7
Vuile was

‘Je bent ook eens bekritiseerd omdat je te koop zou lopen met je incestverleden. Hoe hard kwam dat aan?’ ‘Ja, die zanger uit Utrecht had dat gezegd in een interview. Die beschuldiging was zo verschrikkelijk onder de maat, alsof je daar ooit mee zou kunnen koketteren. Ik had het bovendien niet naar buiten gebracht. De rechtszaak die mijn zus en ik hadden aangespannen tegen mijn stiefvader was nu eenmaal openbaar. In interviews praat ik er wel over, omdat ik vind dat ik die plicht heb tegenover meisjes en vrouwen die het nog steeds overkomt. Als ik maar één iemand kan helpen, dan is mijn taak op deze wereld volbracht.’ 43

Op het moment dat Niemandskinderen zich bewust worden van die kelder met oude, half vergane koeienlijken in hun huis, kunnen ze zich misschien niet voorstellen dat ze er met anderen over zouden willen praten. Ze zijn met stomheid geslagen, geschokt, sprakeloos en bang… bang voor het schuldgevoel en de schaamte, bang voor de gevolgen, bang voor de woorden, bang voor de emoties die met de woorden kunnen worden opgeroepen… Maar wanneer het woordenloze en vormloze ‘verhaal’ steeds meer een echt verhaal, hún verhaal wordt, dan kan er toch een tijd komen, dat ze dat verhaal willen vertellen aan anderen. Misschien met angst en beven, maar ze willen het! sommigen verhalen móéten verteld worden, mógen niet verzwegen blijven, alleen… het is de vraag of anderen daar wel op zitten te wachten. Willen hun vrienden het wel weten? Willen hun partners wel echt luisteren? En wat vindt hun familie ervan dat ze de vuile was buiten gaan hangen? Waarschijnlijk zijn ze daar niet zo blij mee…! Niemandskinderen hebben vaak het gevoel dat niemand op hun verhaal zit te wachten. Hun familie al helemaal niet. Moeten ze dan omwille van de familie opnieuw zwijgen?

Het móét eruit

Niemandskinderen zwijgen. Tot de dag dat ze dat niet meer doen. Door dit langdurig zwijgen zwijgen ze zichzelf en hun geschiedenis dood en wanneer ze eenmaal met hun verhaal uit de schaduw komen, kan het spreken een dwingende noodzaak worden. Gedreven door de woede van de ontkenning, gedreven door de pijn, gedreven door de behoefte om zich te bevrijden móét het verhaal verteld worden. Het moeten zwijgen kan dan ineens een onmogelijke opgave zijn, het verwonde en getraumatiseerde kind laat zich niet meer wegstoppen! Het is razend over de jarenlange onderdrukking en laat zich niet meer de mond snoeren! Iedere keer wanneer de geschiedenis ontkend wordt, wanneer er niet over gesproken mág of kán worden, wordt dit ervaren als een persoonlijke ontkenning, als opnieuw weggestopt worden.

Guusje (45)

Op een familieweekeind had ik sterk de behoefte om ‘mijn verhaal’ te doen. Het merendeel van de broers en zussen was daar woedend over. Ik moest het verleden laten rusten, en ook werd ontkend wat ik vertelde. Mijn oudste broer, nog steeds de regelaar van de familie, heeft mij toen letterlijk verboden om op dat weekeinde nog over vroeger te praten, omdat het de sfeer zou verpesten. Ik kon dat niet verdragen en ben weggegaan.

Voor de verwerking van een traumatisch verleden kan het een tijdlang noodzakelijk zijn om uit de anonimiteit te treden. Niemandskinderen wíllen en móéten zich bekend maken.

Ida (46)

Toen ik twintig jaar geleden erg bezig was met mijn misbruikverleden, kon ik het op een gegeven moment niet verdragen dat nergens opgeschreven stond dat ik ook een slachtoffer was van seksueel geweld… Ik wilde graag dat het ergens geregistreerd werd. Toen ben ik naar de huisarts gegaan en heb haar alles verteld, met het verzoek om het uitgebreid te noteren in het dossier. Dat zou ze doen. Ik dacht: misschien wordt haar ooit gevraagd hoeveel mensen er in haar praktijk te maken hebben gehad met seksueel geweld en dan weet ze nu dat ik een van hen ben. Een paar maanden later was er een demonstratie van vrouwen tegen seksueel geweld. Ik besloot mee te lopen, maar ik wilde dat niet doen zonder mijn vriendin te vertellen dat ik het zelf ook had meegemaakt. Als ik dat niet verteld had, zou ik me schijnheilig hebben gevoeld. Samen hebben we meegelopen, beiden erg emotioneel. De tranen liepen me voortdurend over mijn wangen. Ik was sterk, verdrietig en razend tegelijk. Al die vrouwen, die duizenden vrouwen die uit de anonimiteit durfden te treden en zich bekend durfden te maken en al die vrouwen die meeliepen omdat ze ons, de slachtoffers, wilden steunen!

Niemand wil het weten

Maria (36)

‘Tja kind,’ zegt ze… en ze haalt haar schouders zuchtend op, mijn moeder die het niet wil weten, niet kan dragen… dat vooral.

‘Goh meid,’ zegt hij, ‘wat erg… wat moet ik ervan zeggen’, en hij staat langzaam, zuchtend op…

‘Goh, meid,’ zegt ze, ‘dat je al die tijd bent doorgegaan, jij bent niet te verslaan, jij redt het wel…’

Wanneer jij me zou vertellen wat ik jou vertellen wou, dan zou ik hopen dat ik vóélen zou. Ik zou het áán me willen laten komen. Ik zou stil zijn, ik zou je wiegen, kussen of misschien wel húílen, ik zou húílen om dat verhaal van jou…

Nu Niemandskinderen hun verwonde kind hebben leren kennen, willen ze het niet meer achterstellen. Ze willen het misschien juist wel een tijdje op de voorgrond plaatsen: ‘Kijk, hier is mijn kind… mijn beschádigde kind!’ Soms komen ze ermee op de proppen op onhandige, dwingende wijze en roepen ze daardoor een afwijzende reactie op. Ze kunnen het idee hebben dat ze door hun geschiedenis héél bijzonder zijn. Het vertellen lijkt dan ongelukkig genoeg op interessant doen. De luisteraar wordt afgeschrikt door de toon, door de manier waarop, wordt zelf onhandig van de onhandigheid van de verteller, schaamt zich plaatsvervangend in gezelschap wanneer de verteller de plank misslaat. Het vraagt soms wat wijsheid om achter de dwingende, onhandige, geheimzinnige, interessante houding van de Niemandskinderen dat geschonden kind te zien, dat onderdrukte kind, dat zich bekend móét maken! Dat kind dat niet weet hóé het zich het beste kan bekendmaken… het is hem of haar niet kwalijk te nemen.

Maar veel Niemandskinderen ervaren ook – los van hun eigen presentatie – dat ze écht niet overal welkom zijn met hun geschonden kind. Omdat sommige mensen de neiging hebben alles uit de weg te gaan wat ze niet meteen begrijpen of moeilijk vinden. Omdat – wanneer iemand zich echt inleeft in de verhalen van overlevenden van trauma’s – het eigen wereldbeeld kan worden aangetast, omdat iemand dan misschien niet meer kan geloven in een rechtvaardige wereld, in een wereld waarin je je eigen bestaan kunt bepalen en je lot in eigen hand kunt nemen.

Het is algemeen bekend dat wanneer je een dierbare verliest, relaties en vriendschappen op de proef worden gesteld. Het verdriet moet voor sommigen na een half jaar al over zijn… ‘zand erover… het leven gaat door… je vindt wel weer een ander…’, enzovoort. Het is minder bekend dat wanneer je met een verloren jeugd op de proppen komt, vrienden, kennissen en soms ook de partners op dezelfde manier reageren: ‘Dat je daar nú nog last van hebt… je leeft nu… wat toen was, was toen… is verleden tijd…’ enzovoort. Toen de overlevenden uit de concentratiekampen vlak na de oorlog hun verhaal wilden doen, vonden ze geen gehoor. Veel Niemandskinderen hebben hetzelfde gevoel. Zij zijn de overlevenden van een privé-oorlog en ze voelen zich evenmin gehoord en begrepen. Ze hebben vaak het gevoel dat niemand ze echt wil kennen, dat niemand echt wil weten wat ze hebben meegemaakt. Deels komt dat wantrouwen voort uit hun verleden toen ze moesten zwijgen en niemand hen zag in hun leed, maar deels is dat gevoel ook op de realiteit gebaseerd. ‘Wanneer je geen contact wilt maken met mijn pijn, is er geen contact, wel pijn,’ zei ooit een Niemandskind. En zo is het.

Omdat veel mensen bang zijn voor hun eigen pijn en verdriet en daardoor ook voor het lijden van anderen, kunnen ze soms voorbijgaan aan die pijn en gaan ze te snel over tot opbeuren en troosten. Niemandskinderen zullen zich daardoor alleen nog maar minder begrepen voelen en zich terugtrekken. Eerst moet de pijn en het verdriet er volledig mogen zijn, zo lang als het nodig is. De luisteraar, de getuige van het verhaal, hoeft niet veel meer te doen dan te luisteren en mee te voelen. Het is al troostend genoeg als de pijn er eindelijk eens mag zijn. Daarna zal iemand zichzelf meestal wel weer wat opbeuren.

Niemandskinderen kunnen ook een tijd lang worstelen met zingevingsvragen, met rechtvaardigheidsvragen. Kinderen die privé-oorlogen hebben meegemaakt kijken anders tegen de wereld, tegen zichzelf en tegen mensen aan, zij weten waar mensen – hun eigen familieleden nota bene – toe in staat zijn en kunnen in discussies verzeild raken met anderen die niet zo’n oorlog hebben meegemaakt en die andere overtuigingen hebben. Judith Lewis Herman zegt daarover in haar boek Trauma en herstel:44

De traumatische gebeurtenis dwingt een gewoon mens om theoloog, filosoof en jurist te worden. […] Ongeacht leeftijd en culturele achtergrond komen mensen die gruwelijke dingen overleefd hebben altijd op een punt waarop alle vragen worden gereduceerd tot die ene, meer in verbijstering dan in woede uitgesproken vraag: Waarom? Het antwoord gaat alle menselijk begrip te boven. Achter deze onpeilbare vraag doemt een volgende, al evenmin te beantwoorden vraag op: Waarom ik? […] Voor een volledig begrip van het traumatische verhaal moet de overlevende zich buigen over morele kwesties van schuld en verantwoordelijkheid en weer een geloofssysteem opbouwen dat zijn onverdiende lijdensweg begrijpelijk maakt. […] Bij het zoeken naar een antwoord op deze vragen komt de overlevende dikwijls in conflict met belangrijke mensen in zijn leven. Hij voelt zich niet langer opgenomen in een gemeenschappelijk geloofssysteem. Zodoende staat hij voor een tweeledige taak: hij moet niet alleen zijn eigen ‘geschokte veronderstellingen’ betreffende zin, orde en rechtvaardigheid weer opbouwen, maar ook zijn meningsverschillen met mensen wier overtuigingen hij niet langer kan delen zien op te lossen.

Diegenen die niet een privé-oorlog mee hebben gemaakt kunnen natuurlijk bang worden van de nare verhalen, ook hun eigen overtuigingen kunnen aan het wankelen worden gebracht en om dit te voorkomen kunnen ze in discussies en gesprekken hun overtuigingen heftig verdedigen. Deze verdediging dient vooral om eigen angsten te bezweren. Want feitelijk valt er natuurlijk weinig te discussiëren over hoe je tegen het leven en het lijden van mensen zou moeten aankijken… Laat iedereen zijn eigen positieve of sombere kijk bepalen!

Ik weet wat je hebt doorgemaakt…

Dat ik het benauwd had kwam door de menigte, door die mensen die me vastgrepen alsof ik een circusdier was, of me raar aankeken als ze me zagen langslopen.45

Bovenstaand citaat is van Sabine Dardenne. Zij schrijft in haar indrukwekkende boek hoe sommige mensen reageerden na haar vrijlating uit de kelder van Dutroux, hoe wildvreemden haar vastgrepen en ongevraagd omhelsden. Dat ze zeiden: ‘Ik begrijp je’, er was zelfs iemand die een handtekening vroeg. Niemand kan begrijpen wat zij heeft doorgemaakt, misschien alleen de andere slachtoffers van Dutroux voorzover die nog in leven zijn. Als je pretendeert haar wel te begrijpen en haar ongevraagd vastpakt en omhelst, dan maak je daarmee duidelijk dat je er juist helemaal níéts van begrepen hebt. ‘Ik begrijp je’ is gemakkelijk gezegd, maar lang niet altijd waar.

Niemandskinderen worden vaak overspoeld met adviezen als ze eenmaal met hun verhaal naar buiten treden. Er zijn mensen die denken overal iets vanaf te weten, ze weten zogenaamd álles van trauma’s… hoe je ze moet verwerken, wat je wel en niet moet doen. Ze (be)oordelen of iemand ‘wel goed bezig is’ en wanneer dat in hun ogen niet het geval is, zullen ze niet nalaten hun standpunt breed uit te meten – of ze trekken zich gepikeerd terug: ‘Dan moet je het ook zelf maar weten.’ Voor veel mensen is het erg moeilijk om naast iemand te staan in plaats van boven iemand.

Maud (35)

Met mijn vriendin kreeg ik steeds weer discussies over de manier waarop ik bezig was mijn geschiedenis te verwerken. Ik had een schilderij dat precies uitdrukte wat ik voelde en dat had ik in mijn kamer gehangen, het was een somber plaatje, dat klopt, maar voor mij was het een tijd lang belangrijk dat het daar hing. Dat kon ik niet maken volgens haar. Ik koesterde mijn verleden, ik wilde blijkbaar choqueren. Ook maakte ik in die periode tekeningen, die ik tijdelijk in mijn kamer hing. Wanneer zij kwam liet ik ze hangen, wanneer er vreemden of kennissen op bezoek kwamen haalde ik ze weg om vragen te voorkomen. Maar ook met die tekeningen was ze het niet eens… het was niet goed om mijn ellende zo te etaleren. Uiteindelijk oordeelde ze over alles wat ik deed en niet deed… waar haalde ze het recht vandaan? Zij heeft de vriendschap beëindigd in een fase waarin ik volop bezig was met de verwerking. Het is niet meer goed gekomen en dat vind ik nu niet erg meer… ze kon me niet écht steunen.

Niemandskinderen komen natuurlijk – triest, maar waar – ook sensatiebelusten tegen. Van hen móéten de getraumatiseerden praten, en ze mogen bepaalde onderwerpen niet schuwen, vooral ‘pikante’ details niet…

Natuurlijk bestaan er mensen die genieten van andermans leed, ook al is dat een vreselijk verhaal. Ze identificeren zich zodanig met het leed van anderen dat ze zich dat leed bijna eigen maken… Niet voor niets worden we overspoeld met reality-soaps waarin het leed van anderen schaamteloos wordt uitgemeten, elk taboe zogenaamd wordt doorbroken en schaamte, pijn en verdriet voortdurend overschreeuwd worden.

Deze programma’s halen hoge kijkcijfers. Het leed van anderen wordt passief, vanuit een comfortabele positie – onderuit gezakt op de bank, met drank en chips binnen handbereik – geconsumeerd. Er wordt op z’n tijd ach en wee geroepen en misschien wordt er zelfs wel eens een traantje gelaten, maar als er op een zeker moment genoeg leed is geconsumeerd, wordt de tv gewoon weer uitgezet. Het leed blijft zo beheersbaar, onder controle, en het blijft een ‘ver van m’n bed show’… gelukkig. Zo hoeven mensen niet bezig te zijn met hun eigen pijn en hun persoonlijke drama’s. De ellende van anderen opzoeken om zo je eigen ellende eronder te houden… het is een beproefde methode.

Jannie (25)

Toen ik mijn vriendin iets had verteld over de problemen die er thuis waren, begon ze me helemaal uit te horen. Mijn vader had een vriendin terwijl hij nog met mijn moeder getrouwd was en ik wist dat. Ik zat er zo mee dat ik helemaal niet meer kon leren en slapen. Ik was er dag en nacht mee bezig. Mijn vriendin wilde alles weten, met wie hij dan wat had en hoe lang al, en zonder dat ik het wist had ze het ook aan haar vriend en aan haar ouders verteld. Ik voelde totaal niet dat ze met mij te doen had, het ging haar alleen maar om de sensatie!

Niemandskinderen die niet geleerd hebben wie je kunt vertrouwen en wie niet, komen soms van een koude kermis thuis omdat ze te open zijn geweest en ineens ontdekken dat de hele kennissenkring op de hoogte is van het gezinsdrama dat zij graag verborgen hadden willen houden.

Trudie (35)

Toen een goede collega van mij zwanger was, heb ik haar op een gegeven moment verteld dat ik op veertienjarige leeftijd zwanger raakte en door mijn ouders ben gedwongen tot een abortus. Het was voor mij niet gemakkelijk om dat te vertellen, maar ik had er geen spijt van. Tot ik bij haar thuis, op een verjaardagsfeestje van haar, haar vriend sprak. Die had al een flinke slok op en toen ik even met hem stond te kletsen, bralde hij op joviale toon: ‘Moeilijk voor je, hè, dat Anita zwanger is… je hebt toch een abortus achter de rug?’ Daar stond ik dan, midden in de kamer. Ik kon wel door de grond zakken.

Niemandskinderen treffen ook nogal eens ‘neptherapeuten’ of ‘goeroeachtige typen’ op hun weg als ze eenmaal naar buiten treden met hun verhaal. Vaak zijn het wat oudere mannen of vrouwen die zich opwerpen als redder, adviseur, de goede (veel betere) vader of moeder of therapeut. Er kleeft eigenbelang aan dit reddersgedrag en meestal moeten de slachtoffers iets terug doen voor deze onbetaalde ‘hulp’. Ze moeten de redder bijvoorbeeld voor eeuwig dankbaar zijn, of bewonderen en op handen dragen, het liefst voor altijd afhankelijk blijven en niet zelden staan er ook seksuele diensten tegenover.

Karo (35)

Rond mijn vijfentwintigste kwam ik vaak met een vriendin bij een zekere Geert. Het was een oudere man van dik in de vijftig. Hij had zelf heel veel meegemaakt, was mishandeld als kind en wierp zich op als redder van veel kwetsbare vrouwen. Al die vrouwen waren minimaal twintig jaar jonger en met velen ging hij ook naar bed. We hadden bij hem urenlange sessies en hij zei dan ook wel rake dingen, maar toch was het achteraf bekeken niet goed. Ik wilde absoluut niet met hem naar bed en heb dat ook altijd geweigerd, al drong hij nog zo aan. Toch was ik aan hem gehecht geraakt en hij was een tijd lang een soort vader voor me. Het was achteraf bekeken een foute vader, maar wist ik veel… ik was zo naïef in die tijd. Hij vroeg me een keer of hij tweeduizend gulden kon lenen, dat heb ik niet gedaan, en toen ik ook bleef weigeren om met hem naar bed te gaan verbrak hij van de ene op de andere dag het contact. Ik was vreselijk overstuur op dat moment, ik voelde me erg in de steek gelaten. Nu ben ik blij dat het toen zo gelopen is, die man was niet goed voor mij, en ook niet voor andere vrouwen, maar ik vrees dat hij nog steeds de goeroe uithangt.

Iedereen móét het weten

Niemandskinderen die altijd hun mond hebben moeten houden en die dat nu niet meer willen, kunnen ‘doorslaan’ in het tegenovergestelde, ze kunnen het idee hebben dat nu iedereen het moet weten. Misschien omdat ze er zelf zo vol van zijn, maar vooral ook omdat ze vinden dat anderen récht hebben op hun verhaal… ze denken dat ze nooit eerlijk zijn geweest, dat ze altijd iets verborgen hebben gehouden, dat ze altijd maar de halve waarheid over zichzelf hebben verteld. Hun vrienden, partner en familie begrijpen meestal niet waarom ze nu pas met dat verhaal aankomen, maar zijzelf begrijpen dat evenmin en vragen zich ook af of ze iedereen voor de gek hebben gehouden.

De behoefte aan eerlijkheid kan resulteren in grenzeloze openheid. Dus worden alle vrienden en kennissen op de hoogte gebracht, de schoonfamilie en de collega’s en de buren… Dit is meestal niet verstandig omdat al die mensen niet altijd goed omgaan met een dergelijk verhaal. En niemand heeft natuurlijk récht op dat verhaal, uiteraard mag je voor een nieuwe werkgever je eigen persoonlijke geschiedenis verzwijgen. Je móét nooit iets vertellen, soms werkt het zelfs in je nadeel, maar het is belangrijk om een goede afweging te maken: wat zijn de voordelen van het vertellen en wat zijn de nadelen? Wanneer het verwerkingsproces vordert, kunnen slachtoffers meestal wel weer wat selectiever kiezen aan wie ze wat en wanneer iets vertellen, maar in het begin van de coming out en de verwerking zijn dat helemaal geen eenvoudige afwegingen.

Het kunnen bepalen aan wie je wel iets vertelt en aan wie niet, heeft met het stellen van grenzen te maken. Wanneer drie vrienden in de vriendenkring op de hoogte zijn van het traumatische verleden en vier anderen niet, dan kun je een denkbeeldige grens om die twee groepen trekken. Wanneer je besluit de ‘niet-weters’ ook op de hoogte te brengen, dan vervalt de denkbeeldige grens tussen die twee groepen. Je maakt dan genuanceerde afwegingen waarom je die grens wel zou willen behouden of waarom niet. Niemandskinderen hebben dit grenzen stellen vaak niet goed geleerd vroeger. Hun eigen individuele grenzen werden voortdurend overschreden; in de gezinsverhoudingen onderling ging het er soms te streng (te begrensd) of grenzeloos aan toe; om het gezin als geheel waren de grenzen veel te gesloten (alle ellende werd binnen de deur gehouden), of veel te open (de hele familiegeschiedenis lag voortdurend op straat en iedereen – de buurt, de politie, de hulpverlening en school – bemoeide zich met iedereen). Grenzen leren stellen op allerlei gebied, ook op het gebied van omgaan met het trauma moet tijdens het verwerkingsproces dan ook alsnog geleerd worden.

Bonnie (40)

Jarenlang heb ik gezwegen over onze familiegeschiedenis. Mijn vader heeft in de gevangenis gezeten en dat was voor mijn moeder en voor ons als kinderen natuurlijk verschrikkelijk. De schande, het uitgekotst worden in het dorp waar we woonden, niet naast andere kinderen mogen zitten in de klas, en als er iets kwijt was, had ik het natuurlijk gestolen. Toen ik eenmaal ging praten was het net of ik het aan iedereen móést vertellen. Ik werkte in de hulpverlening en solliciteerde in die tijd regelmatig en vertelde dan ook over mijn achtergrond. Meestal werd ik afgewezen omdat ze dachten dat ik het werk vanwege mijn verleden niet aan zou kunnen. Mijn therapeute vroeg me op een gegeven moment waarom ik het tijdens sollicitaties altijd vertelde… ik zei toen dat ik een eerlijk beeld van mezelf wilde schetsen, als ik het verzweeg, zou ik het gevoel hebben dat ik hen aan het bedriegen was en als het uitkwam zouden zij denken een ‘kat in de zak’ te hebben aangenomen. Mijn therapeute vroeg toen of ik zelf dacht dat ik het werk zou aankunnen. Daar was ik vast van overtuigd. Ze adviseerde me toen om mijn mond te houden tijdens de sollicitatie en wanneer ik het echt wilde vertellen, dan zou ik het kunnen vertellen voordat ik mijn vaste contract zou krijgen, dan had ik al wat meer laten zien wat ik kon… Dat heb ik toen gedaan en het werkte, ik werd aangenomen en heb er jaren met plezier gewerkt. Ik ben sindsdien al weer een paar keer van baan gewisseld, maar ik vertel nu niets meer over mijn persoonlijke geschiedenis, het is niet meer nodig… het doet er niet meer toe. Ik kan nu beter kiezen waar ik het wel bespreek en waar niet, dat voelt een stuk vrijer.

Het openbaar maken van de persoonlijke geschiedenis aan vrienden, aan naasten, is altijd een grote en enge stap, vooral wanneer er lang over is gezwegen. De vertellers zijn meestal in eerste instantie erg onduidelijk in hun boodschappen… geven vage signalen dat ze met iets zitten of iets belangrijks willen vertellen, soms denken ze dat ze van de geheimen al heel wat prijsgeven, terwijl de luisteraars er nog steeds niets van begrijpen. Er is altijd sprake van een sterke ambivalentie bij de verteller: vertel ik het wel of niet? Wat wel en wat niet en wanneer dan wel? Het verhaal zit in die fase altijd in hun hoofd, maar voor hun gevoel mag het er nooit helemaal zijn. Wanneer ze een deel vertellen, dan hebben ze al snel het gevoel dat ze te lang aan het woord zijn geweest. Dan moet er weer uren luisteren naar die ander tegenovergesteld worden. Wanneer er ’s avonds over gesproken is, vrezen ze de dag van morgen… ’s nachts liggen ze te malen: Heb ik er goed aan gedaan, heb ik niet te veel verteld, wat denken ze nu van mij, vinden ze me nu zielig, nemen ze me nog wel serieus, zullen ze zich niet terugtrekken, de vriendschap opzeggen, ben ik niet te zwaar op de hand, te problematisch? In alle gevallen is het van groot belang dat de vertellers zelf de situatie onder controle houden, en dat de luisteraars niet te indringende vragen stellen. Ook voor de luisteraars is het geen eenvoudige opgave om de vertellers goed op te vangen.

Sta me bij… ga weg… ‘het’ vertellen aan de partner

Je zou veronderstellen dat het gemakkelijker is om het verhaal te vertellen aan je partner dan aan mensen die wat verder van je afstaan. Toch is dat niet altijd het geval. Niet zelden worden partners pas op de hoogte gebracht nadat een goede vriendin of een andere vertrouwensfiguur is ingelicht. De partner staat het dichtst bij en dat maakt je kwetsbaarder dan wanneer iemand wat verder van je afstaat. Daarnaast kunnen er problemen in de partnerrelatie zijn die het vertellen moeilijker maken, (zoals duidelijk werd in hoofdstuk vier). Natuurlijk wordt er juist in deze intieme relatie – omdat je daar dus op je kwetsbaarst bent – gevreesd voor de ‘niet goede’ reactie, maar gek genoeg wordt ook de ‘wel goede’ reactie, voor de troost, gevreesd.

Wanneer je in het ziekenhuis ligt, kwetsbaar bent, doodziek bent waardoor je er beroerd uit ziet, en vreselijke pijnen hebt, dan zit er – als je geluk hebt – iemand aan je bed die je hand vasthoudt. Dat neemt de pijn niet weg, maar het verlicht wel iets. Wanneer je pijn lijdt en verdrietig bent vanwege vroeger, vanwege je nare herinneringen, dan is er ook níémand… níémand die de pijn kan overnemen. Toch zou je dat soms wel willen. Het enige wat de ander kan doen is je hand vasthouden. Luisteren en een beetje meevoelen. Maar vaak willen mensen die geestelijk pijn lijden niemand zo dicht aan ‘hun bed’, omdat ze zich in hun psychische pijn zo kwetsbaar voelen, zo klein, omdat ze zich zo schamen, zich zo schuldig voelen… zo dom. De troostzoekenden laten zich niet zo gemakkelijk troosten omdat ze niemand echt vertrouwen, zelfs (misschien wel voorál) hun partner niet. Niet omdat hij of zij niet te vertrouwen zou zijn, maar omdat hun vertrouwen in de meest dierbare relatie die ze als kind hadden is geschonden. Het wantrouwen jegens hun naasten, dat ontstaan is in hun jeugd, speelt hun nu opnieuw parten. Ze zijn bang dat ze opnieuw niet in hun waarde gelaten zullen worden. Ze vrezen dat ze weer niet geloofd worden, of ze zijn bang voor verwijten… ‘Waarom liep je dan niet weg, waarom liet je dat dan gebeuren, hoe oud was je? Tien? Dan had je er toch iets van kunnen zeggen, dan had je toch hulp kunnen zoeken?’ Ze zijn bang voor onbegrip en verwijten, vooral van hun partner. Wanneer een vriendin niet goed reageert, kom je daar misschien nog overheen. Maar als je partner niet goed reageert, met wie je samenleeft, met wie je verder wilt, dan is dat desastreus.

Maar er is gek genoeg ook angst voor begrip en troost. De partner die het dichtst bij je staat, kan ook door de troost en het begrip het meeste aan emoties en verdriet losmaken. Wanneer het verhaal aan anderen verteld wordt, zal er misschien wel wat troost van uitgaan als die goed reageren, maar een partner kan in zijn troost dichterbij komen. Hij kan je in zijn armen nemen, hij kan je wiegen en kussen als een moeder of een liefdevolle vader. Daar verlang je naar, dat heb je enorm gemist, maar het is ook zo vreselijk eng om dat nu toe te laten. Je voelt pas hoe eenzaam je bent geweest, wanneer er eindelijk gezelschap is. Wanneer je altijd droog brood hebt gegeten en ze zetten je ineens biefstuk voor, pas dan besef je hoe droog dat brood was. Om die eenzaamheid met terugwerkende kracht niet te hoeven voelen, kun je soms de troost gaan vermijden.

Dagmar (55)

Ik wilde graag een man die me zou begrijpen, maar toen ik er een kreeg kon ik er helemaal niet mee omgaan. Door zijn liefde voelde ik pas hoe liefdeloos ik was opgegroeid. Door zijn aandacht voelde ik pas goed hoe weinig er altijd naar mij geluisterd was. Ik kon die confrontaties nauwelijks aan. Ik ging lelijk tegen hem doen in de hoop dat hij ook lelijk tegen mij zou doen, maar dat deed hij niet. Hij bleef geduldig. Ik kon het niet geloven dat hij zomaar uit liefde iets voor me deed, zonder iets terug te hoeven doen. Het maakte me zo vreselijk bang… zo bang dat op een dag zou blijken dat het toch niet waar was, dat zijn liefde een leugen was, maar dat was het niet. Gelukkig maar, want ik zou het niet overleefd hebben. We zijn al vijftien jaar bij elkaar en hij houdt nog steeds van me. Inmiddels geloof ik het.

De aanwezigheid van een ander is zo enorm belangrijk voor het genezingsproces, voor het weer mens worden. De traumatische ervaringen moeten het liefst op zo’n manier verteld worden dat de ander er op een integere manier door geraakt wordt. Dan kunnen de Niemandskinderen de troost en erkenning krijgen die ze ten tijde van de traumatische ervaringen moesten ontberen en die ze nodig hebben om hun wonden te doen helen. Door de geraaktheid en emoties van anderen, van dierbaren worden ze bevestigd in hun menselijke waarde. Wanneer iemand zegt of uitstraalt: ‘Het doet me zeer dat jij dat hebt meegemaakt’, dan wordt daarmee impliciet gezegd: ik voel me verbonden met jou, jouw pijn laat me niet onverschillig, je bent mijn dierbare medemens. Niemandskinderen verlangen naar deze troost, erkenning en verbondenheid, maar tegelijkertijd is dat voor hen allemaal moeilijk te verdragen. Deze tegenstrijdige behoeften uiten zich vaak in tegenstrijdige gedragingen van aantrekken en afstoten van de ander, van de partner bijvoorbeeld. Hierdoor kunnen – zoals eerder beschreven in hoofdstuk vier – vele misverstanden en relatieproblemen ontstaan.

Biecht

Wanneer de traumatische geschiedenis zich openbaart – ineens, door een ingrijpende gebeurtenis, of heel geleidelijk – en de partner op de hoogte gebracht wordt, zal het van veel factoren afhangen hoe hij of zij reageert. Wanneer en waarom wordt het verteld? Hoe goed is de relatie? Hoeveel kan de partner zelf aan, hoeveel heeft hij of zij zelf meegemaakt en in hoeverre is dat verleden verwerkt? Hoe is de relatie met de schoonfamilie en met de eigen familie?

Wanneer Niemandskinderen voor het eerst aan hun dierbaren vertellen wat ze meegemaakt hebben, dan klinkt in dat verhaal vaak nog de schaamte en het schuldgevoel door. Het vertellen krijgt daardoor het karakter van een biecht… alsof zij zelf wat hebben misdaan in plaats van dat anderen iets hebben misdaan waardoor zij slachtoffer zijn geworden. Stel, je hebt iemand vermoord… het was niet helemaal de bedoeling, maar het is toch gebeurd. De moord is inmiddels verjaard, dus een straf hangt je niet meer boven het hoofd. Het geweten knaagt en je wilt er na lang dubben en zwijgen toch over praten… Het klinkt irreëel, maar met die enorme lading gaan sommige Niemandskinderen de gesprekken met hun naasten aan, alsof ze iemand vermoord hebben… Ze hebben echter zelf niet gemoord, ze waren getuige van een moord… een psychische moord, en ze voelen zich ten onrechte daarvoor verantwoordelijk.

Henk (35)

Toen mijn vriendin me uiteindelijk vertelde wat er allemaal in haar jeugd is gebeurd, was ik verbijsterd. Over wát ze vertelde natuurlijk… over dat ze het niet éérder had verteld en ook over hóé ze het vertelde. Ik merkte de laatste tijd wel dat er wat aan de hand was, ze was zo stil en ze ging me uit de weg. Toen ze uiteindelijk zei dat ze met me wilde praten, merkte ik aan de manier waarop ze dat zei dat het heel moeilijk voor haar was… ik schrok me dood, ik dacht direct dat ze een ander had, ze keek zo vreselijk benauwd. Na het gesprek was ik eerst opgelucht… gelukkig dacht ik, ze gaat niet bij me weg, maar al snel daarna was ik vreselijk in de war. Ik zit vol vragen, ik begrijp er niets van… Waarom heeft ze er al die tijd over gezwegen? Vertrouwde ze me niet? Vanwaar die schaamte en die schuldige toon? Ze kon er niets aan doen!

Henks reactie is erg voorstelbaar. Wanneer je ineens geconfronteerd wordt met het traumatische verleden van je partner, moet je dat verhaal ook inpassen in het beeld dat je van je partner en van je relatie hebt. Natuurlijk zijn er ineens heel veel vragen en weinig antwoorden. Sommige partners begrijpen vaak niet waarom een verhaal jarenlang is verzwegen en nu ineens wel zo nodig verteld moet worden. Weer anderen geloven het verhaal niet eens, omdat het niet eerder verteld is. Wanneer een echtpaar bijvoorbeeld op punt van scheiden staat en de echtgenoot komt in een ruzie met dat verhaal aan, dan kan de ander natuurlijk snel denken dat het een verzonnen verhaal is om de partner aan zich te binden. Dat hoeft zeker niet het geval te zijn. Juist een scheiding kan ook de trigger zijn voor het ontwaken van het trauma. Het in de steek gelaten worden door de partner kan de oude pijn van in de steek gelaten zijn wakker maken, waardoor de scheiding extra belast wordt.

Goede timing en een goede reactie

Om de kans op een goede reactie te vergroten is het van belang om het juiste moment te kiezen. Niemandskinderen kunnen er beter niet over beginnen tijdens een ruzie of conflict. Het is verstandiger een moment te kiezen waarop ze zelf rustig zijn en ze de reactie van hun partner kunnen opvangen en kunnen verdragen, en ze moeten ervan uitgaan dat hun partner overvallen wordt en misschien niet in staat is om de perfecte reactie te geven vanwege de schrik … ze moeten hem/haar dat niet te zwaar aanrekenen, en hopelijk krijgt hij of zij een tweede en een derde kans.

De beste reactie van de partner is de rustige en betrokken reactie. Niet alles hoeft op dat moment ter tafel te komen en uitgesproken te worden. Partners doen er goed aan te laten merken dat ze het verhaal geloven en serieus nemen. Ze doen er ook goed aan om zelf op het onderwerp terug te komen, ze moeten het onderwerp niet gaan vermijden.

Het boek Redders in nood46 geeft tips hoe je het beste kunt reageren als mannelijke partner van een vrouw die met (seksueel) geweld te maken heeft gehad. Deze tips zijn omgekeerd ook bruikbaar voor vrouwen van getraumatiseerde mannen en uiteraard eveneens van toepassing als het geen (seksueel) geweld betreft.

Wat je wel moet doen:

• haar vertellen dat je haar gelooft;

• haar vertellen dat je om haar geeft;

• haar vragen of ze wilt dat je haar vasthoudt;

• haar vertellen dat je trots op haar bent dat ze het heeft overleefd;

• loyaal blijven aan haar;

• haar zelf beslissingen laten nemen;

• haar laten huilen, schreeuwen of praten;

• luisteren.

Wat je niet moet doen:

• haar omhelzen zonder het haar te vragen;

• boos op haar worden;

• haar de schuld geven;

• haar lopen te commanderen;

• woedend razen en tieren over de dader;

• doen alsof seksueel geweld niet ernstig is.

Deze tips kunnen dienen als basisregels, maar in de praktijk is het natuurlijk altijd heel complex om goed te reageren.

Een goede partnerrelatie kan op het moment van het ontwaken van het trauma en de verdere verwerking ervan zeer ondersteunend zijn, maar wanneer de partnerrelatie niet goed is, kan het de verwerking juist enorm stagneren. Uiteraard is het ook voor de partner van groot belang dat er goede hulpverlening komt die beiden kunnen begeleiden in de wijze waarop ze met dit thema het beste kunnen omgaan. Zonder professionele hulp en goede voorlichting is het heel moeilijk om samen op het goede spoor te blijven; het onderwerp ligt zo gevoelig en er kan in deze fase zo veel stukgemaakt worden.

Medeslachtoffers

Mannen of vrouwen die geconfronteerd worden met wat hun partner is aangedaan, reageren vaak zelf zeer emotioneel, vooral wanneer het over seksueel misbruik gaat. Vloekend en tierend zullen ze de daders wel eens mores leren, of de familiegeheimen op tafel leggen! De slachtoffers zijn daar natuurlijk nooit mee gediend, die verliezen daarmeede controle over de situatie en dit maakt hen des te angstiger. Sommige partners reageren zeer persoonlijk gekrenkt …‘dat ze aan mijn vrouw hebben gezeten… die eigenlijk van mij is’… Het gaat dan in feite niet om wat het slachtoffer is aangedaan maar wat hém is aangedaan! Slachtoffers voelen dit meestal feilloos aan en worden bevestigd in het feit dat het weer niet om henzelf gaat.

Sietske (46)

Toen ik mijn man vertelde dat ik tot mijn zestiende seksueel misbruikt ben door mijn tien jaar oudere broer reageerde hij belachelijk. Hij stormde overeind als een gebeten hond en begon te schreeuwen waarom ik hem dat nooit eerder had verteld. Hij voelde zich bedrogen, alsof ik was vreemdgegaan. Wat ik ook zei, hij was niet voor rede vatbaar. Hij wilde direct mijn broer bellen en hem ter verantwoording roepen. Hij voelde zich door onze hele familie bedonderd, zei hij. Hij noemde ons een stelletje viespeuken en hij had er spijt van dat hij met mij getrouwd was. Een kat in de zak noemde hij me… en ten slotte begon hij te huilen… wat hij nu moest doen, hij wist het niet meer… ik ging hem nog troosten ook! Ik was met stomheid geslagen… met geen woord repte hij over wat het voor mij al die jaren had betekend. Ik wou dat ik het hem nooit verteld had, hij is zichzelf niet meer… er is geen land met hem te bezeilen.

Behalve deze gekrenkte reacties zijn er natuurlijk ook tal van andere onplezierige reacties, onverschillige, harde, kwaadaardige of ongevoelige reacties bijvoorbeeld. Er bestaan egocentrische partners, mannen en vrouwen, die hun schouders ophalen, het verhaal liever niet willen horen, omdat het hun leven verstoort, omdat er dan iets van hen verwacht wordt, omdat ze dan moeten investeren en moeten geven, en omdat ze zo niet getrouwd zijn weigeren ze dat. In het huwelijkscontract stond impliciet: ‘Jij zorgt voor mij, ik niet voor jou.’ Niemandskinderen die zo’n foute partner hebben uitgekozen, hebben hun traumatische jeugd herhaald. Deze verwoestende reacties zullen hen nog verder van huis brengen: ze worden opnieuw getraumatiseerd.

Loes (45)

Toen ik er tijdens mijn therapie achter kwam dat ik eigenlijk heel erg in de steek gelaten ben door mijn ouders, en toen ik dat aan mijn man vertelde, vond hij mijn ontdekking idioot! Mijn therapeut zou me wat aangepraat hebben, ik moest vooral nog langer bij die geitenwollen sok blijven, misschien wist hij nog wel een paar traumaatjes uit die troebele brein van mij naar boven te vissen háháhá…

Nadat ik het verteld had, zette hij me in gezelschap voortdurend voor schut. Dat ik een nieuwe hobby had: vissen háháhá… dat ik naar trauma’s viste in mijn troebele brein háháhá… dat hij een andere hobby had… hij ‘viste’ liever onder de dekens háháhá…

Ten slotte zijn er ook partners die blijkbaar zo schrikken van het verhaal dat ze het moment dát het hun verteld wordt volledig lijken te verdringen, net als wát hun verteld wordt.

Shanna (34)

Toen ik eindelijk de moed bij elkaar had geraapt om mijn nieuwe vriend op de hoogte te brengen van onze familiegeschiedenis, reageerde hij nauwelijks, hij zei er niet veel over en dat vond ik niet erg. We lagen tegen elkaar aan op de bank en zonder hem aan te kijken vertelde ik wat er allemaal gebeurd was. Ik vertelde dat mijn ‘vader’ niet mijn echte vader was, dat mijn moeder eerder getrouwd was geweest, dat ik altijd had geweten dat er iets niet klopte, hoe ik dat had ontdekt enzovoort. We gingen daarna naar bed en ik was opgelucht dat het hoge woord eruit was. De volgende dag spraken we er niet over, hij begon er zelf ook niet over en ik dacht: ‘Laat maar even.’ Maar hij begon er nooit zelf over en dat begon me toch te irriteren, want ik wilde wel eens weten hoe hij nu over mijn familie dacht. Toen ik hem ernaar vroeg zei hij: ‘Wat bedoel je, wat is er dan met je familie?’ Hij zei dat ik hem nooit iets verteld had over mijn familie! Ik zei ‘Die avond dan… toen we samen op de bank lagen?’ Hij wist het echt niet meer en daar schrok hij niet eens van, hij wilde dat ik het opnieuw zou vertellen. Dat heb ik toen niet gedaan. Ik was heel erg in de war van zijn reactie en uiteindelijk heb ik de relatie beëindigd. Ik voelde me wéér niet gehoord, ontkend. Misschien kon hij er niets aan doen dat hij zo reageerde, misschien was hij wel heel erg geschrokken, maar ik heb niets aan zo’n man. Ik baal er wel van dat ik wéér opnieuw moet beginnen, dat ik misschien wéér alles moet vertellen en maar weer af moet wachten hoe diegene dán weer zal reageren. Dat vind ik zo beroerd van mijn geschiedenis, in feite kom je er nooit meer vanaf.

Aanhoren of luisteren, invoelen en inleven

Gelukkig reageren de meeste partners niet onverschillig, maar ze vinden het wel moeilijk om te bepalen hóé ze moeten reageren. Ze vertellen ook regelmatig dat ze moeite hebben met het begrijpen en het doorvoelen van de ímpact van het verhaal van hun partner, vooral wanneer zo’n verhaal over subtielere vormen van verwaarlozing en parentificatie gaat.

Alie (45)

Als kind voelde ik me altijd rot en liep ik veel te huilen. Mijn broers en zussen ergerden zich daar vreselijk aan. Ik kon niet uitleggen waarom ik me zo voelde, ik had zo te doen met mijn moeder, maar mijn moeder ontkende dat ze verdrietig was. Mijn moeder is als kind veel tekort gekomen, heeft een kind verloren en was niet gelukkig in haar huwelijk. Ze had geen ruimte om te rouwen, want ze moest zorgen voor een groot gezin. Later, in therapie, kwam ik erachter dat ik als kind al het verdriet van mijn moeder droeg. Maak dat maar eens aan iemand duidelijk…!Toen ik dat probeerde uit te leggen aan mijn broers en zussen, verklaarden ze me voor gek en ook mijn partner begreep er geen snars van. Ik heb stiekem wel eens gedacht: Was ik vroeger maar mishandeld, dan had ik tenminste een duidelijk trauma!

Maar ook wanneer de verhalen wel gaan over duidelijke trauma’s worden de slachtoffers lang niet altijd begrepen. Dat kan ook liggen aan de manier waarop het verhaal van vroeger wordt verteld. Veel belangrijke en beeldende details worden in het verhaal in eerste instantie meestal weggelaten omdat ze zo pijnlijk zijn en zo veel emoties oproepen. Een man die ernstig is mishandeld door zijn ouders zal misschien aan zijn vrouw vertellen dat hij vroeger klappen kreeg. Zij zal wellicht vragen hoe oud hij was, hoe hard er geslagen werd, of zijn broers ook geslagen werden enzovoort. Ze heeft vast allerlei relevante vragen, maar durft ze dan ook te vragen wat er precíés gebeurde, zodat ze zich er wat bij kan voorstellen, en durft hij dat wel te vertellen? Durft hij te vertellen hoe klein hij was, durft zij zich haar man als een klein jongetje voor te stellen, met sproetjes, rood stekeltjeshaar en een bril…? Kan hij vertellen dat hij door zijn moeder aan zijn haren door de keuken werd gesleept, dat hij kermend van de pijn in een hoekje wegdook en vol blauwe plekken zat? Kan hij de emoties aan wanneer hij de beelden weer voor zich ziet en kan zíj haar emoties aan? Durft zij echt te beseffen dat hij nog maar vier jaar was…?

Kan de vrouw die seksueel misbruikt werd vertellen hoe groot ze zijn piemel vond, hoe gek die aanvoelde wanneer ze hem moest ‘aftrekken’ – dat woord kende ze toen nog niet –, hoe ze wanneer hij met zijn zware lijf op haar lag, bijna niet meer kon ademen, dat ze au riep wanneer hij met zijn vingers in haar ‘gaatje’ zat – het woord vagina kende ze toen evenmin –, maar dat hij toch maar doorging, hoe ze na afloop schoongeveegd werd als zijn sperma op haar buikje lag en hoe ze de geur van sperma nu nog niet kan verdragen en dat ze na afloop altijd haar handjes moest wassen en dat hij dat dan ook deed, omdat mama niets mocht ruiken en dat ze zo’n hekel had aan dat samenzweerderige ritueel? Durven ze samen foto’s te bekijken van toen ze nog klein was…?

Nare en traumatische ervaringen worden meestal door diegenen die het moesten ondergaan in enkele zinnen samengevat: ‘Ik ben erg geslagen vroeger, ik ben misbruikt, ik ben verkracht, er werd nooit voor me gezorgd, ik moest mezelf zien te redden… mijn ouders dronken beiden en waren aan de drugs…’ Maar achter die paar zinnen gaat een hele wereld schuil, een drama, een heel fotoalbum aan beelden en herinneringen. Vraag een niet getraumatiseerd mens eens zijn laatste prettige vrijpartij met zijn partner zo te beschrijven dat de ander het voor zich kan zien… dat zal voor menigeen nog een hele opgave zijn. Laat staan dat je een ervaring moet beschrijven die zeer onprettig was, pijnlijk, schaamtevol en opgedrongen. De slachtoffers willen en kunnen die ‘film’ misschien niet altijd al te beeldend beschrijven, dat is hun goed recht, maar dat heeft tot gevolg dat hun naasten zich er soms te weinig bij voorstellen en de impact onderschatten. En die dierbaren staan ook inderdaad niet altijd te springen om zich echt in die ‘film’ te verdiepen. Dat heeft niet altijd wat met onverschilligheid te maken. Voor de partners is het vreselijk hoe ze machteloos moeten toehoren, het voor zich moeten zien wat hun geliefde heeft meegemaakt, zonder dat ze wat kunnen doen! Ze zouden de pijn willen wegnemen, iets oplossen, maar wat valt er op te lossen? Ze zijn bang voor hun eigen emoties… wie moet de trooster troosten? Misschien kunnen ze elkaar troosten! Partners hebben het recht om niet alles te willen weten, ze mogen ook aangeven wat ze aan kunnen en aan willen gaan. Natuurlijk zullen er daardoor wel eens belangenconflicten ontstaan. Elkaar respecteren in deze fase is geen gemakkelijke opgave.

Jim (35)

Mijn vrouw heeft vroeger vreselijke dingen meegemaakt. Haar moeder was psychiatrisch patiënt en terroriseerde het hele gezin. Ze vertelde er wel eens over en ik luisterde ook wel, maar ik kon me er nooit zoveel bij voorstellen. Ik heb een normale jeugd gehad en dan dacht ik stiekem wel eens: Wat een gekkenhuis was het bij jullie thuis, waarom vertel je me dat eigenlijk allemaal… wat moet ík daarmee? Ze verweet mij altijd dat ik het niet echt wilde weten, ik reageerde niet goed volgens haar en dan kregen we daar ruzie over. Ik wist echt niet wat ze bedoelde, welke reactie wilde ze dan, ik luisterde toch wel? Ik ben pas gaan begrijpen wat ze heeft meegemaakt toen we zelf kinderen kregen. Ons dochtertje Janice is nu drie jaar en mijn vrouw wordt nu meer dan ooit door dit kind aan haar eigen jeugd herinnerd: ‘Toen ik zo oud was ge beurde er dit, en toen ik zo oud was gebeurde er dat,’ vertelt ze dan. Door ons kind realiseer ik me nu hoe klein en kwetsbaar ze was toen ze dat alles moest doorstaan. Laatst was ik intens verdrietig over wat ze mijn vrouw hebben aangedaan. Ze zag dat ik huilde en dat deed haar goed. ‘Er heeft nog nooit iemand gehuild om wat ik heb meegemaakt,’ zei ze.

Misschien hebben de Niemandskinderen wel gelijk, misschien zijn er niet zoveel mensen die echt kunnen verdragen wat ze hebben meegemaakt. Nare verhalen roepen nare beelden op en het ontneemt je de illusie dat kinderen beschermd zijn in hun eigen veilige huis.

Maar er is nog een reden waarom niet getraumatiseerde mensen zich vaak moeilijk kunnen inleven in de verhalen van als kind getraumatiseerde volwassenen. Iedereen heeft namelijk zijn eigen associaties bij termen als trauma, verwaarlozing, mishandeling, seksueel geweld, enzovoort. Deze persoonlijke associaties zijn verbonden aan persoonlijke ervaringen, maar ook aan opvattingen, misvattingen en denkbeelden op grond van informatie die iemand ooit over een bepaald onderwerp heeft gekregen. Wanneer een vrouw ooit eens tegen haar zin heeft gevreeën met een of ander vaag vriendje en dit niet leuk, maar ook niet rampzalig heeft gevonden, dan zal ze het verhaal van haar vriendin over seksueel misbruik misschien in eerste instantie daarop betrekken. Wanneer een man op de opleiding voor verpleegkunde van alles geleerd heeft over de vreselijke gevolgen van kindermishandeling, dan zal hij het verhaal van zijn vriend die in zijn jeugd ook mishandeld is waarschijnlijk met heel ander ogen gaan bekijken. Het kan wezen dat hij zijn vriend beter begrijpt, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Hij kan van alles voor die vriend gaan invullen: ‘Je voelt je dús zo, je bent dús zus en zo beschadigd.’ De communicatie tussen deze twee vrienden zal dan net zo verstoord raken als wanneer hij er niets over wist.

Bea (34)

Ik vertel nooit veel over wat ik allemaal vroeger heb meegemaakt, want mensen vullen dan meteen van alles voor me in. Ik heb in een kindertehuis gezeten bij vriendelijke nonnen en had het daar best naar mijn zin. Mijn moeder was overleden en mijn vader kon niet voor ons zorgen. Natuurlijk was het niet allemaal leuk, maar het was ook niet altijd kommer en kwel. Ik heb veel prettige herinneringen aan vroeger, maar niemand wil dat geloven. Wanneer je zo’n jeugd hebt gehad als ik, dan ben je in feite al bij voorbaat verdacht, dan móét je daar wel een flinke tik aan over hebben gehouden, dat kán niet leuk geweest zijn. Ik werk nu in de hulpverlening en voor je het weet krijg je zelf een enge diagnose opgeplakt. Daar zijn hulpverleners onderling goed in.

De nare verhalen worden meestal ook te veel aangehoord vanuit een volwassen perspectief. Wanneer we naar verhalen van volwassen Niemandskinderen luisteren, moeten we goed beseffen dat ze toen – ten tijde van de onveilige of traumatiserende omstandigheden – nog kind waren. Voor een kind van vier kan een fikse ruzie tussen zijn ouders heel angstig zijn, terwijl we als volwassen man of vrouw onze schouders over zoiets ophalen.

We hebben allemaal de neiging om te luisteren naar anderen vanuit onze eigen ervaringen en ons eigen referentiekader. Om goed te kunnen luisteren en om je goed te kunnen inleven, moet je je eigen ervaringen en associaties en je eigen referentiekader even loslaten, zodat je echt dicht bíj het verhaal van die ander komt.

In het eerdergenoemde boek Redders in nood beschrijven de auteurs ook de invloed van allerlei associaties, mythen en misvattingen rondom het thema seksueel geweld waardoor de impact van het trauma verkeerd begrepen wordt. Zo veronderstellen ze dat seksueel geweld over het algemeen te veel geassocieerd wordt met onvrijwillige en opgedrongen seks, maar dat deze associatie meestal de lading niet dekt. Zij wijzen erop dat seksueel geweld meer geassocieerd zou moeten worden met marteling, dat het woord ‘marteling’ de lading beter dekt.

Seksueel geweld is in zoverre anders dan bijvoorbeeld in elkaar geslagen worden op straat (een angst die mannen nog wel eens éxtra maatregelen doet nemen), dat seksueel geweld zich op veel intiemere plaatsen van het lichaam richt en (mede daardoor) veel vernederender vormen aanneemt. Wij vinden het daarom duidelijker om seksueel geweld op te vatten als marteling. Wanneer je gemarteld wordt, sta je volstrekt machteloos: alles wat je doet en zegt (zelfs al is het gillen van de pijn) heeft vrijwel geen enkele invloed op wat er gebeurt. Je bent overgeleverd aan de willekeur van diegene die je martelt; die zal ernaar streven je wil en je verzet te breken door je te intimideren en te kleineren.47

Seksueel misbruikte mensen zullen zelf het woord ‘marteling’ niet gauw in de mond nemen, hoogstens diegenen die te maken hebben gehad met extreem gewelddadig gedrag. Maar toch zijn er talloze slachtoffers die – als ze eenmaal gaan vertellen over het seksueel geweld – refereren aan die term marteling, ook al hebben ze geen extreem geweld meegemaakt. Het machteloze van de situatie zal deze associatie veroorzaken. Dat er maar ‘met je gedaan wordt’, dat je geen invloed hebt op wát er met je gedaan wordt, dat je iets naars en pijnlijks passief moet ondergaan op een niet door jou gekozen moment, en dat je niet weg kunt wanneer jij dat wilt.

Secundaire traumatisering

Wanneer partners zich wel echt durven open te stellen voor het verhaal van hun levensgezel, ze echt durven voelen, laat het verhaal hen natuurlijk niet onberoerd, ze kunnen zelf ook zeer oprecht ontdaan raken. Ook hen eigen overtuigingen en beelden over hoe de wereld in elkaar zit kunnen aan het wankelen gebracht worden, ze kunnen bang worden van wat er allemaal kan gebeuren in gezinnen en ze kunnen zelfs bang worden voor zichzelf. Ze kunnen dezelfde klachten krijgen als de slachtoffers, zoals slapeloosheid, depressies enzovoort. Door regelmatig te luisteren naar de verhalen van een getraumatiseerd iemand kun je zelf ook ‘op de tweede plaats’ getraumatiseerd worden secundaire traumatisering heet dat in vaktaal. Moet je om dat risico te vermijden dan maar niet luisteren? Nee, maar je moet wel goed voor jezelf zorgen zodat je ook zelf kunt verwerken wat je allemaal te horen krijgt. Secundaire traumatisering ontstaat eerder als je zelf al je eigen emoties oppot, je emoties niet uit, nooit even zegt: ‘Nu even niet’…, altijd maar begrip móét hebben, altijd jezelf voorbijloopt! Veel partners komen in de rol van redder en therapeut terecht en daarmee is het slachtoffer nooit geholpen. Het slachtoffer wordt klein en afhankelijk gemaakt of gehouden en de relatie zal steeds ongelijkwaardiger en onbevredigender worden. Bovendien zal de partner zelf dit meestal niet volhouden omdat hij of zij al zijn of haar eigen emoties en belangen opzij moet zetten voor die ander. Wanneer het slachtoffer bovendien niet doet wat de redder zegt of adviseert, wordt de redder meestal ongeduldig of kwaad, waarop het slachtoffer zich weer niet begrepen voelt, enzovoort. Dit spel tussen de redder en het slachtoffer wordt vaak gespeeld in een relatie waarbij een van de twee partners een traumatisch verleden heeft. Overigens komt het ook voor bij twee getraumatiseerde mensen; de ene partij dekt dan het eigen trauma toe door voor de ander te gaan zorgen. Het beroerde ervan is dat deze rollen zo verdeeld moeten blijven, dus het slachtoffer mag eigenlijk niet opknappen, anders valt er voor de redder niets meer te redden en erger nog… dan spelen misschien zijn of haar eigen trauma’s op.

Partners van een getraumatiseerde man of vrouw die niet gaan redden, maar het trauma van hun partner wel toelaten in hun leven, krijgen het zelf zwaar te verduren en hebben tijd nodig om een en ander te verwerken. Wanneer ze die tijd nemen, samen met hun partner en alleen, desnoods met deskundige hulp, dan kan dat bijdragen aan zowel de versteviging van de relatie als de eigen persoonlijke ontwikkeling.

George (35)

Toen in onze relatie duidelijk werd wat mijn vrouw allemaal heeft meegemaakt, raakte ik ook min of meer in een crisis. Het zette mijn leven volledig op zijn kop. Ik wilde haar steunen, maar was zelf ook erg in de war. Gelukkig begreep ze dat en het enige wat we kunnen doen, zeiden we tegen elkaar, was veel praten… heel veel praten. Ik heb mezelf het recht en de ruimte gegeven om alles te zeggen wat er in me opkwam en zij deed dat ook en dat heeft ons heel veel opgeleverd. Soms was het confronterend, maar we zijn er steeds uit gekomen. Ik probeerde haar te steunen, bijvoorbeeld in het contact met haar familie, maar nam dan soms te veel het heft in handen. Ik heb inmiddels geleerd om niets te doen zonder het met haar te overleggen. We zijn nu jaren verder en het is allemaal veel rustiger dan in het begin. Ik kan oprecht zeggen dat we beiden heel veel geleerd hebben van dit verwerkingsproces. Ik heb geleerd beter te luisteren, zonder in te vullen, ik heb geleerd om voor mezelf op te komen, en het belangrijkste is misschien nog wel – dat ik heb leren praten en mijn gevoelens leren uiten. Qua tijd zijn we vijf jaar verder, maar ik ben tien jaar wijzer geworden.

De partners van Niemandskinderen moeten in feite eenzelfde proces ondergaan als de Niemandskinderen zelf. Het verhaal moet verteld, verteerd en uiteindelijk geïntegreerd worden in het gezamenlijke leven en in de relatie. De schade zal zichtbaar worden en moet gedragen worden, vaak door beide partners, maar de kracht van het gezamenlijke verwerkingsproces zal uiteindelijk de relatie versterken.

George (vervolg)

Ik kan wel een boek schrijven over wat dit proces mijzelf en ons samen heeft opgeleverd. Samenleven met een getraumatiseerde vrouw is niet enkel kommer en kwel, maar in zekere zin ook boeiend. Ze is kleurrijker dan menig ander mens, ze is zeer sensitief en juist daar heb ik zoveel van geleerd. Zij voelt haarscherp aan wanneer iets klopt en niet klopt. Ze heeft een innerlijk kompas in contact met mensen, waar je feilloos op kunt vertrouwen. Ze relativeert heel veel. Onbelangrijke dingen waar anderen zich druk over maken, laten haar koud, op een bepaalde manier maakt dat het leven met haar ook gemakkelijk. En omdat ze weet hoe belangrijk het is om steun te ervaren, steunt ze je altijd – ze zal nooit ergens over oordelen. Ze is lang in therapie geweest, wat het beste was wat ze kon doen. Daardoor is ze zo wijs geworden, en ik met haar.

Niemandskinderen zijn niet verantwoordelijk voor wat hun is aangedaan, maar ze zijn wel verantwoordelijk voor de wijze waarop ze omgaan met wat hun is aangedaan. Het is voor veel mensen mogelijk om slachtoffer af te worden, al is er misschien sprake van blijvende schade. Maar wanneer niemandskinderen zicht hebben op de schade kunnen ze die beter hanteren. Wanneer ze de gevolgen als een onvermijdelijk feit kunnen accepteren, hoeven ze zich niet koppig te blijven verzetten. Misschien kunnen ze uiteindelijk zelfs opnieuw leren omgaan met hun familie – niet meer als een slachtoffer, maar als een krachtig mens. Voor ze zover zijn, moet er echter nog wel wat gebeuren… ze zullen terug moeten naar ‘het hol van de leeuw’, terug naar waar het allemaal begon… niet terug naar af, maar terug naar huis om schoon schip te maken… eindelijk.