***
Het huwelijk zou over drie dagen plaatsvinden en Abrielle was
blij dat haar dierbare vriendin Cordelia bij haar was. Ze moest
iemand hebben in wie ze vertrouwen had, iemand die haar afleidde
van haar zorgen. Vlak na de jaarlijkse jachtpartij van De Marlé zou
ze met Desmond trouwen, dus wenste ze dat die jachtpartij niet snel
voorbij zou zijn.
'Volgens de mannen wijzen de tekenen erop dat het een goede
jacht wordt,' merkte Abrielle misnoegd op terwijl Cordelia en zij
zich buiten de slottoren van De Marlé hadden gewaagd.
Cordelia wierp een zijdelingse blik op de drukbevolkte
binnenplaats waar ze net vandaan waren gekomen. 'Met zo veel van
lord Weldons vrienden en vorige deelnemers die protesteren tegen
Desmonds nieuwe regels, en dreigen weg te gaan als de voormalige
regels niet weer worden ingesteld, zal het verbazingwekkend zijn
als er zelfs maar een jachtpartij zal plaatshebben.'
Abrielle huiverde bij de gedachte dat het huwelijk dan nog
eerder zou worden voltrokken.
Er waren al verscheidene jagers, die Weldons beste vrienden
waren geweest, woedend weg gebeend vanwege de nieuwe regels die
Thurstan, de neef van Desmond, bekend had gemaakt. Onder de mannen
die waren gebleven, werden boze gesprekken gevoerd met Desmonds
aanhangers die in groten getale waren gearriveerd. Ze stonden
allemaal onder leiding van Thurstan, een hooghartige, kille
jongeman die naar Abrielle keek met een afkeer die ze merkwaardig
vond.
'Ik heb nog nooit in mijn leven zo'n onuitstaanbare groep
mannen ontmoet,' merkte Cordelia op. 'Ik ben er vrij zeker van dat
ze te vergelijken zijn met de droesem op de vuile bodem van een
wijnvat, en het is altijd het beste om het restant weg te
gooien.'
Was dat maar mogelijk, dacht Abrielle bedroefd, en niet voor
de eerste keer. Jammer genoeg had ze die keus niet, net zomin als
de keus om zich van Desmond en zijn afschuwelijke aanhangers te
bevrijden. Haar toekomst, zoals die eruitzag, evenals de eer van
haar familie, rustte op een succesvolle verbintenis tussen hen. Het
huwelijkscontract zou net zo goed een kerkercel kunnen zijn, zonder
een deur en de hoop dat ze zich zou kunnen bevrijden.
Abrielle en Cordelia, die hun best hadden gedaan om zich te
verwijderen van de talloze boze gesprekken die zelfs nu nog op de
binnenplaats oplaaiden, keken elkaar veelbetekenend aan toen
verscheidene vrienden van Weldon het gebouw verlieten en wegliepen
over de ophaalbrug, waar ze meteen gebaarden dat hun paarden
dichterbij moesten worden gebracht. Binnen enkele minuten waren ze
vertrokken. Het was weer een voorbeeld van de stemming die Desmond,
zijn metgezellen en zijn neef teweeggebracht hadden nadat de eerste
jager was gearriveerd. Ze hadden zoveel regels veranderd, van wie
bepaalde wie de winnaars waren - eerst een groep onpartijdige
ouderen, en nu hoofdzakelijk Thurstan - tot de schandelijke
hoeveelheid geld die nodig was om aan de jacht deel te nemen.
Abrielle, je weet dat er een andere reden zou kunnen zijn
waarom zoveel edellieden weggaan,' zei Cordelia sluw.
Abrielle knipperde met haar ogen vanwege de minder dan
subtiele verwijzing naar het voedsel dat Desmond in de slottoren
had laten opdienen, en ze bekende met een klein stemmetje: 'Het is
nogal... gewoontjes en onappetijtelijk.'
'Beloof me dat je er iets aan zult doen wanneer je daar de
meesteres bent. De oudere kokkin lijkt behoorlijk chagrijnig, en te
oordelen naar haar uiterlijk, durf ik er mijn bruidsschat onder te
verwedden dat ze net zo goed met een strijdbijl kan zwaaien als
elke rover, en dat ze een aanzienlijk deel van haar eigen
maaltijden verorbert.'
Abrielle spreidde haar handen in een hulpeloos gebaar.
'Eerlijk gezegd heb ik geen idee waarom Desmond haar kookkunsten
tolereert. Voor een man die probeert hogerop in de wereld te komen,
doet hij niet erg zijn best om wat dat betreft op iemand indruk te
maken.'
Genietend van de geurige herfstbries die over de ophaalbrug
waaide, slaakte Abrielle een zucht, en bleef een ogenblik staan om
rond te kijken. Nadat ze veel langer op de rokerige binnenplaats
was gebleven dan ze wilde, leek de frisse lucht buitengewoon
versterkend.
Ze begreep volkomen waarom Weldon ervoor had gekozen om zijn
slottoren in dit gebied te bouwen, want de omgeving was simpelweg
adembenemend. Even verder stroomopwaarts vond een zijtak van de
rivier zijn weg door een dicht bos voordat hij onder de ophaalbrug
waarop ze nu stonden doorstroomde. De rivier voorzag niet alleen de
gracht rondom de slottoren van water, maar hij vervolgde ook
kronkelend zijn weg onder de kleinere brug door die naar de huisjes
van de lijfeigenen leidde, waardoor de gezinnen daar van een
overvloed aan vers water werden voorzien.
Het plan voor de slottoren was goed bedacht door Weldon de
Marlé, onder wiens supervisie het gebouw was geconstrueerd met de
bedoeling dat het hem, evenals zijn gezin en hun nakomelingen, tot
in de verre toekomst zou dienen als een ondoordringbaar fort. Vanaf
de ontelbare kantelen en borstweringen kon een verdedigende reactie
op touw worden gezet als ze aangevallen zouden worden.
Ophaalbruggen aan de voor- en achterkant konden worden opgetrokken
om te voorkomen dat de vijanden de bewoners zouden overvallen.
Weldon was niet alleen een moedige krijger geweest, maar ook een
man met een grote visie en intelligentie. Binnen de muren voorzien
van voldoende voedselvoorraden voor een heel leger, bood de
slottoren enkele maanden bescherming aan degenen die erin
woonden.
Maar toch, hoezeer Abrielle de veiligheid van de slottoren ook
kon waarderen, evenals de sereniteit en de schoonheid van de
omgeving, ze zag op tegen het feit dat ze hier binnenkort met een
afschuwelijke man zou moeten leven. En die gedachte maakte haar
melancholiek, ook al had ze zelf haar vrijheid opgeofferd in ruil
voor de vrijheid van haar stiefvader. Het feit dat ze op het punt
stond met zo'n weerzinwekkende man te trouwen was voldoende om haar
bijna te doen kokhalzen.
Hoewel velen van haar Saksische verwanten nog niet gearriveerd
waren voor het huwelijk, had Abrielle gevoeld dat degenen die er al
waren een koele houding hadden ten aanzien van hun onvriendelijke
gastheer en zijn eigenaardige verzameling van vulgaire metgezellen.
Ze kon de boosheid over de situatie waarin haar verwanten zich
bevonden heel goed begrijpen. De meeste kennissen van Desmond waren
sterk bevooroordeeld jegens de Saksen, aangezien zijzelf personen
van aanzien waren met een onberispelijke afkomst in tegenstelling
tot de ruwe kerels zonder prestige, titels of rijkdom.
De meeste oudere vrouwen hadden zich nogal haastig verwijderd
van de drukbevolkte binnenplaats en zich teruggetrokken bij de
warmte van een haardvuur op een bovenverdieping van de slottoren.
Samen met Cordelia en enkelen van hun verre neven en nichten, had
Abrielle een arm geboden aan degenen die onvast ter been waren en
de trap, al of niet met behulp van een wandelstok, moesten
beklimmen. Toen ze boven waren was er een ondeugende glans in de
ogen van de ouderen gekomen terwijl ze de jongere vrouwen
wegstuurden, en dreigden om in hun afwezigheid pikante verhalen uit
te wisselen. Nu bespraken de ouderen met gedempte, diep bezorgde
stemmen, het aanstaande huwelijk. Er werden veel veronderstellingen
over het twijfelachtige lot van de jonge bruid geuit, en ze vroegen
zich af of ze het beter zou doen dan de twee vorige vrouwen van de
landheer. Met het oog op haar jeugdige leeftijd en snelle geest zou
zij vast degene zijn die hem overleefde.
Cordelia keek om zich heen toen ze achter zich harde
voetstappen op de ophaalbrug hoorde, en kreunde vanbinnen toen ze
hun gezette gastheer haastig op hen af zag komen. Er was geen
staaltje van logisch denken voor nodig om vast te stellen dat
Desmond de Marlé buitengewoon verrukt was met wat hij voor zichzelf
had weten te regelen, want hij straalde van vreugde en
enthousiasme.
Cordelia boog zich heimelijk naar Abrielle toe, en fluisterde
waarschuwend: 'Kijk uit, je geile bok haast zich naar zijn
geliefde.'
Abrielle kreunde gesmoord, en besefte dat haar nachtmerrie al
bezig was zich te voltrekken. Ze bukte zich en kneep haar ogen
samen alsof ze naar iets interessants in de stroom keek, en smeekte
vervolgens binnensmonds: 'Blijf bij me, Cordelia, alsjeblieft, ik
smeek het je. Anders zal ik in paniek raken en wegrennen.'
De vrouw met het vlaskleurige haar slaakte een diepe zucht
alsof het haar tegenstond om in de nabijheid van de man te zijn.
'Desmond wekt een afkeer in me op die ik tot in het diepst van mijn
ziel voel,' bekende ze op gedempte toon. 'Maar ik heb mezelf altijd
als een waarlijk loyale vriendin beschouwd, dus ik zal je niet in
de steek laten.'
Te zeggen dat Abrielle zich in het nauw gedreven voelde door
de snelle nadering van de man, zou bepaald een understatement zijn
geweest. Desondanks vermande ze zich voor zover dat mogelijk was en
keek haar aanstaande aan met een glimlach, die desondanks hopeloos
gespannen was.
Hij werd op de hielen gevolgd door zijn neef, Thurstan, die
eerder onder de vele vrienden van Weldon zowel afkeer als woede had
gewekt. Hij scheen zich volledig bewust van zichzelf te zijn, want
zijn neus stak hooghartig omhoog terwijl hij rondkeek. Ondanks de
frisse herfstbries, leken zijn neusvleugels dichtgeknepen, alsof
hij iets smerigs in de lucht rook. Hij was een hoofd groter dan de
landheer, en tamelijk slank en gespierd. Zijn kleren en toebehoren
waren stijlvol en goed gemaakt. De halslijn en mouwen van zijn
zwarte mantel werden geaccentueerd door een groene, geweven band.
Zijn zwarte, suède laarzen waren afgezet met groenleren applicaties
in de vorm van varenbladen, en die motieven waren ook zichtbaar op
de geldbeurs die aan een riem rond zijn slanke heupen hing.
Zijn stijlvolle verschijning stond in scherpe tegenstelling
tot de armzalige kleding van de lijfeigenen die rond de slottoren
in de weer waren of op het terrein voorbij de voetbrug. Hoewel ze
er toen Weldon nog leefde schoon en goed doorvoed uitzagen en erg
opgewekt waren, had Abrielle tijdens haar huidige bezoek genoeg
lijfeigenen gezien om te beseffen dat er sinds zijn dood een
duistere verandering had plaatsgevonden. Ze zag nu vooral magere,
strakke gelaatstrekken en een groot aantal van hen vertoonde
tekenen van zweepslagen op hun armen en gezichten. De meesten van
hen leken zelfs bang te zijn voor Desmond en zijn neef.
Voor iemand die grote rijkdom van zijn halfbroer had geërfd,
scheen het Desmond niet te deren dat een groot aantal van de
lijfeigenen in smerige lompen was gehuld. Ze hadden zich in tijden
niet gewassen en er was een geurige zakdoek vereist om de stank van
hun lichamen te weren als ze dichtbij kwamen om een werkje uit te
voeren. Als zij eenmaal de meesteres werd, zou ze er alles aan doen
om die situatie te verbeteren. Ze mocht dan niet in staat zijn veel
aan haar eigen ellendige lot te veranderen, maar ze zou geluk, en
tevredenheid vinden als ze deze andere ongelukkige zielen zou
kunnen helpen. Ze zou erop staan dat iedereen die binnen de muren
van de slottoren werkte zich baadde, geschikte kleren droeg en een
nette verschijning vormde. Maar het belangrijkste waar ze voor zou
zorgen was dat iedereen genoeg te eten kreeg, van de jongste tot de
oudste, ongeacht het soort werk dat ze deden.
'Mijn lieve Abrielle,' dweepte Desmond, terwijl hij zijn
pafferige handen uitstak, alsof hij verwachtte dat ze de hare met
evenveel enthousiasme naar hem zou uitsteken.
'Mijn heer, hoe gaat het?' vroeg ze, niet in staat de
bibberige zwakheid in haar stem te negeren.
'Heel goed, mijn lief,' antwoordde Desmond. 'Maar hoe zou het
niet goed kunnen zijn als ik een buitengewoon mooie jonge dame voor
me zie die op het punt staat om van mij de gelukkigste man op aarde
te maken? Op zo'n moment is een man bereid te denken dat alles in
de wereld fantastisch is.'
Abrielle slaagde erin een tamelijk hartelijke glimlach op haar
gezicht te toveren en voldeed aan zijn onuitgesproken verzoek door
haar vingers in zijn handen te leggen. Ze vond zijn pafferige
handen misselijkmakend zacht, en ze waren een sterke aanwijzing
voor een vadsigheid die kennelijk was toegenomen doordat er zoveel
lijfeigenen waren die in al zijn behoeften voorzagen. Het volgende
ogenblik schoot er een golf van groeiende paniek door haar heen
toen hij haar handen ineensloeg en ze in een gebaar van genegenheid
begon te bedekken met vochtige, vurige kussen die haar met zoveel
weerzin vervulden dat ze bang was dat ze haar laatste maaltijd zou
uitbraken. Maar veel moeilijker te onderdrukken was het
misselijkmakende gevoel van de knoop in haar maag, die veel te
maken had met het besef dat ze, als ze eenmaal getrouwd waren, geen
recht meer had om zich van deze man terug te trekken.
Abrielles ogen dwaalden snel weg van de gezette landheer en
ontmoetten Thurstans doordringende blik. Zijn ogen hadden een
vreemde geelgroene kleur en waren omzoomd door bruine wimpers en
overschaduwd door dikke, bruine wenkbrauwen. Zijn hoge
jukbeenderen, rechte neus en puntige kin leken scherp gebeeldhouwd,
maar zijn mond was week en expressief, zoals bewezen werd door de
sardonische glimlach die zijn mondhoeken optrok. Als ze afging op
die zelfgenoegzame grijns, zou ze kunnen denken dat hij een zeer
goed waarnemer was en dat hij haar weerzin had herkend voor wat het
was en dat het hem hoogst vermakelijk voorkwam.
Verontwaardigd door de kritische blik van de man, vermande
Abrielle zichzelf en wendde zich opzettelijk af zonder hem te
begroeten. Ze keek haar aanstaande aan en zei: 'Ik begon me al af
te vragen of je wist dat ik hier was, Desmond. Je leek zo
verwikkeld te zijn in de ontelbare details voor de jacht dat ik me
verwaarloosd begon te voelen.'
Desmond grinnikte geamuseerd. 'Zet zo'n onvoorstelbare
gedachte maar uit je fraaie hoofdje, mijn lief. Ik verzeker je in
alle oprechtheid dat je niet uit mijn gedachten bent geweest. Wees
ervan verzekerd dat ik de dagen en uren tel die ons nog scheiden
tot we getrouwd zijn. Als ik in staat zou zijn de tijd sneller te
laten gaan, zou ik dat zeker doen.'
Ondanks zijn overduidelijke enthousiasme gaf Abrielle er de
voorkeur aan helemaal niet aan die gebeurtenis te denken. Zonder
een ja of een nee te uiten, gebaarde ze met een hand naar haar
trouwe vriendin, ik geloof dat je lady Cordelia van Grayson al
kent. Lord en lady Grayson hebben je uitnodiging om bij ons
huwelijk aanwezig te zijn, geaccepteerd en ze zijn op dit moment op
bezoek bij mijn ouders in de vertrekken die je hun zo hoffelijk
hebt toegewezen.'
'Natuurlijk! Natuurlijk!' antwoordde Desmond vrolijk, terwijl
hij zijn dikke lichaam verscheidene keren vooroverboog op een
manier die duidelijk bewees dat het hem verheugde om in het
gezelschap te vertoeven van mensen met een goede afkomst. 'Hoewel
dit onze eerste eigenlijke kennismaking is, my lady, kan ik je
verzekeren dat ik je ouders al geruime tijd ken.'
Cordelia glimlachte opgewekt en waagde het een wenkbrauw op te
trekken. 'En zij kennen jou, mijn heer.'
Door de insinuatie in het antwoord van haar vriendin vroeg
Abrielle zich af of ze een fout had gemaakt door erop te staan dat
Cordelia bij haar bleef. Hoewel ze allebei een grote afkeer van de
landheer hadden, waren er gelegenheden waarbij Cordelia niet zo
subtiel was in het bijzijn van mensen die ze niet mocht. Maar ja,
bracht Abrielle zichzelf in herinnering, voor haar vriendin was er
geen noodzaak om voorzichtig te zijn.
Cordelia had, in tegenstelling tot Abrielle, geen rijke
verloofde door het noodlot verloren en haar geliefde vader aan zijn
eigen overgrote koppige trots, waardoor ze in een hoogst netelige
situatie was terechtgekomen in een wereld waar de bescherming van
een man bepaald geen luxe voor een vrouw was, maar een kwestie van
overleven. Het rustte niet op Cordelia's verwende schouders om haar
stiefvader van armoede te redden en haar moeder van publiekelijke
vernedering. Niet dat Abrielle haar vriendin iets van dat alles zou
toewensen, absoluut niet. Ze wilde alleen dat het noodlot een
andere toekomst voor haar in petto had gehad... een toekomst waarin
ze niet haar hart hoefde te verkopen om haar geliefde familie te
redden en waarin haar bestemming niet zo verstrengeld zou zijn met
misbaksels van mannen.
Als de positie waarin ze zich bevond anders was geweest dan
hij was, zou het Abrielle niets hebben uitgemaakt of haar vriendin
uithaalde naar de man, aangezien hij intellectueel niet tegen
Cordelia op kon, maar elke kibbelpartij tussen die twee zou
waarschijnlijk spanningen in haar eigen familie veroorzaken, vooral
omdat Elspeth net zo'n afkeer van Desmond had als Cordelia.
Het leek uitstekend getimed dat een vis uit het water onder de
ophaalbrug omhoog sprong in de lucht. Gezien het feit dat water in
slotgrachten meestal stilstaand was en vol gegroeid met allerlei
waterplanten, was Abrielle opgelucht iets te hebben om zich over te
verheugen terwijl Desmond in hun midden was. 'Cordelia, zag je dat?
Stel je voor, een slotgracht vol met vis onder handbereik!'
Hoewel een ander wellicht nooit de subtiele verandering in
Abrielies stem zou zijn opgevallen, voelde Cordelia meteen de
nerveuze spanning van haar vriendin aan. Ze kon het haar nauwelijks
kwalijk nemen dat ze zo angstig was. Het leek er nu al geruime tijd
op dat er verbijsterende dingen gebeurden als Desmond in de buurt
was. Er verdwenen zomaar mensen die sterk gekant waren tegen
Desmond, er waren diefstallen geweest van juwelen, schilderijen,
zilveren schalen, gouden bokalen en andere kostbare schatten. Er
was weliswaar nog geen bewijs dat bevestigde dat Desmond schuldig
was, maar dat betekende niet dat hij niets met die daden te maken
had, alleen dat hij sluw genoeg geweest was om ermee weg te komen.
Voor het geval ze haar afkeer van de man niet zou kunnen verbergen,
achtte Cordelia het voor het welzijn van haar vriendin verstandig
om zich van het paar te verwijderen en ze begaf zich naar het
verste eind van de brug.
Abrielle was dankbaar voor het feit dat Cordelia niet alleen
intelligent was, maar in verschillende opzichten ook een scherp
waarnemer. Het was nu van het grootste belang om voorzichtig te
zijn aangezien ze binnenkort Desmonds vrouw zou zijn. Weldons dood
had van Desmond een zeer rijk man gemaakt, veel rijker dan de dood
van zijn eerste twee vrouwen hem hadden gemaakt, maar alle drie de
doden hadden haar weerzin- wekkende verloofde grote voordelen
opgeleverd, waardoor ze zich afvroeg of hun verscheiden misschien
opzettelijk gepland was door degene die ervan had
geprofiteerd.
Abrielle vermeed de blik van de rentmeester en richtte haar
aandacht onwillig op Desmond. Op de een of andere manier slaagde ze
erin haar misselijkheid te onderdrukken terwijl ze op een lieve,
gedempte toon een vraag stelde. 'Wilde je me over een bepaalde
kwestie spreken, Desmond?'
Doordat ze hem bij zijn voornaam aansprak, verscheen er een
glimlach van vreugde op zijn lippen. 'Daar hoopte ik de kans voor
te krijgen, mijn lief. Zoals je misschien weet, heeft sir Vachel
het laatste concept van onze huwelijksovereenkomst om door te
kijken en te ondertekenen. Afgezien van enkele clausules hier en
daar zie ik er niets in wat een belemmering zou kunnen zijn voor de
gebeurtenissen zoals die tot dusverre voor ons huwelijk zijn
gepland. Thurstan behartigt mijn zakelijke belangen, en hij is veel
slimmer dan ik in het vaststellen van de praktische kant van een
dergelijk contract. In dit geval adviseert hij slechts een paar
kleine veranderingen voordat de overeenkomst volledig kan worden
opgemaakt...'
'Betekent dit dat je nu twijfels hebt over de voorwaarden die
jij en mijn stiefvader eerder overeen zijn gekomen?' vroeg
Abrielle, terwijl ze wenste dat ze zich kon verheugen, maar in
plaats daarvan een kille angst voelde bij de gedachte aan een
toekomst zonder deze verbintenis. Ze zou zich hier doorheen moeten
bluffen. 'Als dat zo is dan zal ik dit nieuws zo snel mogelijk aan
mijn ouders moeten overbrengen, aangezien er nog zo weinig tijd
over is voor het huwelijk. We hadden de indruk dat je volledig
akkoord ging met alles wat was vastgelegd toen je het met je
persoonlijke zegel afrondde en aankondigde dat we na de jachtpartij
zouden kunnen trouwen. Het lijkt een beetje aan de late kant om nu
nog andere kwesties te berde te brengen nadat de overeenkomst door
beide partijen is bekrachtigd. Ik vraag me dan ook af wat je nu
verwacht.'
'Eigenlijk zijn er slechts enkele kleine veranderingen die
voor het huwelijk moeten worden aangebracht,' haastte Desmond zich
haar te verzekeren. Grinnikend probeerde hij met een nonchalant
gebaar van een pafferige hand een eventuele oorzaak voor
bezorgdheid weg te wuiven, ik weet zeker dat de geschilpunten die
je vader en ik misschien over de huidige bewoordingen van de
overeenkomst hebben, binnen een paar dagen, ruim op tijd voor het
huwelijk, gemakkelijk kunnen worden opgelost.'
Abrielle zou de man beslist niet aanmoedigen door te
suggereren dat een verbetering zo vlak voor die gebeurtenis
gemakkelijk te aanvaarden zou zijn, zowel door haar als door haar
stiefvader. 'Als je het nog niet hebt opgemerkt, Desmond, dan moet
ik je vertellen dat mijn stiefvader nogal vastbesloten over deze
zaak is, dus als je nu een andere mening bent toegedaan dan moet
hij zo snel mogelijk op de hoogte worden gebracht.' Ze waagde het
erop dat ze hem misschien met een leugen kon dwingen zich terug te
trekken, ik twijfel er niet aan dat sir Vachel voordat hij de
kwestie weer met je oppakt eerst zal gaan praten met verscheidene
verzoekers die zich onlangs hebben aangediend om hun eigen
interesse in mij als hun vrouw kenbaar te maken.'
'Misschien zou dat verstandig zijn -' begon Thurstan op
beleefde toon.
Ze ervoer een steek van angst dat de neef misschien in staat
zou zijn om zijn oom over te halen, wat tot Vachels ondergang zou
leiden.
Maar Desmond onderbrak Thurstan met een snelle beweging van
zijn hand waarbij hij hem een woedende blik toewierp. Hij forceerde
een glimlach toen hij zich weer tot haar richtte, en haar haastig
verzekerde: 'Dat is niet nodig, mijn lief. De voorwaarden zijn
acceptabel zoals ze zijn.'
Abrielle kon een zucht van verlichting nauwelijks
onderdrukken. Ze had er geen idee van wie de landheer had
gewaarschuwd ten aanzien van de ruime geldsom die hij haar voor de
huwelijksovereenkomst moest schenken wanneer de geloften eenmaal
waren uitgesproken, om nog maar niet te spreken over het
omvangrijke fortuin dat ze na zijn dood zou erven. Door Thurstans
poging haar te dwingen andere huwelijksaanzoeken te overwegen kon
ze alleen maar concluderen dat hij misschien degene was geweest die
hem erop attent had gemaakt, en dat maakte dat ze afvroeg wat hij
verwachtte er persoonlijk aan over te houden. Wilde hij als
Desmonds enige verwant meer van de rijkdom die nu aan haar familie
was toegezegd?
Als Desmond alle aspecten van de overeenkomst niet van tevoren
in overweging had genomen, dan kon ze alleen maar constateren dat
hij niet zo slim was als een man met bezittingen zou moeten zijn.
Uiteindelijk was zijn rijkdom hem door de inspanningen van anderen
toegevallen, en hij had zelf niets verdiend door dappere daden of
buitenlandse gewaagde ondernemingen zoals een soldaat van het
koninkrijk. Misschien was het zijn gewoonte om rijkdom snel door
zijn vingers te laten glippen.
'Oom, kan ik je een ogenblik spreken?' vroeg Thurstan op
gedempte toon, met een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht. 'Ik
geloof echt dat de overeenkomst ten voordele van jou moet worden
aangepast. Je moet heroverwegen om -'
ik heb een besluit genomen,' zei Desmond resoluut, en hij
benadrukte zijn opmerking met een handgebaar. 'Er zijn geen
veranderingen nodig. Je kunt gaan.'
De gelaatstrekken van de jongeman verstijfden zichtbaar toen
hij werd weggestuurd. Onder zijn lage wenkbrauwen leken zijn gele
ogen vuur te schieten. Abrielle kon Thurstans verontwaardiging over
het feit dat hij zo ruw terzijde werd geschoven nauwelijks verkeerd
opvatten.
Thurstan beende kwaad weg over de ophaalbrug naar de
binnenplaats, weggestuurd als een bediende, en zijn hand jeukte om
zijn zwaard te trekken en voorgoed met zijn oom af te rekenen. Hoe
waagde de man het de tweede De Marlé te zijn die hem zijn erfenis
onthield! Weldon had het hem beloofd, maar die was gestorven
voordat hij de kans had gehad zijn testament te veranderen. En nu
gooide Desmond het geld met vrije hand naar een of ander wicht,
terwijl er alleen maar een echte man voor nodig was om een vrouw te
laten zien wat ze waard was. Thurstan bezwoer zichzelf dat hij nog
niet klaar was met zijn oom.
Als Desmond zich bewust was van de ergernis van zijn neef liet
hij daar op geen enkele manier iets van merken toen hij zijn
aandacht op Abrielle richtte. 'Heb ik je al gezegd hoe buitengewoon
mooi je bent, mijn lief? Absoluut de meest begerenswaardige vrouw
die ik ooit heb ontmoet.'
Abrielle voelde haar maag samentrekken. 'Alsjeblieft, Des-
mond, een dergelijk compliment brengt me in verwarring. Om eerlijk
te zijn ben ik dat niet waard.'
'O, maar je bent het waard, mijn lief. Absoluut! Gedurende al
mijn reizen heb ik nog nooit een mooiere vrouw gezien.'
Abrielle toverde een bedeesde glimlach tevoorschijn. 'Dan
twijfel ik over de uitgebreidheid van je reizen, sir, want ik vrees
dat de afstanden misschien buitengewoon beperkt zijn
geweest.'
Desmond was het in stilte met haar eens, maar hij zou het
nooit openlijk hebben toegegeven. Zijn halfbroer was de slimme,
ambitieuze man in de familie geweest, die als kruisvaarder ver
buiten zijn thuisland zijn leven op het spel zette, om niet alleen
als held terug te keren maar ook met meer rijkdom en roem dan hij
was weggegaan, wat hij ongetwijfeld aan de opvoeding van zijn
toegewijde moeder te danken had. Van wat Desmond van buren in zijn
jeugd over Weldons moeder had gehoord, was ze een imponerende lady
geweest wier afkomst de waardigheid in het huis van haar echtgenoot
opnieuw had veiliggesteld en versterkt. In tegenstelling tot het
geraffineerde kamermeisje dat door middel van sluwe methoden had
geprobeerd het verdriet van de vader over de geheimzinnige dood van
zijn vrouw te verzachten, een dood die het gevolg was geweest van
een heksendrankje dat later nog eens was gebruikt, maar dan in
kleine porties om de geest van de vader in verwarring te
brengen.
Door deze intriges had zijn moeder haar bastaardzoon ter
wereld gebracht en was ze er daarna in geslaagd de benevelde man
tot een huwelijk te dwingen door te beweren dat hij haar tijdens
zijn delirium had verkracht. Ze had zelfs tegenover haar zoon
opgeschept over wat ze had bereikt. En toen ze op sterven lag door
een afschuwelijke, kwellende ziekte had ze haar laatste geheim
onthuld.
Door gebruik te maken van de kennis die zijn moeder zich die
nacht had laten ontvallen, had Desmond veel geleerd over de manier
waarop je iemands lot kon veranderen met behulp van vreemde
brouwsels, meestal hallucinogeen en giftig. Daarna had hij de
geheime drankjes gebruikt voor degenen die bezaten wat hij had
begeerd of hem onwetend in de weg hadden gestaan bij zijn streven
naar grotere rijkdommen en winsten. Hij kon nu niet meer zeggen
hoeveel mensen hij inmiddels had vergiftigd. Ze waren net zo
gemakkelijk aan zijn geheugen ontglipt als donkere schaduwen die 's
nachts langs hem heen bewogen.
En bij dit alles werd hij geassisteerd door zijn halfzuster,
Mordea, die was opgegroeid bij de heksen die de vriendinnen van
zijn moeder waren geweest. Niemand wist van zijn relatie tot
Mordea, en het was hem gelukt haar een baan als kokkin op het
kasteel te bezorgen, waardoor ze dicht genoeg in zijn buurt was om
gebruik te maken van haar kennis. Ze beloofde steeds dat ze haar
kookkennis zou uitbreiden, maar hij moest voorzichtig met haar
omgaan.
Nadat hij was opgezadeld met zijn eerste vrouw, was hij zeer
opgelucht geweest toen hij de juiste gelegenheid had gevonden om
haar een drankje toe te dienen om zich tijdens de bevalling van
haar te ontdoen, en later, nadat hij met zijn tweede vrouw was
getrouwd, zich op ongeveer dezelfde manier van haar te bevrijden.
En in beide gevallen had hij ervoor gezorgd dat hij de enige was
die hun bezittingen kon opeisen.
Hij was trots op het feit dat niemand nog had ontdekt hoe hij
in staat was geweest zich van zijn halfbroer te ontdoen. Een paar
druppeltjes van een bepaald drankje in Weldons wijn hadden hem in
staat gesteld de grote, sterke man van de stenen trap te duwen. Hij
had geamuseerd toegekeken hoe de indrukwekkende gestalte naar
beneden tuimelde, in het besef dat als de val hem niet doodde,
andere maatregelen dat zeker zouden doen. Om er zeker van te zijn
dat hij een alternatief plan had voor het geval zijn eerste plan
faalde, had hij een zware knuppel onder zijn kamerjas bij zich
gedragen. Maar die had hij niet nodig gehad nadat Weldons hoofd
tegen de stenen reling van de trap was geslagen. Zelfs nu nog kon
hij grinniken als hij eraan dacht hoe gladjes alles die avond was
verlopen. Het had zeker een nieuw, voordeliger begin voor hem
betekend, en het had hem verder gesterkt in het onwrikbare geloof
dat hij zijn eigen lot in handen had en nu zou krijgen wat hij
altijd had begeerd.