4 Amy
Ik zit in wat je noemt een penibele situatie.
Dit is bepaald niet wat ik van plan was. Nog geen tien minuten geleden zat Jack me achter in de taxi te kussen en ik weet niet wat er in die kus zat, maar ik denk dat hij een of ander verdovend middel op zijn tong had, want ik heb geloof ik mijn verstand verloren.
Het ene moment voelde ik me net de hoofdrolspeelster in een vrijscène uit een romantische film voor alle leeftijden, het volgende moment ben ik de ster in de pornohit Amy doet het voor niks.
Hallo Amy?
Aarde aan Planeet Lellebel?
Ik lig ontdaan van mijn beha op Jacks trap, met mijn benen over zijn schouders, en hoewel het o…o…JA…JA…DAAR…DAAR…oooooooooooooooooooo…ja…ja…heerlijk voelt, verkeer ik ook in grote paniek. Ik hoor de stem van:
Mijn moeder: Je gedraagt je als de eerste de beste slet. Wat moet hij van je denken?
Mijn ijdelheid: Hij ziet mijn sinaasappelhuid en vindt me vast een vetklep.
Mijn longen: Ik kan mijn adem niet veel langer meer inhouden en WAT ALS HIJ NU OPKIJKT EN DE WAARHEID ONTDEKT OVER MIJN BUIK!
Mijn paranoia: Wat als Matt binnenkomt? En erger, veel veel erger…Wat als ik…als ik…niet lekker ruik?
Ik bedoel, het kan niet, want ik heb in bad liggen weken tot ik brandschoon was, maar dat is een griezelige gedachte. En alsof het niet genoeg is, schaam ik me ook nog en vind ik het gênant dat ik me schaam. Ik bedoel, als iemand zijn tong daar…in…steekt…mmmmmmmmmmmmmmmmmmmmm mmmmmmmmmm…en je zachtjes begint te likken…oooooo-oooooooo…daar…dat overkomt je niet iedere dag, of wel? Dat mag niet iedereen zomaar bij je doen. Het is nogal intiem. Persoonlijk. Onthullend!
En als Jack Rossiter denkt dat ik ga klaarkomen met al die dingen die in mijn hoofd rondspoken, dan vergist hij zich deerlijk.
Aan de andere kant wil ik niet dat hij ophoudt. Het is zo lang geleden dat dit voor het laatst gebeurde en een meisje moet pakken wat ze krijgen kan. Bovendien komt Jack op plekjes waar andere mannen nooit komen.
Dat maakt me blij. Blij omdat hij zijn best doet om mij blij te maken. Blij omdat hij dat wil en blij omdat H. tevreden zal zijn. Wat zeg ik, H. zal dolgelukkig zijn.
“Eindelijk,” zal ze zeggen. “Het werd wel tijd ook.”
Helemaal mee eens. Vaarwel, meneer Afneembare Douchekop, welkom man die goed likt!
Een zeldzaamheid.
Een kostbare schat.
Een godvergeten wonder!
Want alle mannen die ik tot nu toe heb gehad, waren waardeloos op dit gebied.
Neem nou Andy. Meneer Wip Wip Klaar, is m’n eten al gaar (en strijk mijn overhemd even als je toch bezig bent). Na drie maanden raapte ik al mijn moed bij elkaar voor een goed gesprek over wat je in bed allemaal met elkaar kunt doen. Ik mompelde, stamelde en toen Andy me niet-begrijpend aankeek en verder las in zijn krant, stond ik met mijn mond vol tanden.
Maar toen ik de volgende dag uit mijn werk kwam, sleepte Andy me zonder plichtplegingen naar de bank – en begon te likken! Ik ging bijna dood van schrik. Ik kon het amper geloven. Ik kronkelde bemoedigend, kreunde, prees de Heer, en net toen ik had besloten dat ik toch wel met Andy wilde trouwen, hield hij op. Hij hield gewoon op. Na ongeveer een minuut. “Alsjeblieft,” zei hij met een zelfingenomen lachje, “welkom thuis.”
Maar Jack is anders. Jack vindt het leuk. Hij maakt geluidjes.
Geile geluidjes. En ik ook, maar dit kan zo niet verdergaan. De arme jongen krijgt straks kramp in zijn kaken en bovendien wil ik hem aanraken. Heel graag zelfs.
Ik grijp zijn hoofd, dat gezegend is met prima haar. Het ruikt lekker, het is goed geknipt en, het belangrijkste van alles, het ziet eruit alsof het vast zit. Ik laat mijn handen erdoorheen glijden en kreun zachtjes. Jack begrijpt de hint. Hij kijkt op en schenkt me een doorweekte grijns.
“Je bent betoverend,” zegt hij, en mijn hart maakt een dubbele salto.
En dan kust hij me. (Poeh! Ik ruik helemaal niet vies.)
Maar het is niet zomaar een kus.
Het is dé kus.
Op dat moment besluit ik – omdat hij een toptastisch mooi lijf heeft en omdat ik verdrink in zijn ogen en omdat hij zo goed is geweest om me te likken en omdat ik hem leuker vind dan Mei Gibson, Brad Pitt en die jongen van Neighbours bij elkaar – dat ik hem halfdood ga neuken.
En dat doe ik dus.
Maar dan denk ik dat Jack echt aan het doodgaan is! Dat, of hij staat op het punt om klaar te komen. Wat niet zo vreemd zou zijn, want het is wel een soort marathonsessie geweest.
“Ik kom,” hijgt hij, en ik kijk naar de rimpels die op zijn voorhoofd verschijnen en zijn mond die openvalt. En dan doet hij iets geweldigs. Hij noemt mijn naam. Precies als hij zijn hoogtepunt bereikt.
Wauw.
Hij weet mijn naam nog!
Hij zakt boven op me en ik voel zijn hart bonken. Ik streel zachtjes zijn ruggengraat en kijk naar het plafond.
Hij krijgt van mij een dikke zeven. Nee, dat is niet eerlijk. Een acht. Maar toch, er is altijd ruimte voor verbetering.
De eerste keer is altijd een teleurstelling. Ik dacht vroeger dat het zou zijn zoals in de romans die ik las als tiener-passie die je knieën deed knikken en je beroofde van je scherpe blik, gelijktijdige orgasmes die de aarde deden beven en de hele nacht duurden. Dus toen Wayne Cartwright (ik kan nog altijd niet geloven dat ik mijn maagdelijkheid ben kwijtgeraakt aan iemand die Wayne heet) iets uit zijn strakke spijkerbroek viste dat verdacht veel op een kippenlevertje leek, moest ik even van de schrik bekomen.
Een dag later, toen ik rondhing in de buurt van de aula in de hoop een glimp van Wayne op te vangen, hoorde ik hem en zijn vrienden praten over de definitie van goede seks. Maar toen ze het erover eens bleken dat tegelijk klaarkomen het enige was wat ertoe deed, begon ik me ernstig zorgen te maken. De kans dat Wayne Cartwright met zijn petieterige piemeltje ooit een andere fysieke reactie bij me zou losmaken dan lichte walging was behoorlijk klein, maar verdomme, ik was een schaap als ik me frigide liet noemen. En dus werd ik van de ene op de andere dag Amy Crosbie, Koningin van het Neporgasme. Meg Ryan? Ha! Haalt het niet bij mij.
Maar doen alsof is een gevaarlijk spelletje. Ik betrapte me erop dat ik het ging overdrijven, alleen maar om te kijken of iemand het in de gaten had. Maar, o verrassing, dat was nooit zo. Eikels!
Twaalf mannen verder (tjeezus, Jack is mijn twaalfde) ben ik eindelijk bij mijn verstand. Ik zal er gewoon mee moeten leven dat ik niet zo’n vrouw ben die zonder hulp een vaginaal orgasme krijgt. En wat dan nog? Het is toch allemaal gelogen.
Jack ligt zachtjes te spinnen en ik streel nog steeds zijn rug. Het liefst zou ik nu willen dat hij weer met zijn hoofd naar beneden gaat en afmaakt waar hij aan begonnen was, maar ik weet dat dat niet zal gebeuren, omdat seks twee gouden regels kent:
1. mannen doen dat nooit;
2. je moet altijd zorgen dat jij eerst komt.
Als nummer twee je niet lukt, kun je de man nummer een niet kwalijk nemen. Jack valt dus niets te verwijten, ook al schreeuwen mijn edele delen “Ik ik ik ik ik ik ik ik!”
Jack gaat op zijn zij liggen en streelt mijn haar. Terwijl we zo naar elkaar grijnzen, word ik overspoeld door tedere gevoelens. Zo erg zelfs dat mijn hersenen losgekoppeld raken van mijn mond.
“Jack, ik vind je echt heel, heel leuk. Je bent de beste,” fluister ik.
Zodra het eruit is, weet ik dat ik de prijs heb gewonnen voor de flauwste uitspraak van het decennium. Waarom ik zo nodig mijn grote waffel open moest doen en iets zeggen, weet ik niet, maar flauwer kon het niet. Net een eitje zonder zout.
Jack kijkt een beetje geschrokken en trekt voorzichtig zijn penis (met stip op één) uit me terug, terwijl hij het lubberende condoom op zijn plaats houdt. In een nanoseconde pelt hij het eraf, legt er een knoop in en laat het op de grond vallen. (Hij heeft het duidelijk vaker gedaan.)
“Ik ben gesloopt,” zucht hij. Hij laat zich naast me vallen en neemt me in zijn armen. Ik kruip dicht tegen hem aan, met mijn oor in het warrige haar op zijn borst. Ik wil dolgraag mijn flauwe opmerking terugnemen, of horen wat hij vindt, wat hij voelt, wat dit allemaal te betekenen heeft, en plotseling raak ik helemaal in de war en wil ik alleen nog maar antwoorden hebben, antwoorden, antwoorden.
Ik weet dat ik me aanstel. De afgelopen twee uur heb ik deze man elke millimeter van mijn lijf laten zien en niet minder dan negen standjes geteld, wat niet slecht is voor een eerste keer. Dus ik kan waarschijnlijk veilig aannemen dat hij me wel leuk vindt. Dat moet wel.
Maar ik voel me genomen. In alle betekenissen van het woord. In het spel van seksuele relaties heb ik een slag verloren en dat kan ik niet terugdraaien. Ik kan hem niet ontneuken en dat betekent dat ik mijn positie moet heroverwegen, wat de reden is dat ik het zo graag wil horen, dat ik Jack zo graag wil horen zeggen dat het niet maar voor één nachtje was en dat hij morgenochtend blij zal zijn om me te zien.
Praat tenminste tegen me.
“Jack?” fluister ik en streel de zachte huid van zijn buik.
Maar Jack is zich niet bewust van mijn getob, want Jack is in een diepe slaap gevallen.
Hij is helemaal van de wereld, alsof hij een week niet heeft geslapen. Er dringt niets meer tot hem door, dus de rest van de nacht lig ik me half stikkend af te vragen of hij wel weet dat hij op een dag bijna zeker zal reïncarneren in een zeester.
Het is nu negen uur ‘s-ochtends en te oordelen naar het licht dat door de jaloezieën valt, wordt het weer een snikhete dag. Ik wil erg graag dat Jack wakker wordt. Ik wil zijn ogen zien, onder het dekbed kruipen en een lome ochtendwip maken. Maar in plaats daarvan lig ik naar zijn gesnurk te luisteren, met een blaas die aanvoelt als een keiharde bal.
Voorzichtig haal ik zijn arm van mijn nek en kruip uit bed. Op weg naar de deur schiet ik snel in zijn overhemd, waarna ik vol genegenheid nog even omkijk. Hij gromt en draait zich om, zijn haar helemaal in de war.
Nog steeds glimlachend om mijn verovering en de opluchting die ik voel nu mijn blaas weer leeg is, kom ik de badkamer uit en bots tegen Matt op, tieten tegen borst. Oeps! Ik voel dat ik bloos tot onder mijn teennagels, zoals ik daar sta in Jacks overhemd. Het hangt maar net over mijn billen.
Matt vindt het wel grappig en ik voel me helemaal de schaamteloze slettenbak die hij denkt dat ik ben.
“Jack slaapt zeker nog?” vraagt hij met een grijns.
Ik knik zonder hem aan te kijken. “Compleet buiten westen.”
“Kom even thee drinken dan.”
“Nee, dat kan niet, ik…” begin ik. Matt kijkt van bovenaf op me neer. Van dichtbij is hij groter dan ik me herinner en in zijn wijde sportbroek en hemd ziet hij er bijzonder aantrekkelijk uit. Hij heeft een stevig, gespierd lijf en een lekker kleurtje en ondanks mezelf, hoewel ik net uit Jacks bed kom, gaat er een siddering van schuldige verwachting door me heen. Maar ach, ik ben tenslotte ook maar een mens.
“Kom op. Die wordt voorlopig nog niet wakker,” fluistert Matt samenzweerderig en ik glimlach tegen hem. Zijn blauwe ogen lijken over mijn gezicht te dansen en ik knik als teken van verstandhouding.
Ik trek het overhemd omlaag, druk mijn knieën tegen elkaar en schuifel als een Japanse geisha achter hem aan de gang door, ondertussen zijn nonchalante manier van lopen bewonderend. Hij heeft mooie voeten. Ze zijn in ieder geval mooier dan die van Jack.
Na het etentje van gisteravond ziet de keuken eruit alsof er een bom op is gevallen. Matt pakt energiek de fluitketel van de stapel borden op het aanrecht.
“Sorry voor de troep,” mompel ik. “We hadden geen tijd om…eh…op te ruimen.”
Matt lacht. “Leuke avond gehad, neem ik aan?”
Hij duwt de stang van de openslaande deuren naar beneden en de keuken stroomt vol warm licht en vogelgekwetter. Ik heb het gevoel dat ik in een reclamespotje verzeild raak.
“Het was heel gezellig,” zeg ik. Tegen de deurpost geleund sta ik naar hem te kijken.
Hallo, hé? Waarom houd ik mijn adem in?
“Jack kan hartstikke goed koken,” zeg ik.
Matt laat de ketel vollopen. “Ja, hè? Ik probeer hem steeds zover te krijgen dat hij iets met zijn recepten doet.”
“Goed idee.”
“Weet ik. Maar hij heeft het te druk. Je kent die artistieke types.”
“Het klinkt hectisch, al die modellen om je heen.”
Hij zet de ketel op. “Het valt niet mee. Het vergt veel van zijn krachten.”
“Ken je zijn werk? Is het goed?”
Hij knikt. “Voortreffelijk. Al heb ik zijn laatste doek nog niet gezien.”
“O, dat van die Sally?” Mijn nieuwsgierigheid wordt me de baas. “Wat is dat voor iemand?”
“Ach, je weet wel. Hoe zal ik haar eens beschrijven?” doet Matt terughoudend.
Wat aardig van hem om Jack te beschermen. “Het geeft niet,” lach ik. “Je mag zo grof zijn als je wilt. Jack heeft me al verteld dat ze een lelijke heks is.”
Matt legt zijn hoofd in zijn nek en lacht, en de zon valt op zijn gezicht. Als hij uitgelachen is en naar me kijkt, word ik helemaal zenuwachtig.
“Wat is er?” vraag ik.
“Dat overhemd staat je goed.”
“Het is van Jack,” zeg ik en pulk aan de zoom.
“Hmmm. Mooi ding,” zegt Matt. “Gewone of Earl Grey?”
Hij staat met me te flirten. Hij kijkt naar mijn benen!
“Gewone graag. Ik was wel even af,” bied ik aan, waarna ik als een manke krab in de richting van de gootsteen schuifel. Ik ben me er scherp van bewust dat ik geen onderbroek aanheb en ik weet vrij zeker dat Matt dat ook doorheeft. Ik kan hem niet in de ogen kijken.
Hij reikt voor me langs om uit het keukenkastje boven de gootsteen theezakjes te pakken en het valt me op dat hij lekker ruikt, niet naar aftershave, maar naar zeep en frisheid. Lekker. Zijn arm is zo dichtbij dat ik het blonde haar erop kan zien. Bij zijn elleboog zit een litteken en zonder na te denken raak ik het aan. Zijn huid voelt warm aan.
“Hoe kom je daaraan?” vraag ik.
“Dat heb ik gedaan.”
We draaien ons allebei als door een wesp gestoken om. In de deuropening staat Jack. “Ik heb hem uit een boomhut geschopt, als je het zo nodig wilt weten.”
Aan de uitdrukking op zijn gezicht te zien, zou hij willen dat hij wat harder had geschopt. Onzeker trek ik het overhemd verder over mijn dijen.
Matt gooit een vaatdoek over zijn schouder alsof er niets aan de hand is, maar ik zit gevangen in een spervuur van blikken en Jack weet het. En Jack weet dat ik het weet.
“Thee, jongen?” vraagt Matt.
Jack gromt bevestigend. O, o. Einde van de reclame.
Matt knipoogt naar me en rolt met zijn ogen en ik zit compleet in de val. Ik loop op Jack af, maar hij fronst zijn wenkbrauwen om mijn schaarse kledij en wendt zijn blik af naar de tuin.
Matt dompelt de theezakjes onder.
“Wat ging je vandaag ook al weer doen?” vraag ik aan Matt, in een poging een gesprek te beginnen en te doen alsof alles heel gewoon is, maar schuldgevoel verstikt mijn stem.
Matt haalt zijn schouders op. “Ik blijf denk ik hier en ga in de tuin een beetje in de zon zitten, voetbal kijken op de draagbare tv. Ga jij naar de wedstrijd kijken, Jack?”
Jack haalt duidelijk geïrriteerd zijn schouders op. “Weet niet. Ik ga denk ik maar werken.”
“Wat je wilt,” zegt Matt en blaast haastig, maar fluitend de aftocht. Ik blijf achter in een stilte die pijn doet aan mijn oren.
Hoe kan ik Jack bereiken in het koninkrijk van de donderwolk? Waarom, o waarom ben ik uit bed gekomen? Waarom ben ik niet blijven liggen en samen met hem opgestaan? Hij kijkt me aan alsof ik een vreemde ben, maar ik kan het hem niet kwalijk nemen. Als ik de morgen na onze eerste wip zag dat hij in mijn keuken H.’s elleboog stond te strelen, zou ik ook door het lint gaan. Ik overweeg om iets luchthartigs over Matt te zeggen, of uit te leggen dat ik wel mee moest naar de keuken, maar zelfs terwijl ik mijn praatje in gedachten oefen, weet ik dat ik bij alles wat ik zeg schuldbewust zal klinken, alsof ik iets verzwijg.
“Suiker?” vraag ik zwakjes.
“Nee, dank je,” zegt hij en gaat aan tafel zitten.
Ik breng hem zijn thee. Hij ziet er somber uit. Ik wou dat ik de hele ochtend terug kon draaien en opnieuw beginnen. Dit is een ramp.
“Heb je veel werk te doen?” vraag ik.
“Ja.”
“O.” Ik staar naar de vloer.
Jack nipt van zijn thee. “Wat ben jij van plan?”
Er klinkt geen enkele aansporing in zijn stem. Ik haal mijn schouders op. Wat kan ik zeggen? Als hij me er nu uit gooit, ga ik vandaag in het zwart gehuld hard huilen. Maar ik denk niet dat hij dat wil horen.
“Niets bijzonders, eigenlijk.”
Stiekem werp ik een blik op Jack. Ziet hij dan niet dat ik over die gapende kloof tussen ons heen wil springen en me aan hem vastklampen, dat ik serieus een loopbaan als plakker overweeg? Ik word gek als ik het heb verpest.
Er valt een geladen stilte voor Jack weer iets zegt. “Het is heerlijk buiten.” Hij knikt richting tuindeuren.
Nee, nee, nee. Geen beleefd gesprekje over het weer, alsjeblieft. Dat kan ik nu niet hebben. Ik slik moeizaam en volg zijn blik. “Op zulke dagen vind ik het vreselijk in de stad. De enige plek waar je kunt verblijven, is het strand,” mompel ik tussen twee slokjes thee door.
Ik kijk Jack nu recht aan. Ik heb niets te verliezen. Ik moet het vragen en proberen het niet te laten klinken alsof ik smeek.
“Je hebt niet toevallig zin om een dagje met me naar Brighton te gaan? Ik bedoel, als we de trein nemen, zijn we er in een paar uur.”
Aldus sprak een wanhopige vrouw.
Jack knijpt zijn ogen tot spleetjes en kijkt me aan. Hij ziet er onthutst uit, maar dan haalt hij zijn schouders op en zegt: “Waarom niet?”
Eerst weet ik niet zeker of ik hem wel goed heb verstaan. Ik zit hem met open mond aan te gapen, totdat het tot me doordringt.
“Oké!” doe ik overdreven, alsof ik net een elektrische schok heb gehad. Ik ben zo dankbaar dat ik zijn voeten kan kussen. Hoe heb ik ooit kunnen denken dat die van Matt mooier waren?
Als we op weg zijn naar mijn flat om een jurk te halen (omdat jarretels en hoge hakken nu eenmaal niet geschikt zijn voor het strand) kijk ik onophoudelijk naar hem, alsof ik wil controleren of hij wel echt is. Dat hij echt bij me is.
Hij is echt bij me. In mijn keuken. Ik heb nog een kans gekregen! Dat is wel een paar koppen in de landelijke pers waard. WERELDPRIMEUR: AFGESCHREVEN MEISJE TE ELFDER URE GERED.
Ik laat hem rustig een poging ondernemen om het ijsbakje uit de gletsjer in mijn vriesvakje te bikken en dans de slaapkamer in, waar ik mijn knuffelbeer een zoen geef.
“Teddy, er is een man mannenwerk aan het doen in mijn keuken!” fluister ik. Teddy kijkt me met zijn gebruikelijke glazige blik aan. “Kijk niet zo dom, zeg liever wat ik aan moet!”
Ik trek gehaast mijn kleren uit en rommel in de ladenkast op zoek naar mijn blauwe zonnejurk, maar als ik hem aanheb, zie ik op de linkertiet een wijnvlek. Typisch. Ik neem mijn toevlucht tot een gerafelde korte broek en een strapless topje. Te ongedwongen? Te Charlie’s Angels’? Teddy, help nou even!
Jack reist lichtbepakt. Hij heeft niet meer bij zich dan de kleren die hij aanheeft. Hoe doen mannen dat toch? Hoe kunnen ze zich veilig voelen zonder altijd een complete verzorgingsset en stel cheques bij de hand? Ik begrijp dat niet. Voor ik het weet heb ik een stapel spullen op mijn bed verzameld waarmee ik drie weken op vakantie zou kunnen, en dan heb ik alleen nog maar het hoogstnoodzakelijke: borstel, make-up, bikini (zal ik?), zonnebril, badlaken, spijkerbroek (voor als het koud wordt), vestje en extra korte broek (ik ben de dochter van mijn moeder), deodorant, honkbalpetje – het gaat vanzelf.
Terwijl ik de bovenste la overhoophaal besef ik dat ik ‘We’re all going on a summer holiday’ neurie alsof ik Cliff Richard zelf ben en dat ik maar beter kan opschieten, voor ik in ‘The hills are alive with the sound of music’ uitbarst en het echt gênant wordt. Ik wip het dopje van mijn parfumverstuiver en hul mezelf in een onbescheiden wolk, waarna ik ook nog wat op mijn schaamhaar spuit.
Net als ik de la dicht wil duwen, krijg ik de condooms in het oog. Ik grijp de doos stevig vast en doe er een wens op. Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft, zorg ervoor dat Jack me nog een keer wil neuken…Wacht even, deze zijn extra extra large! Shit!
Ik weet dat Jack goedgeschapen is, maar niet overdreven, niet op een manier die om extra grote kapotjes vraagt. Ik vlieg op mijn rommelkist in de hoek af en duikel een grote papieren zak op vol extra extra veilige condooms in verschillende smaken op, in het centrum voor geboortenregeling gekregen van een vrouw met een zuinig mondje. Ze zijn waarschijnlijk ruim over de houdbaarheidsdatum heen, maar ik heb nu geen tijd om dat te controleren.
“Wat doe je daar allemaal?” roept Jack vanuit de keuken.
“Twee tellen,” tjilp ik, terwijl ik op mijn knieën onder het bed naar een tas zoek. De enige die ik vinden kan is veel te groot, maar ik zal het ermee moeten doen. Ik prop al mijn troep erin en gooi ook de doosjes met condooms erin leeg (een beetje keus kan nooit kwaad). Ik trippel de keuken in.
“Wat zit daarin?” vraagt Jack, en hij geeft me een glas ijskoude limonade aan. “Een emmertje en een schepje?”
“Uiteraard!” Ik glimlach en drink mijn glas leeg. “Kom, we gaan.”
Terwijl ik het gevoel heb dat ik aan de speed ben, doet Jack nog steeds wat koeltjes tegen me. Op het station staan we een beetje ongemakkelijk in de rij voor kaartjes. Tussen onze handen liggen onoverbrugbare centimeters en ik zou willen dat ik de moed had om Jack aan te raken. Maar die heb ik niet. Ik weet maar al te goed dat de intimiteit van gisteravond niet kan worden teruggehaald op een openbare plaats, niet met al die mededelingen die constant worden omgeroepen.
Jack gaat dus op de afstandelijke toer. Prima, dat kan ik ook.
Denk ik.
Alleen ziet hij er in dat T-shirt zo verdomd aantrekkelijk uit dat ik me afvraag hoe lang ik het kan volhouden zonder uit elkaar te barsten. Maar ik heb een afspraak met mezelf gemaakt.
GEEN FLAUWE OPMERKINGEN MEER en GEEN GESMEEK.
Als we aan de beurt zijn, graai ik in mijn buitenmodel tas naar mijn portemonnee, maar Jack wil niet hebben dat ik betaal en gooit achteloos zijn Visacard in het bakje. Ik zucht onhoorbaar en luister naar het geratel van de puntenteller in mijn hoofd.
Bij de kiosk kopen we proviand: een fles water, kauwgom en sigaretten. Ik sta achter Jack en kijk ademloos naar hem. Hij is zo voortvarend!
“Hoe laat gaat de trein?” vraagt hij.
Een doodgewone vraag, maar de de tiener in mij wordt er helemaal zenuwachtig van. Ik kijk omhoog naar het bord met vertrektijden, maar zie alles vaag. Komt dat doordat ik een bril nodig heb of doordat Jack zo dicht bij me staat en ik al mijn aandacht erbij moet houden om hem niet ineens te grijpen?
We moeten rennen om de trein te halen. Nog net op tijd trekt hij me naar binnen en even lig ik in zijn armen. Ik leg mijn hand op zijn borst en als we elkaar aankijken, laat hij me niet los. Ik verlies mezelf in zijn ogen en de trein zet zich met een schok in beweging en mijn maag maakt een sprongetje, allemaal tegelijk. Ik denk dat Jack ook iets voelt, want hij bloost en lacht een beetje verlegen.
Hij maakt zich van me los en ik loop met ingehouden adem achter hem aan de coupé in. Die is vrijwel leeg en bij het raam zijn de stoelen vrij. “Geef maar,” zegt Jack en grijpt mijn tas om hem in het bagagerek te tillen.
Dit is zo’n moment waarop het leven zich plotseling in slowmotion afspeelt.
Verstijfd zie ik hoe hij de tas aan één handvat omhoogslin-gert, waardoor al mijn spullen tussen ons in op de grond kletteren. Alles. Ook alle condooms.
In stilte staan we ernaar te kijken.
“Eh, Amy,” zegt Jack, met zijn kin in zijn hand, “we gaan maar een dagje weg. Is dat niet een beetje al te…enthousiast?”
Ik ben misselijk. Ik laat me op mijn knieën vallen en grabbel naar mijn spullen. Zelfs mijn haarpunten zijn rood.
“Die heb ik niet allemaal gekocht. Ik, ik heb ze van het centrum…” begin ik, maar ik weet dat ik het alleen maar tien keer erger maak.
“Dat is erg…vrijgevig van ze.”
Gelul. Hij bedoelt dat het erg vrijpostig is van mij. Vrijpostig zoals alleen een gestoord wijf zonder enige vorm van zelfbeheersing dat kan zijn.
Woest prop ik de condooms terug in mijn tas. Ik voel me zo stom dat ik het liefst het balkon op zou rennen om mezelf uit de trein te gooien. Het is me pijnlijk duidelijk dat alles wat ik zeg de zaak alleen maar erger zal maken.
Jack grinnikt en valt in een stoel. Ik duik ineen en verberg mijn gezicht in mijn handen. Ik kan niet naar hem kijken, maar dan begint hij zo hard te lachen dat ik uiteindelijk tussen mijn vingers door gluur.
“Je bent vuurrood!”
“Ojezus, wat moet je wel van me denken?” kreun ik.
Hij trekt me op zijn schoot en wiegt me in zijn armen. “Ik denk dat ik niet kan wachten om aan de voorraad te beginnen,” fluistert hij en legt een koele hand op mijn brandende wang. Hij kust me zo vol overgave dat ik vergeet dat ik hem waarschijnlijk zit te pletten en zo licht als een veertje het geluk tegemoet zweef.
Als we in Brighton aankomen, lijkt het bijna onvoorstelbaar dat er ooit enige kilte tussen ons heeft geheerst. We hebben als oude maatjes zitten kletsen over vakanties van vroeger en familiegebeurtenissen en het voelt heel natuurlijk. Alsof we vrienden zijn. Onderweg door het dorp naar het strand praten we honderduit. Het zonlicht glinstert op het water, overal trekken mensen hun kleren uit en je kunt de zomer ruiken, vermengd met de geur van de wafels en suikerspinnen bij de stalletjes op de pier.
Er is iets zo aanstekelijks aan de warmte dat ik me binnen de kortste keren een kind voel en spijt heb dat ik niet echt een emmer en een schepje heb meegenomen. Alles wat ik wil is lol maken en Jack heeft er duidelijk ook zin in. Ik pak zijn hand en trek hem mee naar de pier en het voelt alsof ik vijf ben en hij mijn vriendje is en we samen op de schommels af rennen.
We hangen rond op de pier, stoppen ons vol met waterijs en lachen naar elkaar vanachter de kartonnen figuren zonder gezicht. Het is misschien niet zo cool en we reppen met geen woord over gisteravond, maar dat geeft niet. Het is gewoon heerlijk om niet in Londen te zijn, om weg te zijn van alle anderen, en ik voel me zo ontspannen dat ik helemaal vergeet cool te zijn of indruk op hem te maken. Het is genoeg dat we bij elkaar zijn.
In de speelhal is Jack helemaal in zijn element en ik moet lachen omdat hij zich gedraagt als een groot kind. Het is verbazingwekkend wat je allemaal over een man te weten komt als hij eenmaal aan een racespelletje begint. Het is een soort filter van de persoonlijkheid en ik kom het volgende te weten over Jack:
1. hij is prestatiegericht;
2. hij kan niet tegen zijn verlies.
Ik neem me voor nooit Monopoly met hem te spelen.
“Jij krijgt een pak slaag, meid,” zegt Michael Schumacher Ros-siter als hij een munt in de gleuf gooit.
“O ja? Is dat zo?” Ik zet het stoeltje op de goede hoogte. “Dat zullen we nog wel eens zien.”
En weg zijn we. Scheurend over het circuit van Monaco werp ik af en toe een steelse blik op Jack, die in gevecht is met zijn stuurknuppel en geconcentreerd op zijn lip zit te bijten. Ik probeer het hoofd te bieden aan de neiging om het kwijl maar gewoon uit mijn mond te laten lopen, want ik wil winnen. En door puur geluk doe ik dat ook. Drie keer.
Bedankt God, ik sta bij je in het krijt.
Jack kan er niet tegen. Als ik weiger om nog een spelletje te doen en hem te laten winnen, is hij serieus beledigd.
“Je moet weten wanneer het genoeg is. Ophouden zolang je nog voor staat,” plaag ik en been naar buiten, het zonlicht in. Jack strompelt min of meer de speelhal uit. Ik verwacht half dat hij “Je bent maar een meisje!” zal schreeuwen, maar ik weet ook dat hij op een perverse manier wel onder de indruk is. Ik kijk hem over mijn schouder aan en grijns zelfingenomen. “Niet mokken, jochie.”
Dat had ik niet moeten zeggen. Hij komt achter me aan en ik ren ervandoor, vlieg gillend over de stoep, ontwijk kinderen en oma’s en hol over de kermis naar het eind van de pier, waar hij me te pakken krijgt en tegen de railing klemzet. Hij gromt, maar er ligt een brede grijns op zijn gezicht en opeens staan we te zoenen als een stel kinderen van veertien, met tanden die tegen elkaar aan stoten en tongen die nog naar waterijs smaken. Als er een paar jongetjes langslopen die heel hard ‘Getver’ roepen, beginnen we allebei te giechelen en laat Jack me los. Zijn broek vormt een tentje en we moeten lachen.
Hij leunt over de railing en kijkt naar het water dat tegen de pier klotst. Ik sta de andere kant op te kijken. Het geratel van de achtbaan komt op de warme wind onze richting uit, gevolgd door opgewonden gegil als de wagentjes over de rails omlaag-suizen.
“Je bent zo mooi, je bent betoverend,” zegt Jack plotseling. “Je hebt zo’n prachtige lach.”
Met één oog dicht tegen de felle zon kijk ik naar hem. Het is de eerste keer dat hij me een compliment maakt en ik ben sprakeloos. Hij wordt verlegen en schuift het moment van zich af.
“Een duik zou wel lekker zijn,” zegt hij met een knikje richting water, maar ik ben niet in staat om iets terug te zeggen, want hele karrenvrachten endorfinen huppelen heen en weer tussen mijn zenuwuiteinden.
Hij pakt me bij de hand, maar mijn handpalm voelt zweterig en ik probeer me los te wurmen. Jack merkt het wel en pakt mijn hand nog steviger vast. Hij kust de knokkels.
“Kom mee, we gaan naar het strand,” wenkt hij.
Volgens mij is volwassen zijn een van de moeilijkste dingen die er bestaan. Het is veel moeilijker dan bijvoorbeeld examen doen, en wat erger is, niemand bereidt je erop voor. Niemand vertelt je dat op een dag, als je ergens in de twintig bent, iedereen van je zal verwachten dat je je anders gaat gedragen. Als een volwassene. Een volwassene met verantwoordelijkheden als rekeningen en een hypotheek en beslissingen die zonder mankeren moeten worden genomen. En er is maar één ding erger dan volwassen zijn en dat is een volwassen single zijn.
Ik weet dat ik dit niet zou moeten zeggen. Ik weet dat het prima met me zou moeten gaan. Ik lees genoeg politiek correcte vrouwenbladen om ervan doordrongen te zijn dat ik als vrouw van de jaren negentig:
1. onafhankelijk en tevreden met mezelf hoor te zijn;
2. op elk gebied alles zelf moet kunnen, ook op doe-het-zelfge-bied;
3. succesvol moet zijn in mijn werk en financieel op rozen hoor te zitten;
4. tegen elke vorm van kritiek moet kunnen;
5. altijd gelukkig hoor te zijn, omdat ik immers altijd spiritueel aan het groeien ben.
Maar dat is allemaal geouwehoer. Meestal red ik niet eens een van deze vijf punten. Want het afgelopen half jaar voelde ik me soms net dat dikke kind dat niemand in zijn team wil hebben. En als ik de laatste tijd eens een keer wél mocht meespelen, wilde ik vanwege de mannen die me uitkozen het liefste heel hard de andere kant uit hollen. Ik moet me er niets van aantrekken, maar dat doe ik wel. Want iedereen die ouder is dan twee weet dat in je eentje spelen helemaal niet leuk is. Het werkt niet. Het is saai.
Maar als je een kind bent, kun je altijd naar binnen rennen, waar je moeder je een zoen en een koekje geeft en alles weer goedmaakt. En dan ben je plotseling volwassen en kun je nergens meer heen en moet je daar ook nog eens onaangedaan onder blijven en doen alsof het niets uitmaakt. En dan krijg je een schuldgevoel omdat je verlangt naar een aardig iemand om mee te spelen. En je verlangt er steeds meer naar. En hoe meer je daarnaar verlangt, hoe onbereikbaarder zo iemand lijkt. Je loopt met je mandje door de supermarkt en kijkt vol ontzag naar de mensen met een karretje. De mensen met een team waarin jij niet mag meespelen, en je denkt: Waarom ik niet? Wat is er mis met me?
Af en toe stort je even in en dan komen mensen als H. dingen zeggen als ‘Maak je geen zorgen, het gebeurt vanzelf als je even niet oplet’. Degene die dat heeft bedacht, verdient de kogel, want je let wel op. Altijd let je op. Je let zo goed op dat je door de bomen het bos niet meer ziet.
En dan gebeurt het. Zomaar opeens. Je krijgt een gevoel van saamhorigheid. Zoals nu, met Jack die naast me loopt en zijn stappen richt naar de mijne, zijn arm om mijn schouder. Het lijkt zo vanzelfsprekend als maar kan. Maar hoe is het nou gekomen? Het is fantastisch, maar ook zo oneerlijk. Al die benauwde maanden en kijk, het is zo simpel. Simpeldepimpel. Maar als het gevoel deel uit te maken van een team zo snel kan komen, kan het vast even snel weer verdwijnen.
Plotseling wil ik de tijd stilzetten. Dit moment moet stil blijven staan, want iedereen moet het zien. Ik wil dat iedereen weet dat ik als deel van ‘ons’ veel beter functioneer dan in mijn uppie. Ik heb zin om op en neer te springen en te schreeuwen: Kijk dan, allemaal, ik ben er een van een stel! Ik kan het ook!
Jack stopt bij een zaak die watersportbenodigdheden verhuurt. “Laten we gaan jetskiën,” zegt hij en grijpt mijn hand.
Zonder dat ik de kans krijg om te protesteren word ik de zaak in gesleurd. Ik zie hoe hij bezig is en lach in mezelf. Ik lach omdat hij geen idee heeft wat er in mijn hoofd omgaat en er ook niet veel van zou begrijpen. Want hij is een man en heeft domweg niet zulke gedachten. En gelijk heeft hij. Ik ben zo jaloers op zijn ongecompliceerde leven. Wat moet het geweldig zijn om al die hersencellen te kunnen gebruiken voor het hier en nu. Er zou zoveel meer uit mijn handen komen als ik niet zo vaak werd gekweld door existentiële angst. Ik zou tijd hebben om impulsief te zijn, zoals Jack nu is, en mijn leven zou altijd leuk zijn.
Ik weet nog hoe het voelde toen iemand me leerde hoe ik mijn schoenveters moest strikken. Het was een openbaring. Het was opeens zo logisch. Nooit meer hoefde ik over die dingen te struikelen. Nu ik zo naar Jack sta te kijken, krijgt ik datzelfde gevoel, alsof hij me een manier heeft laten zien om gelukkig te zijn en ik mezelf voor mijn hoofd sla en zeg: Slimpie! Dat is toch logisch!
Het meisje in de zaak waarschuwt me dat mijn zogenaamde bikini veel te weinig voorstelt en zo in de golven verdwijnt. Ze geeft me een rubberen wetsuit dat niet bepaald flatteus is voor mijn volslanke heupen. Uiteraard ziet Jack eruit als James Bond op een geheime missie en als het meisje achter de toonbank hem van hoofd tot voeten opneemt, ben ik stikjaloers.
Hé daar, handjes thuis!
Op het water blijkt Jack een natuurtalent. Aan de glinstering in zijn ogen zie ik dat hij uit is op revanche voor zijn nederlaag op het autocircuit. Hij suist door het water en ik dein maar wat op de golven die hij veroorzaakt.
“Niet bang zijn, geef je er maar gewoon aan over,” schreeuwt hij en ik geef gas en schiet weg, de horizon tegemoet. Het is zo opwindend dat ik gil als het water in mijn gezicht spat. Hij haalt me in en laat me zien hoe ik bochten moet maken, en binnen de kortste keren kan ik in Baywatch. Joehoe!
Ik heb zo’n pret dat de tijd voorbijvliegt. Op het strand pel ik mezelf uit de wetsuit. Ik heb geen stem meer over.
Als ik weer achter uit de zaak tevoorschijn kom, legt Jack zijn arm om me heen en vraagt: “Leuk?”
“Fantastisch, maar nu heb ik toch een honger.” Ik sla op mijn buik, verrast dat mijn onzekerheid over mijn lijf opeens weg is.
“Dan zal ik je trakteren,” zegt hij royaal.
“Zakkie patat?”
“Wat ben je toch lekker gewoon,” plaagt hij. “Nee, er is vast wel iets beters.”
We wandelen door de straatjes tot we een goedkope en gezellige bistro hebben gevonden met een terrasje op de kinderhoofdjes. Jack bestelt twee glazen bier.
“Op ons,” proost hij en ik tik met mijn glas tegen het zijne. De belletjes prikken in mijn neus.
Ik heb me lang lopen afvragen wat hij vindt van gisteravond, maar nu ik eindelijk de kans heb om het hem te vragen, laat ik het moment voorbijgaan. Ik realiseer me dat ik andere dingen veel liever wil weten.
“Vind je het leuk om kunstenaar te zijn?” vraag ik als het voorgerecht wordt opgediend.
“Ik geloof het wel. Het is het enige waar ik goed in ben. Zo hoef ik in ieder geval geen kantoorbaantje te nemen.”
“Jij boft maar,” zucht ik. “Ik wou dat ik ergens goed in was.”
“Ik weet wel wat,” grijnst hij.
Ik bloos. “Behalve dat.”
“Je bedoelt dat je succes wilt?”
“Ik denk het. Dat wil toch iedereen?”
“Wat wilde je worden toen je klein was?” vraagt hij. Hij breekt een stukje stokbrood af en doopt het in zijn saus.
“Iets met mode, denk ik. Herenmode. Ik was altijd gekker op Ken dan op Barbie.”
“Je wilde hem gewoon uit zijn broek hebben.”
Ik lach. “Dat is zo. Hoewel er aan Ken niet veel te beleven valt. Nee, ik hou van mannenkleren. Toen ik jou voor het eerst zag, vielen je kleren me meteen op.”
Jack kijkt me aan. “Waarom ga je dan niet iets doen in de modebranche?”
Ik kijk naar de asperge op mijn bord. “Dat heb ik wel heel lang gewild, maar het is er niet van gekomen. De concurrentie is veel te groot.”
“Dat weet je pas als je het hebt geprobeerd. Er zijn heel veel mensen met talent, maar waarom zou jij daar niet één van zijn. Als ik had stilgestaan bij de concurrentie, dan was ik allang met schilderen gestopt.”
“Dat zal wel.”
“Je hebt niets te verliezen. Bovendien heb je alles mee.”
Hij kijkt naar me en glimlacht. Ik ben zo opgelucht en zo gelukkig dat ik hem zonder er verder over na te denken geloof. Helemaal. Behalve met H. heb ik het nooit met iemand over mijn carrièrewensen gehad en nu ik mijn ambities tegenover hem hardop heb uitgesproken valt er een last van mijn schouders. Ik ben mezelf weer. Iemand met een echte toekomst. Misschien waag ik het erop.
Terwijl we naar de mensen kijken die voorbijkomen, worden we langzaam dronken en de middag eindigt met de slappe lach. Later lopen we terug naar het strand. Het is niet meer zo druk en we vinden een rustig plekje. Ik ben zweverig van de drank en op de hele wereld zijn er alleen nog maar Jack en ik. Jack keilt schelpen over de golven in de richting van de ondergaande zon en ik kijk hoe hij zich beweegt. Ik zit te zwijmelen als een dom wicht.
Hij draait zich naar me om.
“Wat zullen we nu doen?” vraag ik.
“Wil je naar huis?”
“Nee. En jij?”
Hij schudt zijn hoofd.
We kijken elkaar nerveus aan en beginnen te lachen. Hij tikt tegen zijn lippen. “Ik weet waar we kunnen overnachten. Als je dat wilt, tenminste.”
En of ik wil. Ik wil niets liever.
De man van hotel Casanova behandelt Jack als een oude vriend. Hij werpt hem met een knipoog een sleutel toe, waarschuwt dat er maar tot half elf ontbijt wordt geserveerd en laat ons verder met rust.
De kamer heeft een hoog meubelboulevardgehalte, met een bloemetjessprei en een hoogpolig tapijtje. Maar alles is schoon en op de theewagen liggen allemaal piepkleine pakjes koek. Ik zet mijn tas op een stoel naast de tv en kijk door de vitrages naar het tuintje aan de achterkant.
Het voelt gek om met Jack in deze kamer te zijn. Na de dag die we samen hebben doorgebracht, lijkt het zo schaamteloos volwassen. We raken elkaar niet aan.
Jack gaat naar de badkamer en klapt de wc-bril omhoog. Ik kan zijn rug zien terwijl hij staat te plassen en om een of andere reden vind ik dat schokkend. Nu vaststaat dat we straks met elkaar naar bed gaan, word ik nerveus. Op een of andere manier zal het meer te betekenen hebben dan gisteravond bij Jack thuis en de beslotenheid van deze omgeving jaagt me angst aan. We zijn hier zo samen.
Jack trekt de wc door en blijft staan in de deuropening. Het valt me op dat hij de bril weer naar beneden heeft gedaan. Iemand heeft hem goed opgevoed. Ik vraag me af wie…
“Ik voel me vies,” zegt hij.
Ik trek rimpels in mijn neus en woel door mijn haar, dat van het zoute water helemaal kroezig is geworden. “Ik ook.”
“Douchen?” vraagt hij en ik knik.
Hij stapt er als eerste in en terwijl ik me uitkleed, zie ik hem door de glazen deur aan de knoppen van de kraan draaien. Dan doet hij de deur voor me open.
Ik voel me onhandig en ongemakkelijk. In het felle licht en naakt tegenover Jack voel ik me hopeloos onbeschermd. Het is net of we elkaar voor het eerst echt zien. Waarschijnlijk is dat ook zo. Het liefst wil ik mijn armen voor mijn buik slaan en me oprollen tot een balletje.
Jack bekijkt me. Bekijkt me aandachtig. Van top tot teen, alsof hij elke porie van mijn huid in zich op wil nemen, en ik weet dat ik bloos.
Ik probeer hem vast te pakken en te kussen, want dat zou minder intiem zijn, maar hij maakt zich los en duwt me van zich af. Zonder een woord te zeggen en terwijl hij recht in mijn ogen kijkt, pakt hij een stukje zeep en laat het opschuimen in zijn handen.
Je zou niet zeggen dat douchecabines van roze kunststof bijzonder erotisch zijn, maar op dit moment staan ze boven aan mijn lijstje van ideale vrijplekken. Want Jack begint me te wassen en verandert me in een trillende berg zeepsop. Al soppend besteedt hij zoveel aandacht aan mijn lijf dat het bijna is alsof hij me tekent. Ik glijd tegen hem aan in een wolk van stoom. En ik voel me…vrouw.
Natte vrouw.
Verdorven vrouw.
Als hij door zijn knieën zakt en een van mijn benen over zijn schouder legt, tril ik over mijn hele lijf. Hij begraaft zijn hoofd tussen mijn benen en ik ben verloren. Alles is glibberig, zijn handen op mijn huid, mijn rug tegen de muur, en ik glijd naar het ontzagwekkendste orgasme dat ik ooit heb gehad.
Na afloop duurt het uren voor ik weer op adem kom en ben ik helemaal slap in mijn benen. We hebben nog steeds niets gezegd. Door de stoom kijk ik hem aan.
Het is mijn beurt.
Ik zak op mijn knieën en als mijn tong begint te praten, grijpt hij me bij mijn haar.
“Amy?” steunt hij na een tijdje.
“Mmmmmmmmmm?” zeg ik. Veel meer kan ik niet uitbrengen, want ik heb mijn mond vol.
“Je zit op het putje.”
We maken de vloer droog met de handdoeken en gaan op bed liggen om onszelf te laten opdrogen. Met een vinger volgt Jack de lijn die mijn bikini op mijn borst heeft achtergelaten.
“De zon heeft je verwend,” zegt hij.
En dat is zo. Ik voel me door en door verwarmd. We kijken elkaar in de ogen en dan weet ik dat we de liefde gaan bedrijven. En wat me echt raakt, is dat Jack mijn gedachten raadt, want hij zegt: “De hele nacht. De hele nacht en de hele dag, tot je niet meer kunt lopen.”
En hij voegt de daad bij het woord.
Als we op zondag terug zijn bij Jacks huis, voel ik me afgepeigerd op een manier die alleen maar kan komen van te veel seks, zon, zee en drank.
“Blij?” vraagt hij, als hij de deur van het slot draait. We zijn de hele dag op het strand geweest en door de zon heeft hij sproeten gekregen. Hij ziet eruit om op te eten. Ik streel zijn wang.
“Misschien,” glimlach ik.
“Alleen maar misschien? Wat moet een man nog meer doen?” Hij doet alsof hij beledigd is en tilt me bij mijn middel op om me naar de keuken te dragen. Ik moet zo giechelen dat ik niet in de gaten heb dat Matt en Chloë op kussens op de vloer van de woonkamer zitten.
“Kijk eens aan. Daar komt het prille geluk,” lacht Chloë.
Jack houdt op met kietelen en springt bij me vandaan. Het lachen vergaat me bij de aanblik van Chloë. Met een flesje bier in haar hand zit ze erbij alsof ze hier woont. Haar volmaakte benen onder het korte zomerjurkje zien er walgelijk slank uit.
“Hé, hallo,” zegt Jack en loopt langs me heen. Hij knielt neer en kust Chloë op haar wang.
“Ga je gang,” zegt Matt met een gebaar naar een paar flesjes bier op de tafel. “Waar zijn jullie geweest?”
“Brighton,” antwoord ik.
“Moet je je neus zien!” loeit Chloë. “Arm kind.”
Jack lacht en geeft me een biertje aan. Het is niet grappig. Kan ik er wat aan doen dat ik eruitzie als een clown. Ik trek een gezicht naar hem, maar hij lijkt ver weg en neemt het niet voor me op.
“En?” vraagt Chloë. “Vertel?”
“We hebben het geweldig gehad. Jetskiën, de hele heisa,” zegt Jack. Hij laat zich tegen de bank zakken en maakt zijn biertje open.
“En je bent blijven slapen! Hoe heet dat liefdesnest van jou ook weer, Jack?” plaagt Chloë. Ze kijkt me aan en knipt met haar vingers. “Niks zeggen, niks zeggen…het Casanova. Zo heet het toch? Ze hebben je toch wel korting gegeven?”
“Hou je mond, Chloë,” zegt hij, maar hij moet wel lachen. Hij geniet ervan dat hij Jack Casanova is en op dat moment valt alles op zijn plaats. Ik ben gewoon maar een van zijn veroveringen. Hij heeft het allemaal al eerder gedaan en ik ben niet de eerste. Wie heeft hij nog meer het paradijs laten zien in die roze douchecabine? De grond lijkt onder mijn voeten weg te zakken.
“Ga zitten, ga zitten,” zegt Matt, met een gebaar naar de kussens. Maar ik kan maar beter uit de buurt van Chloë blijven, anders steek ik haar nog per ongeluk dood.
“O, H. belde me gisteravond nog,” zegt Chloë, achteloos zwaaiend met haar flesje.
Alarmbellen. Waarom zou H. Chloë bellen?
“Ze was op zoek naar jou.”
“Shit.”
“Maak je geen zorgen, ik heb gezegd dat je waarschijnlijk met Don Juan hier op stap was.”
“Was alles in orde? Wat zei ze?”
“Niets bijzonders. Klonk een beetje overstuur.”
“Mag ik even bellen?” vraag ik aan Jack.
“Tuurlijk, neem de telefoon in mijn kamer maar.”
Bezorgd loop ik de kamer uit, de anderen lachend achterlatend.
“H., met mij. Neem nou op,” zeg ik dwingend tegen haar antwoordapparaat.
Er klinkt een klik. “Je bent dus terug,” zegt ze kortaf. Ze klinkt behoorlijk nijdig.
“Ik was in Brighton.”
“Lekker voor je.”
Dit is verschrikkelijk. Zo praat ze nooit tegen mij. Ik grijp de hoorn steviger vast. “Wat is er aan de hand?”
“Alsof jou dat wat kan schelen,” snauwt ze, maar haar stem trilt en ik krijg een angstig gevoel.
“Vertel nou,” dring ik aan.
Ze onderdrukt een snik. “Laat me met rust.”
De verbinding wordt verbroken. Verbijsterd luister ik naar de in-gesprektoon. Ze heeft bij mij nooit eerder de hoorn erop gegooid, maar het is niet zo vreemd dat ze kwaad is. Als ik haar was, zou ik ook een hekel aan mij hebben. Ik heb onze zater-dagavondplannen geruïneerd en haar het hele weekend niet gebeld, en ik voel me schuldig. Schuldig omdat ik een egoïstische trut ben, schuldig omdat ik iets heb gedaan waarvan ik had gezworen dat ik het nooit zou doen als er eenmaal een man in mijn leven was. En nu zit ze in een dip. Toen ze me het hardst nodig had, was ik er niet. Het idee dat ik haar kwijt kan raken, vervult me met een diepe angst.
“Alles in orde?” vraagt Jack vanuit de deuropening. Hij komt naar me toe en legt een hand op mijn schouder.
“Er is iets mis, ik moet naar haar toe. Je vindt het toch niet erg?”
“Nee, geen probleem, ga maar.”
Ik vind het vreselijk dat hij zo oprecht klinkt. Ik wou dat hij het wel erg vond, dat het hem speet dat ons hemelse weekend als een nachtkaars uitgaat, maar met één blik op zijn gezicht weet ik dat dat niet zo is. Hij is weer bij zijn kliek en ik tel niet meer mee.
In aanwezigheid van Matt en Chloë nemen we afscheid, waarbij Jack doet alsof hij zijn oude tante gedag zegt. Ik kijk aandachtig naar hem, maar de Jack met wie ik het weekend heb doorgebracht, heeft zich teruggetrokken in zijn fort. Hoe langer ik naar hem kijk, hoe defensiever hij wordt en hij kust me nauwelijks.
“Ik zie je wel weer,” zegt hij.
Je ziet me wanneer? Morgen? Over een week? Over een maand? Een jaar? Ooit nog wel eens?
“Ik vond het leuk,” zegt hij nog grootmoedig, maar hij praat mij te nadrukkelijk in de verleden tijd.
“Ik hoop dat alles goed is met H.,” zegt Chloë, die naast Jack bij de voordeur staat. Er ligt medeleven in haar stem, maar ik trap er niet in, vooral niet omdat ze haar arm om Jacks middel slaat en hem een knuffel geeft. Ieder ander zou dat opvatten als een vriendschappelijk gebaar, maar als ze haar hand van Jacks borst laat glijden, kan ik het brandmerk dat ze daar heeft achtergelaten bijna zien: privé-eigendom. Verboden toegang. Ik struikel achteruit de straat op en nog voor ik uit het zicht ben verdwenen, lacht ze al weer en trekt hem mee naar binnen. Ik staar ongelovig naar de dichte deur.
Met bonzend hart rijd ik met de metro naar H.’s huis en nerveus volg ik haar de verduisterde woonkamer in. Als roken een olympisch onderdeel was, dan had H. nu helemaal in haar eentje goud, zilver en brons gewonnen. Ze is omringd door de brokstukken van het verdriet en luistert naar Leonard Cohen. Dat is een heel slecht teken.
Aanvankelijk probeert ze nog te doen alsof ze boos is, maar ze kan het niet volhouden en kruipt terug in de H.-vormige deuk in de zitzak. Zoals ik al vermoedde, is het Gav.
“Ik heb het goed verklooid,” snikt ze.
“Sssssst,” sus ik op mijn hurken naast haar. “Vast niet.”
Als ze een beetje is gekalmeerd, vertelt ze me in tranen het laatste traumatische voorval.
“We lagen in bed en ik vroeg of hij wilde trouwen. Het was maar een hypothetische vraag, het was geen aanzoek of zo, maar hij ging helemaal raar doen. Hij zei dat hij nooit ging trouwen, tenzij hij een kind kreeg. Dus vroeg ik, wanneer wil je dan kinderen, en hij zei nog lang niet, misschien over tien jaar, hij wilde eerst nog allerlei andere dingen doen.”
Tot zover kan ik het volgen; een typische reactie voor Gav.
“Maar toen liep het helemaal uit de hand. Ik zei dat tien jaar wel erg ver weg klonk en hoe dat dan met ons moest, maar hij had de pest in en zei dat hij vond dat ik hem onder druk zette en waarom konden we niet gewoon plezier hebben, maar ik zei, wat heeft het voor zin?” Ze haalt beverig adem en haar onderlip trilt. “En wat heeft het ook voor zin? Wat heeft het voor zin om een relatie te hebben, om van iemand te houden terwijl je de hele tijd weet dat hij er op een dag met iemand anders vandoor gaat en pas kinderen wil als jouw eierstokken al helemaal verschrompeld zijn?”
Ik lach en droog haar tranen met het laatste stukje wc-papier. “Je kunt de toekomst niet voorspellen, meid. Je kunt niet weten wat een van jullie beiden later gaat doen.”
“Van Gav weet ik het nu wel,” zegt ze met verstikte stem. “Het leidt nergens toe.”
“Dat is niet waar. Het ging prima tot jullie die domme ruzie kregen. Jullie hebben alles wat je maar wilt en maken een hoop lol samen. Waarom kun je dat niet gewoon zo laten?”
“Je begrijpt er niets van. Kom nou niet aan met dat gezeik over leven in het nu, ik ben geen zenboeddhist en jij ook niet,” valt ze uit.
Ze is niet voor rede vatbaar. Als een echte Steenbok wil ze van geen wijken weten. De enige uitweg is de treitertherapie. Godzijdank heb ik een cursus Hoe Manipuleer ik H.? gevolgd.
“Goed, goed,” geef ik toe. “Wees dan maar een koppige ouwe zeur. Begin maar nooit meer een relatie met iemand, want misschien is hij toch weer niet de ware Jakob. Ik weet het al, ik heb een idee! Je kunt een vragenlijst maken en iedere man die je leuk vindt vragen om die in te vullen, en dan moet hij je ook beloven dat hij zijn leven even opschort, terwijl jij bedenkt wat je eigenlijk wilt. Dat werkt geheid!”
H. moet ondanks zichzelf glimlachen.
“Of misschien kan je Gav vastbinden. Keten hem vast aan de keukentafel en geef hem ervan langs tot hij je een aanzoek doet. Is dat wat je wilt? Weet je absoluut zeker dat hij de ware voor je is, voor altijd en eeuwig, tot het einde der tijden?”
“Nee,” bekent ze.
“Nou dan.”
“Maar ik hou wel van hem en ik wil echt dat het wat wordt.”
“En heb je hem horen zeggen dat hij dat niet wil? H., je stelt je vreselijk aan.”
“Het is nu toch te laat. Hij is weg.”
“Ja, naar zijn eigen huis waarschijnlijk.” Ik rol met mijn ogen. “Hij is niet in rook opgegaan. Waarschijnlijk zitten jullie er morgen om te lachen.”
Ze wordt wat vrolijker en we geven elkaar een dikke knuffel.
“Het ergste was nog dat ik je niet kon bereiken,” zegt ze. “Ik was echt ongerust.”
“Ik weet het, ik weet het, ik heb me laten meeslepen. Het spijt me.”
Ze wil alles weten over het weekend in Brighton en ik vertel het haar.
“Wat is dan het probleem? Waarom dat lange gezicht?”
“Ik weet het niet. Ik heb het heerlijk gehad, maar nu brengt die Chloë me helemaal van mijn stuk. Ze deed zo krengerig.”
“Misschien heeft ze wel een reden om je te waarschuwen.”
Ik ben meteen wantrouwig. “Hoezo? Wat heeft ze gezegd?”
H. zucht en trekt een gezicht van jammer-maar-helaas. “Niets bijzonders. Ik wil niet dat hij je pijn doet, dat is alles. Chloë kent Jack vrij goed. Ze zegt dat hij een echte versierder is en dat het vooruitzicht van een relatie hem de stuipen op het lijf jaagt.”
“En wat wil je daarmee zeggen? Nu geloof je Chloë opeens wel?”
“Nee,” verbetert H. “Ik bedoel alleen maar dat je er niet te veel van moet verwachten.”
“Dus dat was dat? Het wordt toch niets? Ik ben blij dat jullie dat voor me hebben besloten, dan hoef ik het zelf niet meer te doen.”
H. maakt sussende geluidjes en duwt me in een stoel. “Wie weet. Alleen jij weet wat goed voelt. Je moet maar zien hoe het loopt.”
En ze heeft natuurlijk gelijk, maar ik heb er zo’n hekel aan als ze me met mijn eigen goede raad om de oren slaat. Het is zo moeilijk om die aan te nemen.
Thuis lig ik op mijn buik op de bank naar het tapijt te staren. In mijn hoofd is het een warboel. Vóór mijn afspraak met Jack op vrijdag had ik alles in de hand. Ik dacht dat ik mijn strategie helemaal had uitgedacht. Ik zou afstand bewaren en het rustig aan doen en ik zou in geen geval met hem naar bed gaan. Oké, ik geef het toe, ik heb wel nieuw ondergoed gekocht – en zelfs jarretels (ongemakkelijke rotdingen) – en ben me te buiten gegaan aan nieuwe make-up, parfum en een jurk op afbetaling, maar dat betekende niet dat ik niet van plan was om me aan mijn strategie te houden. Ik wilde alleen dat hij me zo leuk vond dat hij het nooit meer vergat, dat hij besefte dat ik iemand ben met wie hij wél een relatie zou kunnen hebben.
En nu heb ik het verknald. Nog voor het is begonnen.
Maar dan zie ik Brighton weer voor me en de herinneringen zijn zo vers dat ze pijn doen aan mijn geestesoog. Was het nog maar vanochtend dat ik zo dicht tegen hem aan lag? Hoe kan dat nou niets voor hem betekenen? Hoe kan hij alles zo snel opzij schuiven? Hoe kan hij me nu behandelen als een snelle wip die je naderhand buitenzet?
Ik ga in bad, maar put er geen troost uit. Ik heb het koud, ben verbrand en voel me verlaten, en zelfs als ik mezelf in schone badlakens heb gewikkeld gaat het gevoel van verlatenheid niet over. Naar de telefoon kijken helpt niet, ik weet dat hij niet belt. Waarom zou hij. Hij heeft Chloë om hem bezig te houden.
Voor ik naar bed ga, smeer ik mezelf in met bodylotion. Hoewel ik heel erg moe ben, wil de slaap maar niet komen. Ik vouw mijn armen over elkaar op het dekbed en staar naar het plafond, terwijl het weekend aan me voorbijtrekt als een serie foto’s. Ik sta er veel te onbevangen op.
Dat waren dan mijn hooggespannen verwachtingen. In één dag heb ik alles gevonden en weer verloren. Over een heleboel jaar, als ik gehuld in spinnenwebben achter de geraniums zit, zullen de mensen zeggen: Ach, ja, dat arme mens. Ze was gelukkig op die ene dag in juni, maar meer zat er niet in.
Jack is weliswaar niet dood, maar hij kon net zo goed op de maan zitten. Ik kwel mezelf met gedachten over wat hij nu allemaal zegt:
Amy, die doet het lekker. Het was lachen, maar er zit nog veel meer vis in de zee. Voorwaarts en opwaarts.
Waarom zou ik haar nog een keer zien? Mijn vrienden zijn belangrijker en ik wil jong, vrij en ongebonden zijn. Waarom zou je je laten vastketenen?
Dit is onverdraaglijk. Met zijn stem in de kamer kan ik onmogelijk in bed blijven en ik sleep mezelf naar de keuken om warme chocolademelk te maken. Ik ruik aan de melk. Hij kan nog wel. Pas als ik de koelkastdeur dichtdoe zie ik dat mijn magnetische letters verplaatst zijn. En daar staat het, in roze, groen en oranje:
AMY
UH
TOF
Ik leg mijn wang tegen de witte deur en glimlach, want die boodschap kan alleen maar van Jack komen. Terwijl ik sta te wachten tot de melk kookt, voel ik me al veel minder rot.