Hoofdstuk 6
Ze knipte zijn haar.
Hij zat op een stoel die ze uit de keuken gehaald hadden en over zijn schouders hing een theedoek terwijl Jeanine met hem bezig was. Hij zat recht tegenover de open deur. Het straaltje bloed liep niet verder. Hij hoorde het tikken van de klok, maar wist nog steeds niet waar die hing. Zijn haar viel op het kleed terwijl ze er met de schaar op los knipte. Ze hadden niet de moeite genomen kranten neer te leggen, ze gingen toch gauw uit de flat wegen niets stond slordiger dan het lijk dat ze in de keuken achterlieten. Terwijl ze Colley's haar knipte kletste ze maar door over hoe ze opgegroeid was als dochter van een beroepsmilitair. Ze hadden vijftien minuten eerder samen een douche genomen en nu zat hij in de stoel met Jocko's kamerjas aan, waarvan hij de mouwen opgerold had om ze bij de lengte van zijn armen aan te passen en zij stond achter hem in een blauw jak. Als je zo naar haar luisterde, de zachte herinnerende toon van haar stem hoorde boven het geklik van de schaar, de vastheid van haar hand zag, zou je nooit denken dat ze minder dan een uur geleden een man vermoord had. 'Ik werd geboren in wat als het slechtste jaar van de depressie beschouwd werd. Mijn vader ging in het leger vanwege de depressie, dacht dat hij van de soldij wel kon leven. Heb ik je verteld hoe oud ik ben?'
'Vierenveertig heb je gezegd.'
'Klopt.' Ze grinnikte opeens. 'Hoe voelt dat nu je het met een oudere vrouw aangelegd hebt?'
'Het voelt goed,' zei hij. Hij loog. Hij was bang voor haar. Hij was bang voor de scherpe schaar in haar hand. Hij herinnerde zich hoe ze Jocko in de keuken afgeslacht had.
'Ik was nog een kind tijdens de depressie,' zei ze. 'Het zou me toch niks gezegd hebben. We hadden altijd volop te eten, het leger zorgde goed voor ons. Mijn vader was kwartiermeester. Dat was vóór de tweede wereldoorlog. We zijn het hele land doorgetrokken, mijn vader werd aldoor overgeplaatst. Waar ook maar een legerpost lag heb ik in de dichtstbijzijnde stad gewoond. Fort Ben-ning, Georgia? Ik heb in Columbus gewoond toen ik drie was. Fort Dix'? Ik heb in Trenton gewoond. Fort Huachuca, ik...'
'Fort wat?' zei Colley.
'Huachuca. Dat ligt in Arizona tegen Tuscon aan. Ik heb bij elke legerpost gezeten die er maar was, sommige bestaan niet eens meer. Toen de oorlog uitbrak, de tweede wereldoorlog, woonden we in Louisiana, in een stadje dat Leesville heette, ben je daar ooit geweest?'
'Nee,' zei Colley.
'Daar ligt Fort Polk,' zei Jeanine. 'Mijn vader werd in 1942 verscheept en in plaats van in Leesville te blijven wonen, wat nou niet de grootste stad van de wereld is, verhuisden mijn moeder en ik naar New Orleans en toen naar Florida, Fort Meyers. Dat is geen legerpost, dat is gewoon de naam van de stad. Fort Myers. Dat was in 1943, ik was toen elf. Ik ben in Fort Myers opgegroeid. Ik vind het daar heerlijk. Ken je Sanibel Island?'
'Nee,' zei Colley. 'Ik ben nooit in het zuiden geweest.'
De schaar hield vlak naast zijn rechteroor stil. De stilte was volkomen, afgezien van het tikken van de klok. Zijn adem stokte bijna. Hij draaide zich om om haar in het gezicht te kijken. Er lag een afwezige uitdrukking op, ze herinnerde zich iets persoonlijks en zoets. Toen zuchtte ze en zonder nog een woord over Sanibel Island te zeggen begon ze weer aan zijn haar.
'Mijn vader sneuvelde in 1944,' zei ze. 'Tijdens de Italiaanse veldtocht. In juli. We kregen het telegram aan het eind van die maand. Hij was op Sicilië gesneuveld. Ik was toen twaalf. Ik heb weken gehuild, ik kon maar niet ophouden. Ik mis hem nog steeds. Ik hield veel van hem.' Weer zuchtte ze en zweeg. De schaar knipte in de tikkende stilte. Lokken haar vielen op de grond.
Hij had gedacht dat ze het misschien moesten bleken, maar Jeanine zei dat ze nog nooit een thuis gebleekte haardos had gezien die er professioneel uitzag. Toen ze vijftien of zestien was had ze ook geprobeerd haar haar wat op te peppen, het wat blonder en glanzender te laten lijken dan van nature, en het enige gevolg was dat het er goedkoop en koperachtig uitzag. En ze was blond, vergeet dat niet. Colley had bruin haar, en dan nog donkerbruin. Voor zijn haar zouden ze peroxyde van twintig procent nodig hebben en óf een vloeibaar bleekmiddel óf een bleekmiddel in poedervorm en een proteïneshampoo. En dan zouden ze eerst de wortels moeten bleken en dan de uiteinden. Dat hele karwei zou uren in beslag nemen en er bovendien dan nog schijterig uitzien. Iedereen die hem maar even bekeek zou weten dat hij zijn haar gebleekt had omdat hij zijn uiterlijk wilde veranderen.
Een borstelkop daarentegen veranderde het uiterlijk van een man volkomen en zag er bovendien natuurlijk uit. De doorsnee-man zou niet weten dat je pas die ochtend je haar had afgeknipt, hij zou denken dat je het altijd zo gedragen had. Je haar kort knippen of je snor afscheren ging bij vrienden en familieleden niet op, die zouden na een snelle blik zeggen: 'Hee Joe, ik zie dat je je haar hebt laten knippen en je snor hebt afgeschoren.'
Maar een simpele borstelkop zou mensen die met een foto van je werken op een dwaalspoor brengen.
'Kom in de spiegel kijken,' zei ze.
Hij stond op. Zijn haar lag over de hele vloer verspreid. Hij wreef met zijn hand over de bovenkant van zijn hoofd en voelde de stoppels en volgde haar toen de gang door naar de slaapkamer. Jocko's bloed zat nog op de lakens, Jocko's bloed zat over de hele verdomde flat verspreid, hoe eerder ze ervandoor gingen, hoe beter. Er hing een spiegel boven de toilettafel. Hij keek in de spiegel. Hij had Jocko's kamerjas aan, die hem te groot was, met opgerolde mouwen en te brede schouders. Hij zou er zelfs met een kop vol haar magertjes in uitgezien hebben, maar met die borstelkop zag hij er uitgemergeld uit.
'Afschuwelijk,' zei hij.
'Ik vind het goed staan,' zei Jeanine.
'Verschrikkelijk,' zei hij en draaide zijn hoofd opzij om zijn profiel te bekijken. 'Jezus, het is echt afschuwelijk.'
'Wil je er mooi uitzien of wil je daar komen waar wij heen gaan?'
'Ik weet niet eens waar we heen gaan,' zei hij.
'We gaan naar Fort Myers,' zei ze hem.
Het was nog steeds donker, hij begon te denken dat het altijd donker zou blijven. Ze hadden deze nacht een paar kwaaie dingen gedaan en de zon zou nooit meer opkomen, de zon zou verborgen blijven uit schaamte om wat zij gedaan hadden. Hij had die agent doodgeschoten, maar dat was eigenlijk meer uit zelfverdediging. Die agent had een revolver in zijn hand en hij schreeuwde 'Politie'.
Je kondigt jezelf niet als politieagent aan tenzij het menens is, tenzij je van plan bent de revolver te gebruiken. Hij vroeg zich opnieuw af of iemand hen verlinkt had. Hij wist niet waarom het zo belangrijk was te weten of de politie getipt was of niet. Als hij het bureau maar kon bellen en ze vragen of de hinderlaag voor willekeurig iemand gelegd was, of vanuit de wetenschap dat hij en Jocko een roofoverval kwamen plegen. Hij wilde het echt weten. Omdat als ze op willekeurig iemand hadden zitten wachten, het doodschieten van die smeris, nou ja, een zinloze daad leek. Omdat het betekende dat die agent uit die achterkamer was komen rennen en geschreeuwd had naar wie dan ook de winkel ingekomen was met een wapen in zijn hand. Dat betekende dat die agent niet tegen Colley geschreeuwd had maar tegen de revolver in zijn hand.
Hij wou dat hij het bureau kon bellen en er achter kon komen. Misschien zou hij Jeanine vragen om voor hem te bellen. Alleen maar om er achter te komen of de hinderlaag voor hem en Jocko gelegd was. Omdat als dat zo was, als die agenten speciaal op hen hadden zitten wachten, dan was het doodschieten van die agent pure zelfverdediging geweest, zoals Jeanine uit zelfverdediging Jocko doodgestoken had in de keuken. Zoals de Duitser of Italiaan die Jeanines vader op Sicilië doodgeschoten had ook uit zelfverdediging handelde en probeerde het vege lijf te redden. Zoals Colley zijn vege lijf probeerde te redden in de drankwinkel. Die stomme klootzak van 'n smeris had niks te verliezen, Colley zag vijftien jaar voor zich liggen. Politie, m'n reet, dacht Colley. Als mijn eigen broer me probeerde terug te sturen naar Sing-Sing met die kloterige Kruger die me in m'n kont knijpt, nou, dan zou ik ook een kogel door zijn hoofd jagen, broer of niet. Verdomme. Hij had een revolver nodig.
Ze had al zijn haar afgeknipt zoals bij Samson en Delilah, hij had die film op de televisie gezien met Victor Mature en Hedy Lamarr, ze had hem van zijn kracht beroofd. Hij had nu een revolver nodig. Hij was naar de flat gekomen om weer een wapen in handen te krijgen en hij zou hier niet weggaan zonder dat hij er een had. 'Waar is de revolver die hij bij de overval gebruikt heeft?' vroeg hij haar. 'Had hij hem bij zich toen we hem vanavond naar binnen droegen?'
'Ik geloof van niet,' zei Jeanine.
'Denk je dat hij hem in de winkel heeft laten vallen?' zei Colley. 'Dat zou niet best zijn. Omdat zijn vingerafdrukken er op zitten. Hebben ze dit adres van hem?'
'Ik weet het niet,' zei Jeanine. 'Laten we hier maar gauw weggaan, oké?'
Haar stem klonk gespannen, maar ze pakte op haar dooie gemak in, vouwde slipjes en panty's en truitjes en legde ze netjes in haar koffer. Hij dacht aan wat er pas geleden gebeurd was, aan Jocko in de dorsmachine van Jeanine met het broodmes. Waarom was ze niet onmiddellijk daarna uit elkaar gevallen? Waarom zaten ze nu nog in de flat, verdomme, en liep Jeanine naar de kleerkast om er een stapel bloesjes uit te pakken die ze dwars over de slipjes in de koffer legde? De klok tikte. Als hij die klok vond zou hij er bovenop gaan staan, hem stuk stampen met de hak van zijn schoen.
'Misschien hebben ze dit adres niet,' zei hij. 'Jocko zwierf veel rond, hè?'
'Ja,' zei ze.
Ze stond bij de kast en bukte zich om haar schoenen van de grond te tillen.
'En hij had in Texas z'n voorwaardelijk gekregen, klopt dat?'
'Dat klopt, ja.'
'Dan heeft de politie hier geen dossier van hem, behalve misschien als hij gezocht wordt om uitgeleverd te worden. Ik wil maar zeggen, ook al krijgen ze een paar goeie vingerafdrukken, dan kunnen ze alleen maar aan de hand van het rai-dossier achter zijn identiteit komen en daar staat dit adres niet in. Dus we hebben de tijd.'
'Oké,' zei ze. 'Mooi.'
'Ik weet dat hij wat reserverevolvers had, hij heeft me zelf verteld dat hij er een paar in reserve had. Weet jij waar hij die bewaarde?'
'Nee,' zei Jeanine.
'Je woont hier al sinds april en je weet niet eens waar hij zijn revolvers verstopte?'
'Waarom ga je het hem niet vragen?' zei Jeanine.
'Je moet hem de revolver die we vanavond gebruikt hebben te voorschijn hebben zien halen. Waar haalde hij hem vandaan?'
'Weet ik niet,' zei Jeanine.
'Nou, ik ga hier niet vandaan zonder een revolver in mijn riem.' Hij liep naar de toilettafel en schoof de bovenste la open en begon door Jocko's ondergoed en sokken en zakdoeken te rommelen. Achterin de la vond hij een doos met 9mm Parabellum patronen, waaruit bleek dat zijn herinnering aan een Walther klopte. Hij vond ook een doos met .38 Specials, patronen die in de Colt Cobra pasten die Jocko vanavond voor de klus gebruikt had. Er was nog een derde doos met .32 Long patronen. Hij tilde net de deksel van deze doos op om te zien hoeveel patronen er in zaten, toen de telefoon rinkelde en hij zich kapot schrok. De doos trilde in zijn handen en patronen roffelden over de toilettafel. De telefoon rinkelde schril. Patronen rolden van het toilettafelblad op de grond. Hij zag zijn eigen geschrokken beeld in de spiegel en herkende zichzelf een ogenblik niet en weer ging de telefoon. Hij keek snel op zijn horloge. Het was half vijf in de ochtend en de telefoon rinkelde en rinkelde ...
'Neem op,' zei hij.
'Stel dat het de politie is?'
'Het is de politie niet, ze hebben dit adres niet.'
'Dat weet je niet zeker.'
'Neem dat klotending op!'
Jeanine pakte de hoorn van het toestel op het nachtkastje. 'Hallo?' zei ze. Ze luisterde. 'Hallo Teddy,' zei ze.
Colley ademde uit.
'Ja Teddy,' zei ze. 'Wanneer was dat? Um-huh. Um-huh. Um-huh. Nou, hij is hier, vertel het hem zelf maar.' Ze reikte Colley de hoorn aan en liep toen naar de kast.
'Hallo,' zei Colley in de hoorn.
'Hee, hoe maak jij het?' zei Teddy.
'Niet zo best,' zei Colley.
'Ze hebben je geïdentificeerd, hè?'
'Hoe weet je dat?'
'Ik heb je naam horen noemen op de radio. Ik kon niet slapen en ik stond op om een boterham te eten. Ik zette de radio zachtjes aan terwijl ik zat te eten, ik wou de vrouw niet wakker maken. De nieuwslezer noemde je naam, zei dat de politie een zoekactie door de hele stad op touw had gezet naar jou.'
'Ja,' zei Colley.
'Hoe zijn ze er achter gekomen?' vroeg Teddy.
'Die klootzak heeft me herkend.'
'Wie bedoel je?'
'Die andere smeris in de winkel. Van toen ik vier jaar geleden gearresteerd werd.'
'Je houdt me voor de gek.'
'Ik wou dat het waar was.'
'Tjonge,' zei Teddy.
Ze zwegen beiden.
'Hoe gaat het met Jocko?' vroeg Teddy.
Even wist Colley niet wat hij zeggen moest.
'Colley?'
'Ja.'
'Ik dacht dat de verbinding verbroken was.'
'Nee nee, ik ben er nog.'
'Hoe gaat het met Jocko?'
'Hij is dood,' zei Colley. Jeanine haalde een rok uit de kast, ze draaide zich om en keek hem scherp aan. Colley knikte geruststellend. 'Jeanine kon het bloeden niet stoppen,' zei hij in de hoorn. 'Ik belde naar hier om te vragen hoe het ging en toen zei ze dat ik vlug moest komen.'
'Tjonge,' zei Teddy.
'Teddy, ik ga ervandoor.'
'Colley, ben ik er al bij?' vroeg Teddy.
'Ik zou niet weten hoe.'
'Ik probeer me alsmaar te herinneren of Jocko zijn revolver bij zich had toen hij die winkel uit kwam. Want als dat niet zo was, dan hebben ze daar vingerafdrukken van afgehaald en komen ze er achter wie hij is en gaan na vraag doen. Een massa mensen in de stad hebben mij met Jocko samen gezien.'
'Nee, zit daar maar niet over in,' zei Colley.
'Had hij de revolver dan? Toen hij uit de winkel kwam?'
'Nee Teddy.'
'Heeft hij hem daar laten liggen?'
'Dat denk ik.'
'Nou,' zei Teddy,'dat ziet er niet best uit. Over een vent die al een paar jaar in de bajes heeft gezeten heeft de FBI al lang een dossier in hun archief en voor je het weet komen ze bij mij aanbellen.'
'Hoe kom je daarbij, Teddy?'
'Omdat als ze navraag gaan doen, ze er achter komen dat hij en Teddy Stein vriendjes waren, dus voor je het weet is van Goede morgen, meneer Stein, hebt u een ogenblikje tijd?'
'Nee, ik geloof niet..
'En ook, Colley, wat deden die smerissen daar binnen? Zaten ze op ons te wachten? Heeft iemand verlinkt dat we die winkel gingen overvallen?'
'Daar weet ik niks van. Dat heb ik mezelf ook al afgevraagd.'
'Omdat als dat zo is, ze van ons alle drie weten, niet alleen van jou.'
'Wat bedoel je?'
'Als iemand ons verlinkt heeft, dan moet hij de politie verteld hebben wie we waren, denk je niet?'
'Misschien niet. Hoor eens, Teddy, ik heb haast. Jocko ligt dood in de keuken en de politie weet...'
'Waar?'
'Wat?'
'Waar lag Jocko, zei je?'
Colley gaf niet meteen antwoord. Teddy zat zich af te vragen hoe een man die doodgebloed moest zijn erin geslaagd was dat in de keuken te doen. Hij kende de plattegrond van de flat. De klok tikte. De klok was een constante ongeziene herinnering aan zichzelf, zoals de Dood.
'In de keuken,' zei Colley tenslotte. 'Hij ligt in de keuken.'
'Hoe is hij in de keuken terechtgekomen? Je vertelde me net...'
'Jeanine was in de keuken. Hij riep haar maar ze hoorde hem niet, dus is hij naar de keuken gestrompeld.'
Dat was de waarheid. Hij had Teddy de absolute waarheid verteld. Nu was het tijd om te gaan liegen.
'En daar is hij gestorven, hè?' zei Teddy.
'Ja,' antwoordde Colley. Nog steeds naar waarheid. Hij hoefde toch niet te liegen.
'Mm,' zei Teddy.
Weer stilte.
'Colley?' zei hij.
'Ja?'
'Als je ervandoor gaat, gaat Jeanine dan met je mee?'
'Ja.'
'Waar gaan jullie heen?'
'We dachten naar Canada,' zei hij onmiddellijk en intuïtief. Teddy was bang en Teddy was achterdochtig en hij wilde niet dat Teddy te weten kwam dat ze in tegenovergestelde richting zouden gaan, naar Florida. Teddy kwam er misschien uit zichzelf wel achter, maar Colley zou hem daar niet bij helpen. Hij vertrouwde Teddy plotseling voor geen cent.
'Tot nu toe ben ik-de enige van wie de politie geen weet heeft,' zei Teddy. 'Jou hebben ze al geïdentificeerd en Jocko zullen ze identificeren aan de hand van vingerafdrukken op die Cobra. Ik loop de kans dat ze navraag zullen gaan doen en dat mensen zeggen: “O ja, ja, die jood met die bril op, ja, goeie vriend van Jocko, ik heb ze vaak samen gezien.” Of misschien vertelt de vent die ons verlinkt heeft... '
'We weten niet zeker of we verlinkt zijn.'
'Nou, als we verlinkt zijn, oké? Tot nu toe heeft hij de politie niet verteld wie de overval gingen plegen, hij heeft ze alleen verteld dat er een overval gepleegd zou worden. Maar nu er een agent bij gedood is, wordt het hem plotseling te link. Hij weet zo langzamerhand dat ze jou geïdentificeerd hebben, dus hij denkt de wet eens mooi in de kaart te spelen en noemt Jockp en m ij in één adem. Ik zeg misschien, Colley.'
'Ik snap je wel,' zei Colley. 'Maar ik geloof niet dat we verlinkt zijn. Ik ben er niet zeker van, maar als dat het geval was...'
'Ik zeg alleen misschien. Aan de andere kant, stel dat het volledig een samenloop van omstandigheden was, oké? Die stillen zaten daar op willekeurig iemand te wachten en dan staan wij opeens voor hun neus. Dat houdt in dat ik vrijuit ga. Ze weten van jou en achter Jocko zullen ze ook heel snel komen, maar van mij weten ze niets, Colley.'
'Dat klopt.'
'Dus Colley, moet ik in de rats zitten?'
'Waarover?'
'Over het feit dat iemand mij bij de zaak betrekt, terwijl ik tot nu toe vrijuit ga?'
'Wie zou dat doen, Teddy?'
'Zeg jij het maar.'
'Waarom zou ik je er bij betrekken?'
'Om het gemakkelijker te maken voor jezelf,' zei Teddy. 'Als ze jou oppakken, kom je misschien met een verweer aandragen.'
'Je brengt me op een idee,'zei Colley en probeerde te lachen. Teddy lachte niet mee.
'Colley, ik wil over jou niet in de rats zitten.'
'Dat hoef je ook niet.'
'Colley, ik heb nog nooit van m'n leven achter de tralies gezeten en ik wil daar nu niet over in de rats gaan zitten. Ik heb een vrouw en twee kinderen, ik wil niet zo laat in m'n leven nog te grazen genomen worden.'
'Wat wil je van me, Teddy?'
'Ik wil je erewoord, Colley. Dat als ze jou oppakken, jij niet weet wie de wagen reed, je hebt de chauffeur nog nooit van je leven gezien.'
'Ja, oké, prima,' zei Colley.
'Beloof je dat?'
'Ik beloof het, ja. Kalm maar.'
'Want Colley ... als ik er achter kom dat je me verlinkt hebt, zorg ik er wel voor dat je van je leven r iemand meer kunt verlinken. Ze kunnen jou de bak in draaien, ze kunnen mij de bak in draaien, we kunnen honderden kilometers van elkaar af achter de tralies zitten, tóch zal het je spijten dat je me verlinkt hebt. Ik heb in elke bajes in dit klotenland vrienden zitten die een man om zeep zullen brengen voor een pakje Buil Durham. Ik meen het, Colley.'
'Dat is een mooie manier om mij te vriend te houden,' zei Colley. 'Mij bedreigen, dat is een hele mooie manier.'
'Het is niet mijn schuld dat het fout liep,' zei Teddy. 'Ik was niet in de winkel. Jullie twee maakten er een rotzooi van. Ik had zo weg kunnen rijden, onthoud dat, maar ik kwam terug om jullie te helpen.'
'Bedankt,' zei Colley.
'Onthou dat,' zei Teddy.
'De drie musketiers,' zei Colley.
'Ja, gelul,' zei Teddy en hing op.
Colley kwakte de hoorn neer. Van de andere kant van de kamer keek Jeanine hem aan.
'Hij zit in de rats, hè?' zei ze.
'Ja. Dat kloterotjong,' zei Colley en liep terug naar de toilettafel en begon weer in de laden te zoeken.
In de onderste la vond hij twee revolvers: een Smith & Wesson .32 en een Walther P-38. Hij was weg van die Duitse revolver. Hij was er op z'n zevende of achtste jaar ook al weg van geweest, toen zijn moeder hem mee had genomen naar een film over de tweede wereldoorlog met al die nazi's die van die slanke en dodelijke handwapens droegen. Hij noemde de revolver een Luger in die tijd. Hij imiteerde de Duitsers altijd, stak zijn rechterhand uit met gestrekte wijsvinger. 'Zie jij wat ich hier in mein hand heb? Dat ist ein Luger, mein Herr, und ik weiss hoe ik die moet gebrauchen. ' Vlak onder het staartstuk van de revolver stonden de woorden Carl Walther Waffenfabrik Ulm/Do in het metaal gedrukt. Hij wist niet wat Waffenfabrik betekende, maar hij vond de aanblik van die woorden geweldig, die verdomde Duitsers hadden wel stijl. Daaronder stond P-38 Cal. 9mm. De officiële benaming van de revolver was Walther P-38 Automatic en het kaliber was 9mm Luger, daarom lag er een doos 9mm patronen in de bovenste la. Hij woog de revolver op zijn hand. Glimlachte. Het was een pracht stuk en Jocko had hem prima onderhouden. Colley schoof de cilinder uit de kamer en laadde die met acht patronen die hij uit de doos in de la nam. Hij stopte nog een patroon in het sluitstuk en stak de revolver toen links tussen zijn riem.
De .32 was niet een van zijn favorieten. Model 30 was een zesschieter die geproduceerd werd met een loop van vijf, zeveneneenhalve of tien centimeter. Deze revolver had een loop van vijf centimeter en Colley was daar dankbaar om, omdat hij daardoor klein genoeg was om in zijn rechterbroekzak te dragen. Hij had zijn overhemd uit zijn broek getrokken om de Walther te camoufleren en de twee knoopjes boven zijn riem losgemaakt zodat hij een snelle greep kon doen. Maar de .32 was zelfs met zijn loop van vijf centimeter een lastig wapen om in je broekzak mee te dragen, eigenlijk had je er een holster voor nodig. Er was geen sprake van dat het vizier door iets in zijn zak ontregeld zou raken, het vizier liep gestroomlijnd van het open uiteinde van de revolver naar een plek halverwege de tromp en de cilinder. Hij liet nu de cilinder naar voren rollen, pakte zes patronen uit de doos in de la, laadde het wapen en stopte hem toen in zijn broekzak.
Hij voelde zich weer prima.
'Kijk,' zei Jeanine en draaide zich naar het raam. 'De zon komt op.'
Jeanine droeg een witte plooirok en een groene bloes die bij de kleur van haar ogen paste. Laag over haar voorhoofd had ze een witte sjaal gewikkeld en blond haar viel aan weerskanten langs haar gezicht. Ze droeg geen nylons en ze reed de kleine rode wa-
gen met haar handtas op de plaats naast haar, wit leer, paste bij haar sandalen. Haar rechterhand rustte op de tas, net op de knip. lir zat zevenenveertig dollar in die tas; Colley had haar het geld zien tellen, toen ze de kas opmaakten. De wagen was van Jocko, een Pinto uit 1971 met een kentekenplaat van New York. Hij had op de parkeerplaats achter het gebouw gestaan, op de plek toegewezen aan flat 5G. Jeanine zat achter het stuur omdat Colley een voorwaardelijk vrijgelaten misdadiger was en de staat hem geen rijbewijs toestond. Jeanines eigen rijbewijs was in Dallas uitgeschreven en was nog tot en met september van dat jaar geldig. In een koffertje dat Jeanine uit Dallas meegenomen had, had Colley een paar van Jocko's truien en overhemden gepakt, plus een stuk of twaalf zakdoeken en zes paar sokken. Af gezien van de kleren die hij aan had, was dat alles. In de rechter zijzak van zijn broek droeg hij de Smith & Wesson. In de tailleband van zijn broek droeg hij links de Walther. De dozen met patronen voor beide wapens lagen in het handschoenenvak voorin, samen met het registratiebewijs van de wagen. Colley's portefeuille zat in zijn linker broekzak; de kontzak was de zakkenrollerszak, makkelijk open te snijden met een scheermes. De beste plaats om je geld te dragen was dicht bij je ballen, waar je meteen kon voelen of iemand je probeerde te beroven. In die portefeuille zat zestien dollar in contanten. Samen met wat Jeanine in haar handtas had was dat in totaal drieënzestig dollar. Vanaf het moment dat ze die ochtend hun geld geteld hadden, wist Colley dat hij nog een roofoverval moest plegen. De vraag was alleen hoe snel. Hij zat er aldoor aan te denken terwijl ze dwars door de stad reden en toen ze brug naar New Jersey over reden zat hij er nog over te piekeren. Hij wilde de roofoverval niet al te vroeg 's morgens plegen, omdat er dan niks te halen viel. Maar hij wilde het wel doen terwijl ze nog in New Jersey waren; hij had familie in New Jersey, hij was al eerder in New Jersey geweest, het kwam hem bekend voor. Hij was bang voor wat er in het verschiet lag. Hij had de wegenkaart maar kort bekeken voordat ze in de wagen klommen en de namen van de zuidelijke staten maakten hem zenuwachtig.
Je had daar van die kloterige agenten, die je lens sloegen in hun miserabele plaatselijke gevangenissen en je dan voor altijd aan het werk zetten in de wegenbouw. Vergeet het in hoger beroep gaan maar, vergeet je voorwaardelijk, je bestraatte wegen of hakte bossen om, de hele dag in de brandende zon, en daarna ging je terug naar de gevangenis en kreeg je varkensdarm en ander varkens vul -lis te vreten en werd je door een grote zwarte neger te grazen genomen. Zo dacht Colley zich het zuiden in. Zuidelijke agenten en zuidelijke gevangenissen in elk geval. Hij had met geen van beide ooit ervaring opgedaan, maar zo stelde hij het zich voor als hij daar ingerekend zou worden. Daarom wilde hij de overval plegen terwijl ze nog in Jersey waren en voordat ze naar een van de zuidelijke staten doorreisden. Op de wegenkaart leek het alsof ze eerst door Pennsylvania moesten voordat ze in zuidelijke richting konden gaan en hij dacht dat Pennsylvania wel oké was, hoewel hij de voorkeur aan Jersey gaf. Een ding was zeker, Virginia klonk verdomd zuidelijk en hij wilde niet dat zo'n klote sheriff in Virginia hem met een Magnum in zijn been schoot. Dus het moest of Jersey of Pennsylvania worden, en als het aan hem lag koos hij liever Jersey.
Hij had besloten een wegrestaurant te overvallen. Het was zondag en veel keus had hij niet. Als je niet ergens een kerk binnen wilde gaan en uit de armenbus stelen of uit de passerende collectemand, nou, dan was je aangewezen op een wegrestaurant of een benzinestation. De benzinestations hadden tegenwoordig van die brandkasten in beton gemetseld en de bediende stopte daar al het geld in op wat munten na die hij als wisselgeld nodig had en er hing een groot bord bij: bediende kent de safecombinatie niet, dus een benzinestation viel al af. Het moest dus een of ander restaurant worden en Colley dacht dat als hij een eethuis vond dat de hele nacht open was, de kassa nog vol zou zitten met de betalingen van zaterdagavond. Misschien sloeg hij dan meteen een goeie slag in plaats van dat hij, zeg, een restaurant overviel dat net voor de lunch open was gegaan. Daar zou niks anders in de kassa zitten dan wat er rond lunchtijd betaald was. In elk geval was het nog te vroeg voor de lunch en zouden ze waarschijnlijk voor lunchtijd Jersey uit zijn, daarom keek hij naar een wegrestaurant uit met een uithangbord waarop stond dat ze dag en nacht open waren. Hij had geen haast, zolang ze er maar een vonden voordat ze Jersey uit waren. Laat Pennsylvania maar schieten, hij had nu definitief voor Jersey gekozen.
Het was een heldere koele dag na de regen van de nacht tevoren. Geweldige dag voor een overval, als je naar buiten kwam rennen liep je niet het gevaar dat de wagen zou slippen op een nat wegdek e n de stoep op zou rijden of een lantaarnpaal rammen; je chauffeur drukte het gaspedaal in en daar ging je. Jeanine was een goede chauffeur, daar was hij dankbaar voor. Voordat hij die keer ingerekend werd en naar Sing-Sing gestuurd, had hij eens een meisje laten rijden na een klus. Hij woonde met haar samen, ze leek een aardig nuchter grietje en de keren dat hij met haar in een auto had gezeten leek ze goed met het stuur overweg te kunnen. Op de dag van de klus leek het wel een lachfilm van de Keystone Kops. Het was niet de klus waarop hij uiteindelijk gepakt werd, maar het mocht een wonder heten dat het niet de grootste vangst werd in de geschiedenis van de staat New York. Hij moest glimlachen nu hij er aan terugdacht, hoewel het in 't geheel niet grappig was geweest toentertijd.
Hij werkte in z'n eentje toen, hij had altijd in z'n eentje gewerkt voordat hij met Jocko samen ging. Toen hij voor het eerst begon had hij zelfs zelf gereden, maar later had hij een mannetje versierd voor tien procent en had op die manier een wagen aan de stoeprand staan. Hij was een hele goeie chauffeur kwijtgeraakt net vier weken voordat hij met dat meisje was gaan samen wonen, die vent was naar Californië verhuisd.
Het meisje heette Carter, dat was haar voornaam. Ze was een Wasp1 uit New Canaan, Connecticut, ze was naar de middelbare school geweest en naar de universiteit, ze zocht sensatie, dacht Colley. Carter Hewlitt. Ze vertelde Colley dat ze naar een detectiveschrijver genoemd was, Carter Dickson. Ze zei dat haar moeder een hartstochtelijk detectiveleester was en gek was op Carter Dickson. Ze vroeg Colley of hij ooit gehoord had van een detectiveschrijver die Carter Dickson heette. Colley zei dat hij geen detectives las en daar kregen ze geweldig ruzie om. Dat was de keer dat hij haar vertelde dat hij een gewapende overvaller was en dat hij middenin de levensechte misdaad zat en geen tijd had om lullige detectiveverhaaltjes te lezen Ze zei: 'Maar het zijn hele goede detectiveverhalen. Het zijn gesloten-kamerdetectives.'
Hij wist niet wat een gesloten-kamerdetective was en hij deed geen moeite het haar te vragen. Ze begonnen te praten over winkels binnen gaan met een wapen en ze leek helemaal niet geschokt om wat hij voor de kost deed en ze leek evenmin bang dat hij haar onder vuur zou nemen, haar New Canaan-hersentjes te pletter zou schieten nu ze wist dat hij een dief was. Eigenlijk leek ze er erg opgewonden door. Hij had het gevoel dat ze gewoon niet kon wachten met naar huis gaan om haar moeder alles te vertellen over die zware jongen die ze ontmoet had. Dat was wel wat beter dan Carter Dickson. In elk geval, twee weken later reed ze voor hem. Alles daar binnen liep als een trein. Het was een zaak waar ze kantoormeubels verkochten, kopieermachines, typemachines, dat soort dure dingen. Colley stelde zich voor dat er wel een paar duizend dollar in de kas zou zitten, maar er bleek maar zeshonderd-vijftig in te zitten, ook niet slecht voor een uurtje werk.
Hij kwam de winkel uitrennen met het geld in een aktetas en hij zag Carter achter het stuur van de gehuurde wagen zitten, haar hoofd hoog op de schouders, blond kortgeknipt haar, blauwe alerte ogen. Hij hoorde de wagen starten. Geweldig, ze was paraat, het liep als een trein. Hij gooide het portier aan de stoepkant open en klom naar binnen en grinnikte en Carter grinnikte terug en schudde haar korte blonde haar en schakelde en in plaats van vooruit te gaan, waar ruimte genoeg was om weg te komen, reed ze achteruit op een wasserij wagen in. Boem, ze raakten de wagen, een met van die hoge bumpers, die in de carrosserie van hun wagen drongen. Carter mompelde 'Klote! en friemelde aan de versnellingspook en haalde hem uit z'n achteruit en zette hem in z'n vrij en daarna weer in z'n één en recht voor zich uit kijkend door de voorruit liet ze de koppeling los en trapte op het gas en weer dreunde hun wagen achteruit tegen de wasserijwagen, weer pal tegen de hoge bumper.
Langzamerhand waren er mensen op de stoep blijven staan om te kijken hoe dat leuke frisse meisje probeerde de auto te parkeren ze dachten dat ze het klotending probeerde te parkeren in plaats van weg te rijden van een roofoverval! Colley hield zijn revolver onder het raampje aan zijn kant, hij zat gewoon te wachten tot de eigenaar van de winkel naar buiten zou komen stormen en om de politie zou gaan roepen. Hij had die vent net meer dan zeshonderd dollar lichter gemaakt, die hing zeker aan de telefoon om de politie te alarmeren, anders kwam hij wel naar buiten en riep het in het wilde weg. Carter probeerde weer. Ze zei tegen de versnellingsbak: 'Kom op, klerelijer,' en ramde toen de pook in wal ze hoopte dat z'n eerste versnelling was en liet de koppeling opkomen en trapte het gaspedaal in en kijk eens aan, daar reden ze dan toch eindelijk.
'Wat is er zo grappig?'
'Hè?'
'Er ligt een glimlach op je gezicht,' zei Jeanine.
'Ik zat te denken aan iets dat lang geleden gebeurd is,' zei hij.