np
Inleiding
In de Vermijdlijst staan woorden die menig manager zonder blikken of blozen in de mond neemt, maar die veel anderen ergerlijk vinden, lachwekkend of bespottelijk. De naam Vermijdlijst is daarom niet uit de lucht gegrepen: wil je serieus genomen worden en niet overkomen als iemand die grossiert in gebakken lucht, laat je dan door deze lijst inspireren om gewonemensentaal te gebruiken. In hoofdstuk 1 vind je een toelichting op de mechanismen achter het gebruik van de woorden in deze lijst, en tips en trucs hoe je zulke woorden kunt vermijden.
We hebben een positieve en commercieel bewuste can do-houding ten opzichte van opportuniteiten en uitdagingen die ons pad kruisen.
Let wel: deze lijst is niet uitputtend, maar hoogstens een dwarsdoorsnede van de woorden die zonder schroom op kantoor worden gebezigd. Ook zijn de trefwoorden niet voorbehouden aan managers, maar denken ook ambtenaren, coaches, communicatieadviseurs, consultants, marketeers, politici en recruters er niet zonder te kunnen. Na de opsomming is er daarom ruimte om de Vermijdlijst aan te vullen met woorden en uitdrukkingen die je zelf hebt gehoord of gelezen, bijvoorbeeld die uit de Engelsebluftest op pagina 31 zijn gerold, of uit de onthaspelaar op pagina 59.
Over de lijst
Achter de vetgedrukte, alfabetisch geordende trefwoorden staan alternatieven of betekenissen. Een paar symbolen maken het lezen wat gemakkelijker:
Symbool |
Betekent: |
‹ › |
toelichting op de betekenis of herkomst |
• uitdrukking |
een uitdrukking waarin het trefwoord voorkomt |
~ |
(in een uitdrukking) vul op de plaats van ~ het trefwoord in |
→ woord |
kijk (ook) bij woord |
≈ woord |
woord is een synoniem van het trefwoord, dus een ander woord in de lijst dat nagenoeg hetzelfde betekent als het trefwoord |
↔ woord |
woord is een antoniem van het trefwoord, dus een ander woord in de lijst dat nagenoeg het tegenovergestelde betekent van het trefwoord |
woord° |
(in een betekenis) woord is ook zelf een trefwoord in de Vermijdlijst |
A
aandachtsveld aandachtsgebied, onderwerp waaraan men bijzondere aandacht besteedt
aangeven illustreren, laten zien, laten weten, tonen, vertellen
aanklikken, iemand over iets ~ iemand over iets aanspreken, iemand aan iets herinneren
aanlijnen op één lijn krijgen
aansturen, iets of iemand ~ coördineren, leiden, leidinggeven aan
aansturing leiding
aanvliegen aanpakken → invliegen
aanvliegroute aanpak
aap, een ~ op zijn schouder hebben een probleem hebben
accommoderen 1 huisvesten 2 mogelijk maken
account 1 klant → client, customer, end user, lead2, prospect 2 project 3 taak
accountability 1 verantwoordelijkheid 2 aansprakelijkheid 3 verantwoordingsplicht 4 verantwoordingsbesef
acteren ‹van to act› handelen, optreden, werken
added value toegevoegde waarde
adresseren ‹van to address› aanpakken, er iets aan doen
afconcluderen besluiten, afronden
afdekken omvatten, beslaan, bestrijken
affordable loss te betalen, te veroorloven verlies
afhechten afronden
afschakelen de zinnen verzetten
afschalen bezuinigen, verminderen
afstemmen overleggen, overeenstemming bereiken ≈ kortsluiten
aftersales nazorg na de verkoop
aftikken accorderen, beslissen
aggregeren 1 weerspiegelen 2 bundelen, samenbrengen
amoveren 1 verwijderen 2 uit zijn functie zetten 3 slopen
approach aanpak, benadering • inclusive ~ aanpak, benadering waarin alles vervat is of moet zijn; bottom-up° ~; top-down° ~
asap ‹afkorting: as soon as possible› z.s.m.°, zo spoedig mogelijk
assessment rapportage, beoordeling
asset 1 bezitting 2 sterke kant
audit onderzoek
B
b2b ‹afkorting van business-to-business› zaken tussen bedrijven onderling
b2c ‹afkorting van business-to-consumer› zaken tussen bedrijf en klant
backoffice (voor de klant) onzichtbaar deel van de organisatie ↔ frontoffice
backorder bestelling van een product dat (nog) niet leverbaar is
back-up ondersteuning
benchmark ijkpunt, (prestatie)vergelijking, referentiepunt, vergelijkingsmaatstaf
benchmarken vergelijken
benchmarking vergelijking op basis van ijkpunten
benchmarktest vergelijking
best practice beste werkwijze, bruikbaar praktijkvoorbeeld
bevragen vragen stellen aan
big wig ‹‘grote pruik’› bobo, hotemetoot
bilaatje ‹verkorting van bilateraal overleg› gesprek tussen twee personen ≈ bilateraaltje
bilateraaltje bilaatje°
blamestormen samen een schuldige aanwijzen
blokken (een blok tijd) reserveren
board directie
boardroom directiekamer
boost zet
borgen waarborgen, verankeren
bot-overleg ‹afkorting van benen op tafel› ontspannen gesprek
bottomline kern, essentie, dat wat ertoe doet
bottom-up (in een organisatie) vanuit de basis naar de top • ~ approach° ↔ top-down
braindumpen alle gedachten opschrijven over één onderwerp
brainlist mentaal lijstje • op iemands ~ staan vooraanstaan in iemands gedachten
branch branche, bedrijfstak
brand merk
branden een merk of product profileren
branding merkpositionering
briefen informeren, inlichten, instrueren, voorlichten
burnrate snelheid waarmee een bedrijf inteert op het eigen vermogen
business 1 ‹zelfstandig naamwoord› organisatie 2 ‹bijvoeglijk naamwoord› zakelijk
businesspartner 1 zakenpartner 2 meedenkende dienstverlener binnen de organisatie
businessplan ondernemingsplan
businessunit afdeling, bedrijfsonderdeel → unit
C
can do-houding positieve instelling
captain of industry topman in het bedrijfsleven
cascaderen ‹van cascade ‘waterval’› doorgeven, doorschuiven (naar een lager hiërarchisch niveau) ↔ escaleren
case casus, praktijkgeval, praktijkvoorbeeld
catch-22 paradox
CEO ‹afkorting van› chief executive officer°
CFO ‹afkorting van› chief financial officer°
chain keten → supply chain
challenge uitdaging°
checken controleren, nagaan ≈ nachecken, uitchecken
checks-and-balances ‹‘middelen die het evenwicht bewaren tussen de drie machten’› evenwicht tussen partijen
cherry picking het zich uitsluitend richten op winstgevende klanten of activiteiten
chief executive officer algemeen directeur, president-directeur ≈ CEO
chief financial officer financieel directeur ≈ CFO
clash aanvaring
clean desk policy opgeruimdbureaubeleid
client klant → account1, customer, end user, lead2, prospect • ~ base klantenbestand ≈ customer base; ~ retention klantbehoud
commitment betrokkenheid, draagvlak°, inzet, ondersteuning, steun, toewijding
communiceren, iets ~ duidelijk maken, laten weten, meedelen, melding maken (van), overbrengen, uitdragen, vertellen • iets naar iemand toe ~ iemand iets meedelen
compentence capaciteit, competentie, deskundigheid
concreet tastbaar (maar kan meestal gewoon geschrapt worden)
content inhoud, tekst(en)
control zeggenschap, controle, grip • in ~ zijn alles onder controle hebben; damage° ~
controleren beheersen
convergeren 1 samenkomen 2 samenbrengen ↔ divergeren
corebusiness kernactiviteit
corecompetence kerncompetentie
corporate bedrijfs- • ~ governance°
cost leadership kostenleiderschap
costing kostprijsbegroting
credibility geloofwaardigheid
creëren bedenken, maken
cross selling het aanbieden van aanvullende of verwante producten of diensten aan een klant op basis van zijn eerdere aankopen
crowdsourcen de kennis van een grote groep benutten
customer klant → account1, client, end user, lead2, prospect • ~ base klantenbestand ≈ client base; ~ intimacy langetermijnrelatie met klanten
D
damage control het beperken van de schade
dashboard overzicht van informatie die nodig is om een organisatie te leiden • op een ~ sturen° een informatiesysteem gebruiken om een organisatie te leiden
deacquisitie het afstoten (van onrendabele bedrijfsonderdelen)
deal compromis, handeltje, koop, overeenkomst, transactie • een ~(tje) maken; een ~ sluiten het op een akkoordje gooien, een klus binnenhalen, een transactie afsluiten → dealen met
dealen met ~ omgaan met → deal
dealing and wheeling ‹‘handeldrijvend en sturend’› koehandel ≈ wheeling and dealing
delen, iets ~ met elkaar bespreken, uitwisselen ≈ wisselen
deliverable resultaat dat op een afgesproken moment klaar moet zijn
design ontwerp
designen ontwerpen → redesignen
dichtfietsen kloppend maken
dichttimmeren zo organiseren of formuleren dat er geen wijzigingen of andere interpretaties meer mogelijk zijn
divergeren uiteenlopen ↔ convergeren
doorcommuniceren doorgeven, duidelijk maken, laten weten, meedelen, vertellen
doorontwikkelen ontwikkelen
doorpakken doortastend handelen, krachtig optreden
downsizen inkrimpen ≈ rightsizen
draagvlak brede ondersteuning • ~ creëren voldoende steun zoeken
drive doorzettingsvermogen, drijfveer, energie, motivatie, vaart, voortvarendheid
driver drijfveer • value ~ missionstatement°
E
effectueren ten uitvoer brengen, verwezenlijken
efficiency efficiëntie, doelmatigheid
effort energie, inspanning • ~(s) doen op energie steken in, inspanningen verrichten voor
elevator pitch kernachtig verkoopverhaal → pitch
employability (flexibele) inzetbaarheid van werknemers
empowerment zelfredzaamheid
end user klant → account1, client, customer, lead2, prospect
entameren een begin maken met, in gang zetten
escalatieniveau hiërarchisch niveau → escaleren
escaleren doorschuiven (naar een hoger hiërarchisch niveau) ↔ cascaderen → escalatieniveau • naar boven ~
estimate berekening, raming, schatting, taxatie
event evenement
F
face to face in direct contact, persoonlijk
faciliteren gelegenheid bieden voor, mogelijk maken, ondersteunen
factsheet kort overzicht van de belangrijkste feitelijke informatie
faken doen alsof, imiteren, namaken, veinzen
feedback commentaar, kritiek, reactie ≈ terugkoppeling
finaliseren afmaken, afronden
finetunen afspreken, de details regelen
first time right in één keer goed
fit 1 ‹zelfstandig naamwoord› aansluiting, geschiktheid, iets dat past, passendheid, overeenkomst • een ~ hebben bij elkaar passen 2 ‹bijvoeglijk naamwoord› gezond • een fitte organisatie → fitten
fitten 1 geschikt zijn, passend zijn, passen 2 geschikt maken, passend maken → fit
flaunt (it) (ermee) pronken → showen
flow 1 toestand van uiterste concentratie • in een ~ zitten 2 ritme, stroom • go with the ~ 1 neem het zoals het komt 2 ga op in wat je doet
focus accent, aandacht, concentratie, brandpunt, nadruk, richting → focussen; gefocust
focusgroep 1 testgroep, testpanel 2 taskforce°
focussen concentreren, toespitsen • zich ~ (op) de aandacht richten (op), zich concentreren, zich toespitsen (op) → focus; gefocust
follow-up vervolg, vervolgactie
forecasten voorspellen
format formule, opmaak, opzet; ook: formaat (MP3-formaat)
frontoffice voor de klant zichtbaar deel van de organisatie ↔ backoffice
fun plezier
G
gaan, ervoor ~ ervoor kiezen, zich ervoor inzetten
gefocust doelgericht → focus; focussen
genereren bereiken, doen ontstaan, tot gevolg hebben, voortbrengen
gesprek, in ~ gaan (met) praten, spreken, overleggen, vergaderen (met)
go toestemming • een ~ geven groen licht geven; ~/no-gobeslissing beslissing of iets doorgaat
go-livemoment ingebruikname
governance bestuur • corporate° ~
guys with ties mannen in driedelig grijs, managers
H
handelen, iets ~ ‹van to handle› ermee omgaan
handjes en voetjes geven uitvoeren, uitwerken
hands-on praktisch
hazen, hoe lopen de ~? wat zijn de krachtsverhoudingen?
headcount aantal medewerkers
hei, de ~ op gaan, zijn informeel vergaderen buiten het kantoor ≈ out of sight gaan, zijn → heidedag
heidedag informele vergaderdag buiten het kantoor
helder duidelijk, evident
helicopterview brede blik, het bekijken van de grote lijnen → helikopteren
helikopteren de grote lijnen bekijken → helicopterview
herbronnen 1 opnieuw inspiratie zoeken 2 zich opladen, nieuwe energie zoeken
herfocussen de aandacht verleggen, zich op iets anders concentreren
high potential veelbelovende persoon ≈ hipo ↔ low potential
hipo ‹verkorting van› high potential°
hospitality dienstverlening
hrm ‹afkorting van› human resources management°
human resources management personeelszaken ≈ hrm
human resources personeel ≈ resources2
I
impact consequentie(s), effect(en), gevolg(en), invloed, reikwijdte, zeggingskracht • ~ hebben op invloed hebben op, gevolgen hebben voor
implementeren invoeren, in praktijk brengen, toepassen, uitvoeren
incentive prikkel, stimulans
initiëren 1 invoeren 2 bedenken, het initiatief nemen tot
input commentaar, gegevens, inbreng • ~ on the output° inbreng voor het resultaat ↔ output
inregelen implementeren°
inschatten beoordelen, schatten
insteek benadering, invalshoek, uitgangspunt
integraal allesomvattend
interacteren ‹bedoeld wordt: interageren› met elkaar omgaan, op elkaar reageren
intikken registreren • tik het even in
invliegen (van medewerkers) aantrekken → aanvliegen
inzoomen de aandacht richten op een detail • ~ op de aandacht richten op
issue kwestie, onderwerp, pijnpunt, vraag • (g)een ~ maken van ... (g)een punt maken van
J
job baan, werk • een goede ~ leveren goed werk leveren, goed presteren; on the ~ tijdens het werk
K
kans probleem ≈ opportunity, uitdaging
kantelen, de organisatie ~ reorganiseren
kantelmoment moment dat de doorslag geeft bij een grote verandering
kar, de ~ trekken de leiding nemen
key belangrijkste • ~ account°; ~ asset°; ~ issue°; ~ performance indicator kernprestatie-indicator ≈ kpi
klap, ergens een ~ op geven een besluit nemen
knoppen, aan de ~ draaien de leiding hebben
kortsluiten afstemmen°
kostenplaatje kostenoverzicht
kpi ‹afkorting van› key performance indicator°, kernprestatie-indicator
L
lanceren 1 opperen • een idee ~ 2 introduceren 3 met spektakel presenteren
large scale interventie grootschalige ingreep
lateraal denken associatief denken
lead 1 leiding • in de ~ zijn de leiding hebben 2 (lijn naar een) potentiële klant ≈ prospect → account1, client, customer, end user
leadership leiderschap • cost ~ kostenleiderschap
lean 1 gericht op zo min mogelijk verspilling 2 zo klein mogelijk, zonder overtollige onderdelen of activiteiten ≈ lean-and-mean
lean-and-mean lean2
leasons learned wijze lessen
level playing field ‹‘vlak speelveld’› markt waarop iedereen gelijke kansen heeft
levelen op hetzelfde niveau met elkaar spreken
leverage hefboomwerking
lijn, in ~ brengen, krijgen op één lijn, in overeenstemming met elkaar
linking pin belangrijke schakel, scharnier
loss verlies • affordable ~ te betalen, te veroorloven verlies
low hanging fruit ‹‘laaghangend fruit’› iets wat met weinig inspanning veel oplevert
low potentional minder getalenteerde medewerker ↔ high potential
M
man with the plan degene met de ideeën, de slimste
managen beheren, begeleiden, omgaan met, leidinggeven aan • iets (niet) kunnen ~ er (niet) mee kunnen omgaan, het (niet) aankunnen
markt, in de ~ zetten weten te verkopen
match combinatie → matchen
matchen aansluiten, overeenkomen, overeenstemmen → match
mediation bemiddeling
meeting vergadering
meters maken een flink deel van het werk uitvoeren ≈ een slag° maken
mindmap overzicht van alle associaties bij één onderwerp
mindset denkraam, denkrichting, mentale houding
mismatch wanverhouding, verkeerde combinatie
missie doelstelling van een organisatie → missionstatement
missionstatement verwoording van een missie° ≈ value driver → statement
modus manier, wijze • een ~ vinden
monitoren controleren, controle uitoefenen op, volgen
N
nachecken checken°
nearshoring offshoring° naar een relatief dichtbij gelegen land met lagere lonen
neerzetten 1 behalen, (resultaat) bereiken 2 presenteren • zichzelf ~ zich profileren
no-brainer inkoppertje
no-go geen toestemming • ~beslissing afwijzing → go
non-issue onbelangrijke kwestie
non-stop onafgebroken
not done ongepast
no-time, in/binnen ~ in een oogwenk
O
office kantoor • paperless ~ papierloos kantoor
offshoring verplaatsing van werk naar lagelonenlanden → nearshoring
ombuigen veranderen
on the job tijdens het werk • training ~
opereren doen, te werk gaan
ophanging ordening, plaatsing
oppakken aanpakken, aan de slag gaan met
opportunity kans° • window of ~ mogelijkheid
optimaliseren in de gunstigste omstandigheden brengen
out of sight gaan, zijn informeel vergaderen buiten het kantoor ≈ de hei° op gaan, zijn
outlet fabriekswinkel
out-of-the-boxdenken buiten de kaders denken, buiten de gebaande paden treden, niet in hokjes denken, niet in hokjesgeest vervallen
outplacement ontslagbegeleiding
output resultaat • input° on the ~ inbreng voor het resultaat; sturen op ~ ervoor zorgen dat iemand werkt ↔ input
outsourcen uitbesteden
overlegmoment vergadering • een ~ creëren een afspraak maken
overrulen domineren, overheersen, overstemmen, terzijde schuiven
P
paperless office papierloos kantoor
paradigm shift paradigmaverschuiving°
paradigmaverschuiving 1 revolutie in de wetenschap 2 ontwikkeling met veel gevolgen
parkeren (voorlopig/tijdelijk) negeren
performance 1 prestatie 2 capaciteit
pijplijn 1 proces van offerte tot bestelling 2 productieketen ≈ pipe line → pijplijnmanagement
pijplijnmanagement 1 beheersing van de pijplijn1 om zo veel mogelijk offertes te laten uitmonden in een bestelling 2 beheersing van de pijplijn2 → pijplijn
piketpaaltje positie, standpunt • een ~ slaan een positie afbakenen, een standpunt innemen
pilot proef
pimpen moderniseren, verfraaien
pipeline pijplijn° • ~ management pijplijnmanagement°
pitch (slim) verkoopverhaal • elevator ~ kernachtig verkoopverhaal
pitsstop korte onderbreking van een vergadering
pizzaoverleg vergadering tot (laat) in de avond
plassen, ergens overheen ~ ergens invloed op uitoefenen, ergens zijn stempel op drukken
point punt • to the ~; unique selling ~
policy beleid
POP persoonlijk ontwikkelplan
POP-gesprek gesprek over een persoonlijk ontwikkelplan
positioneren een bepaalde plaats geven op de markt, met het oog op concurrentie → positioning
positioning het positioneren° → purpositioning
practice what you preach geef zelf het goede voorbeeld → show, don’t tell
pressurecooker snelkookpan
prestatiekloof verschil tussen de huidige en de gewenste resultaten
proactief anticiperend, doortastend
probleemeigenaar iemand die verantwoordelijk is voor een bepaalde kwestie ≈ probleemhouder
probleemhouder probleemeigenaar°
professional iemand die een beroep heeft, medewerker
proposal voorstel
prospect potentiële klant ≈ lead2 → account1, client, customer, end user
punt, een ~ aan de horizon zetten een doel stellen
purpose doel, beoogd nut → purpositioning
purpositioning ‹van purpose° en positioning°› het positioneren° met en van betekenis
Q
quick fix snelle (tijdelijke) oplossing
quick win iets wat met weinig inspanning resultaat oplevert
quick-and-dirty snel en onnauwkeurig
quickscan snelle (oppervlakkige) controle
R
range assortiment
ranking rangorde
realiseren bereiken, bewerkstelligen, doorvoeren, maken, opbrengen, uitvoeren, tot gevolg hebben
recruitement werving
recruiter iemand die personeel werft
redesignen omvormen → designen
reflecteren (op) terugblikken op, nadenken over, in overweging nemen
requirement vereiste
research onderzoek
resource 1 (bedrijfs)middel 2 ‹altijd meervoud› personeel ≈ human resources
retail detailhandel, middenstand
retailer detaillist, middenstander
return on investment nettowinst als percentage van het netto geïnvesteerde vermogen ≈ ROI
review 1 beoordeling, bespreking, kritiek 2 overzicht, terugblik 3 herziening
rga ‹afkorting van resultaatgerichte afspraak› afspraak
rightsizen downsizen°
roadmap ‹‘routekaart’ › gedetailleerd plan
ROI return on investment°
runnen, iets ~ leiden, beheren, bestieren
S
sabbatical vrije periode
sale uitverkoop
sales afzet, verkoop • ~ channel verkoopkanaal
schakelen overschakelen, wisselen • snel ~
schijf tussenpersoon, tussenstadium • over veel schijven gaan 1 door veel mensen bekeken worden 2 met veel tussenstadia gepaard gaan
schutting, iets over de ~ gooien afschuiven, overdragen op anderen
scope afbakening, begrenzing, bereik, essentie, kader, reikwijdte
scratch, van ~ uit het niets
sense of urgency besef dat het om iets dringends gaat
service level agreement afspraak tussen leverancier en afnemer van een dienst over het serviceniveau ≈ SLA
servicepropositie dienstenaanbod, dienstverlening
shortcut sluiproute
showen imponeren, pronken • show, don’t tell vertel het niet, maar laat het zien ≈ practice what you preach → flaunt
skill vaardigheid
SLA service level agreement°
slag, een ~ maken een flink deel van het werk uitvoeren ≈ meters° maken
solution oplossing
span of control aantal medewerkers dat iemand onder zich heeft
sparren discussiëren, overleggen over standpunten, oplossingen → sparringpartner
sparringpartner iemand om mee te sparren°
spiegelen 1 iemand nadoen, bijvoorbeeld in lichaamstaal, manier van spreken of kleding 2 een spiegel voorhouden
sponsor 1 financier, opdrachtgever 2 invloedrijke persoon die een idee steunt
stakeholder belanghebbende, betrokkene
statement bewering, uitspraak, verklaring • een ~ maken zijn mening duidelijk maken → mission-
sturen op 1 zich richten op, grip krijgen op 2 gericht reageren op signalen en feedback° over
stuurinformatie informatie die nodig is om goede beslissingen te nemen
suboptimaal niet goed genoeg
supply chain bevoorradingsketen → chain
support ondersteuning
survey (periodiek) onderzoek, enquête
sustainability duurzaamheid
switchen overstappen
synergetisch elkaar versterkend → synergie
synergie samenwerking waarvan het effect groter is dan de som van de effecten van de afzonderlijke partijen → synergetisch
T
tackelen oplossen • een probleem ~
tag label
tailor made ‹‘gemaakt door de kleermaker’› maatwerk, op maat gemaakt
target doel, doeleinde, doelstelling
taskforce werkgroep ≈ focusgroep
team, zelfsturend ~ team zonder manager
termen, in ~ van wat betreft
teruggeven 1 antwoorden 2 als feedback° geven
terugkoppelen meedelen, voorleggen • ~ aan, naar voorleggen aan → terugkoppeling
terugkoppeling commentaar, kritiek, reactie ≈ feedback → terugkoppelen
throughput doorvoer, dat wat een proces doorloopt
time tijd • ~ to delivery levertijd; ~ to market marktintroductietijd
timebox tijdseenheid → timeboxen
timeboxen een project verdelen in eenheden met een eigen deadline en budget → timebox
timeline tijdschema
timemanagement het zo efficiënt mogelijk omgaan met de tijd
time-out onderbreking, pauze • een ~ nemen
to do-lijst actielijst
to the point ter zake
toekomstbestendig (managementsprookje) bestand tegen toekomstige ontwikkelingen die je nog niet kent
toko ‹Maleis ‘winkel’› bedrijf, kantoor, zaak • een ~ runnen° een bedrijf leiden
tool hulpmiddel, instrument, gereedschap
toolbox verzameling tools° ≈ toolkit
toolkit toolbox°
top-down (in een organisatie) vanuit de top naar de basis • ~ approach° ↔ bottom-up
traffic aantal bezoekers aan een winkel of website
transparant duidelijk, voor iedereen waarneembaar
trein, rijdende ~ ontwikkeling die niet meer te stoppen is
trigger aanleiding, impuls, katalysator, prikkel, signaal
triggeren in gang zetten, oproepen, stimuleren
turn key kant-en-klaar
U
uitbouwen ontwikkelen, uitwerken
uitchecken bekijken, checken°
uitdaging opgave, probleem, taak ≈ challenge, kans
uitfaseren afschaffen, opheffen
uitnutten benutten
uitrol invoering, ontplooiing, ontwikkeling → uitrollen
uitrollen invoeren, ontplooien, ontvouwen, ontwikkelen → uitrol
uitvragen 1 volledig bevragen° 2 zo veel mogelijk vragen stellen over
unique selling point onderscheidende eigenschap (van een product of dienst) ≈ usp
unit afdeling, groep → businessunit
updaten bijwerken
up-to-date actueel, modern, bij de tijd
usp ‹afkorting van› unique selling point°
V
value driver missionstatement°
verschil, het ~ maken de doorslag geven, iets bijzonders tot stand brengen, een belangrijke bijdrage leveren
visie gedachten over de toekomst van een organisatie
vlees op de botten hebben (van organisaties) geld hebben
voortrein voortraject
W
wake-up call ‹‘wektelefoontje van de receptie’› gebeurtenis die inzicht verschaft, signaal dat niet genegeerd mag worden, waarschuwing
week, in de ~ leggen voorbereiden • een idee, een plan ~ aan anderen vertellen zodat zij erover kunnen nadenken
werkvisie 1 voorlopige visie° 2 idee van hoe het werk gedaan moet worden
wheeling and dealing ‹‘sturend en handeldrijvend’› koehandel ≈ dealing and wheeling
window of opportunity mogelijkheid
windowdressing het mooier voorstellen van zaken dan ze in werkelijkheid zijn
win-winsituatie situatie die voordeel oplevert voor alle betrokken
wisselen bespreken ≈ delen
work-around 1 tijdelijke oplossing 2 alternatieve methode, werkwijze
worstcasescenario slechtst denkbare scenario
Z
z.s.m. ‹afkorting van› zo spoedig mogelijk ≈ asap
zetten, iets in de etalage ~ iets verkopen, positioneren°
zitten, even gaan ~ overleggen, vergaderen