Hoofdstuk 15

Vader haalde eens diep adem. 'Nee, ' zei hij. 'Nee, ik denk niet dat iemand u ernaar zou vragen. Zo eenvoudig is dat. ' Hij verviel weer in een diep stilzwijgen.
'U denkt dat hem iets is overkomen, nietwaar?' vroeg miss Marple.
'Hij is nu al meer dan een week zoek, ' zei Vader. 'Hij is niet door een beroerte getroffen en op straat neergevallen. Hij ligt niet in het ziekenhuis omdat hij een ongeluk heeft gehad. Dus waar is hij dan wel? Zijn verdwijning is bekendgemaakt in de pers, maar er is nog niemand inlichtingen komen verstrekken. '
'Misschien hebben ze het niet gezien. Dat heb ik ook niet. '
'Het ziet er naar uit, het ziet er eigenlijk naar uit' -- Vader volgde zijn eigen gedachtengang -- 'alsof het zijn bedoeling was te verdwijnen. Zomaar hiervandaan te gaan midden in de nacht. U bent er volkomen zeker van, nietwaar?' vroeg hij op scherpe toon. 'U hebt het toch niet gedroomd?'
'Ik weet het absoluut zeker, ' zei miss Marple vastberaden.
Vader hees zich moeizaam uit zijn stoel.
'Ik zal maar eens met dat kamermeisje gaan praten, ' zei hij.
Vader trof Rose Sheldon aan bij haar werk, en nam haar pittig figuurtje waarderend op.
'Het spijt me dat ik u lastig moet vallen, ' zei hij. 'Ik weet dat onze rechercheur al met u gesproken heeft. Maar het gaat over die vermiste man, kanunnik Pennyfather. '
'O ja, meneer, een heel aardige man. Hij logeert hier vaak. '
'Verstrooid, ' zei Vader.
Rose Sheldon veroorloofde zich een discreet glimlachje.
'Laat eens even kijken. ' Vader deed alsof hij zijn aantekeningen raadpleegde. 'De laatste maal dat u kanunnik Pennyfather hebt gezien was... '
'Op die donderdagmorgen, meneer. Donderdag de negentiende. Hij zei tegen mij dat hij die nacht niet hier zou zijn, en misschien de volgende nacht ook niet. Ik geloof dat hij naar Geneve ging. Ergens in Zwitserland in ieder geval. Hij heeft mij twee overhemden gegeven die hij in de was wou doen en ik zei dat ze de ochtend van de volgende dag klaar zouden zijn. '
'En dat was de laatste keer dat u hem gezien hebt, he?'
'Ja, meneer. Ziet u, 's middags heb ik geen dienst. Ik begin weer om zes uur. Toen moet hij al weg zijn geweest, of in ieder geval beneden. In zijn kamer was hij niet. Hij had twee koffers achtergelaten. '
'Dat is zo, ' zei Vader. De inhoud van de koffers was onderzocht, maar dat had niets bruikbaars aan het licht gebracht. Hij vervolgde: 'Hebt u hem de volgende morgen geroepen?'
'Hem geroepen? Nee, meneer, hij was weg. '
'Wat deed u gewoonlijk - bracht u hem een kopje thee op bed? Zijn ontbijt?'
'Wel thee op bed, meneer. Hij ontbeet altijd beneden. '
'Dus u bent de volgende dag helemaal niet in zijn kamer geweest?'
'O jawel, meneer. ' Rose deed geshockeerd. 'Ik ben net als gewoonlijk in zijn kamer geweest. Om te beginnen heb ik zijn overhemden binnengebracht. En natuurlijk heb ik stof afgenomen. Wij nemen iedere dag in alle kamers stof af. '
'Was het bed beslapen?'
Ze staarde hem verbaasd aan. 'Het bed, meneer? O nee. '
'Lag het beddegoed door elkaar -- was het soms gekreukeld?'
Ze schudde het hoofd.
'En hoe stond het met de badkamer?'
'Er hing een vochtige handdoek, meneer, die gebruikt was, dat zal wel de avond ervoor zijn geweest. Hij heeft misschien zijn handen gewassen vlak voordat hij wegging. '
'En er was niets waaruit bleek dat hij in zijn kamer terug was geweest, misschien heel laat, na middernacht?'
Ze staarde hem verbijsterd aan. Vader deed zijn mond open en weer dicht. Of ze wist niets af van de terugkeer van de kanunnik, of ze was een volleerd toneelspeelster.
'Hoe was het met zijn kleren -- zijn pakken? Waren die ingepakt?'
'Nee, meneer, die hingen in de kasten. Hij had zijn kamer aangehouden, ziet u, meneer. '
'Wie heeft ze dan wel ingepakt?'
'Daar heeft juffrouw Gorringe opdracht toe gegeven, meneer. Toen de kamer nodig was voor die nieuwe dame die zou komen. '
Een eerlijk, samenhangend verhaal. Maar als die oude dame, die zei dat zij kanunnik Pennyfather om drie uur in de nacht van donderdag op vrijdag zijn kamer had zien verlaten, het bij het rechte eind had, dan moest hij op het een of andere tijdstip naar die kamer terug zijn gegaan. Niemand had hem het hotel zien binnenkomen. Had hij het om de een of andere reden opzettelijk vermeden gezien te worden? In de kamer had hij geen sporen achtergelaten. Hij was niet eens op het bed gaan liggen. Had miss Marple die hele geschiedenis dan gedroomd? Op haar leeftijd was dat best mogelijk. Hij kreeg opeens een idee.
'Hoe zat het met zijn vliegtuigkoffertje?'
'Wat blieft u, meneer?'
'Een klein koffertje, donkerblauw, van de B. E. A. of de B. O. A. C., dat moet u toch wel gezien hebben?'
'O, dat - ja, meneer. Maar dat zou hij natuurlijk wel meenemen naar het buitenland. '
'Maar hij is niet naar het buitenland gegaan. Hij is tenslotte helemaal niet naar Zwitserland gegaan. Dus moet hij het achtergelaten hebben. Of anders is hij teruggekomen en heeft het hier bij zijn andere bagage neergezet. '
'Ja -- ja -- ik denk -- ik weet het niet helemaal zeker -- ik geloof van wel. '
Volkomen instinctief kwam plotseling de gedachte bij Vader op: Daaromtrent hebben zij je niet geinstrueerd, wel?
Tot nu toe was Rose Sheldon kalm en flink geweest. Maar die vraag had haar van haar stuk gebracht. Daarop had zij het juiste antwoord niet geweten. Maar dat had zij wel horen te weten.
De kanunnik was met zijn koffertje naar het vliegveld gegaan en was vandaar weer weggestuurd. Als hij naar Hotel Bertram was teruggekomen, zou hij het koffertje bij zich hebben gehad. Maar miss Marple had het niet genoemd toen zij beschreven had hoe de kanunnik zijn kamer had verlaten en de trap af was gegaan naar beneden.
Vermoedelijk was het wel achtergelaten in de slaapkamer, maar was het niet in de kofferkamer gezet met de handkoffer. Waarom niet? Omdat de kanunnik naar Zwitserland heette te zijn gegaan?
Heel vriendelijk bedankte hij Rose en ging weer naar beneden.
Kanunnik Pennyfather! Wel een raadselachtig man, die kanunnik Pennyfather. Praatte een heleboel over zijn reis naar Zwitserland, verknoeide de zaak, zodat hij niet naar Zwitserland ging, kwam zo heimelijk terug naar zijn hotel dat niemand hem zag, en verliet het weer in het holst van de nacht. (Om waarheen te gaan? En om wat te doen?)
Zou verstrooidheid dit alles kunnen verklaren?
En zo niet, wat wilde kanunnik Pennyfather dan toch eigenlijk? En wat nog belangrijker was, waar zat hij?
Vanaf de trap bekeek Vader achterdochtig de mensen die in de conversatiezaal zaten, en vroeg zich af of er wel iemand bij was die werkelijk was wat hij scheen te zijn. Zo ver was hij nu al! Tamelijk oude mensen, mensen van middelbare leeftijd (niemand die erg jong was), aardige, ouderwetse mensen, die er bijna allemaal warmpjes bijzaten, en allemaal hoogst fatsoenlijk. Officieren, advocaten, geestelijken; een Amerikaans echtpaar bij de deur, een Frans gezin bij de haard. Niemand die er opzichtig uitzag, niemand die hier niet thuishoorde; de meesten genoten van een ouderwetse Engelse theemaaltijd. Zou er nu werkelijk iets absoluut mis kunnen zijn met een hotel dat ouderwetse theemaaltijden serveerde?
De Fransman maakte tegen zijn vrouw een opmerking die zeer toepasselijk was. 'Le Five o 'clock, ' zei hij. 'C'est bien anglais ga, n'est-ce pas?' Hij keek goedkeurend om zich heen.
Le Five o'clock, dacht Davy, terwijl hij door de openstaande deuren de Straat op ging. Die kerel weet niet dat 'le Five o'clock' zo dood is als een pier!
Buiten werden verscheidene enorme Amerikaanse klerenkoffers en handkoffers op een taxi geladen. Het scheen dat meneer en mevrouw Elmer Cabot op weg gingen naar Hotel Vendome, te Parijs.
Naast hem, op de stoeprand, gaf mevrouw Elmer Cabot haar mening te kennen aan haar echtgenoot.
'De Pendleburys hadden volkomen gelijk wat dit hotel betreft, Elmer. Het is gewoon Oud-Engeland. Zo echt uit de tijd van Edward de Zevende. Ik heb zo'n gevoel dat Edward de Zevende hier elk ogenblik naar binnen zou kunnen wandelen en gaan zittten om zijn middagthee te gebruiken. Ik wil hier volgend jaar weer heen, dat ben ik echt van plan. '
'Als we een miljoen dollar over hebben, ' zei haar echtgenoot droogjes.
'Nou, Elmer, zo erg was het nu ook weer niet. '
De bagage was opgeladen, de lange portier hielp hen bij het instappen en mompelde zachtjes: 'Dank u wel, meneer, ' toen meneer Cabot het verwachte gebaar maakte. De taxi reed weg. De portier besteedde nu aandacht aan Vader.
'Taxi, meneer?' Vader keek naar hem op.
Meer dan zes voet lang. Knappe kerel. Enigszins aan lager
wal. Ex-militair. Een heleboel medailles, waarschijnlijk echt. Een beetje onbetrouwbaar? Drinkt te veel.
Hardop zei hij: 'Ex-militair?'
'Ja, meneer, Ierse garderegiment. '
'De Militaire Medaille, zie ik. Waar heb je die gekregen?'
'Birma. '
'Hoe heet je?'
'Michael Gorman. Sergeant. '
'Goed baantje hier?'
'Het is hier rustig. '
'Had je niet liever in het Hilton Hotel gewerkt?'
'Nee, meneer. Ik mag het hier wel. Er komen hier aardige mensen, en ook een heleboel heren die naar de paardenrennen gaan -- naar Ascot en Newbury. Die hebben mij zo af en toe een heel goede tip gegeven. '
'Aha, je bent dus een Ier en een gokker, nietwaar?'
'Och, meneer, wat is het leven zonder een gokje?'
'Rustig en saai, ' zei hoofdinspecteur Davy. 'Net zoals het mijne. '
'O ja, meneer?'
'Kun jij raden wat mijn beroep is?' vroeg Vader.
De Ier grinnikte. 'Ik hoop dat u niet beledigd bent, meneer, maar als ik mocht raden dan zou ik zeggen dat u een smeris was. '
'Meteen raak, ' zei hoofdinspecteur Davy. 'Herinner je je kanunnik Pennyfather?'
'Tja, kanunnik Pennyfather. Ik geloof niet dat ik die naam ooit gehoord heb. '
'Een oude geestelijke. '
Michael Gorman lachte. 'Och, meneer, je valt hier over de geestelijken. '
'Deze is van hieruit verdwenen. '
'O, die!' De portier scheen enigszins van zijn stuk gebracht.
'Kende je hem?'
'Ik zou hem me niet herinneren als de mensen mij niet zoveel vragen over hem hadden gesteld. Alles wat ik weet is dat ik hem in een taxi heb gezet en dat hij naar de Atheneum Club is gegaan. Dat is de laatste keer dat ik hem gezien heb. Iemand heeft me verteld dat hij naar Zwitserland is gegaan, maar ik heb gehoord dat hij er nooit is aangekomen. Het lijkt wel of hij verdwaald is. '
'Je hebt hem niet later op die dag gezien?'
'Later? Nee, beslist niet. '
'Hoe laat ben je vrij?'
'Half twaalf. '
Hoofdinspecteur Davy knikte, weigerde een taxi en liep langzaam door de Pond Street. Een auto scheerde hem voorbij vlak langs de stoeprand, en stopte met hevig remmengeknars voor Hotel Bertram. Hoofdinspecteur Davy draaide zich kalm om en nam de nummerplaat eens op. FAN 2266. Dat nummer kwam hem vaag bekend voor, hoewel hij het niet direct thuis kon brengen.
Langzaam liep hij weer terug. Nauwelijks had hij de ingang bereikt of de bestuurder van de auto, die enkele ogenblikken tevoren naar binnen was gegaan, kwam alweer naar buiten. Hij en de auto pasten goed bij elkaar. Het was een witte racewagen, glanzend, gestroomlijnd. De jongeman had een scherp, hazewindhondachtig voorkomen, met een knap gezicht, en een lichaam waar geen ons vlees te veel op zat.
De portier hield de deur van de auto open, de jongeman sprong erin, gooide de portier een muntstuk toe, en reed weg met machtig motorgeronk.
'Weet u wie hij is?' zei Michael Gorman tegen Vader.
'Hij rijdt gevaarlijk, in ieder geval. '
'Ladislaus Malinowski. Heeft twee jaar geleden de Grand Prix gewonnen -- wereldkampioen was hij. Vorig jaar heeft hij een lelijk ongeluk gehad. Ze zeggen dat hij nu weer helemaal beter is. '
'Vertel mij nou niet dat hij in Hotel Bertram logeert. Dat past nu helemaal niet bij hem. '
Michael Gorman grinnikte. 'Hij logeert hier niet, nee. Maar zijn vriendin wel. ' Hij knipoogde.
Een hotelknecht met een gestreept voorschoot kwam naar buiten met nog meer luxueuze Amerikaanse reisbagage.
Vader stond verstrooid toe te kijken hoe die in een gehuurde Daimler werd geborgen, terwijl hij trachtte zich te herinneren wat hij wist van Ladislaus Malinowski. Een roekeloze kerel - men zei dat hij iets had met de een of andere bekende vrouw -- hoe heette die ook alweer? Nog steeds starend naar een elegante klerenkoffer, draaide hij zich half om om weg te gaan, maar veranderde van gedachten en ging het hotel weer binnen.
Hij liep naar de receptie en vroeg juffrouw Gorringe om het gastenboek. Juffrouw Gorringe was bezig met de vertrekkende Amerikanen, en schoof hem het boek toe langs de balie. Hij sloeg de bladzijden om. Lady Selina Hazy, Little Cottage, Merryfield, Hants. De heer en mevrouw Hennessey King, Elderberries, Essex. Sir John Woodstock, Beaumont Crescent 5, Cheltenham. Lady Sedgwick, Hurstings House, Northumberland. De heer en mevrouw Elmer Cabot, Connecticut. Generaal Radley, The Green 14, Chichester. De heer en mevrouw Woolmer Pickington, Marble Head, Connecticut. La Comtesse de Beauville, Les Sapins, St. Germain-en-Laye. Miss Jane Marple, St. Mary Mead, Much Benham. Kolonel Luscombe, Little Green, Suffolk. Mevrouw Carpenter, mejuffrouw Elvira Blake. Kanunnik Pennyfather, Pastorie, Chadminster. Mevrouw Holding, juffrouw Holding, juffrouw Audrey Holding, het Slot, Carmanton. De heer en mevrouw Ryesville, Valley Forge, Pennsylvania. De hertog van Barnstable, Doone Castle, N. Devon... Een doorsnede van het soort mensen dat in Hotel Bertram logeerde. Ze vormden een soort patroon, vond hij...
Toen hij het boek dichtsloeg, viel zijn oog op een naam op een van de voorafgaande bladzijden. Sir William Ludgrove.
Rechter Ludgrove, die door een reclasseringsambtenaar gezien was vlak bij het toneel van een bankoverval. Rechter Ludgrove -- kanunnik Pennyfather -- beiden geregelde gasten van Hotel Bertram...
'Ik hoop dat uw thee u goed gesmaakt heeft, meneer?' Dat was Henry, die achter hem stond. Hij sprak op hoffelijke toon, met de lichte bezorgdheid van de volmaakte gastheer.
'De beste die ik in jaren gehad heb, ' zei hoofdinspecteur Davy.
Hij herinnerde zich dat hij nog niet betaald had. Hij probeerde dit te doen, maar Henry maakte een afwerend gebaar.
'O nee, meneer. Men heeft mij gezegd dat uw thee voor onze rekening was. Opdracht van meneer Humfries. '
Henry verwijderde zich. Vader wist niet helemaal zeker of hij Henry een fooi had moeten aanbieden of niet. Het ergerde hem, te bedenken dat Henry het antwoord op dat sociale probleem veel beter wist dan hij!
Terwijl hij de straat doorliep, bleef hij plotseling staan. Hij haalde zijn notitieboekje voor de dag en noteerde een naam en een adres -- geen tijd te verliezen. Hij ging een telefooncel binnen. Hij waagde het erop. Wat er ook ging gebeuren, hij zou die ingeving volgen.