wat moeten jullie daar?' riep een graatmagere blanke vent, een flashback uit de sixties in een wit hemd en een spijkerbroek die niet uit modieuze overwegingen was verbleekt en die elk moment van zijn magere botten dreigde te glijden.

Hij was een eeuwig 'jochie' van een jaar of vijftig, met een grijzend, onverzorgd, hippieachtig kapsel en groene ogen die zo mistig stonden dat het flink geregend moest hebben binnenin zijn schedel. Hij had zich ergens deze maand nog wel geschoren, maar niet deze week. Toen ze dichterbij appartement 2D kwamen, walmde de marihuanalucht hen tegemoet. Waar rook is, is vuur, dacht Nick.

Nick liet zijn legitimatie zien en trok een beleefde lach. 'Stokes, Willows. Technische recherche.'

De mistige ogen gingen verder open. 'Is hier iets gebeurd dan? Daar weet ik niks van!'

Catherine had intussen ook een beleefde lach tevoorschijn getoverd. 'Kunt u misschien even naar buiten komen?' De uitgemergelde man stapte de galerij op en Nick manoeuvreerde zo dat hij tussen de man en Catherine in kwam te staan. De kerel trok de deur van 2D langzaam dicht, waarschijnlijk in de hoop dat ze het niet zouden merken.

'We zijn op zoek naar Phillip Carlson,' zei Catherine over Nicks schouder heen.

De man deinsde iets achteruit. 'Dan hebt u hem gevonden. Waarmee kan ik de politie van Vegas van dienst zijn? U beschermt, ik dien.'

'Door een paar vragen te beantwoorden,' zei Catherine. Carlson keek haar aan met een soort geamuseerde verwarring in zijn blik, alsof hij probeerde te begrijpen wat een mooie vrouw als zij bij de politie deed. 'Ik heb niks te verbergen, schoonheid. Vraag maar raak.'

'Willows is de naam. Kunnen we op een iets minder openbare plaats praten?'

Zijn ogen flitsten zenuwachtig in de richting van de dichte deur van zijn flat. 'Dat zou kunnen,' zei hij.

Toen Carlson daarop geen verdere actie ondernam, knikte Nick naar 2D. 'Minder openbaar, zoals daar?'

Carlson schudde zo heftig nee dat het leek alsof hij zijn hoofd van spinnenwebben wilde ontdoen. 'Daar woon ik niet, man.'

Nick wierp hem de vriendelijke lach toe die niet echt vriendelijk was. 'Van wie is die flat dan?'

'Mijn vriendin. Zij is eh... niet toonbaar.'

Dat kon Nick zich voorstellen.

Carlson wees met zijn knokige vinger. 'Jullie stonden daarnet bij de goede deur. We gaan wel naar mijn plekkie.'

Ze gingen dichter tegen de roestige metalen balustrade aanstaan om Carlson erlangs te laten. Een geamuseerde Nick trok zijn wenkbrauw op naar Catherine, die dat met een sceptische blik beantwoordde.

'Sorry,' zei Carlson, toen hij de deur van het slot haalde en hem openzwaaide. 'De werkster kon vandaag niet komen.' Hij liep de duistere flat in, gevolgd door Catherine en Nick. De gordijnen waren strak dichtgetrokken en er drong maar heel weinig licht door in de flat, op het beetje van de openstaande deur na. Carlson drukte op een schakelaar aan de muur, waarop een plafondlamp, die blijkbaar tegelijk dienst deed als bewaarplaats voor Carlsons dode insectenverzameling, de minuscule woonkamer in een vreemd, grijskleurig licht baadde.

Nick keek om zich heen naar de gigantische puinzooi en had de indruk dat dit 'plekkie' niet meer opgeruimd was sinds de dagen dat de Rat Pack triomfen vierde op de Strip. De CSI'er was wel vaker in het onderkomen van mensen met een dwangstoornis geweest, maar nu hij zo'n klassiek voorbeeld ervan binnentrad, kon hij de neiging om latex handschoenen aan te trekken haast niet weerstaan. Het enige meubilair bestond uit een aftandse sofa, twee opklaptafeltjes en een televisietoestel. Er hing niks aan de muur, maar voor de rest zag het er uit als een vuilnisbelt waar een bom was ontploft. Overal lagen zakken van de snackbar en plastic bekertjes: op de tafeltjes, bovenop de tv en bijna overal op de grond. Achter de woonkamer zag Nick een kleine eettafel met een berg snackafval en twee stoelen in een kleine nis die ooit als eetkamer had gediend. Links van Nick liep een klein gangetje dat naar een of twee slaapkamers leidde. Het meest opvallende element van de puinhopen waren echter de bergen kranten langs de wanden, die het grootste deel van het vloeroppervlak in beslag namen. Heer, laat dit alsjeblieft nooit een plaats delict worden, bad Nick. 'Plof maar ergens neer,' zei Carlson en hij viel zelf op de sofa neer, bovenop een verzameling papieren snackbarzakjes. Nick en Catherine kozen ervoor te blijven staan; niet dat er veel te kiezen viel.

Het appartement rook naar urine, drugs en kots. Nicks ogen prik- ten hier erger dan bij de ontbindende lichamen die ze regelmatig aantroffen.

Hij dwong zichzelf scherp te blijven. 'Meneer Carlson, zegt de naam Marvin Sandred u iets?'

Carlsons ogen werden spleetjes terwijl hij door de Rolodex van zijn zogenaamde geheugen bladerde, zijn gezicht verder zo leeg als de muren van zijn flat. 'Nee. Ik geloof het niet. Was dat alles? Was het zo simpel?'

'En Enrique Diaz?' vroeg Catherine.

Iets dat misschien op nadenken duidde, schemerde in Carlsons ogen. 'Luister. De politie helpen was in '99 mijn goede voornemen voor het nieuwe jaar, dus ik doe mijn best.' 'Dat stellen we op prijs,' zei Nick.

'Maar voor ik nog iets zeg, lijkt het me niet meer dan redelijk om eerst te vragen waar dit allemaal over gaat.'

'Het gaat om een lopend onderzoek,' was Nicks nietszeggende antwoord. 'Het is geen strikvraag, meneer Carlson. Kent u iemand met de naam Enrique Diaz of niet?'

'Dat is Chinees voor mij, ook al is het Spaans,' zei Carlson en hij lachte bij zichzelf. Waarschijnlijk genoot hij net zo van zijn eigen geestigheid als hij had gedaan van de voormalige inhoud van de overal verspreid liggende snackbarzakken. 'Hè, wat voor onderzoek is dat dan?'

'Moord,' zei Catherine.

'Hola!' Carlson hield zijn handen omhoog en schudde zijn hoofd. 'Ik heb niemand vermoord.

'Dat is een ander verhaal dan je de afgelopen jaren tegen de politie hebt afgestoken,' zei Nick. 'Hoeveel moorden heb je intussen al niet bekend? Eenentwintig?'

'Hè, ik stak vroeger niet zo lekker in mijn vel, maar ik heb hulp gezocht. Ik ben nu aan de medicijnen.'

Catherine's lach leek vrolijk. 'Zoals het "medicijn" dat we hiernaast roken?'

Carlson sloeg zijn handen voor zijn ogen en liet ze daarna traag over zijn gezicht naar beneden zakken, waarbij hij het vel naar beneden trok, zodat het leek alsof hij smolt; dat leek niet helemaal te passen bij zijn woorden: 'Ik ben helemaal clean. Dat was wierook, geen wiet.'

Eèn blik op de verwijde pupillen van de man vertelde Nick een heel ander verhaal.

'Mijn inschatting is dat de laatste keer dat jij clean was, de Beatles nog bij elkaar waren,' zei Nick.

Carlson sprong met klauwende handen op van de bank, zijn ogen wijd opengesperd en woest.

Nick en Catherine deden allebei verrast een stap naar achteren bij die plotselinge uitbarsting. Maar die duurde maar even. Nick gaf Carlson een niet al te zachtzinnige duw.

'Blijven zitten, Charlie Manson,' zei Nick, 'en rustig aan een beetje.' Carlson liet zijn handen zakken en zag er met zijn hangende schouders en zijn half dichtgezakte oogleden uit als een marionet aan nog maar een paar touwtjes. 'Je raakte een gevoelige plek, man. Je kwetste me.'

'Dan bied ik je mijn welgemeende excuses aan,' zei Nick. 'En nu zitten.'

Carlson slikte en knikte en deed wat Nick zei. In elkaar gezakt en met zijn ellebogen op zijn knieën, zei bun gastheer; 'Ik... probeerde... jullie alleen net te... vertellen dat ik veranderd ben. Ik kan zo kwaad worden als mensen dat denken. Ik heb zo hard gewerkt om van die troep af te blijven.'

'Nou,' zei Catherine, 'aangezien je zo "veranderd" bent intussen, heb je er vast geen bezwaar tegen als we even rondkijken?' Carlson wierp een snelle blik naar het gangetje. 'Eh... ik heb toch wel rechten? Of hoort dit bij die nieuwe flauwekulwet tegen terrorisme?'

'Ik blijf wel bij hem, Cath,' zei Nick. 'Bel jij maar voor een huiszoekingsbevel.'

Carlson zag er verslagen uit; hij stak zijn handen in de lucht. 'Kom op nou, mensen. Het is niet wat het lijkt.' Catherine trok een frons. 'Wat is niet wat het lijkt?' 'Niks...' Carlson gluurde weer naar de gang en grijnsde toen nerveus omhoog naar de CSI'ers. 'Het komt alleen allemaal nogal lullig mijn strot uit, dat is alles. Dat is ongeneeslijk.' Nick keek Catherine aan en knikte.

Terwijl Catherine in de woonkamer bij Carlson bleef, liep Nick met getrokken pistool in de rechterhand en zijn zaklamp in de linker het duistere gangetje in waar hij de lichtbundel van zijn zaklamp van links naar rechts liet glijden. Drie deuren.

Openstaande deuren links en rechts van hem en links achterin nog een dichte.

Snel controleerde Nick de twee openstaande: een badkamer links, een slaapkamer rechts, allebei smerig, allebei leeg, dat wil zeggen zonder mensen erin; Nick had zo'n voorgevoel dat Grissom hier heel wat nieuwe insectenvriendjes zou kunnen vinden. De laatste deur zat op slot.

'Hebt u misschien een sleutel voor ons, meneer Carlson?' riep Nick. 'Ik trap die deur liever niet in.'

Een paar tellen later weerkaatste Catherine's stem tegen de gipsmuren. 'Hij heeft de sleutel en hij wil hem wel met ons delen.' Nick liep terug om hem te halen en keek Carlson kwaad aan. 'Waarom gaf je hem daarnet niet gewoon? Je krijgt geen punten als je het ons lastiger maakt.'

Carlson staarde met openhangende mond en zonder iets te zeggen naar de grond.

Bij de slaapkamerdeur hield Nick, onzeker over wat hem te wachten stond, zijn zaklamp zo vast dat hij met de duim en wijsvinger van zijn linkerhand de sleutel vast kon houden en kon omdraaien in het slot. Hij strekte zijn rechterhand met het pistool voor zich uit terwijl de deur naar binnen openzwaaide en hij de donkere slaapkamer instapte.

Er hingen dikke gordijnen voor het raam in de linkermuur en schaduwen dansten door de ruimte terwijl Nick zijn zaklamp door de kamer liet glijden.

Maar afgezien van de lichtbundel bewoog er niets. Hij drukte op het lichtknopje aan de muur en er floepte nog zo'n insektenvergaarbak alias lamp aan. Hij liet het pistool in zijn hand bungelen, terwijl hij met een verbaasde blik om zich heen keek. Krantenartikelen, tijdschriftenartikelen, foto's en tekeningen bedekten de muren en zelfs het plafond, allemaal met hetzelfde thema als onderwerp, op dezelfde manier als tienermeisjes hun hele kamer soms aan een of andere popster wijden. Alleen was hier geen bed en was dit geen tempel voor een of andere zanger of acteur... ...dit was de Kerk van HALS.

Een klein houten tafeltje in het midden diende als altaar voor het heilige boek, HALSmisdaden, de door Perry Bell en David Paquette geschreven paperback over hals; verder lagen er verschillende stapels met plakboeken op het tafeltje. In omgekeerde schuifknoop geknoopte touwen van verschillende lengtes hingen aan het plafond. Toen Nick de woonkamer weer binnen kwam, stond Catherine vlakbij de deur naar de gang, nieuwsgierig naar zijn verslag. Nicks wijd opengesperde ogen spraken boekdelen.

Carlson zat op de bank met de terneergeslagen gezichtsuitdrukking van een dertienjarige wiens ouders zojuist zijn pornocollectie hebben ontdekt.

'Zo, meneer Carlson,' zei Nick opgewekt. 'Die pogingen om op het rechte pad te blijven van u, vonden die voor of na de opening van uw seriemoordenaarsmuseum plaats?' Carlson sprong op en sprintte naar de deur.

Catherine draaide zich vliegensvlug om en Nick reageerde meteen, maar toch waren ze te laat; Carlson was al buiten. Nick ging voorop en Catherine rende direct achter hem aan in hun jacht over de galerij op de overjarige hippie in zijn hemd. De magere man nam de trap met twee treden tegelijk maar tegen de tijd dat hij beneden was, begon Nick hem al in te halen. Carlson slikte dan misschien speed, maar veel snelheid leverde hem dat niet op: de verdachte had de luchtwegen van een verstokte hasjroker en met iedere stap die hij zette, verkleinde Nick de afstand.

Carlson was net aan de overkant van de parkeerplaats toen Nick hem met een welgemikte beweging tackelde.

Nick trok zijn prooi op de grond en samen rolden ze over de stoep, Baltimore Avenue op. De stoep beet gemeen in de huid van Nicks handen en ellebogen maar hij liet niet los.

Catherine was er al, klaar om de twee te beschermen tegen het verkeer, maar het stel was, zeer toepasselijk voor de verdachte, de goot ingerold.

'Au, maaaaan,' jammerde Carlson onder Nick en bloed drupte over het stoppelige gezicht van de verdachte van de plaatsen waar dat in aanraking was gekomen met het beton. 'Niet tof, man, niet tof!' 'Verzet tegen arrestatie,' zei Nick, 'is ook niet zo tof, man.' 'Ik sta toch niet onder arrest? Toch?' 'O, ja.'

Nick hoorde een sirene loeien en besefte dat zijn collega een mobieltje in de hand had; ze had al om versterking gevraagd en gelukkig bleek er een patrouillewagen in de buurt te zijn. Even later verschenen de agenten, die een geïntimideerde Carlson de wagen induwden.

'Dat gebeurt er dus als ik bid,' zei Nick somber.

Catherine trok een geamuseerde frons. 'Hoezo?'

'Ik had het Opperwezen gevraagd te voorkomen dat die flat een plaats delict zou blijken. En nu mogen wij, terwijl Carlson stoom afblaast in een cel met airconditioning, elke centimeter van die puinzooi hier uitkammen.'

'Misschien heeft God gevoel voor humor,' lachte Catherine. Ze liepen terug naar het gebouw.

'God heeft zeker gevoel voor humor,' zei Nick. 'De ellende is alleen dat dat wel erg lijkt op het gevoel voor humor van Grissom.' Ze keerden terug naar het appartement om daar de tempel voor hals te fotograferen, te onderzoeken en te ontmantelen. Terwijl ze daarmee bezig waren, zouden ze erachter proberen te komen of Carlson hier eigenlijk een vereringsplaats voor zichzelf had opgericht.

Sara Sidle klopte op de deurstijl van Gil Grissoms openstaande kantoor.

De CSI-chef zat met zijn bril op zijn neus achter zijn bureau een pagina van een dossier door te lezen. Hij keek op. 'Ha.' 'Ha,' antwoordde ze.

Ze kuierde naar binnen, liet een bewijszakje met de magneetpas van de Las Vegas Banner op zijn bureau vallen en plofte in de stoel tegenover hem neer. 'Afdrukken?' vroeg hij.

'Een paar gedeeltelijke, maar AFIS herkent ze niet.'

De database met vingerafdrukken had hen al bij verschillende zaken goede diensten bewezen, maar het systeem bevatte alleen afdrukken van boeven die ooit opgepakt waren.

'Geen makkie, dus,' zei hij. 'Verbaast ons dat?'

Ze schudde nee. 'Wat nu?'

'Ik bel Brass. Misschien kunnen we dat pasje via de krant geïdentificeerd krijgen.'

'Denk je echt dat de grote jongens van de Banner al hun werknemers zullen optrommelen om hun pasje aan ons te laten zien?' Daar dacht Grissom even over na. 'Als het niet om de Banner ging of om welk mediabedrijf dan ook zou ik zeggen, misschien. Ik vermoed dat ze niks willen doen zonder eerst met hun advocaten te overleggen.'

'En wat zullen de advocaten zeggen?'

'Dat het een Fourth Amendment-kwestie is,' antwoordde Grissom. 'Hoewel het dat eigenlijk niet is.' 'Dood aan de advocaten.'

'Dat citaat wordt altijd uit zijn verband gerukt,' zei Grissom. 'In Henry LV bedoelde Shakespeare eigenlijk dat advocaten zeer waardevol zijn voor...'

'Ja, ja. Maar de advocaten van de Banner zullen geen medewerking verlenen?'

'Nee.'

'En wij gaan het toch proberen?' 'Ja.'

Een uur later zat Sara samen met Grissom en Brass op het kantoor van de uitgever van de Banner, James Holowell, en hoorde ze hem hetzelfde argument gebruiken, maar zonder de typische Grissomachtige interpretatie van de Bard van Avon.

Een groot raam in het kantoor bood uitzicht op een wirwar van bureaus waar het bruiste van activiteit. Holowells kantoor was karig gemeubileerd. Een enorm mahoniehouten bureau nam het overgrote deel van de ruimte in beslag. In de hoek van het nette, maar niet lege bureaublad stond een computerbeeldscherm. Het bewijszakje met de magneetpas lag midden op het vloeiblad als een driedimensionale inktvlek.

Grissom, Brass en Sara hadden aan de andere kant van het bureau plaatsgenomen, tegenover Holowell, een kloek gebouwde Afro-Amerikaan met een kale (of mogelijk geschoren) schedel en een bril met schildpad montuur. Hij droeg een chic grijs overhemd, waarvan hij de manchetten eenmaal had omgeslagen, en een blauw met zilveren das met een Frank Lloyd Wright-patroon. Tot zover was hij vriendelijk, professioneel en niet erg behulpzaam geweest.

'Hoeveel werknemers hebben er zo een?' vroeg Brass en hij wees naar het zakje met de pas op het bureau van de krantenbaas.

Holowell haalde zijn schouders op. 'Ik zou het echt niet weten.'

'Wie weet dat wel?' vroeg Grissom.

'Dat zou ik ook niet weten.'

'Kunt u daar achter komen?'

'Dat denk ik wel.'

'Wilt u dat doen?' vroeg Brass.

'Niet nu meteen maar ik zal natuurlijk mijn best doen. Ik wil u graag helpen, voor zover mijn verantwoordelijkheid voor de krant dat toestaat.'

Met andere woorden, dacht Sara, nee.

Grissom had de uitgever aandachtig opgenomen en vroeg: 'Hoeveel magneetpasjes schat u dat er in omloop zijn?'

'Een stuk of twintig,' zei Holowell. 'Misschien dertig.' Dat klonk bescheiden in Sara's oren. Maar toch, de Banner- het op twee na grootste dagblad van de stad - had een paar honderd werknemers in dienst en daarvan was nu minstens tien procent mogelijk verdacht.

'Twintig tot dertig maar?' vroeg Brass. 'Kunt u ook aangeven aan wie ze zijn uitgedeeld?'

'Ikzelf heb er natuurlijk een en verder alle redacteuren en verslaggevers,' zei Holowell schouderophalend, 'en een stel chefs van de perszaal.'

Ze bedankten Holowell voor zijn tijd en stonden op; bij hun entree was er al een rondje handen geschud en niemand nam de moeite dat ritueel nog eens te herhalen.

Grissom pakte het bewijszakje van het bureau en stopte het in zijn zak, waarna de twee CSI'ers en de rechercheur de bijenkorf van de redactieruimte instapten. Het gezoem en de beschaafde herrie die daar heersten, boden hen een merkwaardige privacy.

Sara keek Grissom en Brass aan. 'Wat dacht je van: dood aan alle verslaggevers?'

'Over dat onderwerp heeft Shakespeare zich niet uitgelaten,' zei Grissom.

'Zijn we nu verder dan voor dit gesprek?' vroeg Sara aan de rechercheur.

'Ik zou het niet weten,' was Brass' antwoord. 'Natuurlijk wel,' zei Grissom. 'Twee stappen vooruit en èèn stap achteruit is nog altijd èèn stap vooruit. Toen we hier aankwamen, hadden we nog een aantal van tweehonderd verdachten die mogelijk een pasje hadden. Nu is dat, als we de uitgever mogen geloven, teruggebracht tot dertig of minder. En misschien krijgen we wel een lijst met namen.'

Sara trok een gezicht. 'Maar het pasje kan wel gestolen zijn. Grissom knikte. 'Als we in dat geval kunnen vaststellen van wie het gestolen is, zijn we alweer verder - dan hebben we een beginpunt.' 'Okè,' beaamde Sara.

'Wat we nu in elk geval weten,' zei Brass, die in de redenering meeging, 'is, nogmaals ervan uitgaande dat Holowell de waarheid sprak, dat vijfentachtig tot negentig procent van de werknemers gèèn sleutel heeft.'

Grissom glimlachte. 'Precies, Jim. Informatie is ons kapitaal, dat weet je. Onze spaarrekening groeit beetje bij beetje, muntje voor muntje, maar hij groeit.'

Met een zuur mondje zei Brass: 'Het lijkt mijn spaarrekening wel.' Het trio was nog maar een paar stappen verder, toen David Paquette uit een zijkamertje tevoorschijn schoot dat aan de rand van de bijenkorf lag. Hij had een blauw overhemd aan met een blauw met goud gestreepte das en zijn mouwen waren tot halverwege opgestroopt; hij zag er gekwelder en minder onberispelijk uit dan zijn uitgever en het fluorescerende licht weerkaatste op zijn kalende schedel.

'Wat brengt de LVPD naar het vijandelijke kamp?' zei hij, half grappend, half gemeend.

'Afspraak met de heer Holowell,' zei Grissom. Paquette gebaarde dat ze hem moesten volgen naar zijn kamer, die drie keer zo klein was als die van Holowell, niet meer dan een hok eigenlijk en een metalen bureau met een veel kleinere monitor en stapels papier.

Nadat hij de deur had dichtgedaan, ging hun gastheer niet achter zijn bureau zitten, noch nodigde hij zijn gasten uit plaats te nemen; ze stonden op een kluitje bij elkaar.

'Waarover hebben jullie met James gepraat?' vroeg Paquette. In zijn toon klonk iets door van een gevoel verraden te zijn. 'Wat denk je?' zei Brass. 'Politiezaken.'

Paquette snoof. 'Denk je nou echt dat ik daarin trap? Ik weet dat er weer een moord gepleegd is!' Hij wees een beschuldigende vinger naar hen. Ze kwamen allemaal aan de beurt. 'En hoor ik ook maar èèn piepje van jullie kant? Welnee. Jullie hebben noch mij, noch Bell, noch Brower gebeld. We hadden toch een afspraak?' Grissoms voorhoofd stond strak, dat was zijn versie van een frons. 'Waarom denk je dat er nog een hals-moord is gepleegd?' Paquette gromde. 'Ik zei niet dat ik het denk, ik zei dat ik het weet. Zijn jullie nou echt zo verwaand en zelfingenomen dat jullie je verbeelden dat ik geen andere bronnen bij de LVPD heb?'

Grissom antwoordde met een vraag waarvan Paquette vast het verband met zijn opmerking niet snapte. 'Heb je je magneetpas bij je, David?' 'Wat?'

'Je sleutelkaart van de Banner?'

Paquette graaide in zijn broekzak, zocht even en trok inderdaad een magneetpasje tevoorschijn. 'Wat moeten jullie daarmee?' vroeg de redacteur. Grissom trok het bewijszakje uit zijn zak maar hield de inhoud stevig in zijn vuist geklemd. 'Als ik je dit bewijsstuk laat zien, wil ik wel eerst iets zeker weten.' 'Waar heb je het over, man?'

'Ik wil zeker weten dat onze afspraak nog steeds geldt. Jullie zetten niks in de Banner tot wij daar toestemming voor geven.' 'En dat nadat jullie in alle talen tegen ons hebben gezwegen? Wat een lef.'

'Luister nou eerst even,' zei Grissom, het bewijsstuk nog steeds verstopt in zijn hand. 'Dit is iets waar alleen mijn lab vanaf weet. Geen van de media is nog op de hoogte. En het is vooral van belang voor jullie blad.'

Paquette's aangeboren nieuwsgierigheid nam het over. 'Ik luister.' Grissom wist dat hij de redacteur al in zijn greep had maar draaide de duimschroeven toch nog wat strakker aan. 'En onze afspraak geldt nog steeds?'

Paquette schudde het hoofd maar zei: 'Die staat nog.' Grissom liet het zakje als een vlag uitrollen en onthulde de magneetpas waarop het logo van de Las Vegas Banner duidelijk zichtbaar was voor de redacteur.

'Ja, er is weer een moord gepleegd, zoals je weet,' zei Grissom. 'Maar wat jullie, net als alle andere mediavertegenwoordigers, niet weten, is dat het slachtoffer dit in zijn hand geklemd hield.'

'Dat meen je niet.' Paquette's ogen puilden uit. 'Van wie is dat?'

'Weten we niet,' zei Brass.

'Dus daar hadden jullie het met mijn baas over!'

'We mogen onze bronnen niet noemen,' zei Grissom.

'Heel grappig, Grissom! Dit, dit betekent nog niet dat iemand van de Banner verantwoordelijk is voor die moorden.' Woede en frustratie flakkerden op in zijn stem. 'Dat ding kan net zo goed gestolen zijn en met opzet bij die dode achtergelaten zijn!' 'Jeetje, bedankt,' zei Brass. 'Waar zouden we toch zijn zonder een misdaadverslaggever zoals jij om onze theoriën voor ons te ontwikkelen?'

'Ook erg grappig, Brass.'

De rechercheur kwam dichter bij de redacteur staan. 'Jij en je maatje Perry wisten meer van die HALS-zaken dan wie ook, afgezien van de insiders bij de politie en die arme sloebers die vermoord zijn. Denk jij soms dat het opduiken van dit pasje in de koude knuist van het slachtoffer toeval is?'

Paquette wilde iets zeggen maar bedacht zich vervolgens. 'Waar is Perry trouwens?' vroeg Brass.

Paquette's ogen waren nu op het bewijszakje gevestigd en hij stond zich waarschijnlijk af te vragen of zijn collega nou een moordenaar was. 'Hij... hij is een paar dagen de stad uit. Hij wilde Patty nog zien voor het schooljaar weer begint.' 'Patty?' vroeg Grissom.

Brass en Paquette antwoordden tegelijkertijd. 'Zijn dochter.' 'Ze begint aan haar tweede jaar op UCLA,' vulde Paquette nog aan. 'Het studiejaar begint binnenkort en hij is toevallig wel haar vader. Hij wilde nog even profiteren van de laatste dagen voor ze het weer te druk krijgt met haar studie.'

'Wanneer heb je Perry voor het laatst gezien?' vroeg Brass. 'Eergisteren.'

Voor de moord op Diaz, dacht Sara. Misschien was hun berg verdachten toch minder hoog; misschien was het maar een heuveltje. 'Hoe kunnen we de heer Bell bereiken?' wilde Grissom weten. 'Via zijn mobiel zou ik denken,' zei de redacteur. 'Dat nummer heb ik wel,' zei Brass.

'Hoor eens,' zei Paquette. 'Zoiets zou hij nooit doen. Dat heeft hij gewoon niet in zich.'

Brass trok hoofdschuddend een grimas. 'Jij en ik weten allebei dat de enige reden waarom Perry Bell hier nog steeds werkt, jouw schuldgevoel is over het succes dat jullie met het boek hadden. Het tilde jou een plan hoger maar die goeie ouwe Perry is blijven steken. Hij tikt nog steeds hetzelfde soort stukjes en teert op het beetje faam dat hij nog geniet door dat project van jaren her... dat toevallig als onderwerp de zaak van de hals-moordenaar heeft.' De redacteur leek eerder gegeneerd dan geïntimideerd door Brass' smalende woorden.

Na een korte stilte zei Paquette: 'Stel dat het zo is, dat Perry zijn baan aan mij te danken heeft, dan maakt dat toch nog geen... moordenaar van hem?'

'Misschien niet,' zei Brass. 'Maar het meeste werk wordt nu verzet door die knul, die Brower, en Perry moet diens hete adem wel in zijn nek voelen. Als je maar lang genoeg hetzelfde werk blijft doen, voel je je op het laatst vanzelf een fossiel. Er is dan toch geen betere manier om zijn carriëre een opfrisser te geven dan hals weer tot leven wek- ken? De moordenaar die hem zijn kwartiertje roem bezorgde?' Daar wilde de redacteur niet aan. 'Perry een of andere koelbloedige copycat? Verdomme, Jim, dan zou hij een nog grotere klootzak zijn dan de originele hals! Luister, ik ken Perry en hij heeft een hart van goud. Jij kent hem ook, je hebt de afgelopen jaren heel wat keren met hem samengewerkt en hij met jou. Hij is een beste kerel, heel fatsoenlijk. Dit is echt niks voor hem.' 'Okè,' zei Brass. 'Waar was hij toen Sandred stierf?' 'Hoe moet ik dat nou weten,' zei Paquette schouderophalend. 'Jij bent hier op de krant zijn directe chef.' 'Hij was niet op kantoor.'

'De andere moord vond gisterenochtend plaats. Weet je waar hij toen was?'

'Dat zeg ik net! Bij zijn dochter. Gewoon als vader en als fatsoenlijk mens. Dat zouden jij en Grissom voor de verandering ook eens moeten proberen! En nu moet ik weer aan het werk.' Hij joeg hen naar buiten.

De deur sloeg achter hen dicht en opnieuw stonden de twee CSI'ers en de rechercheur Moordzaken in de zoemende bijenkorf. 'Wat denk je, Gil?'

'Ik denk,' zei Grissom, 'dat wij ook maar weer eens aan het werk moeten.'

Wat slaap, een douche en andere kleren hadden Gil Grissoms humeur niet weten te verbeteren. Sheriff Atwater was hem op dit moment op een bevoogdende, pseudo-vriendelijke manier, waar Grissom een rood waas van voor zijn ogen kreeg, aan het inwrijven dat het hard nodig was dat ze deze moordenaar te pakken kregen voordat er paniek zou uitbreken in de stad en, erger nog, de landelijke pers er lucht van zou krijgen en met hun verhalen de toeristen af zou schrikken.

Interessant idee, trouwens: Atwater wilde dat Grissom 'van zijn kont kwam' en iets aan die zaak deed, maar tegelijkertijd meende hij dat Grissom niks beters te doen had dan achter zijn bureau naar een opsomming van uitbranders te luisteren, die Grissom vanwege de voorspelbaarheid ervan bijna mee kon prevelen. Grissom hing op en wierp de telefoon vervolgens een boze blik toe, alsof het ding verantwoordelijk was voor Atwaters donderpreek en voor het feit dat de sheriff de laatste tijd nog maar èèn nummer in zijn telefoongeheugen leek te hebben zitten... dat van Grissom. De televisiezenders waren hun oude banden met beeldmateriaal van de hals-zaak alweer uit de kast aan het halen en de CSI-chef wist dat de ochtendkranten er vol mee zouden staan. Het verband met de Enrique Diaz-zaak was ook al gelegd en Grissom vroeg zich af of hun twee gesprekjes op de redactie van de Banner het lek misschien alleen maar groter hadden gemaakt.

Grissom had een bloedhekel aan de media, niet aan het verschijnsel op zichzelf, hij geloofde in het abstracte idee van een vrije pers. Maar de lastige realiteit ervan, waarmee hij in zijn werk te maken kreeg, zat hem flink dwars. Op dezelfde manier gruwde hij van politiek; niet van de regering of zelfs van een bepaalde politieke partij, maar van de achterbakse en gladde manieren van hen die, net als de media, voorwendden dat ze geïnteresseerd waren in zijn werk en hem wilden helpen, maar hem intussen alleen maar in de weg liepen.

Brass kwam binnensjokken en gooide drie dagbladen op Grissoms bureau.

'Komt dat zien, komt dat zien,' zei de rechercheur bitter. Zowel de Sun als de Journal-Review hadden grote HALS-koppen en voorpaginaberichten over de nieuwe moorden en verwijzingen naar stukken over de oude verderop in de krant. De Banner had, dat moest hij ze nageven, alleen de nieuwe moorden als nieuws, met slechts een plichtmatige vermelding van hals om niet helemaal uit de toon te vallen waarschijnlijk. Hun hoofdartikel had als kop: Romanov verkocht bij miljardendeal. Grissom kon zich wel vinden in wat ze over de moorden schreven. Ze moesten tenslotte rekening houden met hun verantwoordelijkheid ten opzichte van hun lezers (en hun aandeelhouders).

'Zo te zien doet de Banner zijn best om zich aan de afspraak te houden,' zei Grissom, 'alles welbeschouwd.'

'Tja, maar veel hebben we daar niet aan als je ziet wat de anderen schrijven over hals... en dan heb ik het nog niet eens over de tv. En Dave Paquette hangt sinds we gisteren bij hem geweest zijn elk half uur aan de lijn.' 'Waarom?'

'O, ik weet niet, misschien om te horen of we al iets hebben waarmee wij kunnen zorgen dat hij zijn baan niet kwijtraakt?' 'We moeten ergens mee komen,' zei Grissom. 'We moeten iets voor hem hebben.'

Brass plofte in de stoel tegenover Grissom neer en zei: 'Nu je het toch over hen hebt: ik krijg Bell maar niet te pakken. Ik heb die studerende dochter van hem gebeld, waar hij heen zou zijn, maar ik krijg steeds haar antwoordapparaat en het bandje is vol.' 'Technologie heeft zijn beperkingen.'

Brass haalde zijn schouders op. 'Ik zal die dochter hoe dan ook vandaag te pakken krijgen en kijken of ik via haar Perry aan de lijn kan krijgen.'

'Okè. En maak het jezelf in de tussentijd niet te gemakkelijk in die stoel.'

'Gil, ik heb nog nooit in zo'n ongemakkelijke stoel gezeten. Het lijkt wel alsof je geen bezoekers wilt.'

Grissom lachte kort. 'In de benen dan maar. Laten we maar eens gaan kijken hoe het de anderen vergaat.'

Brass stond met een pijnlijk vertrokken gezicht op, alsof al zijn botten en spieren hem zeer deden. 'Laten we dat maar doen, dan.' Ze troffen Catherine en Nick in de koffiekamer aan. Ze zagen eruit alsof ze de afgelopen dagen hooguit zes uur slaap hadden gehad. Nick stond tegen de bar geleund te wachten tot de magnetron klaar was. Catherine zat aan tafel met een kartonnen bekertje koffie in de hand naar het zwarte vocht te staren, alsof ze een gelukkiger toekomst probeerde te zien; haar beste kans daarop was de koffiekoek die op een servetje voor haar lag. 'En?' vroeg Grissom.

'Ja en nee,' zei Catherine met het dampende kopje nu vlakbij haar mond. Ze blies erin.

'Ik had gehoopt op iets meer details,' zei Brass.

'Wat vind je van dit detail?' zei Nick. 'Phillip Carlson is een hele rare.'

'Raar als in uiterlijke afwijking? Of als in seksueel promiscue? Iets preciezer graag, Nick.'

'Raar als in iemand die een altaar heeft gebouwd voor een zekere vingerafsnijdende, sperma uitdelende seriemoordenaar.' Grissom en Brass gingen bij Catherine aan tafel zitten en ook Nick kwam aanlopen met koffie en een opgewarmde bagel met ei, waarna de twee hun verhaal deden. 'O,' zei Grissom. 'Zo'n soort rare.'

Catherine trok een grimas en schudde haar hoofd. 'Ja, maar helaas lijkt hij toch niet de goede rare.'

Dat hoorde Brass niet graag. 'Het klinkt anders wel alsof die krantenknipsels aan zijn muur over hemzelf gaan!' 'Toch kan hij het niet zijn, Jim. In ieder geval niet wat deze laatste twee moorden betreft.' 'Hoezo niet?' vroeg Grissom.

'Zijn dna komt niet overeen met wat er gevonden is.'

'En ook niet met wat er bij de originele hals-zaken is aangetroffen,'voegde Catherine toe.

'En we hadden meer dan genoeg dna om te laten testen,' zei Nick, die zijn eten even liet voor wat het was. 'Hoezo?' wilde Grissom weten.

'We hebben het tapijt in Carlsons hals-tempel met RUVIS beschenen...'

Ze doelde op het ultraviolette licht waarmee vlekken zichtbaar kunnen worden gemaakt.

'...en meteen daarop verschenen er overal witte wolken op de vloer.'

Grissom fronste zijn wenkbrauwen. 'Heeft hij staan masturberen bij die hals-artikelen?'

Brass schudde het hoofd. 'Jezus, dat past wel in het plaatje. Hij is een chronische bekennen Hij identificeert zich met die gore klootzak.'

'Maar hij is niet dè gore klootzak,' zei Nick.

'Niet de klootzak die we zoeken,' zei Catherine.

'Is al het bewijsmateriaal al onderzocht?' vroeg Grissom.

'Nee,' zei Catherine. 'We wachten nog op andere uitslagen, maar Gil, het is niet alleen maar een vermoeden als ik zeg dat Carlson een dood spoor is.'

Nick knikte. 'We gaan nu door met de andere twee verdachten, Dallas Hanson en Jerome Dayton.' 'Dat lijkt me ook het beste,' zei Grissom.

Greg Sanders kwam binnen, schonk zichzelf een kop koffie in en bleef grijnzend voor Grissom staan. 'Jij hebt iets,' zei de CSI-chef.

Gregs wenkbrauwen schoten de lucht in. 'Onze moordenaar? Is... een... copycat.'

Grissom klaarde iets op. 'Weet je dat zeker? Is dit geen gok, geen slag in de lucht, niet alleen maar een waarschijnlijkheid?' 'Ik weet het,' zei Greg. 'Hoe dan?'

Een en al zakelijkheid nu, zei Greg. 'Ik heb het dna-bewijsmateriaal van de originele zaken gelokaliseerd, het opgeslagen sperma, met dank aan rechercheur Champlain, intussen met pensioen maar nog steeds een van onze topspelers. Om kort te gaan: niets daarvan geeft een match met Rudy Orloffs storting op de rug van de slacht- offers... noch met het dna van de huidcellen op het touw.'

'Rudy Orloff,' zei Brass met een diepe zucht. 'Verdomme, die was ik alweer bijna vergeten in de consternatie rond de moord op Diaz.'

'Consternatie kan erg afleidend werken,' zei Greg.

'Greg,' waarschuwde Grissom.

'Sorry.'

'Greg?'

'Hmmm?'

'Goed werk.'

Licht in het hoofd van die lof liep Greg snel met zijn koffie terug naar zijn lab, voordat hij alles weer zou bederven. 'Goed,' zei Grissom tegen de anderen. 'Laten we even onze prioriteiten duidelijk stellen.'

'Ik doe Orloff wel,' zei Brass. 'Ik zal onze collega van Las Vegas Noord, Damon, meenemen om hem het gevoel te geven dat hij ook meetelt. Dan kan ik meteen onderweg ook wel bij die verslaggeefster, Jill Ganine, langsgaan. Misschien kunnen we dan het lek meteen lokaliseren.'

Catherine probeerde niet te lachen. 'Eigenlijk moet jij met haar praten, Gil. Ze mag jou zo graag.'

'Ik bel haar wel,' zei Grissom, in stilte lijdend. 'Maar ik wil haar alleen telefonisch spreken. Als een vervolggesprek nodig is...' 'Dat stel ik zeer op prijs, Gil,' zei Brass.

'Nick en ik zullen zoveel mogelijk informatie over Hanson en Dayton proberen te achterhalen,' zei Catherine. 'Okè,' zei hun chef. 'En wat hebben jullie met Carlson gedaan?' Nick grinnikte. 'Die zit in de cel. We troffen wiet aan in de flat ernaast, die ook van hem is, maar geen dealerhoeveelheden. En hij sloeg op de vlucht.'

Daar dacht Grissom even over na. 'Hou hem in ieder geval nog vast tot alle labuitslagen binnen zijn en je zeker weet dat hij het niet kan zijn. Het laatste wat we willen is een seriemoordenaar weer de straat op sturen.'

'Als Carlson nog vast zit bij de volgende moord die gepleegd wordt,' zei Brass, 'weten we in ieder geval zeker dat we hem kunnen schrappen.'

Ze keken hem allemaal zwijgend aan.

Brass stond versteld van zichzelf. 'Zei ik dat echt? Zeg alsjeblieft dat ik er niet vanuit ging dat we nog een moord voor onze kiezen krijgen voor we die vent tegen kunnen houden. 'Ik heb niks gehoord,' zei Catherine.

'Zei er iemand wat dan?' vroeg Nick, terwijl hij aan zijn bagel met ei knabbelde.

'Heb je Perry Bell nog te pakken gekregen?' vroeg Catherine aan Brass.

De rechercheur schudde het hoofd. 'Ik heb het tot middernacht geprobeerd. Hij neemt zijn mobiel niet op. Ik heb het nummer van zijn dochter op de campus van ucla.'

'Stort jij je maar op die Orloff. Ik ga wel achter Bell en zijn dochter aan,' zei Grissom.

'En Paquette?' vroeg Brass.

Voor Grissom iets kon zeggen, werd hij onderbroken door het geluid van Brass' mobiel.

Hij klapte zijn telefoontje open en keek wie er belde. 'Als je het over de duivel hebt...' Hij nam op. 'Brass. Zeg het maar, David.' Terwijl Brass een tijdlang luisterde, leek het gezicht van de rechercheur langer te worden en leek elk lijntje erin zich te verdiepen; uit zijn ogen, die niet knipperden, sprak ontsteltenis. Uiteindelijk zei hij in de telefoon: 'Ik zorg dat er binnen tien minuten iemand ter plekke is. Raak niets aan... ja, ik weet dat je dat wel weet... en hou iedereen vast die in de buurt is geweest. Zet ze maar bij elkaar in een kamer want we zullen hun vingerafdrukken nodig hebben.'

Hij luisterde weer, terwijl de CSI'ers ernstige blikken uitwisselden. 'Tien minuten,' zei Brass. 'Daar kun je op rekenen. Nog èèn ding, David: bedankt.' Brass hing op.

Hij keek Grissom aan. 'Hij heeft een brief en een pakje van hals.' 'Of van de imitator,' merkte Nick op.

'Dat denk ik niet. Ze hebben de brief bij de Barnier al gelezen omdat ze niet meteen in de gaten hadden wat ze in handen hadden. Maar waar het op neerkomt is dat de echte niet blij is met de imitatie.'

Catherine schudde zuchtend haar hoofd.

'En bedenk wel dat Paquette de originele brieven kent,' vervolgde Brass, 'die elf jaar geleden naar de Banner gestuurd zijn. Volgens hem is dit het echte werk.'

Grissom verhief zijn stem. 'Gaan jullie maar gewoon verder zoals afgesproken, dan stuur ik Sara en Warrick wel naar de krant.'

'Ik zou liever hebben dat Dave zich vergist,' zei Brass. 'We hebben onze handen al vol aan die imitator. We zitten er echt niet op te wachten dat die onverslagen gek weer aan de slag gaat.'

'Wat, en een poging doet om die nieuwe te overtreffen?' zei Nick met een bitter lachje.

Het was maar een grapje geweest maar het trof ieder van hen als een klap in het gezicht. Ze vielen allemaal stil bij die gruwelgedachte. Zelfs Gil Grissom.

Toen Warrick Brown achter Sara de lobby van de Banner binnenliep, bedacht hij dat dit vast het soort blikken moest zijn waarmee de technische recherche begroet werd als ze een gebouw betraden na een van die anthraxmeldingen die na 9/11 zo veelvuldig waren voorgekomen.

De werknemers die hij op de trap passeerde, wierpen hem eerder gekwelde dan angstige blikken toe. Maar het was duidelijk dat het nieuws zich al door het gebouw verspreid had: de beruchte hals had de Banner opnieuw uitgekozen als persoonlijke boodschapper. En toen Warrick en Sara langs de gesloten deur van uitgever James Holowell liepen, die zich blijkbaar in zijn kamer verschanst had als in een bunker, hield de hele bijenkorf de blik gericht op de twee CSI'ers, alsof ze een stel geesten in de gaten hielden die op de krant kwamen spoken, zonder direct de confrontatie aan te willen gaan. Een los groepje had zich verzameld voor de deur van Paquette's kamer. Het had wel wat weg van de groepen die zich verzamelen als er iemand naar de rand van het dak van een hoog gebouw is gelopen. Rationeel gezien wil zo'n menigte niets liever dan dat de springer gered wordt; de omstanders juichen per slot van rekening als hij wordt gered, ja toch?

Maar ergens diep vanbinnen, in het domein van het id, willen ze dolgraag dat de arme ziel de duik naar de vergetelheid neemt, al zouden ze dat nooit aan zichzelf toegeven. Het is een dierlijke fascinatie met de dood die in de soort ingebakken zit. Warrick voelde diezelfde reactie in het groepje voor Paquette's kamer; ze wisten dat de dood, in hoogsteigen persoon, zich achter die gesloten deur verscholen hield. Geen lijk maar iets dat nog veel spannender was: de belofte van dood...

... gedaan door de grootste onder de leveranciers van de dood, de seriemoordenaar.

Sara ging achter Warrick lopen en bleef vlak achter hem bij het naderen van het kantoor. Ze hadden allebei hun zilverkleurige sporenkoffers bij zich en hun identiteitsbewijzen wapperden los om hun nek aan een koordje.

'Paquette zit achter de eerste deur rechts,' zei Sara. Warrick vroeg zich af waarom Sara, nu zowat alle ogen in de ruimte op die deur waren gericht, zoiets pijnlijk voor de hand liggends zei... tenzij ze iemands stem wilde horen, al was het maar die van haarzelf, in die openlijke stilte die de ruimte in zijn greep hield. Warrick klopte op de deur, die op een kiertje open ging. Hij had David Paquette al een keer of wat ontmoet en het streepje gezicht dat hem getoond werd, was voldoende. 'U bent... Brown, Warrick Brown,' zei het streepje Paquette. 'We zijn met zijn tweeën, meneer Paquette. Sara Sidle is er ook bij.' De deur ging iets verder open maar Paquette bleef voor de opening staan; hij keek hen fronsend aan. 'Waar is Jim Brass?' 'Dit is werk voor de technische recherche. Mogen we?' Paquette deed een stapje naar achteren en liet hen binnen, maar zonder de deur helemaal open te doen. Toen ze naar binnen geschoten waren, deed de redacteur hem snel weer dicht en bleef er met zijn rug tegenaan staan, alsof de menigte buiten naar binnen zou willen komen stormen en misschien een bank als stormram zou gebruiken en opgerolde kranten zou aansteken om als fakkels te gebruiken.

Was de seriemoordenaar tenslotte niet in de plaats gekomen van de monsters uit mythen en films? Misschien was het te wijten aan het unieke karakter van Vegas - die woestijnoase van plezier en zonneschijn, die bezoekers en nieuwe inwoners vanuit alle uithoeken van de wereld aantrok - maar de politie van Las Vegas was al met meer van deze moderne monsters geconfronteerd dan misschien wel elk ander district in de VS.

Toch ging het uiteindelijk maar om een handjevol en zelfs Warrick Brown - die van alle CSI'ers het onverstoorbaarst was, afgezien van Grissom dan misschien - was nog altijd niet gewend aan de gruwelijke slachtingen, de letterlijk monsterlijke ego's en de uitwassen van wat vroeger het kwaad genoemd werd, maar nu een ziektebeeld leek te zijn.

Maar die 'dorpelingen' daarbuiten dan? Die zouden wel op afstand blijven, zoveel ervaring had Warrick intussen wel, hoe gefascineerd ze ook waren bij de gedachte aan die gestoorde geest die dat pakje naar hun domein gestuurd had. Verder dan die deur zouden ze niet willen gaan.

Er stonden nog twee andere mensen in Paquette's kamertje. De een leek niet meer dan een kind met piekerig blond haar en grote blauwe ogen, zijn handen in de zakken van een spijkerbroek waarop hij een zwart T-shirt met het logo van Slipknot droeg. De ander was Perry Bells onderzoeksassistent, Mark Brower, in een wit overhemd met blauwe streepjes en een rood-blauwe das en donkerblauwe broek.

'Mark ken je wel, hè?' zei Paquette tegen Warrick.

'We hebben elkaar wel eens ontmoet,' knikte Warrick en schudde Brower de hand.

'En Sara is een oude vriendin,' zei Brower, haar ook de hand schuddend.

Aan Sara's blik te zien was dat nogal overdreven, maar zo was de sfeer die er hing: merkwaardig gespannen, geforceerd...

De redacteur verliet zijn post bij de deur, nadat hij eindelijk tot de slotsom was gekomen dat de nieuwsgierigen buiten geen bedreiging vormden, en liep naar zijn bureau, intussen gebarend naar de blonde jongen. 'Jimmy hier is degene die de brief als eerste vond.

Jimmy Mydalson. Hij werkt in de postkamer.'

Het joch knikte maar hield zijn handen in zijn zakken; dat maakte het ritueel van handen schudden dus onmogelijk, maar de postkamermedewerker werd ook te veel afgeleid door de envelop die op Paquette's bureau lag; hij wiep er telkens zenuwachtige blikken op alsof hij een opgerolde slang in de gaten hield, die opeens zou kunnen bijten.

'Is dat het voorwerp waar het om gaat?' vroeg Sara en ze liep wat dichter naar de envelop toe. 'Gedeeltelijk,' zei Paquette.

'Waar is de rest dan?' vroeg Sara met een lachje naar opzij. Paquette lachte gemaakt. 'Wat... wat in de envelop zit, is maar... eh... een gedeelte van het pakket. Dat hebben we verder niet aangeraakt. Het pakketje.' 'Oooookè,' zei Sara.

'De brief ligt onder de envelop. Daar. Die hebben we alle drie aangeraakt en de envelop zelf ook.'

'Even rustig aan,' zei Warrick. 'Vertel eerst eens wat er is gebeurd. Haast je niet.'

Paquette en Brower keken naar Mydalson.

Het joch keek alsof hij wilde vluchten of kotsen of allebei. Uiteindelijk haalde hij diep adem, wees met een bibberige vinger naar het pakje en zei: 'Dat werd vanochtend in de postkamer bezorgd. Ik heb het opengemaakt, gelezen en ben er toen als een gek mee naar meneer Brower gerend.'

'Mark is niet eens een verslaggever,' zei Sara. 'Waarom ben je niet naar een van de redacteuren gegaan, of iemand anders die hoger in de voedselketen staat?'

Mydalson haalde zijn schouders op. 'Ik vertrouw Mark. Hij is altijd aardig tegen me.'

'Okè, Mark,' zei Warrick, 'dan neem jij het hier over.' De postkamerbediende slaakte een diepe zucht van opluchting en keek Brower aan om te horen hoe hij het verhaal verder zou vertellen.

Dat deed hij als volgt: 'Jimmy bracht me de brief, ik heb hem gelezen en toen zijn we samen hierheen gestormd om hem aan David te laten zien.'

'Waarom niet naar je baas, Mark? Je bent toch Perry Bells assistent?' Brower haalde zijn schouders op. 'Perry zit in Californië, bij zijn dochter. David is Perry's redacteur, dus in dit geval is David mijn baas en heb ik het pakje dus naar hem gebracht.'

'Heeft iemand anders behalve jullie de brief in handen gehad?'

Alle drie schudden ze ontkennend het hoofd.

'Okè. Geen paniek nu, maar we gaan jullie vingerafdrukken nemen. We moeten jullie eerst uitsluiten om de afdrukken van de boef eruit te kunnen halen. Okè?'

Alle drie knikten ze instemmend.

De twee CSI'ers trokken latex handschoenen aan. Terwijl Warrick eerst Paquette's afdrukken nam en toen die van Mydalson, verplaatste Sara de envelop en vouwde ze de brief voorzichtig open met een tangetje om het bewijsmateriaal niet nog verder te besmetten. Het was briefpapier, beschreven in een klein, precies handschrift met blauwe pen in keurige, rechte regels.

Ze las de brief eerst voor zichzelf en las hem daarna opnieuw hardop aan Warrick voor: 'Hoofdinspecteur Brass, Er zijn vele jaren verstreken en toch bent u niet in rang gestegen. Het lijkt alsof u in het verleden versteend bent en onveranderd bent gebleven. In die zin lijken we op elkaar,  voor mij geldt hetzelfde. Ook ik ben verstard in het verle- den.'

Warrick was klaar met Mydalson en wilde met Brower beginnen. 'Is dit nou echt nodig, jongens?' vroeg Brower. 'Ik heb het ding nauwelijks aangeraakt en ik zit met een deadline.' Warrick lachte ontspannen naar de man. 'Rustig maar, Mark. Het duurt maar een paar tellen en het maakt het ons een stuk makkelijker de afdrukken van de dader te isoleren.'

'Okè dan maar.' Brower grinnikte en deed een stap naar voren. 'Ik zal het maar als research zien.' Hij stak zijn rechterhand uit. Sara las verder. ' "Ze zeggen wel eens dat imitatie het mooiste compliment is. Maar ik zie dat niet zo. Ik vind het een belediging en daarom wend ik me tot u, hoofdinspecteur, om het recht zijn loop te laten vinden. Ik wil dat u weet, hoofdinspecteur James Brass, dat ik niets te maken heb met deze roekeloze, hersenloze misdaden. Als teken van mijn oprechtheid doe ik afstand van een gekoesterd souvenir. " Met gefronst voorhoofd stopte Sara met lezen en richtte ze haar aandacht weer op de envelop zelf, die minstens 21 bij 29 was; het was duidelijk te zien dat er nog iets vierkants onderin de envelop zat.

Warrick was klaar met de vingerafdrukken van Brower en kwam bij Sara staan.

Hij boog zich voorover om in de open envelop te kijken en zag een wit doosje van ongeveer tien bij tien centimeter met een feestelijke rode strik eromheen. Sara stond naast hem en wierp ook een blik in de envelop; ze keek naar Warrick die de hint begreep. Met zijn in latex gehulde duim en middelvinger plukte hij het doosje uit de envelop en bestudeerde het aandachtig. Nadat hij foto's had gemaakt van het doosje en de brief, poederde hij de strik op vingerafdrukken, vond er geen en sneed hem toen voorzichtig door.

En toen was het kerstmis: Warrick tilde het deksel op.

In het doosje, op een bedje van watten, lag een gemummificeerde menselijke vinger.

Paquette en Brower deinsden terug en de postkamerbediende, Mydalson, sloeg een hand voor zijn mond en rende naar de deur, gooide die open, sprintte naar buiten en sloeg omstanders als bowlingkegels opzij - en dat alles in twee seconden. Succes, jongen, dacht Warrick.

De witte wijsvinger was zo erg uitgedroogd, dat Warrick zich meteen afvroeg of ze daar nog wel een afdruk van zouden kunnen maken.

Terwijl Warrick nog meer foto's nam, ging Sara verder met het verhaal in de brief:

'Je zult weten dat ik ben wie ik zeg dat ik ben, dat ik inderdaad de enige echte ben, de ware, geen goedkope imitatie - zodra je mijn eigendom identificeert. Ik heb niets te maken met de twee moorden die onlangs in onze stad gepleegd zijn. Degene die daarachter zit is een klunzige bedrieger die zich belangrijk wil voelen via mijn macht. Dat kan ik niet toestaan. Mijn reputatie staat op het spel en moet beschermd worden. Als u mijn goede naam niet kunt verdedigen, zal ik het zelf doen. "En hij is ondertekend met " Huisbezoek, Aftuigen, Laten Stikken." Warrick schudde zijn hoofd. Sara en hij wisselden veelbetekenende blikken uit. Met die burgers erbij wilden ze liever geen commentaar geven, maar ze vroegen zich allebei af boe hals zijn goede naam precies wenste te 'beschermen'.

'Het is een egoïstische maniak,' zei Paquette.

Er verscheen een heel klein lachje om Warricks lippen. 'Dit is wel een van de meest toepasselijke situaties waarin die karakterisering ooit is gebruikt, meneer Paquette.'

Het gesprek met Jill Ganine verliep zo ongeveer als Grissom zich had voorgesteld.

'Mevrouw Ganine,' zei Grissom in de hoorn en het beeld dat hij daarbij had van de aantrekkelijke brunette die het nieuws las, was niet onaangenaam, 'als vertrouwelijke informatie in een moordzaak als deze zijn weg vindt naar de media, baart dat ons om uiteenlopende redenen ernstig zorgen.'

'Zoals wie je kunt vertrouwen, Gil? Noem me nou in godsnaam toch Jill. Hoe vaak heb ik je al niet geïnterviewd? Heb ik ooit een verkeerde voorstelling van zaken gegeven over iets wat je me verteld had? Ooit je vertrouwen beschaamd?'

'Nee, Jill. Dat heb je niet en dat stel ik zeer op prijs.'

'Goed. Dan zul je het zeker respecteren dat ik mijn bron niet bekend wil maken.'

Grissom zuchtte maar zorgde wel dat dat niet hoorbaar was door de telefoon. 'Je brengt een zaak in gevaar waarin een nietsontziende moordenaar een rol speelt en die nog steeds vrij rondloopt. 'Bedoel je hals, of misschien een na-aper?'

'Jill, degene of degenen die jou van informatie voorzien, kunnen heel goed zelf verdachten zijn.' 'Interessant. Mag ik dat zo afdrukken?'

'Ik vrees dat dit gesprek geen andere wending meer gaat nemen?' 'Weet je, Gil, dat denk ik eigenlijk ook niet.' 'En als ik een dwangbevel aanvraag?'

'Om het gesprek een andere wending te laten nemen of om mij zover te krijgen dat ik mijn bron bekend maak? Denk je daar echt verder mee te komen?' 'Waarschijnlijk niet,' moest hij toegeven.

'Ach, je moet het maar zo zien, Gil. Nu kun je Jim Brass tenminste vertellen dat je het met je ouwe trouwe csi-methode hebt geprobeerd. We hebben een C, we hebben een S, we hebben een Iiiieee, wat hebben we dan?' 'Dag,Jill.'

Perry Bell nam zijn mobiel nog steeds niet op en het viel niet mee om de dochter van de verslaggever op te sporen. Grissom kreeg uiteindelijk de studentenflat van het meisje aan de lijn, om vervolgens van haar ex-kamergenote te horen te krijgen dat de jonge vrouw dit semester een eigen flatje had gevonden. Grissom vroeg om het tele- foonnummer, maar dat had ze niet, zei ze.

'We konden het niet zo goed samen vinden,' zei ze. 'Ze ging helemaal over de rooie toen ik een keer op haar kleed gekotst had. Alsof ik daar wat aan kon doen!'

'Je kon er niks aan doen dat je op haar kleed kotste?' 'Nee! Ik was toch dronken?'

Grissom archiveerde dit gesprek onder 'sociologische merkwaardigheden' en bedankte het meisje.

Daarna kwam hij niet veel verder tot hij op het idee kwam contact op te nemen met het oude maatje van brigadier O'Riley uit de tijd dat die nog in Los Angeles werkte, Tavo Alvarez. Deze belde hem binnen een half uur terug met de uitkomst van zijn naspeuringen: Patty bleek onder haar moeders meisjesnaam bij de universiteit geregistreerd te staan. Toen ze dat eenmaal wisten, was haar telefoonnummer zo gevonden.

Hij probeerde het eerst bij haar flat maar de jonge vrouw nam niet op. Vervolgens probeerde hij haar mobiel en eindelijk nam ze na de derde keer overgaan op. 'Hallo.'

Ze had een prettige stem waar een lach doorheen klonk. Zwakke geluiden van verkeer maakten duidelijk dat ze in een auto zat. 'Patty Lang?'

'Ja. Met wie spreek ik? Ik herken de stem niet.'

Hij stelde zich voor en vertelde haar dat hij op zoek was naar haar vader.

'Ik wou dat ik u kon helpen, meneer Grissom. Papa heeft me eergisteren gebeld... om te zeggen dat hij toch niet zou komen.'

Het zangerige toontje waarmee ze sprak deed Grissom denken aan Sara's toonval, een melodieus accent dat hij erg aangenaam vond klinken, zonder direct te weten waarom.

'Zei hij ook waarom hij jullie afspraak afzei?' vroeg Grissom.

'Ja, hij zei dat hij met een groot verhaal bezig was, net zoiets als hals destijds. Eèn waarmee hij zichzelf weer "op de kaart zou zetten .

'Vertelde hij ook waar dat verhaal over ging?'

Ze lachte kort. 'Kent u mijn vader goed, mijnheer Grissom?'

'Best goed.'

'Heeft hij u ooit iets verteld over een verhaal voordat het verschenen was?'

'Daar heb je gelijk in, Patty.'

Ze klonk opeens serieus. 'Denkt u dat er iets mis is? Met mijn vader, bedoel ik? Zit hij in de problemen? Loopt hij gevaar?' Met een vader die misdaadverslaggever was, leek Patty's reactie Grissom volkomen natuurlijk.

'Dat denken we niet. We wilden hem alleen graag even spreken over een lopend onderzoek. Iedereen leek te denken dat hij in LA was, bij jou.'

'Tja, dat was ook wel het plan. Maar toen dook de mogelijkheid van een primeur opeens op; al zou dat bij mijn vader natuurlijk net zo goed over beaujolais kunnen blijken te gaan!' Ze lachte en Grissom glimlachte ook, maar hij hoorde toch iets van ongerustheid in haar stem.

'Kan ik nog iets anders voor u doen, meneer Grissom?' 'Nee,' zei Grissom. 'Bedankt voor je tijd.' 'Zou u... zou u iets voor mij willen doen?' 'Natuurlijk, Patty.'

'Als u papa ziet, zou u hem dan willen vragen of hij mij belt? Ik begin me nu best zorgen te maken.' 'Sorry. Dat was niet mijn bedoeling.' 'In zo'n wereld leeft hij nu eenmaal, hè?'

Hij suste haar niet met een leugentje. 'Dat is zo, Patty. Bedankt. Tot ziens.'

'Dag!'

Hij verbrak de verbinding en zakte terug in zijn stoel. Als Bell niet in LA was - als hij werkte aan een 'grote primeur' hier in Vegas - waarom was de verslaggever dan al twee dagen niet op kantoor geweest? Of was dat 'verhaal' een smoes om hem de gelegenheid te geven om Enrique Diaz te vermoorden terwijl de rest van de wereld dacht dat hij de stad uit was? Maar als Perry had geprobeerd een alibi in elkaar te flansen, waarom zou iemand die dagelijks in de weer was met het onderwerp criminaliteit dan zo'n flinterdun exemplaar creëren? Eèn belletje naar de dochter en poef, weg is je alibi.

Hoe langer het duurde voordat ze erin slaagden Perry Bell te lokaliseren, des te meer vragen er rezen. Als een van de weinige mensen op deze planeet die daadwerkelijk iets te winnen hadden bij de verrijzenis van deze nietsontziende seriemoordenaar, had Bell geen alibi voor de eerste moord en was hij net voor de tweede compleet van de aardbodem verdwenen.

Vervolgens dook er een magneetpasje van Bells werk op in de hand van het tweede slachtoffer. Was het slachtoffer erin geslaagd het aan Bell te ontfutselen, als laatste wanhopige aanwijzing van een stervende?

Normaal gesproken verwierp Grissom dit soort veel te goed van pas komende en slimme 'aanwijzingen' als iets uit een Ellery Queen of Agatha Christie. Hij moest aan het oude filmclichè denken: het is stil... veel te stil.

Perry Bell leek een goede verdachte. Veel te goed.

De rit door de Delamar Mountains bleek nog saaier dan Brass had verwacht.

Hij had niet zoveel met een bergachtig landschap; de fascinatie die sommigen koesterden voor rotsformaties bezat hij niet. En qua gezelschap was Damon maar net iets beter dan de bergen. De politieman had twee onderwerpen: werk en professioneel worstelen. Brass' belangstelling voor de bezigheden van de mannen in Las Vegas Noord was ongeveer even groot als die voor de vechtsport. Na wat een eeuwigheid leek te duren, kwamen ze aan bij de toegangspoort van de Ely Staatsgevangenis. Acht gebouwen, verdeeld over vier met elkaar in verbinding staande paren, vormden samen de maximaal beveiligde penitentiaire inrichting. De instelling was omheind door een ruim drie meter hoge gaasafrastering met een rol prikkeldraad er bovenop met op alle vier de hoeken een drie verdie- pingen hoge bewakingstoren.

De bewaker met een klembord kwam het hokje met airco naast de poort uitlopen met die typische combinatie van autoriteit en onverschilligheid in zijn tred, die kenmerkend was voor de soort. Hij droeg een donkere zonnebril en een hoed, die hij diep over zijn ogen getrokken had.

Brass liet het raampje pas zakken toen de bewaker bij de auto aankwam.

'Kan ik u helpen?' vroeg de bewaker, maar wat hij bedoelde was duidelijk: Waarvoor moet ik zo nodig de hitte in?

Brass en Damon lieten allebei hun identiteitsbewijzen zien.

'We komen een gevangene bezoeken,' zei Damon.

De ogen van de bewaker zeiden: je meent het.

'We staan op de lijst,' zei Brass.

De bewaker was dat al aan het controleren. 'Klopt. Hier staan jullie. Jullie weten hoe het werkt?' 'Ik wel,' zei Brass. De bewaker kuierde weer terug. 'Hoe werkt het?' vroeg Damon. 'Het begint altijd met schiet-op-en-wacht.'

Ze bleven bijna vijf minuten in de kokende zon staan voordat de bewaker uiteindelijk weer het hokje uit kwam lopen en hen doorzwaaide. Terwijl hij dat deed, leek de poort op magische wijze open te zwaaien, alsof ze op het punt stonden Oz te betreden (of het Frank L. Baums versie was of die van de televisiezender hbo viel nog te bezien). Brass kon eindelijk verder rijden. Daarna duurde het nog een half uur voordat ze aan een metalen picknicktafel in een kleine ruimte van gasbetonblokken konden plaatsnemen. Hun wapens zaten opgeborgen in een metalen lade vlakbij de kamer van de bewaking en de twee politiemannen in burger zaten zwijgend te wachten op hun gast, terwijl de zon door het getraliede venster naar binnen stroomde en abstracte figuurtjes tekende op de tafel.

Na bijna even lang te hebben gewacht als de rit naar Ely had gekost, klonk het geluid van een sleutel in het slot en zwaaide de deur open. De jonge man die met een bewaker in zijn kielzog naar binnen kwam slenteren, zag er nauwelijks als een moordenaar uit; maar Brass wist maar al te goed dat moordenaars in alle soorten en maten kwamen.

Rudy Orloff was een mager blond joch met wijd uit elkaar staande en wijd opengesperde blauwe ogen, en eerder knap dan mooi. Zijn oranje overall was kreukloos gestreken en hij bewoog zich met een soepele gratie, bijna als een danser die door de lucht zweefde, ook al waren zijn handen geboeid.

Zonder daartoe uitgenodigd te zijn, ging Orloff tegenover hen aan de picknicktafel zitten.

Zijn lach toonde regelmatige, witte tanden. 'Jou ken ik nog wel,' zei hij tegen Brass. 'Je naam niet, maar jij en die uitslovers van de technische recherche hebben me een aantal jaren terug voor een of andere moord van m'n bed gelicht.' Toen keek hij Damon brutaal aan. 'Jij bent best een schatje, maar ik ken je niet... Dat is niet zo eerlijk, hè? Jij weet wel wie ik ben.' Brass en Damon lieten allebei hun identiteitsbewijs zien. 'Het moet wel voor iets belangrijks zijn dat jullie Vegas verruilen voor Ely,' zei Orloff, 'al is het maar voor een middagje. Zoals jullie waarschijnlijk al wel gezien hebben, is dit een smerig stinkhol.' 'We zijn helemaal hierheen gekomen om jou op te zoeken, Rudy,' zei Brass. 'En om met je te praten.'

'Wat een gigantische eer! En wie denken jullie dat ik vermoord heb die ik niet vermoord heb?'

'Jouw dna,' zei Damon, 'is bij twee vermoorde personen aangetroffen.'

Orloff knipperde nog niet eens met zijn ogen. 'Mijn dna? Wat dan? Haar? Huid?' 'Sperma,' zei Brass.

Met een kwaadaardige grijns zei Orloff: 'Jullie zijn echt gestoord, hè?'

'Koest, Bello,' zei Brass. 'Jouw kwakkie is aangetroffen op de lichamen van twee in Vegas vermoorde mannen. Vorige week.' De gevangene deinsde achteruit in zijn stoel; dit keer was zijn grijns eerder verward dan brutaal. 'Wat zeg je daar?' brass herhaalde het nog eens voor hem.

Orloff leek nu geamuseerd, zij het wel geïnteresseerd. 'En hoe stellen jullie je voor dat ik dat gedaan heb, nu ik al langer dan een jaar in de bak zit? Via de fax in de gevangenisbibliotheek? Of door goed te mikken?'

'We hebben het al laten natrekken,' zei Brass. 'Je bent niet buiten geweest voor een begrafenis of werk of wat dan ook. Je bent het gevangenisterrein niet af geweest.'

'Ken echte speurneus, die hoofdinspecteur. En hoe denk je zelf dat het zit?'

Brass zweeg een tijdlang en zei vervolgens: 'We hoopten dat jij dat voor ons zou kunnen ophelderen.' 'Waarom zou ik jullie helpen?'

'Ik zal met de leiding praten en een brief schrijven waardoor je een paar gouden sterren voor goed gedrag kan verdienen. 'Dat is al een aardig begin.'

'De vent waar we op jagen is door en door slecht,' zei Damon. Orloff deinsde met opgestoken handen achteruit, zoals Al Jolson toen hij Mammy zong. 'Wow, slecht! Dat is een gouwe ouwe!' 'We hebben het over een seriemoordenaar,' zei Brass. 'Herinner je je hals nog?'

'Is die met zijn comeback bezig? En ik hoopte nog wel op een reünie van Seinfeld.'

Brass' lippen glimlachten, zijn ogen niet. 'Hoe komt dat kwakkie van jou daar?'

Orloff haalde zijn schouders op. 'Het enige wat ik zeker weet, is dat ik die twee kerels van jullie niet vermoord heb. Maar verder... jezus, dan zou ik moeten gaan raden.' 'Doe maar,' zei Brass.

Dat was blijkbaar raak want Orloff leek de opmerking als een compliment te beschouwen. Hij boog zich met gevouwen handen voorover en vroeg op een samenzweerderige, van-expert-tot-expertachtige toon: 'Weten jullie zeker dat het mijn dna was?'

'Volgens coDis wel.'

'Dan heeft iemand het ingevroren.'

'Goh, daar hadden we nog niet aan gedacht. Heb je je sperma ooit aan een kliniek verkocht?'

'Nee. Mijn bloed ook niet hoewel ik dat wel een paar keer geprobeerd heb. Maar daarvoor moet je in een bekertje pissen en voor die test ben ik gezakt.'

'Dan komen we automatisch uit bij de vraag,' zei Brass, 'wie er lol in gehad zou hebben om Rudy Orloffs zaad in te vriezen.' Het joch leunde achterover in zijn stoel, niet onwillig, maar nadenkend.

Brass probeerde er wat meer vaart achter te zetten: 'Luister, we weten dat je hier al even zit. Wat we niet weten is wanneer je voor het laatst in Vegas bent geweest.'

'Dat zal iets van anderhalf jaar geleden zijn geweest, zoiets.' 'Je prostitueerde jezelf. Deed je ook perverse dingen?' Orloff lachte grommend. 'Zoals? Mannen die mannen betalen voor seks, wat voor perversiteiten stel je je daar verder nog bij voor?' 'Misschien iemand die betaalde voor... afhaal?' Orloff lachte en sloeg zijn armen over elkaar. 'Bedoel je een verzamelaar?' 'Bestaat zoiets?'

Orloff boog zich weer voorover en hoewel hij een lieflijk gezicht had, was zijn lach dat niet. 'Noem maar een kronkel en er is altijd wel iemand die hem heeft.' 'Dat geloof ik graag. Terug naar Vegas nu.'

De gevangene haalde zijn schouders op en leunde weer achterover met zijn armen over elkaar. 'Ik heb daar heel wat feestjes afgelopen, maar mijn geheugen is wat wazig. Misschien dat de boel opklaart als er voor mij nog een voordeeltje in zou zitten.'

Brass tikte Damon op de schouder en ze stonden tegelijk op.

'Wat?'

'Wij gaan er vandoor,' zei Brass.

'Wil je niet eens pingelen?' vroeg Orloff met gefronste wenkbrauwen. Hij zat zowat te mokken. 'Ik dacht dat jullie dat spelletje kwamen spelen!'

'We kwamen om te werken,' zei Brass. 'Maar ik geloof niet dat jij iets in de aanbieding hebt.'

'Ga zitten, ga zitten. Niet zo humeurig meteen. Als ik jullie iets geef, krijg ik er dan wat voor terug?' Ze gingen zitten.

'Zoals wat, bijvoorbeeld?' vroeg Brass.

'Eenzame opsluiting.'

'Wil je dat dan?' vroeg Damon.

'Luister, aan dat goeie gedrag werk ik al. Ik zit voor poging tot moord, niet voor moord, heren. Er is licht aan het einde van deze tunnel en door jullie te helpen, help ik mezelf vooruit. Maar we hebben hier ook tv en we krijgen hier kranten. Als die beesten erachter komen dat ik smerissen geholpen heb, ook al gaat het om een verknipte seriemoordenaar, dan is de jacht meteen geopend. Dat overleef ik nooit als ik niet ergens weg kan kruipen.' Brass knikte. 'Als jij iets bruikbaars voor me hebt, krijg jij je eenzame opsluiting.'