6
Helder zicht

Ik heb vreselijke zin om over de pas heen te kijken en besluit alleen verder te gaan. Dwars door de velden, steil omhoog. Iedere keer als ik denk er te zijn, is er nóg een heuvel. Verder en verder ga ik, kan niet meer stoppen, ook niet meer rusten, ik móét daarboven zijn. Een waas vormt zich voor mijn ogen, een soort stijgkoorts begint mij te beheersen. Dan word ik me ineens bewust van de wind. Een harde schrale wind die almaar aan mij trekt. Wordt het slecht weer? Moet ik om mij heen kijken of ik wel verder kan? Komt er storm of onweer? 39

Niemandskinderen die gaan ‘wandelen’ in het landschap van hun jeugd, die op zoek gaan naar hun wortels, gegrepen worden door hun verleden en willen wéten, komen diepe ravijnen tegen en bergen die bijna te hoog zijn om te beklimmen. Zeker… het zal zwaar weer worden: donder en hagel, en misschien lopen ze lange tijd in de mist. Maar iedere keer dat de mist even optrekt hebben ze uitzicht over hun geboortegrond. Misschien staat het landschap ze niet aan, is het dor en kaal. Maar meestal kunnen ze beter leven met de realiteit – bijvoorbeeld een bar landschap – dan met leugens en illusies.

Het verstilde verhaal

Onveilig opgegroeide en getraumatiseerde kinderen hebben een verhaal, een vreselijk verhaal, maar het is meestal een verhaal zonder woorden. Ze hebben geen teksten om zich uit te drukken omdat ze de woorden niet kennen of omdat de woorden onverdraaglijk zijn. Ze hebben beelden, maar die bewegen niet. Ze hebben herinneringen als oude foto’s, geel, half vergaan, maar wanneer ze tevoorschijn gehaald worden, brengen ze een enorme schok teweeg. Hun verhaal is als een steeds terugkerende nachtmerrie na het ontwaken: angstig, maar ongrijpbaar, onbegrijpelijk, onsamenhangend en gefragmenteerd.

Getraumatiseerde kinderen hebben moederziel alleen en woordeloos hun conclusies getrokken, betekenissen gegeven, waarde verleend aan dat wat er gebeurde, verklaringen gezocht en altijd waren die verklaringen in hun eigen nadeel. Niemandskinderen hebben losse flarden, aan elkaar geplakte, schots en scheef gerangschikte fragmenten van een dramatisch verleden met elkaar verbonden, maar zonder enig verband. Het verhaal leeft niet, is al jaren dood en hetzelfde, maar toch tast dat verhaal als zoutzuur de voegen aan van hun bestaan. Wat moeten ze toch met zo’n verhaal, dat nog geen verhaal is? Ze moeten er alsnog een verhaal van gaan maken.

Door taal en communicatie interpreteren we de werkelijkheid om ons heen en kunnen we aan gebeurtenissen betekenis geven. Door taal kunnen we dus ook de wereld om ons heen ordenen, kunnen we soms beter grip krijgen op de omstandigheden; hoe chaotischer, onbegrijpelijker het leven is, des te meer behoefte hebben we eraan ons uit te drukken en des te belangrijker wordt het vertellen. Maar een kind van vier dat geslagen wordt, heeft geen taal en woorden om zich uit te drukken. Het weet niet wat het overkomt en voelt zich machteloos. Geen taal hebben maakt – ook op volwassen leeftijd – machteloos, stom, met stomheid geslagen en afgestompt. Van een niet verteld verhaal word je stil, te stil.

Een verstild en woordenloos ‘verhaal’ werkt vervreemdend. Voor niemandskinderen die altijd hebben gezwegen is het net alsof de nare ervaringen niet echt zijn gebeurd, alsof het niet hún verhaal is. Het vormt als het ware een ‘afgesplitst’ deel, een verborgen kamer, een vergeten gebied in hun persoonlijkheid. Een ‘dode zone’ in de persoonlijkheid, zoals Estés40 dit gebied noemt. Ze kunnen de gebeurtenissen niet inpassen in hun zelfbeeld, het wordt op die manier geen onderdeel van hun identiteit. Daardoor kunnen ze zich verdeeld voelen, gespleten, niet één persoon. Wanneer het trauma een afgesplitst deel geworden is van je persoonlijkheid, kan dat ook gevolgen hebben voor het gevoel van samenhang in het dagelijks leven, dan doe je bijvoorbeeld iets wat eigenlijk heel vreemd is, je begrijpt jezelf niet en wordt voor jezelf onberekenbaar. Een voorbeeld: stel een man heeft een traumatisch verleden, maar heeft dat vrijwel volledig verdrongen (het maakt geen deel uit van zijn identiteit, met andere woorden: hij ziet zichzelf niet als een getraumatiseerd iemand). Hij functioneert prima, maar heeft soms onverklaarbare heftige huilbuien die hem van tijd tot tijd overvallen. Zomaar op een feestje bijvoorbeeld, of op het werk tijdens een vergadering, of ’s avonds in bed. Hij begrijpt zichzelf niet en vrienden begrijpen hem nog minder en blijven maar vragen: ‘Wat is er dan… zeg dan toch wat er is.’ Maar hij heeft geen antwoorden. Misschien gaat hij die huilbuien veroordelen en bestempelt hij zichzelf als labiel en zwak. Zijn vrienden vinden hem misschien aanstellerig of egocentrisch. Door het feit dat hij geen zicht heeft op zijn eigen traumatisering kunnen er dus veel misverstanden ontstaan.

Wanneer het trauma bij je hoort en niet afgesplitst is, kan de impact ervan ook beter begrepen worden. Dan zijn de huilbuien misschien wel minder onverklaarbaar en onvoorspelbaar dan ze lijken, en kun je ook beter grip krijgen op die wisselende stemmingen.

Wanneer het trauma afgesplitst is en er niet met anderen over gesproken wordt, heeft het niet alleen – zoals hierboven beschreven – negatieve gevolgen voor de identiteit en voor het gevoel van samenhang in het dagelijks leven, maar is er ook geen goed innerlijk gesprek mogelijk, een innerlijke, levendige dialoog waarin alle aspecten van het verhaal nader bekeken kunnen worden.

Iedereen voert wel eens een innerlijk gesprek met zichzelf. Bijvoorbeeld: ‘Wat zal ik vandaag eens eten… spruitjes, of boerenkool… nee, liever geen spruitjes, want Hans lust ze niet… maar ik hoef toch niet altijd te koken wat hij lekker vindt… ik kies toch spruitjes, morgen eten we wel weer iets waar hij dol op is!’ Al pratend in onszelf nemen we een standpunt in, wegen we zaken tegen elkaar af, krijgen we nieuwe gedachten en inzichten, ervaren we emoties, zetten we zaken soms letterlijk op een rij, krijgen we helderheid en verwerken en verteren we moeilijkheden. Maar over iets wat er niet mag zijn, valt niets te zeggen. We kunnen dan niets afwegen, op een rij zetten en verwerken. Misschien dringen de beelden en herinneringen zich wel op, maar hun boodschap is niet te ontcijferen. Het niet vertelde verhaal – niet aan iemand zelf verteld, noch aan iemand anders – is eigenlijk een dood verhaal. De verhaalfragmenten of beelden zitten wel in iemands hoofd, misschien wordt er wel eens over nagedacht, maar het is meestal een dichtgetimmerd verhaal, met een beperkte en eenduidige, soms zelfs apert foute conclusie. Omdat er niet over gecommuniceerd wordt met anderen en niemand ooit iets kan vragen, wordt er nooit een ander of nieuw gezichtspunt aan het verhaal toegevoegd. Daardoor kan het een dwangmatig innerlijk herhalen, een zinloos repeteren worden, zonder enig verwerkingseffect.

Het vertelde verhaal

Om een nare jeugd te kunnen verwerken moet het woordenloze verhaal woorden krijgen, verteld worden. Dit vertellen kan door middel van het geschreven of gesproken woord. Het verhaal kan soms ook met andere middelen – tekenen, drama, dans, enzovoort – verbeeld worden. De verstilde beelden moeten tot leven komen. Een nooit verteld verhaal vertellen is alsof je voorzichtig begint te trekken aan een draad waaraan vervolgens geen einde komt. Die draad krijgt steeds meer vertakkingen en gaat een web vormen: een web van draden, verbindingen, lijnen, van gebeurtenissen, emoties en betekenissen. De betekenisgeving, interpretaties en conclusies zullen uiteindelijk herzien moeten worden. Het web dient ontrafeld en geordend te worden tot er een verhaal is, opgebouwd uit talloze puzzelstukjes. Pas wanneer een verhaal tot leven komt en geordend wordt, kan het een verhaal van jezelf worden, dan wordt het echt en krijgt het verhaal een eigen gezicht. Uiteindelijk zal het dan, als het misschien wel honderd keer – en elke keer weer iets anders – verteld is, een verhaal worden als alle andere verhalen. Het blijft waarschijnlijk een zeer verdrietig verhaal, maar verdrietige verhalen mogen er ook zijn. En voor verdrietige verhalen bestaat er troost. Misschien niet genoeg, maar alle beetjes helpen om de eenzaamheid te verdrijven.

Het vertelde verhaal moet ook een verhaal van emoties worden. Gevoelens worden nu niet verdrongen, maar zo veel mogelijk toegelaten en de lichamelijke reacties mogen er zijn. Misschien is het nodig om keer op keer die éne herinnering, dat specifieke beeld opnieuw te bekijken, te verwoorden, te doorvoelen, tot het op zijn plaats ligt. Het is niet eenvoudig om de juiste woorden te vinden. Niemandskinderen hebben vaak niet geleerd om zich goed uit te drukken, omdat er vroeger te weinig met hen gesproken werd. Ze leerden niet hoe ze hun gedachten het beste konden verwoorden en ze leerden evenmin hun emoties kennen, benoemen en verwoorden. Ze leerden emoties en zichzelf weg te stoppen. Natuurlijk is het dan niet gemakkelijk om jaren later alsnog de woorden te vinden die kunnen uitdrukken wat je hebt meegemaakt. En ook al zou je wel een talenwonder zijn, dan nog zijn sommige zeer ingrijpende zaken gewoonweg moeilijk onder woorden te brengen. Hoe beschrijf je iets, hoe noem je iets… welke woorden dekken de lading? Welke woorden zijn de juiste om datgene weer te geven wat jij precies bedoelt en hebt meegemaakt? Het is zo ontzettend belangrijk dat juist dit verhaal goed begrepen wordt.

Wanneer wel de juiste woorden worden gevonden en wanneer die – misschien voor het eerst – worden uitgesproken, kan het effect ervan overdonderend zijn. Sommige woorden kunnen als messen je ziel binnendringen en heftige emoties teweegbrengen. Dit is misschien ook wel nodig, en goed, maar het kan ook heel zwaar zijn. Schaamte kan je beletten om door te spreken – door de woorden worden verhalen waar en wordt de schaamte wakker! Woorden maken beelden en door die beelden worden weer nieuwe beelden opgeroepen, waardoor herinneringen en emoties overspoeld kunnen raken. Een niemandskind zei ooit: ‘Woorden snoeren mijn keel dicht, ze vliegen me naar de strot. Woorden kunnen mijn verhaal maken, maar ze kunnen mij ook breken.’

Woorden zijn uiteindelijk het gereedschap om het trauma hanteerbaar te maken, het voertuig om tot verwerking te komen.

Opboeren en herkauwen

Een belangrijk woord bij traumaverwerking is integreren. Dat betekent ‘het maken tot, of opnemen in, een groter geordend geheel’.41 Wanneer een verhaal nooit verwoord is, nooit emotioneel beleefd kon of mocht worden, kan het dus niet geïntegreerd worden en in een groter geheel opgenomen worden … in het geheel van verhalen en gebeurtenissen die dat leven en die specifieke persoon kenmerken.

Het verwerkingsproces van een nare jeugd wordt wel vergeleken met het verteren van voedsel bij een koe. Wanneer een koe eet, slikt ze al het gras door zonder het direct te verteren. Het gras wordt opgeslagen in een van de zeven magen. Vervolgens gaat de koe ergens op een rustig plaatsje liggen en haar voedsel opboeren en herkauwen. Op deze manier wordt het eten verteerd zodat het opgenomen kan worden in het lichaam. Waardevolle stoffen worden gebruikt en het afval, de mest dient weer een ander belangrijk doel in de totale voedselketen. Zo heeft alles zijn nut. Het doorslikken van het eten zonder te verteren en het opslaan daarvan in een van de magen is te vergelijken met een verdringingsproces bij mensen. De nare gebeurtenissen worden opgeslagen en opgeborgen in het bewustzijn (en ook in de maag) om later verteerd te kunnen worden. Wanneer iemand eraan toe is, gaat hij of zij het liefst naar een rustig plekje, net als een koe. Daar wordt de geschiedenis opgeboerd en met aandacht herkauwd, tot ze uiteindelijk verteerd is en opgenomen kan worden in het zelfbeeld, in de persoonlijkheid, in de grote verhalendoos van het leven.

Verteren kost tijd en rust en aandacht. Wanneer de koe alsmaar voortgejaagd wordt door het weiland, is dat slecht voor haar maag en voor het verteringsproces. Als Niemandskinderen zichzelf voortjagen door het leven, komen ze ook niet aan verwerken toe. Dan blijft die geschiedenis hun zwaar op de maag liggen.

Elk verhaal dat woorden heeft gekregen en tot leven is gekomen, bevat een les, een moraal, een boodschap wellicht. Van het verstilde verhaal kon niets worden geleerd, behalve misschien iets negatiefs. Het vertelde verhaal kan zijn boodschap duidelijk maken. Het verhaal van vernedering en onmacht kan herzien worden en de momenten van kracht en doorzettingsvermogen en overlevingsdrang kunnen nu beter in beeld komen. Daarom is een verteld verhaal een totaal nieuw en ander verhaal dan het niet vertelde. Een nieuw verhaal met een nieuwe betekenis en een nieuwe moraal.

Hoe lang dat verteren moet duren is moeilijk te zeggen. Het is in ieder geval geen af te bakenen proces, waarmee je bijvoorbeeld morgen besluit te beginnen en dat over precies drie maanden of drie jaar klaar is. Verwerken gaat in golfbewegingen. Soms ben je bezig met het verleden, dan weer staat de hele geschiedenis iets verder van je af en leef je meer in het nu.

Verwerken is dus het tegenovergestelde van dissociëren en verdringen, loochenen enzovoort. De feiten – hoe akelig ook – worden nu zo veel mogelijk op tafel gelegd en onder ogen gezien. De betekenis van die feiten wordt onderzocht: wat betekent het voor die verwaarloosde zoon dat zijn ouders niet naar hem hebben omgekeken? Wat betekent het voor die loyale dochter dat ze niet gewenst was? Wat betekent het voor die oudste van tien kinderen dat ze zo veel voor haar broertjes en zusjes heeft gezorgd? Wat betekent het voor het incestslachtoffer dat zij ondanks alles toch heel redelijk functioneert? De emoties worden nu niet weggedrukt, maar steeds meer toegelaten en geuit. De schade wordt onderzocht en hij of zij probeert een manier te vinden om met die schade op een zo goed mogelijke manier door te leven.

De feiten

Sommige Niemandskinderen gaan letterlijk op reis om hun verleden te onderzoeken. Ze gaan naar het huis waar ze opgroeiden, waar ze werden geboren en waar ‘het’ allemaal gebeurde. Op de plek des onheils komen herinneringen soms vanzelf. Anderen duiken in archieven om informatie te verzamelen, bijvoorbeeld informatie die duidelijkheid kan scheppen over het dubieuze verleden van vader, over het nsb-verleden van die verzwegen oom, over het raadselachtige overlijden van de jongste zus. Ze gaan misschien op zoek naar hun geboortegegevens: waarom werd ik afgestaan en in een pleeggezin geplaatst? Of ze gaan op bezoek bij verre ooms en tantes om alsnog de familiegeheimen boven water te krijgen. De zoektocht naar de feiten kan een belangrijke stap zijn in het verwerkingsproces. Want vage vermoedens, onduidelijkheden, tegenstrijdige verhalen helpen niet om zicht te krijgen op je geschiedenis. Als er bijvoorbeeld verhalen in de familie rondgaan dat vader fout was in de oorlog, maar het is niet zeker, dan kun je geen duidelijk beeld van hem krijgen en weet je misschien ook niet hoe je hem tegemoet moet treden. De verwarring daarover staat een goede en open verhouding met hem in de weg. Maar om iets te kunnen verwerken en te kunnen verteren moet je wel eerst weten wat er precies te verteren valt. Wanneer er veel grijze gebieden zijn in iemands geheugen of in iemands persoonlijke geschiedenis, dan vertoont de levenslooplijn breuken. Dat is niet bevorderlijk voor het zelfbeeld, maar ook niet voor het beeld van de toekomst. Want de toekomst ligt altijd in het verlengde van het verleden, welk verleden dan ook.

René (35)

Toen ik totaal vastgelopen was in mijn leven en ik hulp moest accepteren, ben ik samen met mijn therapeute mijn geschiedenis eens op een rij gaan zetten. Mijn levensverhaal hing als los zand aan elkaar. Ik wist nog wel flarden, maar haalde de hele boel door elkaar en er was voor mijzelf geen touw aan vast te knopen. Daardoor vond ik het ook moeilijk te begrijpen waarom ik in de problemen was gekomen, zei mijn therapeute. Samen met haar heb ik een soort boek gemaakt, met foto’s en al. Ik ben in alle kindertehuizen geweest waar ik heb gewoond, ik heb dossiers opgevraagd en ingezien. Ik ben heel veel over onze gezinsgeschiedenis te weten gekomen, mooie dingen die ik niet wist, maar natuurlijk ook veel nare dingen. Maar nu heb ik tenminste een verhaal. Ik bén iemand met een verhaal. Geen leuk verhaal misschien, maar het is wel míjn verhaal! Ik begrijp nu inderdaad beter waarom ik zo’n lastige jongen ben. En nu ik beter mijn geschiedenis in kaart heb, weet ik ook dat mijn toekomst niet kansloos is. Want weet je… ik heb ontdekt dat ik veel talenten van mijn vader heb geërfd. Ik ga alsnog een opleiding volgen, ik wil timmerman worden net als hij.

Beter iemand te zijn met een naar verhaal dan niemand te zijn zonder verhaal. En elk verhaal, hoe naar ook, is ook een verhaal van kracht, van mogelijkheden en talenten, alleen… dat moet je wel kunnen zien.

Caleidoscoop

Vaak vindt de speurtocht naar de feiten en de waarheid van Niemandskinderen niet buiten henzelf plaats, maar in henzelf, omdat de herinneringen en beelden onscherp en misschien tegenstrijdig zijn, maar vooral… omdat ze hun eigen herinneringen niet vertrouwen.

In hoofdstuk drie werd beschreven hoe afweermechanismen helpen de onverdraaglijke waarheid draaglijk te maken. De nare gebeurtenissen worden verdrongen, verwrongen, vertekend, verloochend, om zo te kunnen doorleven. Daarnaast wordt er meestal met de gezinsleden zelf en met de mensen buiten het gezin niet gesproken over datgene wat er voorvalt. Dit zwijgen maakt het verdringen makkelijker. Waar je niet over spreekt, is er ook niet echt… zo lijkt het.

En dan ineens door het ‘ontwaken’, door het ‘vallen van die trap’ of door het langzaam afdalen in die stinkende kelder, zijn er beelden, herinneringen die misschien haaks staan op het beeld dat Niemandskinderen van hun jeugd hebben gemaakt. Natuurlijk is het dan logisch dat ze die herinneringen en waarnemingen wantrouwen. Wanneer je lang gedacht hebt dat iets geel was, kun je niet ineens geloven dat iets blauw is. Toch kan de verwarring over wat ze zich precies herinneren heel naar zijn, omdat ze het gevoel kunnen hebben dat ze de andere gezinsleden te kort doen en hen misschien ten onrechte van iets beschuldigen.

Het kan ook zijn dat de gezinsleden zich nu heel aardig en lief gedragen, dat ervan hun destructieve gedrag niet veel meer over is. Dat kan niemandskinderen nog eens extra het gevoel geven dat ze het niet goed zien, dat ze zich misschien aanstellen.

Niet altijd is dat wat Niemandskinderen zich herinneren in overeenstemming met de feiten. Er is veel gezegd en geschreven over de (on)betrouwbaarheid van herinneringen en omdat getraumatiseerde mensen dat vaak weten, zijn ze extra beschroomd om over hun herinneringen te praten. Herinneringen zijn als een caleidoscoop en kunnen van kleur en vorm en daarmee van betekenis veranderen, wanneer je eraan draait. Het is van belang dat Niemandskinderen zichzelf toestaan elke herinnering op te halen, elk beeld of ‘foto’ van dichtbij te bekijken, te onderzoeken, erover te praten, zonder censuur. Ze hoeven niet bang te zijn voor het niet (zeker) weten, ze mogen onderzoeken! Uiteindelijk is dat de beste manier om een goed beeld te krijgen van de geschiedenis.

Het kan een tijd lang enorm belangrijk lijken om precies te weten wat er gebeurd is. Maar een te zeer vastbijten in elk detail kan ook weer nadelen hebben. Het gaat er meestal niet om hoe váák iets is gebeurd en wát er precíes gebeurd is, maar uiteindelijk toch meer over het algehele gevoel dat is ontstaan in je jeugd: het gevoel van vernedering, van miskenning, van verwaarlozing, van niets en niemand te zijn.

Mohamed (30)

Toen ik eindelijk begon te praten over mijn verleden en over mijn overleden ouders voelde ik me vreselijk schuldig. Mocht ik dat wel allemaal zeggen? Mocht ik ze wel beschuldigen en klopten mijn herinneringen wel, overdreef ik niet? Ze hadden toch ook wel iets goeds gedaan?Ik maakte hen zwart tegenover een wildvreemde, ik klapte uit de school, ze konden zich niet verdedigen, ze waren dood! Het heeft heel lang geduurd voordat ik vrijuit durfde te praten.

Ook kunnen Niemandskinderen gevoelens gaan wantrouwen. Vroeger werden de gevoelens verdrongen en zo langzamerhand komen die vrij, maar dat zijn ze niet gewend en ze kunnen zich dan gaan afvragen of het wel klopt wat ze voelen. Ze moeten ineens misschien huilen over iets waar ze in jaren niet moeilijk over gedaan hebben; hoe kan het nu dat ze ineens wel huilen?, vragen ze zich af.

Silvia (31)

Ik weet al heel lang dat toen ik geboren werd, ik niet gewenst was. Mijn moeder wilde geen kinderen meer, maar ze werd door mijn vader verkracht. Ze heeft me dat zonder schroom een keer verteld en ik vond dat eigenlijk wel eerlijk van haar. Maar toen mijn vriendin een kind kreeg en ik getuige was van die blijdschap, werd het me ineens pijnlijk duidelijk hoe naar het eigenlijk is om als kind niet gewenst te zijn. Ik vond het ineens zo sneu voor mezelf… ik moest vreselijk huilen en begreep er niets van. Maar nu snap ik dat beter. Zo klein nog en dan al niet gewenst! Ik realiseer me nu pas dat ik heel mijn leven lang me verontschuldigd heb voor het feit dat ik er ben… neem me niet kwalijk dat ik aandacht vraag… neem me niet kwalijk dat ik ruimte inneem! Als iemand anders op mijn tenen gaat staan, zeg ík: ‘Sorry!’

De emoties die vrijkomen kunnen heel heftig zijn. Het overmand worden door heftige, verwarrende, tegenstrijdige gedachten en emoties kan zo ernstig zijn dat Niemandskinderen letterlijk ‘onderuit’ gaan. Misschien kunnen ze tijdelijk niet meer werken of kunnen ze alleen nog maar huilen en nergens anders meer over praten. De gebeurtenissen van vroeger laten hen niet meer los. Ze zitten midden in hun geschiedenis en zijn als bezetenen alle brokstukken van hun jeugd naast elkaar aan het leggen. Ze proberen dat ene stukje hier te plaatsen, of daar, tot het op zijn plaats valt en ze weer een deel van hun geschiedenis beter in kaart hebben.

Leugens ontmaskeren en illusies verliezen… oog in oog staan met de harde realiteit is niet niks. Soms zijn ze bang dat al die heftige gevoelens en nare herinneringen en beelden alles kapot zullen maken. Blijft er nog wel wat heel van dat beeld dat ze van hun eigen jeugd hebben gemaakt? Alles wat destijds om welke reden dan ook verdrongen of vertekend werd, passeert nu de revue. Alles wat ze toen niet konden en wilden voelen, voelen ze nu. Alles wat ze toen niet wilden zien, zien ze nu. Alles wat ze toen niet konden of wilden weten, weten ze nu. Alles wat ze toen niet konden verdragen, moeten ze nu dragen. Afweer- en overlevingsmechanismen worden nu ontmanteld voorzover dat mogelijk en nodig is, en wat over blijft is de naakte waarheid. En naast de waarheid zit dat kind… dat verwonde kind. Het kind dat zijn ouders en de wereld aanklaagt: ‘Waarom hebben jullie dat gedaan…? Waarom hebben jullie niet ingegrepen?’ Eindelijk wordt dit kind gehoord en gezien… én begrepen, in de eerste plaats door de Niemandskinderen zelf.

Langzamerhand verdwijnen de spoken uit hun jeugd. Niet door ze te verjagen, maar door er licht op te laten schijnen. Door de dingen bij de naam te noemen, zullen die spoken verschrompelen, net als het duivelse mannetje Repelsteeltje in het gelijknamige sprookje overkwam toen hij bij zijn naam werd genoemd.

Er was eens een molenaarsdochter die voor de koning goud moest spinnen van stro. Toen ze huilend bij het spinnewiel zat verscheen en een klein mannetje. Die bood aan het voor haar te spinnen, maar dan moest hij haar halsketting krijgen. Zo gebeurde. Maar de koning wilde nog meer goud en weer kwam het mannetje. Nu wilde hij haar gouden ring en weer stemde ze toe. Zo ging dat een tijdje door. Het meisje trouwde met de koning maar moest het kleine mannetje haar eerste kind beloven in ruil voor zijn diensten. Toen het kind geboren werd en de koningin jammerde omdat ze het niet af wilde staan kreeg hij medelijden. Als ze zijn naam zou raden mocht ze het kind houden. Ze noemde heel veel namen op, maar steeds had ze het mis. Ze stuurde een bode door het land en toen die bij een klein huisje kwam, hoorde hij een klein mannetje een liedje zingen: ‘Heden bak ik, morgen brouw ik. Overmorgen haal ik het koningskind. Wat een geluk dat niemand weet dat ik Repelsteeltje heet.’ Toen het kereltje de volgende dag bij de koningin kwam, noemde ze hem bij de naam en toen verschrompelde hij en scheurde hij zichzelf in tweeën.42

Trauma’s verdwijnen niet door ze te bestrijden, niet door ze te negeren, niet door je erdoor te laten terroriseren, maar ze verschrompelen door ze onder ogen te zien en door erover te vertellen. Door alles te vertellen aan een medemens die het allemaal wil weten, wil horen, mee wil voelen en mee wil helpen dragen. Daar word je weer mens van. Dat helpt om je menselijke waarde en menselijke waardigheid weer terug te vinden. Zo wordt een Niemand een Iemand. Mens word je alleen weer in contact met anderen… doordat de ander je zíét.

Rouw

Asra (35)

En eindelijk werd ik stil… geen woorden meer. Mijn tranen vielen in jouw handen.

Mijn lichaam werd één groot verdriet, om wat ik niet gekend heb en verloren… en eindelijk werd ik stil… geen tranen meer… ik wil de ochtend vieren.

Wanneer de puzzelstukjes op hun plaats zijn gevallen, de naakte feiten op tafel liggen, de schade zichtbaar wordt, dan misschien is er pas ruimte voor verdriet. Puur verdriet. Rouwen over het nare verleden is een zeer belangrijke stap in het totale verwerkingsproces, maar ook vreselijk moeilijk, vooral voor Niemandskinderen. Zij hebben vroeger namelijk niet geleerd verdriet toe te laten, ze hebben niet geleerd om te rouwen, terwijl er toen al zoveel te rouwen was.

Er was eens een meisje van nog geen vijf jaar, dat haar beentjes ernstig had verbrand. Helaas is dit geen sprookje, maar een echt gebeurd verhaal. Haar moeder was even niet in de buurt, maar omstanders zagen het meisje branden en zetten haar in een emmer ijskoud water. Het meisje gaf geen kik… totdat haar moeder kwam, toen kon ze eindelijk huilen, brullen, uit volle borst… gelukkig. Maar stel nu dat moeder niet was gekomen? Dan had het meisje zich misschien nog veel langer groot gehouden, ze had op haar tanden gebeten, ze had zich vermand en anderen hadden haar misschien geprezen om haar flinke gedrag. Wanneer een jaar later weer iets ergs zou zijn gebeurd en moeder zou weer niet gekomen zijn, dan zou het meisje misschien nog beter weten hoe ze zich groot moest houden. Dit meisje zou uiteindelijk om niets meer kunnen huilen, niet meer om grote dingen, niet meer om kleine dingen, ze zou verleerd hebben hoe je moet rouwen.

Wanneer Niemandskinderen nare dingen meemaken is er geen of onvoldoende troost. Er zijn geen moeders om het kind te steunen en te troosten en er zijn geen vaders om het kind te stimuleren het verdriet toe te laten en te uiten. Veiligheid, steun, troost en aanmoediging om de gevoelens te uiten zijn belangrijke voorwaarden voor kinderen om te kunnen rouwen over klein en groot verdriet. Niemandskinderen hebben al deze voorwaarden moeten ontberen. Ze hebben zich hun hele leven vermand, tot ze uiteindelijk het verdriet bijna zijn vergeten. Ze weten vaak niet eens meer dat het er zit.

Wat valt er dan te huilen over vroeger? Genoeg…! Is het niet intens verdrietig dat Niemandskinderen nooit kind hebben kunnen zijn, dat ze vaderloos waren vanaf het moment dat vader hen misbruikte, dat ze moederloos werden op het moment dat moeder vader stimuleerde om ze maar eens goed af te ranselen, dat ze misschien getuige waren van ouders die elkaar naar het leven stonden, dag in dag uit. Is het niet vreselijk dat ze uit schaamte nooit vriendjes mee naar huis durfden te nemen? Is het niet in- en intriest dat ze zelf als kind hun zusje terroriseerden en daarmee hun onschuld verloren! Ze zouden in feite toch maanden kunnen huilen om alles wat er niet is geweest en om alles wat ze veel te vroeg ooit hebben verloren. Niemandskinderen hebben een zwembad vol tranen, maar ze weten het niet en ze huilen hun tranen ook niet.

Soms kunnen ze aan abnormaal heftige reacties afmeten dat ze zelf veel verdriet bij zich dragen. Dan gaan even de sluizen open, maar ze kunnen meestal geen verbinding leggen met hun eigen – nog onuitgesproken – verhaal.

Jessica (25)

Ik weet wel dat ik veel verdriet bij me draag, ik kan het soms merken aan mijn heftige reacties op onschuldige gebeurtenissen, maar ik weet alleen niet altijd waar dat verdriet van mijzelf over gaat. Dan huil ik, maar kan ik niet zeggen waarom. Ik zat laatst met mijn vriend bij V&D een kop koffie te drinken. Een paar tafeltjes verderop begon een kindje vreselijk te huilen. Ik raakte helemaal in paniek en wilde ernaartoe rennen, maar mijn vriend hield me tegen. Ik wilde per se weten waarom dat kindje zo moest huilen. ‘Misschien doen die ouders wel iets vreselijks met haar,’ riep ik tegen mijn vriend en ik begon prompt zelf te huilen… ik kon de hele middag niet meer stoppen. Mijn vriend heeft me maar laten huilen, we zijn daarna lekker samen in bed gekropen en in zijn armen ben ik uiteindelijk in slaap gevallen.

Tijdens een therapeutisch proces kan het verdriet om de ander verbonden worden met het eigen verdriet, zodat het alsnog begrepen wordt en zodat de eigen tranen alsnog kunnen stromen.

Jessica (vervolg)

Ik zag een klein wit hondje langs de snelweg lopen, toen ik van mijn werk terugkwam. Uit de auto gezet natuurlijk. Ik heb meteen mijn auto aan de kant geparkeerd en ben achter die hond aan gegaan, maar die was al bijna uit het zicht. Ik rende als een bezetene, helemaal in paniek, ondertussen vroeg ik me wel vaag af waar ik toch mee bezig was, maar ik kon niet stoppen met lopen, ik moest die hond zien te vangen. Uiteindelijk is dat niet gelukt, ik weet niet waar hij gebleven is, maar hij was ineens spoorloos. De hele avond was ik overstuur en ik heb alle asiels in de buurt afgebeld, maar nergens was een hond binnengebracht. Toen ik het aan mijn therapeut vertelde legde zij het verband met mijn eigen in-de-steek-gelaten-zijn. Het ligt zo voor de hand, maar ik was er toch niet zelf opgekomen… Het klopt wel, ja… toen moest ik weer vreselijk huilen, maar nu om mezelf.

Niemandskinderen zijn in hun jeugd vreselijk in de steek gelaten, soms letterlijk omdat ouders vertrokken, vaak figuurlijk omdat er niet naar hen omgekeken werd. In de steek gelaten worden, verlaten worden, kan geassocieerd worden met doodgaan. Met zelf doodgaan, of met het doodgaan van die ander, die je in de steek heeft gelaten. Wanneer een kind – letterlijk of psychologisch gezien – in de steek gelaten wordt, is er dus sprake van een heftige verlieservaring en zou het dus moeten rouwen, maar omdat degene die dat zou moeten begeleiden en zou moeten stimuleren er niet is, wordt er niet gerouwd, maar zo veel mogelijk doorgeleefd.

Lianne (45)

Altijd heb ik het gevoel gehad dat er op mijn derde iemand dood is gegaan, maar ik weet alleen niet wie. Ik heb in mijn familie eens rondgevraagd, maar er is niemand doodgegaan toen. Mijn therapeute denkt dat het te maken heeft met het feit dat ik ernstig ben mishandeld vroeger, dat begon zo rond mijn derde jaar. Ze denkt dat ik toen voor mijn gevoel m’n moeder ben kwijtgeraakt. Ik weet niet of dat klopt, maar ik weet wel dat ik heel slecht uit de voeten kan met alles wat met doodgaan te maken heeft. Ik ben voor mijn eigen dood spookbenauwd, maar ik ben ook steeds bang dat anderen, dierbaren om mij heen doodgaan. Ik ga nooit naar begrafenissen, want ik huil het hardst van iedereen, ook wanneer ik de overledene niet zo goed kende. Dat is gênant natuurlijk, ik zie ze dan denken: Wat heeft die?

Wanneer er naast het in de steek gelaten worden nog allerlei andere nare en complexe zaken voorvallen, rollen Niemandskinderen in feite van de ene complexe verlieservaring in de andere terwijl ze nooit getroost worden. Als een jong kind zijn liefdevolle moeder verliest door de dood en het heeft genoeg steun van zijn vader en zijn omgeving, kan het rouwen en verdriet hebben om dat verlies. Het zal gestimuleerd worden om dat verdriet te uiten. Natuurlijk is het verliezen van een liefdevolle moeder een ramp, maar rampzaliger is het wanneer je een moeder verliest doordat ze je misschien mishandelt. Ook dan gaat ze dood en het kind ook, psychologisch gezien. Maar er kan geen sprake van verdriet en rouw zijn, omdat moeder nog springlevend rondloopt en elke dag een bedreiging vormt. Het kind heeft geen tijd om te rouwen, maar moet waken, alert zijn op de volgende klap en misschien zijn broertjes en zusjes beschermen tegen haar gekte.

Bij Niemandskinderen is er dus altijd sprake van gestagneerde rouw. We spreken van uitgestelde rouw wanneer er op latere leeftijd alsnog gerouwd wordt om vroeger. Maar sommigen komen nooit aan rouwen toe. Vaak bestaat er een enorme angst voor alle gevoelens die bij rouwen horen, want rouwen gaat niet alleen over verdriet, maar ook over boosheid: ‘Waarom, waarom ik… het is niet eerlijk!’ Over wanhoop en machteloosheid: ‘Ik kan het niet terugdraaien… hoe kan ik leven met deze realiteit… wat móét ik met dit verhaal!’ Over verdriet… over alles wat er nóóit was en nóóit meer zal komen! Soms zijn mensen bang dat als ze eenmaal beginnen met huilen, ze er kapot aan zullen gaan, dat ze nooit meer zullen ophouden. Of ze hebben angst dat het verdriet en de boosheid alles kapot zullen maken, dat anderen zich van hen zullen afkeren, dat het verdriet alles zal verwoesten wat ze hebben opgebouwd. Verdriet kan verzengend zijn, eindeloos groot zijn, letterlijk hartverscheurend zijn. Verdriet kan verlammen en ontregelen en het wekt dan geen verbazing dat veel mensen geneigd zijn die emoties uit de weg te gaan.

Er kan zelfs sprake zijn van verzet tegen rouwen. Rouwen kan bijvoorbeeld als een teken van zwakte worden gezien – soms wordt het de dader niet gegund… ‘Ik laat me niet klein krijgen door hem… hij zal mijn tranen niet zien, hij mag niet weten hoe rot ik me voel… dan heb ik van hem verloren.’ Er kan ook uit wantrouwen jegens anderen niet gerouwd worden. Het wantrouwen dat de ander het verdriet toch niet serieus zal nemen, dat het tegen je gebruikt zal worden: ‘Huilebalk!’ Het kan ook uit liefde zijn dat Niemandskinderen hun tranen binnenhouden en niet willen rouwen, omdat ze niet willen dat hun ouders het merken, omdat ze hun ouders die confrontatie met hun verdriet willen besparen.

Maar… er zijn ook mensen die niet aan rouwen toekomen omdat ze wéér niet, ook nú niet, troostende woorden, troostende armen in hun huidige leven zullen aantreffen. Er is misschien niemand die hun verhaal wil horen en niemand die hen stimuleert om eindelijk maar eens te huilen… Niet alleen Niemandskinderen zijn bang voor verdriet, heel veel anderen zijn dat ook.

Wanneer Niemandskinderen in therapie gaan, zal een therapeut altijd proberen die gestagneerde rouw vlot te trekken als de tijd daar rijp voor is, maar voor sommigen blijft rouwen moeilijk. Meestal worstelen deze mensen met wrok en wraakgevoelens, tal van stemmingsproblemen, die kunnen variëren van prikkelbaarheid tot overdreven vrolijkheid, en vaak bestaan er ook veel lichamelijke klachten.

Wrok en wraak

Wanneer Niemandskinderen kunnen rouwen over hun verleden zullen ze uiteindelijk meestal niet verbitterd blijven, maar als de gevoelens blijvend worden onderdrukt of worden verdrongen, kunnen ze omgezet worden in haatgevoel, in wrokgevoelens en wraakfantasieën. Tijdens het verwerkingsproces is het heel normaal wanneer er wraak- en wrokgevoelens zijn. Wraakfantasieën hebben de functie om onrechtvaardigheid op te heffen, om de vernedering door de ander teniet te doen en er schuilt altijd de behoefte achter door de dader gezien te worden in het eigen aangedane leed. In de psyche van het Niemandskind is een verminkende wond geslagen en de enige manier om die wond te helen lijkt een effectieve wraakactie… de ander aandoen wat jou is aangedaan. De ander net zo treffen als jij getroffen bent, hem tot in z’n ziel kwetsen.

Maar hoe doe je dat? Niemandskinderen kunnen er nachten van wakker liggen: Hoe maak ik hem duidelijk dat hij/zij mij diep gekwetst heeft? Welke actie zou effect hebben? Moet ik het in de krant zetten, zal ik zijn werkgever bellen? Zal ik het contact verbreken? Hoe meer Niemandskinderen zich niet gezien en erkend voelen door de dader, des te heftiger zijn meestal de wraakfantasieën: ‘Mijn leven staat stil, maar mijn ouders leven gewoon verder…!’ Onder deze fantasieën schuilt meestal het verdriet en de machteloosheid over het gekwetst en dus kwetsbaar zijn, over de realiteit dat geen enkele wraakactie dat gevoel zal wegnemen, over het machteloze besef dat de geschiedenis niet valt terug te draaien.

Sharief (45)

Lichaam, ooit geschonden, diep verwond tot op het bot…

Vertrouwen, diep beschadigd, vaste grond besmeurd, besmet…

Schade, zo onzichtbaar, vreet zich een weg in mijn persoon…

Wraak kankert door als zoutzuur, tast de voegen aan van mijn bestaan.

Als je de tijd en de ruimte neemt voor de worsteling met al deze gevoelens en gedachten, als je erkent dat ze bij de verwerking horen, zullen het enorme verdriet en de boosheid en wraakgevoelens uiteindelijk minder worden. Onderdruk je die gevoelens, dan vergroot je juist het risico dat de wraakfantasieën ten uitvoer worden gebracht.

Na de fase van verwerking, van rouw en verdriet zal er ruimte komen voor plannen, voor nieuwe dingen… En wanneer het einde van die grote schoonmaak in zicht is, wordt het zomer – ook voor Niemandskinderen.