Toen Sian naar huis was en Melissa eindelijk was vertrokken, liep Fiona naar boven. Ze liet Angus onderuit op de bank voor de tv achter en keek of ze e-mail had; alleen van Robert. Ze las hem uit beleefdheid, maar omdat het over een of ander meubelstuk ging waarin hij geïnteresseerd was, voelde ze zich niet verplicht om terug te schrijven. Als ze tijdens hun eerste afspraak niet al had besloten dat ze hem niet meer wilde zien, dan had het etentje het wel bevestigd. Hij was beslist aardig, maar Fiona had geen behoefte aan nog meer ‘gewone vrienden’, niet aan vrienden als hij in elk geval, en als de vonk niet oversprong dan kon je het ook niet forceren.
Ze betrapte zich erop dat ze weer naar de datingwebsite ging. Luella had haar per e-mail in ferme woorden gezegd dat ze knettergek was als ze nu ophield alleen omdat de eerste man geen succes was. Luella had gelijk, het was tijd om het weer te proberen.
Tot haar verrassing en blijdschap was er iemand anders die belangstelling toonde. Ze scrollde door zijn profiel en vond hem erg aantrekkelijk. Een stuk opvallender dan Robert.
Ze liet een berichtje achter om aan te geven dat ze geinteresseerd was en liep naar beneden. Echt, het leven was een stuk leuker als je wat risico’s nam! Had ze de eerste veertig jaar van haar leven verspild met voorzichtig zijn? Was het tijd om uit de band te springen?
De volgende dag bezocht Fiona de website opnieuw. Er was een bericht van haar nieuwe aanbidder:
Fiona, lieve dame, zou je zin hebben om met me mee te gaan naar een tuincentrum? Ik heb advies nodig en jij bent vast de juiste vrouw om me dat te geven. Zondag? Vol verwachting, Evan.
Zondag, dacht Fiona, dat lijkt me leuk. Iets om naar uit te kijken. En anderen helpen met geld uitgeven was altijd leuk!
Ze typte een enthousiast antwoord en de afspraak was gemaakt.
Fiona was verrukt over het vooruitzicht van een nieuwe afspraak. Het was goed dat ze zich op haar eigen leven kon concentreren. De laatste tijd had ze in gedachten Sian en haar zoon bij elkaar gebracht, ondanks de uitbundige Melissa die als een opdringerige puppy tegen mensen op sprong en hun gezicht aflebberde. En dan had je Richard nog, natuurlijk, al wist Fiona niet goed hoe die situatie in elkaar stak. Sian sprak niet over hem alsof hij haar vriend was, maar goed, elke relatie was anders en hij was overduidelijk erg op Sian gesteld.
Het was misschien wat onvoorzichtig, maar Fiona liet Sian dit keer niet weten van haar plannen zodat ze kon sms’en of alles wel goed was. Daar had ze verschillende redenen voor. Om te beginnen wist ze dat Sians moeder bij haar logeerde en dat ze zelf waarschijnlijk plannen hadden. Bovendien had ze met Evan bij het tuincentrum afgesproken. Wat kon er nu fout gaan in een tuincentrum? Ze had een iets aanlokkelijker gelegenheid verwacht, maar ze had verteld dat ze van planten hield, dus was het op zich een goede keus. Misschien wilde hij gewoon attent zijn.
Ze zocht het adres op. Het was een van die grote centra buiten de plaats, waar ze een heleboel andere dingen verkochten naast planten en tuinmeubelen. Fiona had meer op met zo’n ouderwetse kwekerij die alleen planten verkocht en niet ook nog eens kerstversieringen en cadeaus. Maar bij zo’n groot centrum zat wel vaak een goed café en een lekker stuk taart was natuurlijk een goede manier om een teleurstellende date te redden.
Evan zat zoals afgesproken aan een tafeltje bij de ingang van de coffeeshop en hij stond op toen ze dichterbij kwam. Hij had een zilvergrijs, driehoekig baardje, dat niet op de foto had gestaan.
‘Fiona, lieve dame,’ zei Evan. Hij nam haar hand en kuste hem. Ze wist niet of ze verrukt of ontzet moest zijn. Was hij kostelijk ouderwets of was hij een engerd? Ze zou er ongetwijfeld gauw genoeg achter komen.
‘Zo, ga zitten, dan nemen we een kop koffie. Of heb je liever thee? Warme chocolademelk?’
Fiona ging zitten. Aan de ene kant was ze een beetje opgelucht – het was absoluut niet nodig geweest om aan iemand door te geven waar ze was – maar ze was ook teleurgesteld. Ze wist meteen dat ze zich kapot zou vervelen. Dit was zonde van haar tijd. Ze kon zich niet meer herinneren wat ze zo aantrekkelijk had gevonden aan Evan. Hij was zo bijzonder als een natte vaatdoek. Naast hem was Robert haast onstuimig!
‘Zo, lieve dame, vertel me eens iets over je tuin. Mijn eigen stukje paradijs is niet echt groot, maar ook niet klein.’ Hij lachte, een hoog, gekunsteld geluid waar Fiona van huiverde. Zijn ‘lieve dame’ begon ook een beetje irritant te worden. Vervolgens beschreef hij ieder bloembed, elke border en elk waterornament; hij had er verschillende, waaronder engelen, duiven en windmolens. Hij had bloembedden die waren begrensd met schelpen (kamschelpen om precies te zijn, ‘gekregen van een vishandelaar, lieve dame’), hij had windorgels en een aandoenlijk ‘arrangement’ (op zijn Frans uitgesproken) dieren uit het bos die zo echt leken dat de plaatselijke eekhoorns ervan in de war raakten. De radiografisch bestuurbare elfjes gaven de doorslag.
In het begin was zijn verhaal nog wel boeiend, op een gruwelijke manier ‒ ze had een heimelijke passie voor kitsch –maar uiteindelijk besloot ze dat het leven te kort was en dat ze hem beleefd gedag moest zeggen en naar haar eigen huis en eigen tuin moest. Haar eigen winde snoeien was veel leuker dan naar Evan luisteren die vertelde hoe hij plantje voor plantje het kroos uit zijn vijver haalde.
Plotseling merkte ze dat hij haar vragend aanstaarde. Hij had kennelijk iets gezegd waar ze aandacht aan had moeten besteden. Hier kon ze zich niet uit bluffen; ze moest eerlijk zijn.
‘Sorry, ik was even afgeleid. Wat zei je?’
‘Ik stelde voor,’ zei Evan lichtelijk beledigd, ‘dat we naar een kleine kwekerij gaan waar ze heel bijzondere planten hebben die je niet overal kunt krijgen.’
Fiona deed haar mond open om nee te zeggen. Een speciale kwekerij was voor haar als een uitverkoop in een designeroutlet voor veel anderen, maar de gedachte om nog meer tijd met hem door te moeten brengen was te veel van het goede. Maar voordat ze de juiste woorden had gevonden, legde hij zijn hand op de hare.
‘Lieve, dame, zeg geen nee. Ik vind het afschuwelijk om in mijn eentje naar dit soort winkels te gaan. Dan voel ik me zo kwetsbaar. Ik beloof dat we na afloop wat gaan drinken. Ik weet een leuk plekje.’
Fiona ging door de knieën en ze vervloekte zichzelf erom. ‘Goed dan.’ Ze kwam overeind, om er maar zo snel mogelijk van af te zijn. ‘Waar is het?’
‘Het lijkt me wel zo gemakkelijk om in één auto te gaan, dan zet ik je op de terugweg weer af. Er is niet zoveel plek om te parkeren. Het is een beetje afgelegen.’
Fiona aarzelde. Ze was niet bang dat ze zich niet aan de regels van het internetdaten hield, die golden toch niet voor iemand die zo beleefd maar zo saai was, maar ze hield er niet van om van anderen afhankelijk te zijn voor haar vervoer. Ze wilde weg kunnen wanneer zij dat wilde. ‘Ik ga liever in mijn eigen auto, als je het niet erg vindt.’ Ze wilde aanbieden om Evan mee te nemen, maar bedacht zich. Dan kon ze nog niet gaan en staan waar ze wilde.
‘Het is, denk ik, beter als je met mij mee gaat. Het is lastig te vinden en als we elkaar kwijtraken, vinden we elkaar nooit meer.’ Evan glimlachte en Fiona vroeg zich af wat er zo vervelend aan was als ze hem nooit meer hoefde te zien. Ze kon niets bedenken.
‘Toe, lieve dame,’ ging hij verder. ‘Anders ga ik nog denken dat je me niet vertrouwt.’
Fiona slaakte een zucht en gaf hem zijn zin. ‘O, goed dan, maar ik wil niet zo laat terug. Mijn zoon woont sinds kort bij me en die is hopeloos in de keuken.’ Het feit dat hij het gemakkelijker vond om in de openlucht te koken, betekende nog niet dat hij honger leed als zij er niet was, maar ze wilde een excuus hebben.
‘Dat begrijp ik. Ik kan zelf heel aardig koken, maar de waarheid is dat niet iedereen van het sterke geslacht dat kan zeggen.’
‘Zullen we gaan?’ vroeg Fiona. Ze had totaal geen zin meer.
Ze ging voor in zijn Volvo zitten, en nadat Evan haar met haar gordel had geholpen en het portier stevig dicht had geslagen, kwam hij naast haar zitten.
‘Is deze kwekerij gespecialiseerd in bepaalde planten?’ vroeg ze. ‘Ik woon op kalkgrond, dus rododendrons doen het bij mij niet goed.’
‘Epimediums, Erythroniums en varens,’ zei Evan.
Fiona was heel ervaren in tuinieren, maar ze herkende alleen varens. ‘O, ik ben dol op varens,’ zei ze, en ze hoopte maar dat hij niet doorhad dat ze de andere twee niet kende. Als ze hem erg aardig had gevonden, had ze het hem gewoon gevraagd. Maar als ze het hem nu vroeg, dan ging hij het uitleggen. Uitgebreid. Ze hoopte dat ze de planten zou herkennen als ze ze zag.
Het was een heel eind naar de kwekerij en de route was ingewikkeld. Ze begreep waarom het handiger was om met één auto te gaan, al begon ze steeds meer te wensen dat ze haar eigen auto had genomen en was verdwaald. Ze begon zich ongemakkelijk te voelen nu ze afhankelijk was van zijn vervoer. Ze bedacht hoe snel ze met goed fatsoen kon zeggen dat ze weer terug wilde. Hoe verder het was, hoe langer het zou duren voor ze weer terug waren.
‘Ben je ergens in het bijzonder naar op zoek?’ vroeg ze.
‘Niet echt,’ zei Evan. ‘Ik vind het altijd beter om gewoon te kijken wat er is, al zijn in mijn zorgvuldig bewerkte tuintje alleen de sierlijkste exemplaren welkom.’
‘Misschien moeten we niet zo’n eind rijden als we toch niet van plan zijn iets te kopen.’ Fiona was nog nooit ergens geweest waar ze planten verkochten zonder iets te kopen. ‘Mijn tuin is ook vol.’ Al kon in haar bloembedden en borders altijd wel iets weggehaald worden als ze iets mooiers vond.
‘Jij hebt waarschijnlijk het geluk dat je een veel grotere tuin hebt dan ik, maar ik vind het een oase van groen.’
‘O.’ Fiona was ervan uitgegaan dat hij net als zij op het platteland woonde. ‘Woon je in een bebouwd gebied?’
‘Ik woon te midden van weilanden,’ zei Evan. ‘Maar ik hou van orde. De natuur is prachtig, maar moet wel beheerst worden. En jij?’
‘Ik hou wel van een beetje wildernis.’
Het was even stil. ‘Dat merkte ik al aan je e-mails,’ zei Evan.
Fiona begon zich steeds ongemakkelijker te voelen, al wist ze niet goed waarom. Het enige gevaar was een lange, saaie middag. Hij was een man die vervuld was van zijn tuin en een poging deed om via internet een date te vinden. Hij was niet gek, gewoon saai.
Eindelijk sloeg Evan een smal weggetje in met een verweerd bord waarop SQUIRRELS KWEKERIJ stond, en Fiona voelde zich direct een stuk beter. Haar hyperactieve fantasie had een sinister scenario in haar gedachten gecreëerd, en onwillekeurig was ze blijven denken dat deze vreemde – of misschien gewoon ouderwetse – man haar meenam naar een foute plek. Maar ze stonden voor een kwekerij. Ze zouden naar plantjes kijken, waarschijnlijk iets kopen en dan zou hij haar terugbrengen naar haar auto en ging ze naar huis. Daarna hoefde ze hem nooit meer te zien. Alles kwam goed.
Ze stapte uit, rekte zich uit en keek om zich heen. Voor een bedrijventerrein was het wel wat verlopen. Er stonden kassen achter een muur, en bij een vervallen hut hing een bord met AANBIEDINGEN, maar Fiona weigerde zich te laten ontmoedigen. Ze hadden hier vast prachtige planten, en de eigenaars hielden zich waarschijnlijk meer daarmee bezig dan met oppervlakkige dingen als borden en gebouwen.
‘O, ik kan niet wachten om te zien wat ze hier hebben,’ zei ze enthousiast. ‘Jij bent hier eerder geweest, welke kant gaan we op?’
‘Ik vind dat we eerst even een kopje thee moeten nemen,’ antwoordde Evan.
‘Maar we hebben net warme chocolademelk op! Laten we eerst kijken wat ze hebben en dan theedrinken.’
Evans reactie op Fiona’s bezwaar was de gekwetste blik van iemand die zich afgewezen voelt, en haar opgeklopte enthousiasme verdween compleet. ‘O, goed, wat je wilt,’ zei ze, met een nauwelijks onderdrukte zucht.
Evan ging haar voor naar binnen. Er was zo te zien niemand, en toen hij ‘hallo’ riep, klonk de ruimte nog leger.
‘Geeft niet,’ zei hij. ‘De tearoom is die kant op. Ze hebben heerlijke scones.’
‘Echt? Het ziet eruit alsof er hier in geen jaren iemand is geweest. Die scones zullen inmiddels wel bakstenen zijn. Volgens mij is hier niemand om thee te zetten.’ Ze deed haar best om resoluut te klinken. ‘Zullen we gewoon de planten bekijken? Daar zijn we per slot van rekening voor gekomen.’
Er gleed een sinistere blik over Evans gezicht. ‘Ik hou van een vrouw met pit, maar ik vind echt dat je nu even moet doen wat je gezegd wordt.’
Gehoorzaam zijn druiste tegen al haar gevoel in, maar ze bedacht dat het afspraakje sneller voorbij zou zijn als ze niet tegen hem inging. En ze wilde Evan al helemaal niet aanmoedigen met haar ‘pit’.
Evan nam haar bij de arm en duwde haar zo ongeveer een kamer in waar zes tafels met stoelen stonden. Voor het raam hing een dun gordijn en er zaten vliegen op de vensterbank. Ze ging hier niets eten, zelfs niet als de scones vers uit de oven kwamen! Er kon hier onmogelijk iets schoon zijn.
‘Ik ga mevrouw Tibbs halen,’ zei Evan. ‘Wees jij braaf, en blijf hier.’
Dat doet de deur dicht, dacht Fiona. Dit is geen saaie maar onschuldige middag met een saaie maar onschuldige man, dit is niet normaal! Zodra Evan weg was, ging ze ervandoor.
Maar hij was alweer terug eer ze kans had om haar stoel naar achteren te schuiven. Voor een wat oudere man was hij verrassend snel.
Om de een of andere reden zaten ze in een hoekje van de ruimte, zo ver mogelijk bij de deur vandaan. Aangezien ze hier als enigen waren, was er geen reden om dit tafeltje te kiezen. ‘Zullen we bij het raam gaan zitten?’ stelde Fiona voor. ‘Als we het gordijn opendoen, kunnen we uitkijken op de tuin.’
‘Dat vindt mevrouw Tibbs niet fijn,’ zei Evan. ‘Mevrouw Tibbs is nogal eigenzinnig.’
Dat kon ook haast niet anders, dacht Fiona, gezien de aanblik van de ruimte. Er zat vuil bij het raam en er lagen vogellijkjes achter het gordijn. ‘Kweekt zij de planten, of doet meneer Tibbs dat?’
‘Mevrouw Tibbs woont tegenwoordig bij haar zus. Ze kweken de planten samen.’
Het idee dat er twee vrouwen op het terrein waren, maakte Fiona iets rustiger. Dit was gewoon een slechte date, net als het uitje naar de antiekmarkt; ze was niet ontvoerd.
Korte tijd later kwam er een bejaarde vrouw in een bruine, nylon broek, een roze trui en slippers binnen gesloft. Ze zou ook wel eens een nieuwe beha mogen kopen, dacht Fiona, die haar gedachten met opzet een beetje luchtig hield. Anders had ze het gevoel dat ze in een aflevering van een of andere absurde comedyshow zat. Mevrouw Tibbs had een dienblad bij zich met kopjes, schoteltjes, een theepot, een kannetje melk en een bord scones, die er echt vers uitzagen.
‘Die zien er heerlijk uit!’ zei Fiona, in een poging mevrouw Tibbs te paaien. Misschien zou ze haar nog nodig hebben. ‘Komen ze net uit de oven?’
‘Ja. Meneer Lennox belt altijd even als hij komt. Dat maakt alles wat gemakkelijker.’
Fiona vroeg zich af wat ‘alles’ was, want dat kon toch niet alleen op de scones slaan, maar ze had geen zin om het te vragen.
‘Ik haal nog wat heet water,’ zei mevrouw Tibbs.
‘Schenk jij in?’ vroeg Evan.
Fiona schonk de thee in en gaf Evan de scones, de boter en de jam aan. Ze besloot een voedselvergiftiging te riskeren en er zelf ook een te nemen.
‘Heerlijke scones, hè?’ vroeg Evan.
‘Nou. Maar ik kan niet wachten om de planten te zien,’ zei Fiona. ‘En als ze zo goed zijn als de scones, dan wordt het nog wat.’
‘Nog tijd genoeg voor planten,’ vond Evan. ‘Ik heb andere plannen.’
Net toen ze zich afvroeg wat hij daar in vredesnaam mee bedoelde, of het was wat ze dacht dat hij bedoelde, en of flauwvallen zou helpen, ging de telefoon. Ze groef hem uit haar tas, als een terriër die achter een rat aan zit. ‘Hallo?’
Ze was zich bewust van het ongenoegen aan de andere kant van de tafel, maar dat kon haar niets schelen. ‘James! Wat leuk!’
‘Fiona?’ James klonk een beetje verbaasd over dit enthousiasme.
‘Ja! Ik ben zo blij dat je belt. Ik heb hulp nodig!’ Ze probeerde zo veel mogelijk gevoel in het woord te leggen.
Evan fronste zijn wenkbrauwen en schoof zijn stoel dichter bij de hare om de uitweg te blokkeren. Ze moest voorzichtig zijn – en snel!
‘Toen je me vroeg wat mijn lievelingsprogramma was en ik kon niet op de naam komen? Ik weet het weer! Het is I’m a Celebrity… Get Me Out of Here!’
‘Fiona, is er iets aan de hand?’ James klonk bezorgd.
‘Nee. Ik bedoel, ja! Nogal!’ zei Fiona, zich ervan bewust dat ze met de minuut gestoorder klonk. ‘Soms raak ik gewoon in paniek. Ik ben bij een prachtige kwekerij met een heel aardige man. We zitten thee te drinken en daarna gaan we plantjes kijken en dan rijden we terug naar de plek waar mijn auto staat.’
James bleef even stil en leek het toen door te hebben. ‘Je bent samen met iemand die je niet kent, en je hebt je auto niet?’
‘Zoals gewoonlijk heb je het in één keer goed. Hij heet Squirrels en is gespecialiseerd in varens. Prachtig.’
‘Wil je dat ik je kom halen?’
‘Precies! Zeg, ik moet ophangen. Evan zal het wel heel onbeleefd van me vinden dat ik aan de telefoon zit. Dag. Tot binnenkort, hoop ik.’
Fiona merkte dat ze transpireerde. Ze hing op en liet de telefoon weer in haar tas glijden. Toen stond ze op. ‘Neem me niet kwalijk, ik moet even naar het kleinste kamertje.’ Ze had die uitdrukking nog nooit gebruikt, maar niets was hier normaal, en het leek toepasselijk.
‘Volgens mij hebben ze dat hier niet, het is hier heel klein.’
‘Natuurlijk hebben ze dat hier wel,’ zei ze gedecideerd. ‘Als ze thee serveren, hebben ze ook een toilet. Dat is wettelijk verplicht!’ Ze wist niet of het zo was, maar het leek haar een goed idee.
‘Het is hier klein. De wet geldt hier niet.’
‘Dan ga ik naar buiten en doe ik het in de bosjes! Het is een kwekerij… Ze hebben vast wel bosjes.’
Ze beende de kamer uit naar buiten, blij dat ze niet echt naar het toilet moest, en ze liep zo ver mogelijk bij het huis vandaan. Ze wist dat ze niet veel tijd had voor ze werd gevonden en teruggebracht zou worden. Ze pakte haar telefoon en was dolblij dat ze bereik had. ‘James? Kom me alsjeblieft redden! Deze mensen zijn gestoord. Denk je dat je me kunt vinden?’
‘Ik heb op internet gekeken, maar ik heb niet veel informatie. Ben je onderweg plaatsnamen tegengekomen?’
‘Etchingham, maar ik had het idee dat we daar een paar keer langs zijn gekomen. Ik weet het niet meer.’
‘Geeft niets, ik vind je wel.’
Ze had net opgehangen, toen ze voetstappen hoorde. Ze draaide zich om. ‘En nu wil ik ergens mijn handen wassen!’
Evan had de blik van een schoolmeester met een teleurstellende leerling. Voordat hij iets kon zeggen, zei ze: ‘Ik wil de kwekerij nu zien.’
‘Je hebt me nog niet zoveel over je eigen tuin verteld,’ protesteerde Evan. ‘Ik dacht dat je zin had in een pleziertje.’
Warm en koud tegelijk schudde Fiona haar hoofd. ‘Nee, ik wil de planten zien. Allemaal.’
Met Evan achter zich aan beende ze langs de rijen plantenbakken. Ze bekeek met mos begroeide plantenpotten die ze van haar leven niet zou kopen. Maar ze weigerde naar huis te gaan. Geen haar op haar hoofd die er nog aan dacht om bij hem in de auto te stappen. Ze had hulp ingeroepen. James zou boos en misschien wel bezorgd zijn als hij de plek vond en zij er niet was. Ze zou nooit, nooit, nooit meer zo stom zijn om uit te gaan met iemand die ze niet heel goed had nagetrokken.
Net toen ze de hoop wilde opgeven, hoorde ze een auto naderen. Ze rende naar de parkeerplaats en was dolgelukkig toen ze James uit een oude Citroën zag stappen. Ze rende naar hem toe en rukte het portier open.
‘Snel. Weg hier!’ zei ze hijgend.
James zei niets, maar het grind spatte op toen hij bij de kwekerij weg scheurde.