Epiloog

De stralen van de meizon winnen aan warmte. Ik wandel met Rolf over het strand. Het is nog fris, maar mijn jas is los. Boven me zweeft een vlieger, de kinderen die er mee spelen hebben dolle pret. Er lopen veel mensen op het strand, het seizoen is weer begonnen.

Wat een verschil met een half jaar geleden. De lucht is lichter, de schaduwen zijn korter. Er is de laatste maanden veel gebeurd. Alle twijfels die ik had zijn verdwenen. Het onderzoek was in januari helemaal afgerond, het proces startte in maart. Vorige maand is Jaap veroordeeld tot twaalf jaar voor doodslag. Voorbedachte rade kon niet bewezen worden. Hilde kreeg zes maanden voor diefstal van mijn post en omdat ze me in haar flat vasthield. Dat ze de foto van Sanne op mijn toestel had gezet speelde ook een rol bij het bepalen van haar straf.

Ik ben niet verhuisd. Ondanks alles wat er gebeurd is. Alex trok half december bij zijn zus in. Rolf is vaak bij mij, of ik bij hem. Het gaat goed tussen ons en het lijkt er zowaar op dat we een serieuze relatie hebben.

We lopen nu op het stuk strand, waar ik afgelopen herfst de zee, de palen en de zeemeeuw fotografeerde.

‘Ga daar eens staan,’ zeg ik tegen Rolf, en maak een foto van hem. Ik fotografeer veel tegenwoordig, om de slechte herinneringen te vervangen door goede.

‘Zeg schoonheid,’ zegt hij plotseling. ‘Waar gaan we eigenlijk op vakantie?’

‘Gaan we samen dan?’

‘Lijkt me wel, ik ga niet zonder je.’

Ik lach. ‘Oké. Ik wil wel naar New York.’

‘Nou nou, doe maar duur,’ zegt hij.

‘Oh, ik wil ook best naar Duitsland of Frankrijk, maar dan wordt het meteen zo burgerlijk. Dat is voor mensen die al jaren samen zijn, met twee komma vier kinderen en een golden retriever.’

‘Daar moeten we het dan ook eens over hebben,’ lacht hij.

Even schrik ik. We zijn pas zes maanden samen, hij zal toch niet?

‘Waarover?’ vraag ik met een onschuldig stemmetje.

‘Nou, zegt hij, ik heb altijd al een golden retriever willen hebben.’

‘Een echte?’

‘Ja, wat dacht jij dan?’

Ik houd mijn mond, glimlach schaapachtig.

‘Jij dacht aan samenwonen?’

Ik schud mijn hoofd.

‘Waar dan aan? Twee komma vier kinderen?’

‘Nee, ik dacht aan een labrador.’

Dan opeens pakt hij me op en draagt me naar de vloedlijn. ‘Hier zal je voor boeten,’ lacht hij en zwiert me boven het water heen en weer. Hij staat tot zijn knieën in de zee, als hij me laat vallen dan ben ik doorweekt.

‘Nog eens?’ vraagt hij. ‘Een labrador?’

‘Nee, twee komma vier kinderen. Vooral die komma vier spreekt me aan.’

Zijn handen laten me gaan, mijn voeten eerst. Het water spat op, mijn schoenen, sokken, jeans, alles is nat. De zee is koud. Toch moet ik lachen. Hij kust me.

‘Laten we gaan samenwonen,’ zegt hij, hij klinkt ineens ernstig. ‘We pendelen nu op en neer tussen jouw huis en mijn flat, op den duur gaat dat vervelen. Een huis dat helemaal van ons tweeën is, dat lijkt me wel wat.’

Hij heeft gelijk. Mijn huis zal altijd gedeeld zijn, met de studerende nerds, de nieuwe bovenbuurvrouw en wie er allemaal nog na hen mogen komen. Rolfs flat blijft een vrijgezellenwoning.

‘We zoeken iets nieuws,’ zeg ik. ‘Iets met een tuin en zonder huisgenoten.’

‘Iets met plek voor twee komma vier kinderen en een labrador,’ zegt hij lachend.

Ik hap niet, ook nu hoor ik een serieuze ondertoon in zijn stem.

‘Als je me één ding belooft,’ zeg ik.

‘En dat is?’

Ik kijk hem aan, recht in zijn blauwe ogen. Er is maar één ding belangrijk.

‘Dat je altijd met me blijft praten,’ zeg ik. ‘Dat het nooit stil wordt tussen ons.’

Hij lacht.

‘Ik zal zoveel met je praten, dat er een dag zal komen dat je me smeekt om stil te zijn.’

‘Hm, ik denk toch, dat ik je liever om iets anders smeek.’

‘Iets dat we hier kunnen regelen?’ Zijn blik dwaalt ondeugend richting de duinen.

‘Misschien,’ zeg ik. ‘Vanavond is ook vroeg genoeg.’

‘Kom,’ zegt hij hees, en trekt me mee aan mijn mouw. ‘We gaan die richting op en kunnen altijd nog zien of we het tot thuis halen.’ Hij wijst naar de duinovergang. Halverwege buigt er een pad af naar een verlaten duinpan. Zo zijn we vorige keer ook gelopen. Hand in hand wandelen we het duin op. Ik weet dat we het niet gaan halen tot we thuis zijn. We gaan het ook niet redden tot aan de auto, maar zolang we die duinpan bereiken, komt alles goed. Meer dan goed.