Hoofdstuk 2
Ze waren bang dat de dame in de kelder het bloed gezien had. Ze hadden de wagen achter het gebouw geparkeerd waar Jocko woonde en waren door de achterdeur de kelder ingegaan met Jocko tussen zich in. Er stond een dame bij de wasmachines, maar ze was bezig er waspoeder in te strooien en ze liepen gewoon langs haar heen, hopend dat ze zou denken dat ze een stel knullen waren die een dronken kameraad thuisbrachten. Ze keek nauwelijks naar ze toen ze langs haar heen naar de lift liepen. Maar nu waren ze bang dat ze het bloed gezien had.
Jocko bloedde nog steeds.
Het bloeden was afgenomen tot een gestadig gesijpel, maar het kwam nog steeds van onder de mouw van zijn windjack en druppelde op de vloer van de lift. Er was niemand in de lift en daar waren ze dankbaar voor. Ze waren eerst voor langs het gebouw gereden en hadden bijna de moed opgegeven toen ze daar al die mensen op de trap zagen zitten praten. Het was tien uur en een warme avond in augustus en niemand wilde naar boven naar flats als gloeiende fornuizen. Teddy kwam op het idee om om het gebouw heen te rijden naar de grote open parkeerplaats daarachter en dan door de kelderdeur naar binnen gaan. De mouw van Jocko's popelinen windjack was overdekt met bloed en zijn broek was overdekt met bloed en Teddy en Colley waren bijna net zo overdekt met bloed van het dragen.
'Denk je dat ze het bloed gezien heeft?' vroeg Teddy weer. 'Nee,' zei Colley, 'ze heeft het niet gezien, zit daar nou maar niet meer over in je rats, wil je?' Maar hij zat zelf in de rats.
De lift stopte op de vijfde verdieping en ze sleepten Jocko het portaal op en keken daarna, wel wat laat, of er niemand was. Zonder een woord - ze wisten waar de flat was, ze waren er al eens eerder geweest - sloegen ze rechtsaf en begonnen naar het einde van de galerij te lopen. Achter hen schoven de liftdeuren dicht en zoefde de lift naar beneden. Bij flat 5G drukte Colley op de bel. 'Net iets voor Jeanine om naar de film te zijn,' zei Teddy.
'Nee, ze zal wel thuis zijn. Als we een klus hebben, is ze thuis,' zei Colley en belde weer. Ze hoorden een klok slaan in de flat. Colley dacht een televisietoestel te horen, maar dat kon ook in de flat er naast zijn. Hij drukte weer op de bel. Plotseling ging de flap voor het kijkgaatje omhoog en viel even later weer neer. Ze hoorden dat de deur ontsloten werd: eerst de grendeling, toen het Foxslot, daarna de nachtketting. De deur ging wijd open. Jeanine liet ze door. Ze gilde niet, ze zei geen woord. Ze had hen al door het kijkgaatje gezien, dus wist ze dat er iets fout was gelopen. Ze keek zwijgend toe terwijl ze langs haar heen de huiskamer binnen gingen en toen sloot ze de deur weer achter hen: eerst de grendel, toen het Foxslot en daarna de nachtketting. Ze stonden middenin de huiskamer te wachten tot ze zou zeggen waar ze haar echtgenoot, die overal op het kleed bloed morste, moesten brengen. Ze vroeg niet wat er gebeurd was, ze vroeg niet hoe ernstig hij er aan toe was, ze zei geen woord. In plaats daarvan begon ze naar achteren te lopen en ze volgden haar zonder dat ze gezegd had dat te doen. Jocko begon een ton te wegen. Hij was om te beginnen al een grote man en nu sleurden ze hem praktisch over de vloer, zijn voeten sleepten, zijn tweehonderd pond leek zich bij elke stap te vermenigvuldigen.
'In de badkamer,' zei Jeanine.
Ze slaagden erin hem door de smalle deuropening te persen door er zijdelings doorheen te gaan en daarna zetten ze hem op het toilet en begon Jeanine hem uit te kleden. Ze had een korte witte broek aan en een oranje T-shirt, geen schoenen. Haar lange blonde haar hing los om haar gezicht terwijl ze zijn windjack uittrok en het witte overhemd daaronder begon los te knopen. Zowel het overhemd als het windjack waren doorweekt van het bloed en elke keer als ze haar haar uit haar gezicht veegde kreeg ze bloed op haar wang en in het haar zelf.
Ze had een aardig gezicht, wat aan de dikkige kant. Colley dacht dat ze achter in de dertig was, misschien dichter naar de veertig. Haar ogen waren donkergroen, niet van dat bleke jadegroen dat je bij de meeste vrouwen met een lichte huid zag, maar van een dieper groen, als een smaragd die een inbreker hem eens had laten zien. Ze had een aardige gevoelige neus met een littekentje op de brug, waardoor het leek alsof ze al lange tijd met die neus geleefd had, er wat mee rondgesnuffeld had, hem ergens in gestoken had waar hij niet thuishoorde en hem daarbij gebroken of gehavend had. De neus en de ogen en de mond gaven haar gezicht iets bijzonders. Ze had een volle mond, de bovenlip trok net even weg van haar tanden, zodat je steeds een flits wit zag en de indruk kreeg dat ze haar lippen van elkaar deed om iets te gaan zeggen. Haar huid was heel blank; hij veronderstelde dat ze in de zon wel knalrood zou worden. Jaren geleden was ze stripteasedanseres geweest in Dallas, had Jocko hem verteld, en ze had nog het figuur van een stripteasedanseres, zware borsten in het shirtje, royale heupen, goede benen onder de korte broek, wat vlezige dijbenen, maar stevige kuiten, die in slanke enkels overliepen. Ze had grote voeten. Ze had boerinnenvoeten. Ze leken niet bij dat gezicht en dat lichaam te passen.
Ze schoof Jocko's overhemd langs een schouder omlaag en trok de doorweekte stof zachtjes van de wond af en stroopte de mouw verder omlaag langs zijn arm. Colley's adem stokte toen de wond bloot kwam. Waar de kogel erin was gegaan, was maar een klein gat te zien, maar aan de andere kant van Jocko's arm, net achter de biceps, was een enorm gat. Colley zag een bot binnenin de arm. Hij wendde zich af.
'Dat is ernstig,' fluisterde Jeanine.
Hij knikte. Hij keek niet weer naar de wond. Hij had niet verwacht dat de verwonding zo ernstig zou zijn, ondanks al het bloed, ondanks het feit dat de agenten .38-kaliber revolvers gedragen hadden.
'Trek zijn schoenen en sokken uit,' zei Jeanine.
Colley bukte zich bij Jocko's voeten en begon zijn schoenen los te maken. Er zat zelfs bloed op zijn schoenen: Jezus, wat een rotzooi! Hij kreeg de schoenen en sokken uit en hielp Jeanine toen Jocko's lange broek en onderbroek uit te trekken. Jocko had rood schaamhaar, hetzelfde haar als op zijn hoofd. Hij had een heel klein piemeltje.
Dat verbaasde Colley, bij zo'n grote man. Massief hoofd, rood krulhaar, oogleden gesloten over die bleekblauwe ogen, dreigende ogen nu verborgen door de gesloten oogleden. Zijn gezicht leek bijna engelachtig, afgezien van de trek om zijn lippen die zijn gemeenheid verried zelfs nu hij bewusteloos was. Kracht in de brede schouders en geweldige borstkas. Moest als kind gewichten getild hebben, bloed op de uitpuilende borstspieren, klein tegenstrijdig pikkie. Hij was nog steeds bewusteloos, maar hij bewoog nu en gromde iets.
'Hebben jullie me nog nodig?' zei Teddy. 'Ik wil de wagen zien kwijt te raken. Mij te link zo met al dat bloed op de bank.'
'Ga je gang,' zei Jeanine.
'Goed dat ik m'n vrouw even bel? Ze maakt zich misschien ongerust.'
'Telefoon is in de slaapkamer,' zei Jeanine en liep naar de wasbak, deed de stop erin en liet er water in lopen. Teddy liep de gang door naar de slaapkamer. Jeanine zeepte een spons in en liep daarna terug naar waar Jocko op de toiletpot zat en begon de wond te wassen. Aan het eind van de gang draaide Teddy een nummer. Het was stil in de flat, afgezien van het klikken van de telefoonschijf en de spettergeluidjes die Jeanine maakte als ze de spons in de wasbak dompelde en hem uit het water tilde. Er zat bloed op haar witte broek. Bloed op haar dij ook. Aan het eind van de gang hoorden ze Teddy's gedempte stem. Jeanine trok de stop uit de wasbak en draaide toen de warme en de koude kraan open en probeerde de temperatuur met haar hand. Met een schoon washandje begon ze Jocko af te spoelen.
Teddy kwam terug en leunde tegen de deurpost. 'Ik ga ervandoor,' zei hij. 'Moet de auto kwijt raken.' Hij aarzelde. 'Waren ze alle twee dood, Colley?'
'Weet ik niet,' zei Colley. 'Twee agenten zaten in die winkel,' legde hij Jeanine uit. 'In de achterkamer daar.'
'Hij en Jocko liepen in een hinderlaag,' zei Teddy.
'Zodra Jocko die ouwe in de tang nam kwamen die twee smerissen roepend van politie de achterkamer uitrennen.'
'Hebben jullie twee agenten doodgeschoten?' zei Jeanine.
'Ik maar een. Jocko ...'
'Doet er niks toe wie ze doodgeschoten heeft,' zei Jeanine. 'Ik vroeg...'
'Ja, we hebben twee agenten neergeschoten.'
'Ze lagen alle twee voor lijk,' zei Teddy. 'Colley, mij leken ze echt wel dood. Die het dichtste bij de deur lag, die z'n hersens lagen overal over de vloer.'
'Geweldig,' zei Jeanine.
'Ze verrasten ons,' zei Colley.
'Geweldig,' zei ze weer. 'Twee dode agenten.'
'Ik weet niet zo zeker of ze wel dood zijn,' zei Colley. 'Ik ben niet eens zeker of die ene waarvan Teddy zegt dat z'n hersens 'Het zal wel op de televisie komen,' zei Teddy. 'Wedden dat het op de televisie komt vanavond. Twee agenten doodgeschoten.'
'Hoor eens, we weten niet zeker...'
'Ze zijn wel degelijk dood,' zei Teddy. Hij zag er erg uilig en wijs en droevig uit achter zijn brilleglazen. Hij zag er ook uitgeput uit. Hij was al vanaf vroeg die ochtend in touw, eerst had hij in Brooklyn de auto gestolen en nu moest hij hem nog kwijt zien te raken. Voor de overval was het alleen maar een gestolen auto geweest. Nu was het een auto die gebruikt was bij een roofmoord ... Ach, Colley wist niet zeker of een van beiden dood was. Je kon er dood uitzien zonder dood te zijn.
'Ik bel je morgenochtend,' zei Teddy.
'Ga je zó naar buiten?' zei Colley.
'Hè?'
'Met al dat bloed op je kleren?'
'Klote,' zei Teddy. 'Heb je iets dat ik aan kan trekken, Jeanine? Alleen maar iets om ...'
'Jocko's kleren zullen je te groot zijn,' zei Colley.
'Er liggen nog wat spullen van toen Bobby hier was,' zei Jeanine. 'Zijn broer.'
'Ik heb alleen maar een regenjas of zoiets nodig,' zei Teddy. Samen liepen ze de badkamer uit. Colley hoorde ze in een van de kasten rommelen. Jocko mompelde iets en was weer stil. Colley hoorde ze weer op de gang, hoorde de voordeur open en dicht gaan, hoorde Jeanine hem weer op slot doen. Teddy was weggegaan zonder gedag te zeggen. Hij hoorde Jeanine op haar blote voeten teruglopen naar de badkamer. Ze kwam binnen en pakte een witte badhanddoek van het rek. Jocko was nog steeds bewusteloos, zijn hoofd bungelde naar een kant toen Jeanine hem begon af te drogen. Ze deed Colley ergens aan denken - hij kon niet thuisbrengen waaraan. Hij ging helemaal op in het kijken naar haar. In de gang hoorde hij een klok tikken. Hij bleef naar haar kijken. De wond bloedde niet meer. Ze depte hem voorzichtig droog en pakte toen een of ander spul uit het medicijnkastje boven de wastafel en kneep iets uit een tube in de wond, legde er daarna een gaasje over, wond er verband om en plakte het vast met leukoplast.
'Help me hem naar de slaapkamer dragen,' zei ze.
Colley pakte hem van achteren beet en Jeanine tilde hem bij de benen op en zo droegen ze hem de gang door naar de slaapkamer. Hij werd elke keer dat ze hem moesten dragen zwaarder. Colley begon te denken dat het in de hel zo moest gaan; hij zag zich de eeuwigheid door Jocko optillen en dragen.
In de slaapkamer liet Jeanine zijn benen los om de sprei en de deken terug te slaan. Colley stond Jocko te steunen, het gewicht van de man trok aan zijn armen en zijn schouders en zijn rug. Zijn eigen benen begonnen te beven.
'Kom op,' zei hij.
'Ja,' zei ze en knikte.
Hij had het gevoel dat ze het niet eens tegen hem had. Ze had de deken naar het voeteneind van het bed getrokken en liep er nu omheen naar waar Colley met Jocko tegen zich aangezakt stond te wachten. Ze leek volkomen verdiept in eigen gedachten. Ze pakte Jocko's benen alsof ze de handvaten van een kruiwagen beetpakte. Samen tilden ze hem op het bed.
'Je kunt beter iets over hem heen leggen,' zei Colley.
Ze trok het laken op tot zijn middel en stond even op hem neer te kijken. Hij ademde rustig en regelmatig. In de gang brandde een lamp, die deden ze uit voordat ze naar de huiskamer teruggingen. Tegen de muur stond een televisietoestel. Colley keek op zijn horloge. Het was half elf. Als een van die agenten dood was dan zou dat zeker bij het nieuws om elf uur voorgelezen worden. 'Het ziet er hier uit als een slachthuis,' zei Jeanine en schudde haar hoofd. 'Moeten we nu meteen beginnen met schoon maken?'
'Wat bedoel je?'
'Verwacht je bezoek, bedoel ik.'
'Politie, bedoel je?'
'Politie bedoel ik.'
'Nee nee.'
'Weet je het zeker?'
'Nou, nee. Maar zelfs als die ouwe kerel...'
'Welke ouwe kerel?'
'Achter de toonbank.'
'Geweldig, heb je hem ook doodgeschoten?'
'Nee nee. Kom nou Jeanine, we konden het niet helpen.'
'Hoe zit het dan met hem?'
'Ik wou zeggen, als hij ze een goeie beschrijving van ons geeft, nou, dan duurt het nog wel even, weet je wel, om dossiers na te lopen, weet je wel, en politiefoto's en vingerafdrukken en dat soort dingen op te duikelen. Misschien krijgen ze ons wel nooit te pakken. Ik bedoel, zelfs als die ouwe vent nog weet hoe we eruitzien 'Colley,' zei ze, 'als die agenten dood zijn, krijgen ze jou te pakken.'
'Nou ja,' zei hij.
'Ook al is er maar één agent dood....'
'Wie zei dat er iemand dood was, hè? Teddy was maar heel even in de winkel toen hij mij met Jocko kwam helpen. Waarom heb je het mij niet gevraagd? Ik was er met Jocko toen het schieten begon. Ik zal toch wel weten wat er gebeurd is daar.'
'Goed,' zei ze, 'wat is er dan gebeurd, Colley?'
'Ze verrasten ons, dat is alles. Jocko nam net die vent achter de toonbank in de tang en voor we het wisten was er politie.'
'Wie begon er met schieten?'
'Die agent die op mij af kwam,' zei Colley. 'Terwijl hij z'n penning naar voren stak. Hij was links, Jeanine, ze waren allebei links. Ze hadden hun wapens in hun linkerhand, hoe vind je dat?' zei hij en schudde verbaasd zijn hoofd. 'Hoor eens,' zei hij, 'heb je iets te drinken? Ik kan best een borrel gebruiken.'
'Er staat drank in de keuken,' zei ze.
'Jij ook wat?' zei hij.
'Maak voor mij maar een whisky met water, slap.'
'Ik trek hier niet in,' zei hij. 'Ik wil alleen het nieuws zien. Ik ga meteen na het nieuws weg, maak je maar geen zorgen.'
'Wie maakt zich zorgen?' zei Jeanine en keek hem aan.
'Nou ja, ik bedoelde niet echt zorgen.'
'Wat bedoelde je dan?' zei ze.
Ze keek hem nog steeds aan. Hij kon haar blik niet thuisbrengen. Hij wist dat ze kwaad was om de schietpartij in de drankzaak, waarbij Jocko gewond raakte. Maar bij die boosheid kwam nog iets anders.
'Wat ik bedoel is dat ik weet dat je op dit moment wat overstuur bent,' zei hij en stond vlug op en liep naar de keuken. Op het aanrecht bij de koelkast stond een bijna volle fles Schotse whisky en een ongeopende fles Kentucky whisky. Hij trok een bakje met ijsblokjes los uit het vriesvak en deed een paar blokjes in elk glas.
Hij stond rijkelijk Schotse whisky in de twee glazen te schenken toen hij zich herinnerde dat ze de hare slap wilde hebben, dus schonk hij wat meer in zijn glas, waardoor de hare bij die van hem vergeleken slap werd. 'Zei je dat er water bij moest?' riep hij naar de huiskamer, maar ze hoorde hem niet of verkoos hem niet te antwoorden. Hijzelf wilde soda, maar er stond geen sodawater in de koelkast, dus liet hij een beetje water in beide glazen lopen en droeg ze daarna naar de huiskamer. De huiskamer was leeg. Aan het einde van de gang hoorde hij de douche lopen. Hij keek weer op zijn horloge. Het was kwart voor elf, tijd zat voor het nieuws. Hij zette het toestel aan en ging op de bank zitten en nam een ferme slok van zijn drankje en daarna nog een en begon er toen pas langzaam kleine slokjes van te nemen. De douche liep nog steeds. Het was stil in de flat, afgezien van het getrommel van het water en het gebrom van het toestel. Er was een film aan de gang, hij keek er alleen naar omdat hij niet wilde denken aan wat er in de drankwinkel gebeurd was. Hij wilde niet geloven dat een van die twee agenten dood was.
Hij kon het wel accepteren dat ze ernstig gewond waren, maar hij wilde niet geloven dat ze dood waren, omdat hij dan net zo goed kon toegeven dat hij zelf dood was. Als je in deze stad - in élke stad eigenlijk - een verrotte smeris doodschoot, nou, dan was het wel bekeken, Charlie. Daarom wilde hij niet geloven dat hij een agent gedood had. Totdat hij wel beter wist gaf hij er de voorkeur aan te denken dat de man slechts ernstig gewond was geweest. Stomme klootzak om op die manier op hem af te komen rennen met die penning voor zich uit alsof het een schild was dat hem tegen letsel beschermde. Zoals mensen die Sint-Christoffels in hun auto hangen. Al die stomme klootzakken op de snelweg, je had meer nodig dan een medaille van Sint-Christoffel om in leven te blijven. Het geluid van het water hield op. Hij bleef naar de film kijken. Hij had er geen idee van waar de film over ging, geen idee wie de spelers waren. Aan het einde van de gang hoorde hij de badkamerdeur opengaan. Stilte. Het tikken van de klok. Op straat buiten, opklinkend door het open raam, het duidelijke gelach van een negerin. In de verte het geluid van een naderende trein die over het verhoogde spoor op Westchester Avenue ratelde. Zomer. Het was zomer in die flat en buiten die open ramen. Zomer. En hij had een smeris doodgeschoten.
Toen ze in de kamer terugkwam droeg ze verschoten blue jeans en een wit katoenen T-shirt. Geen beha, haar borsten bewogen vloeiend onder de dunne stof toen ze op blote voeten de kamer inkwam. Ze zag er schoon en koel uit en bracht de geur van zeep met zich mee. Ze zag er ook jonger uit, mogelijk omdat de smalle jeans de viezigheid van haar heupen verborg en haar een lang en slank aanzien gaf. Vlakbij de kamerdeur stilstaand zette ze haar handen op haar heupen en stond daar naar het televisiescherm te kijken. De film was net afgelopen. Een volgende trein kwam op de avenue een blok verder voorbij denderen en smoorde elk geluid. Jeanine zocht haar drankje, zag het op de koffietafel staan en bukte zich om het op te pakken.
De nieuwslezer kwam net in beeld om een korte samenvatting van het nieuws te geven. Ze draaiden zich alle twee naar het scherm, Jeanine links van Colley, het glas in haar ene hand, de andere hand nog op haar heup. De nieuwslezer zei iets over een demonstratie bij het gebouw van de Verenigde Naties. Jeanine nipte van haar borrel, haar ogen op het scherm gericht. Nu had de nieuwslezer het over een uitslaande brand in de buurt van Wall Street. Colley hoopte dat er niets zou komen over de overval. Als het niet op de televisie kwam hield dat in dat geen van beide agenten ernstig gewond was geraakt. Maar de nieuwslezer zei: 'In de Bronx is vanavond een rechercheur gedood en een ander ernstig gewond toen een paar gewapende mannen een drankwinkel op White Plains Avenue probeerden te beroven. En in...'
'Daar heb je het,' zei Jeanine.
'Ssst,' zei Colley.
'... de Brooklyn Battery Tunnel deed een verkeersopstopping van drie uur de driften oplaaien terwijl de temperatuur daalde. Zo dadelijk meer uitgebreid nieuws.'
'Eén is dood,' zei Jeanine.
'Hoorde ik.'
'Geweldig,' 'zei ze.
'Ssst, ik wil horen of ze ...'
'Geweldig gewoon.'
Ze leek op het punt te staan meer te zeggen, maar in plaats daarvan pulkte ze kwaad een sigaret uit het pakje op de koffietafel en streek met dezelfde kwade ongeduldige beweging een lucifer af en liep toen naar de leunstoel tegenover de bank en wilde net gaan zitten toen ze zag dat ze de brandende lucifer nog in haar hand had. Ze trok een gezicht en legde de opgebrande lucifer in de asbak daar. Toen ging ze in plaats van terug te gaan naar de leunstoel met gekruiste benen voor de bank op de grond zitten en keek zwijgend en somber naar het scherm. De reclame was voorbij, de nieuwsploeg kwam terug om dieper in te gaan op de gebeurtenissen waarvan de nieuwslezer net een samenvatting had gegeven. Jeanine trok aan haar sigaret en blies een wolk rook uit. Ze lieten nu beelden zien van de brand in de buurt van Wall Street; dat was echt fascinerend, branden fascineerden Colley. Ze begonnen een brandweerman te interviewen, hij vertelde van alles over mensen die ze van de bovenste verdieping van het kantoorgebouw gered hadden. Toen kwam plotseling de drankwinkel in beeld.
Het was hem inderdaad wat grappig om de winkel daar op het scherm te zien. Eerder op de avond had Colley de klus al net een film gevonden en nu was het echt een film, daar op de televisie. Het enige wat ontbrak waren de spelers. De camera dwaalde wat rond buiten de winkel, liet de woorden op de etalageruit zien Carlisle Dranken, en de flessen in de etalage en zoemde in op een kaartje waarop iets voor $3.99 werd geadverteerd en gleed vervolgens naar de voordeur, de deur ging open, de camera gleed de winkel binnen door de deur, toonde de bloedvlekken op de grond en schoof daarna dieper naar achteren, naar de kassa, om te laten zien waar de tweede agent neergeschoten was.
Het was net als alle andere nieuwsfilms die Colley op de televisie gezien had, met slechte belichting, een voor het grootste deel duister beeld behalve vlakbij de lampen, met een schokkende en stotende camera en een verslaggever die uitlegde wat er gebeurd was en hoopte dat de kijkers in staat waren het gebeurde te reconstrueren. Deze keer had Colley geen enkele moeite met het reconstrueren van de gebeurtenissen: Colley had er aan mee gedaan. De verslaggever besloot met te zeggen dat de tweede agent naar het Fordham ziekenhuis was gebracht. Toen glimlachte hij en zei: 'Wat voor weer is het morgen, Frank?'
Colley stond op en zette het toestel af, net toen de weerman voor zijn kaart verscheen. Hij ging terug naar de bank, pakte zijn glas, dronk dat leeg en zette het terug op de koffietafel.
'Wat nu?' zei Jeanine.
'Weet ik niet.'
'Hij is dood. Je hebt een smeris doodgeschoten.'
'Ik weet niet zo zeker of ik hem wel gedood heb,' zei Colley.
'Je hebt net gehoord ...'
'Jocko kan het ook gedaan hebben. Het kan de man zijn die hij neergeschoten heeft.'
'Wat maakt dat voor verschil?' zei Jeanine. 'Jullie waren daar samen, jullie zijn medeplichtigen 'Best.'
'... jullie hebben een man gedood!'
'Best, zei ik!'
'Geweldig,' zei Jeanine.
'Ik wil nog wat drinken,' zei hij en liep naar de keuken. Terwijl hij de borrel klaarmaakte bedacht hij wat een rotpech het was dat die smeris dood was. Hij was er zichzelf van gaan overtuigen dat die agent echt het eerste geschoten had, dat als die agent rustig was gebleven, als iedereen zich maar verstandig gedragen had, die smeris nu nog in leven zou zijn. Toen hij ijsblokjes pakte uit het bakje waarin ze lagen te smelten, viel het hem op hoe warm het in de flat was. Hij was zo druk bezig geweest met Jocko naar binnen dragen en daarna naar het nieuws te kijken, dat hij geen tijd had gehad zich ergens anders op te concentreren. Maar nu voelde hij de warmte en de tegen zijn huid plakkende met bloed bevlekte kleren en hij riep vanuit de keuken: 'Wat is er aan de hand met de airconditioning?'
'Niets,' zei ze.
'Waarom heb je hem niet aangezet?'
'Waarvoor?'
'Omdat het hier zo heet is als de hel.'
'Ik heb het niet heet,' zei ze en hij herinnerde zich dat Jocko hem verteld had dat ze van hitte hield, dat ze ergens in Florida geboren was - waar had hij ook weer gezegd? Hij liep terug naar de huiskamer en zei: 'Waar kom je vandaan in Florida?'
'Fort Myers.'
'Ja, Fort Myers, dat zei Jocko. Je houdt ervan als het zo snikheet is, hè?'
'Goed, laten we over het weer praten,' zei ze. 'We hebben net gehoord dat die smeris dood is ...'
'Ja, dat is rotpech,' zei Colley.
' Maar laten we over het weer praten, oké? Denk je dat het morgen gaat regenen? Misschien komt de politie niet naar je zoeken als het regent.'
'Ze komen waarschijnlijk toch niet naar ons zoeken,' zei Colley. 'Ik betwijfel of die ouwe ons aan zal wijzen.' Hij nam een slok uit zijn glas, knikte peinzend en zei toen: 'Hij was als de dood, weet je, toen Jocko hem op de korrel nam. Hij denkt misschien dat als hij ons aanwijst, wij het hem betaald zullen zetten.'
'Hij kan ook denken dat jullie het hem niet meer betaald zullen kunnen zetten,' zei Jeanine.
'Wat bedoel je?'
'Hij kan denken dat jullie heel, heel lang achter de tralies gaan.'
'Nou, je komt ook altijd weer uit de bak, weet je.'
'Als ze Jocko hiervoor pakken wordt het zijn derde overtreding. Dan is het hek van de dam.'
'Ja. Maar weet je, die ouwe weet dat niet. Die ouwe van de drank-zaak. Hij kent ons in de verste verte niet. Daarom zal hij ons niet durven aanwijzen, begrijp je.'
'Hoop je,' zei Jeanine.
'Nou, natuurlijk, hoop ik. Ik bedoel, wie weet vandaag de dag nog wat iemand gaat doen? Wie had gedacht dat die smeris in de winkel zou gaan schieten? Komt op me af rennen met vooruitgestoken penning en begint al te schieten voordat-ie de woorden uit zijn mond heeft.'
'Welke woorden?'
'Hij schreeuwde "Politie!” en begon te schieten.'
Ze zwegen enkele ogenblikken en dronken. Buiten denderde weer een trein langs. De ramen stonden wijd open, maar geen zuchtje wind kwam de flat binnen. Colley overwoog of hij haar weer zou vragen de airconditioning aan te zetten. In plaats daarvan dronk hij zijn glas leeg, sabbelde op een van de ijsblokjes en zei toen: 'Bezwaar tegen als ik me er nog zo een inschenk?'
'Ga je gang,' zei ze.
'Jij ook nog een?'
'Schenk maar een beetje bij,' zei ze en reikte hem haar glas aan. Hij droeg beide glazen naar de keuken. De fles Schotse whisky was bijna leeg. Hij schonk er wat van in Jeanines glas en het restant in het zijne, liet een beetje water in beide glazen lopen en bracht ze terug naar de huiskamer.
'Een feit is,' zei hij terwijl hij Jeanine haar glas gaf, 'dat je een massa agenten hebt die trekker-gek zijn. Ze schieten zelfs op kleine kinderen met waterpistooltjes, weet je dat? Niet dat wij waterpistooltjes bij ons hadden,' zei hij en lachte en nam een lange teug van zijn drank. De borrel begon te werken. Dit was zijn derde en hij was er flink scheutig mee geweest, net zo scheutig als wanneer het goed gegaan zou zijn. Dronk altijd na een klus, moest toch gevierd worden, niet waar? Deze klus was niet zo best gelopen, maar dat was voor het eerst sinds ze samenwerkten, dus wat kon het hem bommen als-ie toch wat dronk. Hij begon zich een beetje aangeschoten te voelen en heel op z'n gemak en knus hier in de huiskamer. Veilig. Hij begon zich veilig te voelen.
'Waar ik over in zit...' zei ze.
'Ja?'
'Is dat ik hoop dat we geen dokter nodig hebben.'
'Ken je iemand?'
'Nee.'
"Die zou komen, bedoel ik. Als we hem nodig hadden.'
'Ik ken niemand.'
'En wat doen we dan als hij weer gaat bloeden?'
'Weet ik niet. Ik denk wel dat hij er weer bovenop komt. Het is een sterke kerel.'
'O ja, hij is zeker sterk,' zei ze. 'Er is meer voor nodig dan een kogel om Jocko om zeep te helpen. Een paal door zijn hart is er voor nodig, als je het mij vraagt,' zei ze en lachte en keek onmiddellijk weer ernstig en gluurde langs Colley de gang in, alsof ze bang was dat het gelach Jocko storen zou.
'Hoe lang zijn jullie getrouwd?' vroeg Colley.
'Drie jaar.'
'Je was striptease danseres, hè, toen je hem ontmoette?'
'Nee, wie heeft je dat verteld?'
'Jocko zei dat je striptease danseres was geweest.'
'Ja, maar dat was voor ik hem ontmoette. Ik strip nu al zeven of acht jaar niet meer. Het is nu augustus, hè?'
'Ja, augustus.'
'In november is het acht jaar geleden dat ik stopte met strippen.'
'Dat wist ik niet.'
'Ja, ik ben er al lang uit.'
'Waarom ben je er mee gestopt?'
'Werd een dagje ouder, jochie,' zei ze en glimlachte.
'Ja natuurlijk,' zei hij.
'Hoe oud denk je dat ik ben?'
'Tweeëndertig, drieëndertig.'
'Kom nou,' zei ze.
'Oké, zevenendertig, oké?'
'Ik ben vierenveertig,' zei ze. 'Ik was zesendertig toen ik stopte. Eens word je zesendertig, ook al besteed je aandacht aan jezelf, je gaat er naar uitzien, begrijp je wat ik bedoel? Je wordt een beetje slap.' \
'Je lijkt me niet slap,' zei Colley.
'Dank je. De kerels die naar stripteasetenten komen willen niet naar iemand zitten kijken die haar tijd gehad heeft, ze willen stevige jonge lijven zien.'
'Je hebt een geweldig lijf,' zei Colley.
'Bedankt.'
'Ik meen het.'
'Ik zei bedankt. Maar ik kreeg het ook aan de stok met mijn man. Niet Jocko, mijn eerste man. Hij zei dat het verkeerd was wat ik deed, dat met m'n kont draaien en kerels helemaal heet en hitsig maken. Hij bleek een junkie te zijn, verslaafd van hier tot ginder, maar hij trok altijd tegen mij van leer over dat strippen, moet je je voorstellen. Dat waren me tijden, hoor,'zei ze en rolde met haar ogen en zuchtte.
'Vond je het leuk om stripteasedanseres te zijn?' vroeg hij.
'Het was niet slecht,' zei ze. 'Eigenlijk was het soms best opwindend.'
'Hoe bedoel je?'
'Kerels geil maken,' zei ze. 'Dan kwam ik op, weet je wel, en dan werd er op de drums geslagen en werden de lichten op mij gericht en dan begon ik mezelf rond te smijten en soms kreeg ik zelf de hoogte.' Ze haalde haar schouders op. 'Begrijp je wat ik bedoel?'
'Zeker,' zei hij.
Ze haalde haar schouders op, wierp haar hoofd iets naar achteren en nam toen nog een sigaret uit het pakje op tafel. Hij keek naar haar terwijl ze hem aanstak. Ze schudde de lucifer uit en hij zag hoe haar borsten onder het T-shirt bewogen, en daarna liep ze naar het raam en keek hij naar de beweging van haar heupen in de strakke bluejeans en hij bleef naar haar kijken terwijl ze bij het raam stond met een hand haar elleboog steunend op haar uitstekende heup en met de andere hand de sigaret naar haar mond brengend. De lucht buiten was vol sterren. Geen schijn van kans dat het gauw zou gaan regenen met al die sterren in de lucht. De hitte zou nog wel 'n dag of twee aanhouden. Hij bleef naar haar kijken.
'Ze zijn feitelijk allemaal hetzelfde,' zei ze. 'Ik vertelde Jocko dat ik erover dacht een baantje in een massagesalon te nemen, die meisjes verdienen goed geld. Hij vloog zowat tegen het plafond, zei dat dat niks anders dan hoeren waren. Toevallig geloof ik helemaal niet dat je als hoer gebruikt wordt. Een massage is niet hetzelfde als de hoer op gaan.'
'Nou, een heleboel massagesalons bieden meer dan alleen massage,' zei Colley.
'Ooit in een van die salons geweest?'
'O zeker.'
'Wat doen ze daar dan?'
'Nou, ze doen veel meer dan een man een massagebeurt geven.'
'Wat doen ze dan?'
'Laat ik alleen zeggen dat ik begrijp waarom Jocko tegen het plafond vloog. Als jij mijn vrouw was zou het mij ook niet aanstaan als je in een massagesalon ging werken.'
'En als stripteasedanseres dan?'
'Dat is misschien wat anders,' zei Colley. 'Ik weet niet hoe ik daar tegenover zou staan.'
'Uh-huh,' zei Jeanine en knikte.
'Jij denkt dat ik tegen het plafond zou vliegen, hè?'
'Hoe raad je het zo,' zei ze.
'Misschien zou ik dat wel doen, ja. Met zo'n knappe vrouw als jij,' zei hij en pakte vlug zijn glas en ontdekte dat dat leeg was, drank ging er hier in als water. Hij probeerde zich te herinneren of de fles in de keuken Schotse of Kentucky whisky was, de nog onaangebroken fles. Hij vermoedde dat het Kentucky was, niet best om Schotse met Kentucky whisky te mengen. Hij voelde zich nu buitengewoon tevreden, zoals hij daar in de huiskamer zat en naar Jeanine keek. De klus was fout gelopen weliswaar, maar het was toch iets heel plezierigs om hier zo met Jeanine te zitten, iets geruststellends ging er van haar uit zoals ze daar bij het raam naar buiten stond te kijken, hoewel hij zich afvroeg wat ze buiten zo fascinerend vond.
Hij overwoog of hij haar weer een compliment over haar lijf zou maken, een vrouw vertelde je niet hoe oud ze was tenzij ze wilde horen dat ze er nog schitterend uitzag. Maar op dat moment kwam er weer een trein langs en ze wendde zich naar het geluid, waarschijnlijk omdat ze wilde lezen wat graffiti allemaal voor vreselijk interessants op de zijkanten van de wagons hadden gespoten: 'Spin 107' of 'Schaduw 49' of 'Spie 32,' stomme klootzakken om de hele stad onder te kliederen. Als ze zich ooit van dat raam af keerde zou hij haar misschien recht in de ogen kijken en haar zeggen dat ze geweldige tieten had. Je hebt geweldige tieten, Jeanine, wist je dat? Nee, natuurlijk wist ze dat niet. Ze was alleen maar god-weet-hoe-lang stripteasedanseres geweest, had alleen kerels horen roepen en schreeuwen elke keer wanneer ze haar beha uitdeed en door de lucht liet draaien, ach nee, ze wist niet dat ze geweldige tieten had. Ik ben zat, dacht hij. Ik heb een verrotte smeris gedood, dit is mijn derde glas, mijn vierde glas, wie houdt de stand bij, ik weet verdomd niet wat ik doe en het kan me ook geen sodemieter schelen.
'Je hebt geweldige tieten,' zei hij.
'Dank je,' zei ze.
'Wat doe je daar bij dat raam?'
'Ik stond te denken.'
'Waarover?'
'Ik stond iets te wensen, eigenlijk.'
'Wat wenste je dan?'
'Dat Jocko zou sterven.'
Hij wist niet zeker of hij haar wel goed verstaan had. Hij redeneerde dat ze niet gezegd kon hebben wat ze daarnet zei omdat hij haar daarstraks Jocko zo teder had zien verzorgen, hoewel Jocko maar een heel klein piemeltje had, ja, heel teder en liefhebbend had zien verzorgen, ze had zijn wond uitgewassen en zijn pijn verzacht, ja. Je waste iemands wond niet uit en wenste daarna... wenste dat hij dood was.
'Wil je iets weten over je vriend Jocko?' vroeg ze.
Hij schudde zijn hoofd Nee, hij wilde niets weten over zijn vriend Jocko. Jocko was zijn maat en je moest het niet in je hoofd halen om naar de vrouw van je maat te kijken en te denken dat ze geweldige tieten had ... had hij het hardop gezegd? Nee, hij wilde niks meer over Jocko horen en hem ook niet naakt zien liggen met zijn rode schaamhaar en zijn kleine pikkie.
'Je vriend Jocko slaat me,' zei ze.
'Nee nee,' zei Colley en schudde zijn hoofd.
'Ja ja,' zei Jeanine. 'Hij heeft geen dag overgeslagen sinds ik naar New York ben gekomen. Hoe lang zit ik nu al in New York? Wanneer ben ik uit Dallas gekomen?'
'Ik weet het niet,' zei Colley. 'Twee maanden geleden? Vijf?'
'Ik ben op twintig mei hier gekomen. Wat is het vandaag?'
'Zaterdag.'
'De datum bedoel ik.'
'Weet ik niet,' zei hij.
'Zestien augustus, hè?'
'Ja,' zei hij.
'Dat is dan drie maanden,' zei ze.
'Ja.'
'Kijk dit eens,' zei ze en pakte de onderkant van het T-shirt en trok dat over haar borsten omhoog. Haar ribbenkast, de zijkanten en onderkanten van haar borsten waren overdekt met woedende zwartblauwe afdrukken.
'Dat is jouw vriend,' zei ze en liet het T-shirt weer zakken. 'Hoor eens,' zei Colley, 'je moet dat soort dingen niet zeggen over Jocko.'
Waarom niet?'
'Hij is m'n maat, we werken samen. Het is niet goed om dat soort dingen te zeggen.'
'Jij denkt nog steeds dat jullie kleine bende nog draait, hè?' zei Jeanine. 'Je hebt vanavond een agent doodgeschoten...'
'Nee nee,' zei hij en schudde zijn hoofd.
'Ja ja, misschien gaat die andere agent ook wel dood. Maar je denkt nog steeds dat jouw roofbendetje intact is. Jezus!'
'Ik wil alleen niks meer over Jocko horen,' zei hij.
'Ben je bang voor hem?'
'Nee.'
'Vast wel.'
'Nee, ik ben niet bang voor Jocko,' zei hij.
'Vast wel,' zei ze weer en glimlachte.
'Best,' zei hij, 'zoals je wilt. Mooi. Heb je iets wat ik aan kan doen als ik naar buiten ga? Ik geloof dat ik maar beter kan gaan.'
'Ben je dronken?' vroeg ze opeens.
'Nee meneer, ik ben niet dronken.' zei hij.
'Jezus, hoe kom je zo dronken?'
'Ik ben niet dronken,' zei hij.
'Je kunt beter eerst een douche nemen,' zei ze.
'Het bloed wegwassen,' zei hij.
'De drank wegwassen. Hoe kom je zo dronken, man? Ga onder de douche. Je weet waar de douche is.'
'Weet waar de douche is,' zei hij. ,
'Aan het eind van de gang.'
'Aan het eind van de gang.'
'Vooruit nou.'
'Bedankt,' zei hij en liep de gang door naar de badkamer. Het verbaasde hem dat hij een grote revolver had, een grote .38 Detective Special in zijn zak. Hij trok het wapen uit zijn zak en legde het op de stortbak en verbaasde er zich toen verder over dat zijn broek, zijn jasje en zijn overhemd stijf stonden van het bloed, waar had hij al dat bloed over zich heen gekregen? Hij trok zijn broek uit en zag dat zijn onderbroek ook met bloed doorweekt was. Er zat geronnen en korstig bloed op zijn linkerarm en op zijn twee handen en over zijn hele gezicht. Hij vroeg zich af of hij onder de douche zou stappen met zijn kleren in zijn armen en liet ze toen in een hoop op de tegelvloer vallen. Hij stapte onder de douche, schoof het gordijn dicht, deed het weer open om zich ervan te overtuigen dat zijn revolver nog steeds op de stortbak lag en deed het gordijn dicht en draaide de waterkraan open en verbrandde zich bijna. Hij deinsde vloekend terug, regelde voorzichtig het water en zocht naar zeep.
Hij zeepte zijn kruis in en het haar op zijn borst en onder zijn armen en herinnerde zich dat toen hij nog in de gevangenis zat iedereen het eerste zijn kruis waste. Niet dat hij keek. Als een vent je op kijken betrapte dacht hij meteen dat je zijn vriendje wilde worden en voor je het wist maakte hij zwaar werk van je. Dit was lekkere zeep, er zat een luchtje aan, lekker, zou wel van Jeanine zijn. Zo'n grote vent als Jocko zou wel niet zo'n zoetruikende zeep als deze gebruiken. Toch stond hij versteld van die kleine piemel van hem. Hij vroeg zich af of Jeanine gezien had dat hij naar Jocko's piemel keek. Hij wilde niet dat ze dacht dat hij echt er naar kéék, weet je wel. Een beetje nieuwsgierigheid kon toch geen kwaad. Als zo'n vent daar zat stak er toch geen kwaad in als je hem even bekeek om te zien hoe hij er voor stond. Er stak ook geen kwaad in het gebruiken van Jeanines zeep. Bovendien was het de enige zeep hier in de badkamer, dus wat maakte het uit. Dan rook hij maar naar een bed rozen, nou en?
Er was een vent in de gevangenis, Kruger heette hij, die was even groot als Jocko. Ze noemden hem allemaal de Kraut, hij had een litteken op zijn wang, ze zeiden dat hij in het Duitse leger had gediend tijdens de tweede wereldoorlog voordat hij naar New York kwam, waar hij gepakt werd. Hij werd gearresteerd omdat hij een dertienjarig meisje mee naar zijn hotelkamer had genomen, haar met sigaretten gebrand had, haar verkracht had, beide armen en benen gebroken had, haar kaak ontzet had, haar twee blauwe ogen en zeven tanden uit haar mond geslagen had. Hij liet haar voor lijk achter, ze lag er tenminste bij als een lijk. Maar het meisje leefde nog en ze wist zijn naam, de stomme klootzak had haar zijn echte naam opgegeven toen hij haar in Central Park opgepikt had. Waarom ze met hem mee naar die hotelkamer was gegaan mocht Joost weten, hij was oud genoeg om haar vader te zijn, je zag bij de eerste oogopslag dat hij een gemene schoft was. De eerste keer dat Colley hem in de gevangenis zag...
Hoor eens, hoe komen we daar nou op? dacht hij. Hoor eens, laten we aan iets anders denken, oké? Als je aan die klote Kruger gaat denken pak dan maar in met dat lekkere zweverige gevoel, wie wil er verdomd-nog-an-toe aan die klootzak denken? Zoals hij daar op de binnenplaats een sigaret stond te roken. Stond hij daar. Koele grijze ogen, dat litteken op zijn gezicht. Hij liet zijn ogen op Colley rusten en hij grinnikte en Colley voelde een rilling langs zijn rug lopen. Hij kwam toen op hem toelopen en stak zijn hand uit en Colley deinsde terug, als de dood, en hij greep Colley's hand beet en kneep erin, kneep er zo hard in dat het leek of hij alle botten zou breken en hij bleef aldoor maar grinniken, grinniken. Nu onder de douche huiverde Colley. Het water was heet, het water stortte op hem neer in een gestage ontnuchterende hete stroom, maar hij huiverde toen hij aan Kruger dacht. Hij had toen niet geweten wat Kruger van hem wilde en dat wist hij nog steeds niet. Seks was het niet, Kruger had zijn vaste vriendje, een slanke blonde jongen die gepakt was omdat hij verdovende middelen verhandelde. Kruger had hem twee dagen nadat de jongen aan was gekomen ingepikt. Dus seks was het niet, hij wilde geen seks van Colley. Colley wist verdomd niet wat hij wilde. Volgde hem overal. Ging Colley onder de douche, dan controleerde hij eerst zeer secuur of de Kraut niet ergens in de buurt was. En zodra hij de kraan open gedraaid had en zich was gaan inzepen, verscheen de Kraut opeens grinnikend en dan ging hij achter Colley staan en greep zijn billen in beide handen en kneep er zo hard in dat Colley dacht dat hij flauw zou vallen van de pijn. Verrotte klootzak! Drieëneenhalf jaar in de bak en de Kraut achtervolgde hem dag en nacht en deed hem pijn. Deed hem alleen maar pijn voor de lol. Zoals Jocko deed, vermoedde hij. Zoals Jocko die blauwzwarte afdrukken op Jeanine achterliet, wat mankeerde er aan zo'n man? Hij dacht aan Jeanine. Hij dacht aan Jeanine die het T-shirt optrok tot over haar borsten. Hij zag haar zich uitkleden voor een zaal vol mannen. Hij zeepte zich in en dacht aan haar. Er werd op de deur van de badkamer geklopt, hij hoorde het bijna niet door het geluid van het water. Zijn hand hield stil.
'Ja?' zei hij.
'Alles oké daar?' zei Jeanine.
'Ja,' zei hij.
'Goed dat ik binnenkom? Ik heb wat kleren voor je.'
'Wat?'
'Je kunt niet weggaan met je eigen kleren aan, met al dat bloed erop.'
'O ja. Kom binnen.'
De deur ging open. Het douchegordijn bolde op, het plastic plakte tegen zijn benen. Het water trommelde tegen zijn lies, zijn pik stond stijf, het water droop er overheen en de zeep liep in lange witte stromen van hem af.
'Ik leg ze hier op de wastafel,' zei ze.
'Bedankt.'
'Ik hoop dat de broek je past.'
'Ja,' zei hij. Hij hoorde de deur open en dichtgaan. De kamer hing nu vol stoom, hij begon te trillen van de constante druk van het water. Abrupt draaide hij de douche uit en duwde het gordijn terug op de rail en stapte uit de bak.
Hij keek langs zichzelf naar beneden. Hij keek de kamer rond. Hij vond een schone handdoek en droogde zich af en vond toen de kleren die ze hem gebracht had, de kleren van Jocko's broer dacht hij. Er zat geen ondergoed bij en ook geen sokken, alleen een broek en iets dat eruitzag als een trui. Net iets wat hij nodig had op een warme avond in augustus, een beroerde ouwe trui. Hij trok de broek aan zonder ondergoed en overwoog om het bloedbevlekte overhemd weer aan te trekken, maar koos toch voor de trui, hoe verdomd warm het ook was. Hij moest de straat nog op en hij zat niet te springen om een agent die hem aanhield om hem naar het bloed op zijn overhemd te vragen. Er zat maar een beetje bloed op een van zijn sokken, dus trok hij de sokken en schoenen aan en kamde daarna zijn haar met een kam die hij op de wastafel vond, vol lange blonde haren, waarschijnlijk van Jeanine. Hij pakte de revolver van de stortbak en stopte hem in zijn zak. Hij trok zijn schouders recht en deed de badkamerdeur open.
Jeanine stond in de deur van de slaapkamer.
'Hij is nog buiten westen,' zei ze.
'Ja,'zei Colley. 'Hoor eens, ik ga er nu vandoor. Ik bel je morgen, oké?'
Ze liep met hem mee naar de voordeur. Hij kon de klok horen tikken. 'Wees voorzichtig,' zei ze en deed de deur voor hem open. 'Dag,' zei hij.
Hij stapte de galerij op. De deur ging achter hem dicht. Hij hoorde haar alle sloten weer dichtdoen. Hij keek op zijn horloge terwijl hij de galerij afliep naar de lift. Het was bijna twaalf uur, weer een nieuwe dag. Hij drukte op de liftknop en stond te kijken naar de verdiepingaanduider terwijl de lift in de schacht omhoog kroop, die verdomde aannemersmaatschappijen leverden nooit kwaliteitswerk af.
Toen hij op straat kwam begon hij naar het station op Westchester Avenue te lopen. Hij dacht aan de klus terwijl hij liep, dacht er aan hoe fout het gelopen was, kon niet fouter: hij had een smeris doodgeschoten. Jocko had een andere neergeschoten. Klote, dacht hij. Soms wou hij de hele rotzooi maar aan de kant zetten, een aardig meisje zoeken - zijn moeder zei altijd dat hij een aardig Italiaans meisje moest zoeken - zich ergens moest vestigen. Op zo'n soort avond kwam hij in de verleiding om het te doen ook. Wie wilde nu zo'n soort leven?
Hij voelde de revolver in zijn broekzak.
De bult voelde prettig aan tegen zijn been.